Beleidsregels juridische handhaving gemeente Texel

Het college van burgemeester en wethouders van Texel, respectievelijk de burgemeester van Texel, ieder voor zover het betreft de eigen bevoegdheden;

 

Gelet op

artikel 1:3, lid 4 en titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

 

Overwegende

dat het gewenst is beleidsregels vast te stellen te behoeve van de juridische handhaving;

 

Besluit

Vast te stellen de Beleidsregels juridische handhaving gemeente Texel.

1 Inleiding

 

Het college en -in voorkomende gevallen- de burgemeester zijn verantwoordelijk voor het naleven van de regels op Texel. Implicatie hiervan is dat handhavend moet worden opgetreden als overtredingen worden geconstateerd of anderen de gemeente aanspreken op naleving van de regels.

In het “Visiedocument vergunningverlening, toezicht en handhaving fysieke leefomgeving gemeente Texel” dat het college in november 2017 heeft vastgesteld is een aantal uitgangspunten vastgelegd, die zijn samengevat in het motto:

We doen de goede dingen en we doen ze goed!

 

Ook bij de juridische handhaving moet dit motto een vertaalslag krijgen naar de daadwerkelijke uitvoering. De hier geformuleerde beleidsuitgangspunten hebben dat doel. Effectieve en efficiënte uitvoering van de handhaving en een prioriteitstelling die recht doet aan de waarden en principes van Texel.

De hier geformuleerde uitgangspunten zijn beleidsregels in de zin van artikel 1:3 lid 4 en titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit wil zeggen dat zij worden toegepast, tenzij in het besluit zelf een andere motivering is opgenomen, onder verwijzing naar bijzondere omstandigheden.

De beleidsuitgangspunten worden jaarlijks, bij de jaarverslaglegging, geëvalueerd en waar nodig aangepast aan nieuwe inzichten en ontwikkelingen.

 

Daar waar in deze beleidsregels wordt gesproken over het college, moet daarvoor in de plaats de burgemeester worden gelezen wanneer de bevoegdheid tot handhaving bij de burgemeester berust.

 

Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op overtredingen van de Drank- en Horecawet, hoofdstuk 2, afdeling 8 van de Algemene Plaatselijke Verordening, en Titel VA van de Wet op de Kansspelen. Hiervoor zijn afzonderlijke beleidsregels vastgesteld (Handhavingsmatrix horeca).

2 Bestuursrechtelijke handhaving algemeen

 

Het belangrijkste middel om overtreding van de regels te kunnen aanpakken is bestuursrechtelijke handhaving. Het gaat hier om de bestuursrechtelijke sanctie als bedoeld in artikel 5:2, lid 1, onder a, Awb.

Daarvoor kennen we twee instrumenten die het college naar eigen inzicht kan toepassen: de last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang. Dit zijn herstelsancties als bedoeld in artikel 5:2, lid 1, onder b, Awb, uitgewerkt in respectievelijk de afdelingen 5.3.1 en 5.3.2 Awb.

Beide instrumenten dienen hetzelfde doel: het voorkomen en/of ongedaan maken van overtredingen. Beide instrumenten kunnen even effectief zijn. Wel is het zinnig om algemene uitgangspunten vast te leggen om te beoordelen welk instrument in het algemeen het meest efficiënt is. Dus met de minste bestuurslasten kan worden toegepast.

Met nadruk wordt erop gewezen dat in het concrete geval van deze uitgangspunten kan worden afgeweken als dat naar het oordeel van het college nodig is.

3 Last onder dwangsom

 

Wanneer een last onder dwangsom?

Dwangsom bij:

Voorkeur dwangsom:

Bijzonderheden

Illegale bouw

Ineens

 

Illegaal gebruik

Tijdseenheid/overtreding

 

Maatregelen t.b.v. brandveiligheid

Ineens

Behoudens acute noodzaak

Woningaanschrijving ernstige gebreken

Ineens

 

Tegengaan toekomstig illegaal gebruik

Per overtreding of ineens

Alleen als aantoonbaar

Incidentele en repeterende overtredingen

Per overtreding

 

Alle overige overtredingen

Ineens

 

 

Als uitgangspunt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom, geldt dat de dwangsom tenminste het voordeel moet compenseren dat de overtreder bij de overtreding heeft. Om voldoende stimulans te kunnen bieden de overtreding ongedaan te maken, zal het berekende voordeel met een factor twee worden vermenigvuldigd.

Als een dwangsombeschikking het ongedaan maken van meerdere overtredingen omvat, dan wordt per overtreding een dwangsom opgelegd en de hoogte dan ook per overtreding bepaald.

 

Ter wille van de efficiency zal bij voorkeur een dwangsom ineens worden opgelegd om overtredingen ongedaan te maken. Bij illegaal gebruik dat niet structureel plaatsheeft, is een dwangsom per gesignaleerde overtreding in het algemeen het meest efficiënt.

Invordering en invorderingsbeschikking

Uitgangspunt is dat verbeurde dwangsommen ook daadwerkelijk worden ingevorderd. Van invordering zal in ieder geval nooit worden afgezien als de overtreding niet ongedaan gemaakt is.

In artikel 5:37 lid 2 Awb is een aanvullende regeling opgenomen voor de invordering van de dwangsom, de invorderingsbeschikking. Het bestuursorgaan geeft ook een beschikking omtrent invordering van de dwangsom, als een belanghebbende daarom verzoekt. Ook hier zal het college er te allen tijde naar streven dat dit niet nodig is, door slagvaardig zelf in te vorderen. Toezicht en Handhaving zal hiertoe zelf de invordering blijven monitoren.

4. Last onder bestuursdwang

 

Wanneer een last onder bestuursdwang?

Bestuursdwang bij:

Termijn:

Effectueren:

Bijzonderheden:

Kleine overtredingen

Zo kort mogelijk (max 6 wk)

Meteen na termijn

Bezwaar/beroep niet afwachten

Als onmiddellijk optreden is vereist

Geen

Onmiddellijk

Acuut gevaar, schade, lozingen etc.

Stilleggen van de bouw

Geen

n.v.t.

Maatregelen i.c.m. dwangsom

Overtreding brandveiligheidsvoorschriften

Kort

Meteen na termijn

Gevaarzetting, niet levensbedreigend

Als geen overtreder bekend is

Zie prioriteitstelling

Na bezwaar/ beroep

Zeer incidenteel

Groot gevaar precedentwerking

Zie prioriteitstelling

 

 

 

Kleine overtredingen

Overtredingen die eenvoudig door het college en tegen lage kosten ongedaan kunnen worden gemaakt. Voorbeelden hiervan zijn:

• illegale reclamevoeringen op gemeentegrond;

• erfafscheidingen en andere vergelijkbare bouwwerken;

• illegale uitstallingen op gemeentegrond.

Bij toepassing van dwangsommen wordt soms jaren geprocedeerd om deze onbeduidende zaken ongedaan te maken met alle bestuurslasten van dien. Bestuursdwang kan meteen worden geëffectueerd nadat de termijn voor de lastgeving is verstreken.

Bij zeer kleine overtredingen zal worden beoordeeld of afgezien wordt van invordering. Het verwijderen van kleine bouwwerkjes kost hooguit een paar honderd euro, terwijl de kosten van invordering van dit bedrag een veelvoud daarvan kunnen zijn.

 

Onmiddellijk optreden is vereist

Als sprake is van gevaarzetting, grote gezondheidsrisico’s en/of onomkeerbare aantasting van waarden is onmiddellijk optreden vereist. Denk bijvoorbeeld aan bouwen in strijd met de vergunning, asbestsloop, onaanvaardbare verontreiniging en lozingen of dreigende vernietiging van natuur- of archeologische waarden. In dergelijke gevallen is het stilleggen van de werkzaamheden de aangewezen weg. Als maatregelen moeten worden getroffen om de situatie veilig en/of in overeenstemming met de vergunning te brengen wordt het stilleggen gecombineerd met een dwangsom om die maatregelen af te dwingen.

Uiteraard moet ook bij spoedshalve bestuursdwang het uitgangspunt zijn dat de overtreder de kosten draagt, maar voorkomen moet worden dat niet of niet tijdig maatregelen getroffen worden omdat niet duidelijk is wie de kosten moet dragen. Dan dient het college eerst zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en daarna te bezien wie de kosten moet dragen. Uiteraard zal in veel gevallen duidelijk zijn wie overtreder is, maar ook als dat niet het geval is moet actie worden ondernomen.

 

Geen of onbekende overtreder

Een dwangsom mag alleen worden opgelegd aan de overtreder. Soms is echter de overtreder niet (meer) degene die het in zijn macht heeft de overtreding ongedaan te maken. En degene die dat wel heeft is geen overtreder. In dergelijke gevallen is bestuursdwang het aangewezen instrument. Ook als de overtreder onbekend is kan -uiteraard- geen last onder dwangsom worden opgelegd. De last onder bestuursdwang is ook dan het aangewezen instrument. Daarbij moet wel worden benadrukt dat kostenverhaal dan ook onmogelijk is.

 

Groot gevaar van precedentwerking

Als een overtreding een trend in gang kan zetten die op grotere schaal navolging zal krijgen is bestuursdwang de aangewezen weg. Daarbij zal nadrukkelijk ook worden bezien welke communicatie noodzakelijk is om andere potentiële overtreders duidelijk te maken dat dit niet is toegestaan.

 

Voorbereiden van de bestuursdwang

De last onder bestuursdwang vraagt meer voorbereiding dan het opleggen van een dwangsom. Op voorhand moet al nagedacht zijn over de vraag hoe de gemeente zal gaan optreden. Aandacht voor de volgende aspecten:

  • 1.

    Welke feitelijke maatregelen moeten worden getroffen om de overtreding op de minst belastende wijze ongedaan te maken?

  • 2.

    Is gemeente in staat zelf de maatregelen te treffen als geen gehoor wordt gegeven aan de last? Eventueel overleg met Gemeentewerken.

  • 3.

    Is hiervoor de inzet van externe partijen noodzakelijk? Zo ja, dan dient de inzet daarvan al besproken te zijn voordat de aanschrijving uitgaat. Zodra de verwachting bestaat dat aan de aanschrijving geen gevolg zal worden gegeven moet een aantal voorbereidingshandelingen worden opgestart. Hierbij moet worden gedacht aan:

    • a.

      aannemers om werkzaamheden uit te voeren (zo mogelijk t.b.v. effectuering 3 offertes vragen);

    • b.

      politie;

    • c.

      toezichthouders.

  • 4.

    Is opslag van goederen noodzakelijk? Zo ja, dan dient ook deze opslag te zijn geregeld voordat de bestuursdwangaanschrijving kan worden geëffectueerd. Opslag door de gemeente mag niet leiden tot strijd met de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan.

  • 5.

    Moeten gebouwen binnengetreden worden? Zo ja, is een en ander goed voorbereid? Hiervoor wordt een checklist gehanteerd.

  • 6.

    Moet voor de uitvoering van de werkzaamheden gebruik gemaakt worden van het erf van derden? Zo ja, dan is de plaagstrokenregeling van toepassing. Behoudens spoedeisende gevallen is een aanzegging nodig. Ook moet eventuele schade worden vergoed (artikel 5:27 lid 6 Awb). Inventarisatie vooraf én achteraf (incl. digitale foto’s of video) zal plaatsvinden om ongerechtvaardigde claims te voorkomen.

  • 7.

    Van de voorbereiding wordt een dossier bijgehouden dat bij kostenverhaal kan worden gebruikt. Uitgangspunt is dat altijd kostenverhaal zal plaatsvinden. Dit zal dan ook (moeten) worden aangegeven in de last.

 

Toepassingsbeschikking

Op grond van artikel 5:31a Awb kan zowel degene die het college heeft verzocht handhavend op te treden als ook een andere belanghebbende verzoeken de bestuursdwang ook daadwerkelijk toe te passen. Uiteraard kan dit verzoek pas worden gedaan nadat de begunstigingstermijn is verstreken. Het college is dan verplicht binnen vier weken op dit verzoek te beslissen.

Beleidsuitgangspunt is dat, behoudens bijzondere omstandigheden, de effectuering van de bestuursdwang uiterlijk zal plaatsvinden binnen vier weken na afloop van de begunstigingstermijn, zodat de noodzaak om dergelijke verzoeken in te dienen zal ontbreken. Zijn er bijzondere omstandigheden dan zijn die uiteraard ook de motivatie voor de afwijzing.

Tegen deze beslissing staat bezwaar en beroep open. Inhoud van deze beslissing zal in de meeste gevallen (moeten) zijn de aankondiging wanneer de effectuering daadwerkelijk zal plaatsvinden.

 

5. Prioriteitsstelling

 

De capaciteit om overtredingen aan te pakken kent grenzen. Dat maakt het noodzakelijk om een afwegingskader voor termijnstelling in deze nota op te nemen. De termijnstelling dient ertoe om de afhandelingsduur van geconstateerde overtredingen te organiseren. Aandachtspunt daarbij is wel dat eventuele aanvragers binnen acht weken een kennisgeving dienen te ontvangen hoe met hun verzoek wordt omgegaan. Voor de termijnstelling wordt de volgende categorie-indeling gehanteerd.

 

Spoedshalve bestuursdwang

Direct optreden is vereist wegens acute veiligheids- of gezondheidsrisico’s, het gevaar van onomkeerbare schade aan belangrijke waarden en grote maatschappelijke onrust of een combinatie van deze factoren.

Start handhavingstraject direct.

 

Hoge prioriteit

Snel optreden is noodzakelijk omdat de overtreding op kortere of langere termijn veiligheids- en gezondheidsrisico’s oplevert, de overtreding direct leidt tot ernstige aantasting van omgevings- of milieuwaarden, sprake is van grote hinder en overlast voor de omgeving of een flagrante schending betekent van het bestuurlijk gezag of een combinatie van deze factoren.

Start handhavingstraject < vier weken.

 

Hogere prioriteit

Optreden is noodzakelijk omdat de overtreding direct of indirect leidt tot aantasting van omgevings- of milieuwaarden, hinder en overlast of een aantasting van recreatieve of cultuurhistorische waarden oplevert of een combinatie van deze factoren.

Start handhavingstraject < 12 weken.

 

Lage prioriteit

De overtreding leidt tot een zekere aantasting van omgevings- en/of recreatieve waarden of een geringe aantasting van milieu- of cultuurhistorische waarden, of leidt tot precedentwerking.

Start handhavingstraject < 26 weken.

 

Geen prioriteit

Dit betreft bagatelzaken. De overtreding is in strijd met geldende wet- en regelgeving, maar levert geen substantiële risico’s op, of slechts risico’s die de overtreder zelf kunnen treffen. Er is geen sprake van opzet. Geen handhavingstraject. Kennisgeving dat overtreding is geconstateerd, zonodig wijzen op risico’s. Optreden alleen bij handhavingsverzoeken, streven naar legalisering.

Kennisgevingen binnen 8 weken.

 

In onderstaande tabel is de prioriteitenstelling samengevat. Op basis van deze tabel kan voor elke overtreding de prioriteit worden bepaald. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de waardering van de risico’s in de concrete situatie altijd een subjectief element zal bevatten. Waar nodig wordt in het (voorgenomen) besluit verantwoord waarom voor deze prioriteit is gekozen.

*) Dit is het geval als de overtreder wordt aangeduid als calculerend of een bewuste en structurele overtreder, de categorieën C en D uit de LHS.

 

Prioriteit

Risico’s

 

Veiligheid

Gezondheid

Omgevings-waarden

Hinder

En

overlast

Recreatieve

waarden

Cultuur

Historische waarden

Precedent

werking

Aanvullend

4.

acuut

acuut

onomkeerbaar

zeer groot

-

-

-

 

3.

ja

ja

groot

groot

goot

-

-

Ondermijnen bestuurlijk gezag

2.

-

-

ja

ja

ja

-

-

 

1.

-

-

gering

-

gering

ja

ja

 

0.

-

-

-

-

-

gering

-

 

 

Die verantwoording is vooral van belang bij relatief ondergeschikte overtredingen waarop een handhavingsverzoek is ingediend omdat hier de beginselplicht tot handhaving om de hoek komt. Er is jurisprudentie die deze beginselplicht nuanceert*: “handhavend optreden (kan) zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien”. Maar bijzondere zorgvuldigheid is dan wel geboden en die “concrete situatie” moet dan wel zorgvuldig worden beoordeeld.

*) Zie bijvoorbeeld LJN: AZ0803, Raad van State , 200510357/1. zie ook Gem.st. 8 september 2007 No. 7279.

6. Begunstigingstermijnen

 

De begunstigingstermijn is de termijn die de overtreder wordt gegeven om de overtreding ongedaan te maken, alvorens de dwangsom wordt verbeurd of de bestuurdwang wordt uitgevoerd. Die termijn moet redelijk zijn.

 

Uit vaste jurisprudentie blijkt dat deze termijn zo moet worden gekozen dat de overtreder voldoende tijd heeft om de overtreding ongedaan te maken of ongedaan te laten maken. Als een derde ingeschakeld moet worden, dan zal tevens een zekere voorbereidingstijd moeten worden meegerekend om het vragen van offertes en het verlenen van de opdracht mogelijk te maken. Het naleefgedrag van de overtreder mag bij het bepalen van de begunstigingstermijn in principe geen rol spelen. Immers, het doel van bestuursrechtelijke handhaving is om de overtreding ongedaan te maken, niet om te straffen. Dat naleefgedrag kan er wel toe leiden dat gelijktijdig met het inzetten van de bestuurlijke handhaving ook aangifte wordt gedaan om een strafrechtelijk traject in te zetten.

Per geval zal hierover uiteraard een afweging moeten worden gemaakt. De termijnen zullen daarbij uiteraard ook langer moeten zijn naarmate de werkzaamheden om de overtreding ongedaan te maken uitvoeriger zijn.

 

In het algemeen zal de termijn waarbinnen aan een aanschrijving of lastgeving moet worden voldaan nooit korter gesteld worden dan 18 weken * na de dag van het verzenden van het besluit.

 

Indicatief wordt onderstaand overzicht gebruikt bij het vaststellen van de begunstigingstermijn.

Aard van de overtreding

Begunstigingstermijn

Opmerkingen

4. Aanzienlijke gevolgen of dreiging

Geen termijn, spoedshalve bestuursdwang. Of korte termijn waarna meteen optreden.

 

3. Gevolgen voor belangrijke waarden

Afdoening 18 weken of zoveel eerder als redelijkerwijs mogelijk. Verruiming alleen bij bijzondere omstandigheden

 

2. Effecten zijn beperkt

Afdoening 18 weken.

Verruiming in overleg mogelijk

Termijn korter als overtreding eenvoudig ongedaan kan worden gemaakt.

1. Vrijwel nihil of zeer laag

Afdoening 18 weken. Verruiming in overleg mogelijk.

Termijn korter als overtreding eenvoudig ongedaan kan worden gemaakt.

0. Bagatel, regel overtreden maar geen effect

Streven naar legalisering.

Termijn 18 weken

Optreden alleen noodzakelijk als handhavingsverzoek.

Van deze termijnstelling kan gemotiveerd worden afgeweken. Dat kan bijvoorbeeld bij overtredingen die eenvoudig ongedaan kunnen worden gemaakt of als er andere urgente redenen zijn. Deze worden in het handhavingsbesluit dan genoemd.

*) De logica hierachter: de overtreder heeft zes weken om bezwaarschrift in te dienen. Daarna geldt een termijn van twaalf weken om de heroverweging op het bezwaarschrift te maken. In voorlopige voorzieningen hanteert de bestuursrechter vrijwel altijd diezelfde termijn.

 

Wat te doen als een belanghebbende of een gemachtigde verzoekt om de begunstigingstermijn van de herstelsanctie op te schorten in afwachting van de heroverweging op het bezwaarschrift? Aan dergelijke verzoeken zal -zeer bijzondere omstandigheden daargelaten* geen medewerking worden gegeven, omdat dit de voortgang van de handhavingsprocedure frustreert. Bovendien kent de wet hiervoor ook formele mogelijkheden (verzoek voorlopige voorziening).

*) Van zo'n bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld sprake als het college zelf al van opvatting is dat heroverweging tot een ander besluit zal moeten leiden of blijkt dat het besluit ernstige gebreken vertoont die niet in heroverweging kunnen worden hersteld.

7. Meldingen en handhavingsverzoeken

 

De jurisprudentie kent een “beginselplicht tot handhaving”, die vooral speelt bij verzoeken aan de gemeente om de eigen regels te handhaven. Toch moet ook daar uiteindelijk vooral de ernst van de overtreding de prioriteit bepalen.

 

Elk schriftelijk handhavingsverzoek wordt aangemerkt als een aanvraag in de zin van de Awb. Dit betekent dat zo’n verzoek alleen kan worden gedaan door een belanghebbende. Handhavingsverzoeken kunnen om die reden nooit anoniem worden gedaan. Ook moeten verzoekers de bereidheid hebben om met hun verzoek naar buiten te treden. Zij worden hierop gewezen in de ontvangstbevestiging.

 

Een ontvankelijk handhavingsverzoek krijgt geen hogere prioriteit dan een eigen constatering van een toezichthouder. De prioriteitstelling die voortkomt uit de LHS, de landelijke handhavingsstrategie (voor uitleg zie paragraaf 10), is daarbij leidend. Bij afwijzing van een handhavingsverzoek zal bijzondere aandacht worden gegeven aan de motivering van dat besluit, en dan met name de belangenafweging die daaraan ten grondslag ligt. De “beginselplicht tot handhaving” geldt behoudens bijzondere omstandigheden. Het benoemen daarvan is wezenlijk.

 

Binnen acht weken nadat het verzoek is gedaan ontvangt de aanvrager bericht of*en zo ja, wanneer de overtreding wordt aangepakt en daarop een besluit wordt genomen* . Te zijner tijd krijgt de aanvrager als derde-belanghebbende een kopie van het (voor-)genomen besluit toegestuurd.

 

Alle meldingen die niet als handhavingsverzoek zijn aangemerkt, krijgen dezelfde status als een signalering zoals ook een toezichthouder die kan doen. Zij worden afgehandeld in de volgorde die door de prioriteitenstelling wordt bepaald. De melder krijgt een kennisgeving waarin wordt aangegeven dat betrokkene niet als belanghebbende wordt aangemerkt en dat dus geen sprake kan zijn van een handhavingsverzoek. Deze meldingen kunnen ook via het zaaksysteem door gemeentelijke medewerkers van andere teams worden gedaan.

*) Er zal uiteraard ook niet worden opgetreden als bijvoorbeeld geen sprake is van een overtreding of deze gelegaliseerd kan worden.

*) De Awb stelt dat binnen de wettelijke termijn of bij het ontbreken daarvan een redelijke termijn een besluit (dus niet slechts een voorgenomen besluit) wordt genomen. Hier gaat het om een redelijke termijn en die is max. 8 weken. Als die termijn onvoldoende is dan moet worden aangegeven binnen welke termijn wel een besluit kan worden genomen. Zie art. 4:13/4:14 Awb. Van belang is dit goed te hanteren met het oog op mogelijke ingebrekestellingen.

8. Gedogen

 

In principe bestaat geen ruimte voor het gedogen van overtredingen. Toch kan in een aantal gevallen een redelijke afweging van belangen leiden tot de slotsom dat optreden op dit moment niet redelijk is en dat voor een bepaalde periode de overtreding moet worden gedoogd. In de volgende gevallen kan een gedoogbesluit worden overwogen:

  • 1.

    Als de overtreding op het moment van constateren weliswaar in strijd is met de regelgeving, maar er concreet zicht is op mogelijke legalisering. Dat wil zeggen dat er al regelgeving wordt voorbereid waarmee de strijdigheid wordt opgeheven of een vergunning is aangevraagd waarmee de overtreding kan worden opgeheven en deze vergunning naar alle waarschijnlijk kan worden verleend.

  • 2.

    Als er sprake is van overmacht, dat wil zeggen dat omstandigheden die buiten de invloedssfeer van de overtreder liggen ertoe leiden dat de overtreding niet met goed fatsoen kan worden beëindigd.

  • 3.

    Als nader onderzoek nodig is naar de oplossing van overtredingen, kan in afwachting van de uitkomsten van dat onderzoek worden gedoogd.

 

Gedogen gebeurt niet passief (stilzwijgend), maar altijd actief: de gedoogbeschikking wordt gepubliceerd en daarbij wordt aangegeven dat daartegen bezwaar openstaat. Indien nodig wordt een afschrift verzonden aan het Openbaar Ministerie.

 

Wordt afwijking van de regels geconstateerd waarvan de gevolgen slechts de overtreder zelf raken, dan geldt als uitgangspunt dat daarop niet wordt gehandhaafd. In dergelijke gevallen zal worden volstaan met het sturen van een kennisgeving aan de overtreder over de consequenties daarvan.

9. Uitvoeringsprogramma en communicatie

 

Jaarlijks stelt het college een uitvoeringsprogramma VTH (Vergunningen, Toezicht en Handhaving) vast. De speerpunten uit dit programma worden actief gecommuniceerd in een persbericht. Ook bij het jaarlijks op te stellen jaarverslag VTH zal door de gemeente een persbericht worden opgesteld waarin de verrichtingen van de gemeente worden vermeld.

 

Uitgangspunt is dat, behoudens bijzondere situaties, niet actief wordt gecommuniceerd over concrete handhavingszaken en dossiers.

Wel worden beslissingen op bezwaarschriften via de besluitenlijst van het college openbaar gemaakt. Hierbij zal alleen een zakelijke weergave van de zaak en het besluit worden gegeven.

10. Relatie met landelijke handhavingsstrategie

 

In 2017 heeft het college in de voorbereiding op een inhaalslag juridische handhaving uitgangspunten vastgelegd voor de prioritering van handhavingszaken. Inmiddels is hiermee ervaring opgedaan.

Met deze prioritering kon de gemeente bij de inhaalslag goed uit de voeten. Als algemeen kader voldoet de indeling echter niet omdat een aantal elementen onderbelicht blijft:

  • Een zekere standaardisering is noodzakelijk bij de aanpak van overtredingen waar meerdere overheden bij betrokken zijn.

  • Aansluiting bij landelijke normen is nodig voor overtredingen waar bestuursrechtelijke handhaving alleen tekortschiet en strafrechtelijk optreden noodzakelijk is. Denk bijvoorbeeld aan onomkeerbare vernietiging van archeologische, monumentale of natuurwaarden. Dan valt er niets meer te herstellen. Ook als de overtreder zelf deel van het probleem is moet de strafrechtelijke sanctie worden overwogen.

Om die reden is een landelijke handhavingstrategie (LHS) vastgelegd, die vanaf nu zal worden gevolgd. De keuze die in een concreet geval moet worden gemaakt is de volgende:

  • Wordt alleen bestuursrechtelijk opgetreden of

  • Bestuursrechtelijke én strafrechtelijk of

  • Alleen strafrechtelijk.

 

In de matrix hierboven wordt een vergelijkbare prioritering gemaakt als op Texel gebruikelijk. Maar daarnaast wordt de ernst van de overtreding ook gerelateerd aan het gedrag van de overtreder. Een lichte overtreding weegt zwaarder als de overtreder bewust en structureel en/of vanuit crimineel perspectief handelt.

Wat is hiervan het gevolg? Daarvoor dient onderstaand plaatje.

Hoe werkt dit in de praktijk? De handhaver bepaalt in welk segment de overtreding moet worden geplaatst. Dat doet hij door:

  • Het beoordelen van de gevolgen van de overtreding voor veiligheid, gezondheid en/of andere maatschappelijke effecten;

  • Het typeren van de overtreder, de “normadressaat”. Is hij goedwillend, onverschillig, calculerend of een bewuste overtreder.

Op basis van deze afwegingen wordt de overtreding ingekaderd. Verwacht mag worden dat als met een aangifte een strafrechtelijke procedure door de gemeente wordt gestart, het openbaar ministerie ook daadwerkelijk tot vervolging zal overgaan en minder snel zal seponeren. Een goede afstemming in het driehoeksoverleg is daartoe wel noodzakelijk.

Slotbepaling

Deze notitie word aangehaald als ‘Beleidsregels juridische handhaving gemeente Texel’ en treedt in werking 8 dagen na publicatie, onder gelijktijdige intrekking –voor zover nodig- van alle eerder vastgestelde beleidsregels ten aanzien van juridische handhaving (uitgezonderd de Handhavingsmatrix horeca).

 

 

Vastgesteld in de vergadering van het college van

burgemeester en wethouders van Texel op 10 juli 2018.

burgemeester en wethouders Texel,

de secretaris, de burgemeester,

drs. Th.C. van Waes ir. M.C. Uitdehaag

de burgemeester van Texel,

ir. M.C. Uitdehaag

Naar boven