Gemeenteblad van Texel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Texel | Gemeenteblad 2022, 270620 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Texel | Gemeenteblad 2022, 270620 | beleidsregel |
Beleidsregels toepassing Wet Bibob 2018 gemeente Texel
Het college van burgemeester en wethouders van Texel en de burgemeester van Texel ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel
Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon de gemeente Texel en diens bestuursorganen. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming worden betrokken.
Artikel 2.1 Horeca en seksbedrijven
In geval van een aanvraag om (wijziging van) een vergunning als bedoeld in de artikelen 3 en 30a van de Drank- en Horecawet, artikel 2:28 van de APV (exploitatievergunning openbare inrichting), artikel 3:3 van de APV (vergunning seks- en escortbedrijf) zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien:
Artikel 2.2 Vechtsportevenementen
In geval van een aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2:25 van de APV (evenementenvergunning), zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien de aanvraag betrekking heeft op een vechtsportevenement.
Artikel 2.3 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) anders dan de situaties bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 van deze beleidsregel en in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.4 Omgevingsvergunning bouw
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.5 Omgevingsvergunning milieu
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef
en onder e. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als
bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet en artikel 2.1, eerste lid onder i. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
In geval van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in de Algemene
Subsidieverordening Texel, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.7 Verleende beschikking
In geval van een reeds verleende beschikking zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-
onderzoek starten indien op grond van:
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Hoofdstuk 3 privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zal de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft, zal worden gebruikt in één van de volgende sectoren:
Artikel 3.3 Overheidsopdrachten
In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibob
valt, zal de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
• eigen ambtelijke informatie, en/of
• informatie verkregen van het LBB, en/of
• informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of
• vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Bibob-procedure bij beschikkingen
Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene
Het bestuursorgaan laat een aanvraag voor een beschikking in beginsel buiten behandeling, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Het bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in beginsel in, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Het bestuursorgaan laat een aanvraag in beginsel buiten behandeling, dan wel trekt een verleende beschikking in beginsel in, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het LBB op grond van artikel 12 Wet Bibob gestelde vragen, dan wel niet of niet volledig verstrekken van door de het LBB op basis van datzelfde artikel verzochte gegevens.
Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen
Het bestuursorgaan zal in beginsel overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een beschikking of tot intrekking van een reeds verleende beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het LBB blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob.
Artikel 4.3 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Bibob-procedure bij privaatrechtelijke transacties
Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar met betrekking tot de vastgoedtransactie.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen
De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Texel, gehouden op
20 november 2018,
De Burgemeester van Texel,
Burgemeester en wethouders van Texel
De secretaris, De burgemeester,
Toelichting Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2018 gemeente Texel
Aanleiding nieuwe beleidsregel Wet Bibob
Het college wil nog beter voorkomen dat het ongewild criminaliteit faciliteert bij vergunningverlening, het aangaan van vastgoedtransacties, het verlenen van subsidies en het gunnen van overheidsopdrachten. De wijziging van de Beleidsregels toepassing BIBOB gemeente Texel uit 2004 is daarom een eerste aanzet naar een intensievere toepassing van de Wet Bibob. De Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2018 Gemeente Texel (hierna: de beleidsregel) maakt het mogelijk dat er in een groter aantal gevallen Bibob-onderzoek wordt verricht.
Het uitgangspunt voorheen was dat er uitsluitend een Bibob-onderzoek werd gestart bij een aanvraag om een vergunning Drank- en Horecawet of de aanvraag om een vergunning exploitatie sexinrichting. In de praktijk werd een Bibob-onderzoek gestart bij de vestiging van een nieuwe ondernemer in de horeca. Door de werkwijze in de praktijk, en wijziging van de Drank- en Horecawet, is aanpassing van ons huidige Bibob-beleid noodzakelijk. Daarnaast is gebleken dat het uitgangspunt dat ondermijning uitsluitend in de horeca en sexinrichtingen plaatsvindt, aanpassing behoeft. Sommige vormen van (ondermijnende) criminaliteit bleven buiten zicht, omdat zich zonder tenminste enige vorm van onderzoek niet altijd indicatoren voordeden en zonder indicatoren geen onderzoek kon plaatsvinden. Met de aanpassing van de beleidsregel wordt deze vicieuze cirkel doorbroken door onderzoek in sommige gevallen ook mogelijk te maken, zonder dat er op voorhand signalen van criminaliteit zijn.
Per categorie kan in de toekomst nader worden uitgewerkt in welke gevallen proactief (dus zonder concrete signalen van criminaliteit) een Bibob-onderzoek wordt gestart. Aangezien de Wet Bibob van toepassing is op verschillende beleidsterreinen (vergunningen, subsidies, vastgoedtransacties en aanbestedingen), waarbij diverse organisatieonderdelen van de gemeente zijn betrokken, die ofwel hun werkwijze moeten aanpassen, ofwel nieuw zijn met de Wet Bibob, gebeurt dat stapsgewijs.
Met de inwerkingtreding van deze beleidsregel zal in een groter aantal gevallen een Bibob-onderzoek kunnen worden gestart. Zo wordt nog beter voorkomen dat criminaliteit wordt gefaciliteerd en wordt de concurrentiepositie van de bonafide ondernemer beter beschermd, binnen de mogelijkheden die de gemeente daarvoor heeft. Er dient uiteraard ook een balans te zijn met de overige belangen die de gemeente behartigt, zoals het faciliteren van ondernemers, het tegengaan van overbodige regeldruk en het mogelijk maken van investeringen in de gemeente. Tegenover de frequentere toepassing van de Wet Bibob, wordt het landelijke Bibob-vragenformulier (het document waarmee de betrokkene wordt verzocht inzage te geven in de financiering en de zeggenschapsstructuur van de onderneming) daarom in veel gevallen aanzienlijk ingekort en ondernemersvriendelijker opgesteld. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het streven de bestuurlijke lasten voor ondernemers en inwoners zo laag mogelijk te houden. De informatie waarnaar wordt gevraagd is door bonafide ondernemers met een deugdelijke administratie relatief eenvoudig te overleggen. Zij zullen het Bibob-onderzoek dan ook doorgaans snel kunnen doorlopen.
In het eerste lid wordt onder meer geregeld dat een Bibob-onderzoek wordt gestart in geval van alle aanvragen voor nieuwe horecavestigingen. Zo wordt beoogd willekeur te voorkomen en vormen van criminaliteit te achterhalen die niet direct aan de oppervlakte zichtbaar zijn of zich aan de hand van bepaalde indicatoren openbaren. Dit betekent een bevestiging van de huidige praktijk. Wel is opgenomen dat ook in geval van een wijziging van leidinggevenden een Bibob-onderzoek kan worden gestart. Deze is met name bedoeld bij overname van bijvoorbeeld een besloten vennootschap, waarbij de horecavergunningen in stand blijven.
De informatie waarnaar wordt gevraagd, is door bonafide ondernemers met een deugdelijke administratie relatief eenvoudig te overleggen. Zij zullen het Bibob-onderzoek dan ook doorgaans snel kunnen doorlopen.
Het derde lid betreft de uitzondering voor zelfstandige sekswerkers (zzp’ers/exploitant) met één eigen werkruimte, op de hoofdregel dat op een aanvraag voor een prostitutiebedrijf standaard een Bibob-toets wordt uitgevoerd. In geval van een aanvraag die is ingediend door een zzp’er/exploitant met één eigen werkruimte, is er sprake van een geringe bedrijfsomvang en is de zeggenschap over de bedrijfsvoering duidelijk. Ook zal er doorgaans geen sprake zijn van investeringen en financieringen met een substantiële omvang. Gelet op de reikwijdte en diepgang van een Bibob-onderzoek brengt dit een forse administratieve last met zich mee voor de betrokkene. In geval van grotere exploitaties is deze last in verhouding tot het belang dat met het onderzoek is gediend verantwoord en proportioneel. In geval van een zzp’er is dat niet zonder meer het geval, zodat voor hen een uitzondering geldt. Ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van deze uitzondering zijn hieraan voorwaarden verbonden waaraan cumulatief moet worden voldaan:
De aanvraag moet afkomstig zijn van een natuurlijke persoon die een eenmanszaak drijft. Indien een aanvraag wordt ingediend door een vennootschap dan is het mogelijk dat –na vergunningverlening- de eigendomsverhouding wordt gewijzigd door een aandelentransactie en daarmee het zzp-karakter van de onderneming verloren gaat.
Indien concrete omstandigheden daartoe aanleiding geven kan worden afgeweken van dit beleid, bijvoorbeeld als er gerede twijfel bestaat over de daadwerkelijke zelfstandigheid van een prostituee of indien er een vermoeden van criminele relaties bestaat.
Vergunningen voor vechtsportgala’s zijn in 2010 onder de werking van de Wet Bibob gebracht, vanwege aanwijzingen dat dergelijke evenementen vatbaar zijn voor criminele beïnvloeding. Vanwege die signalen zullen dergelijke aanvragen in beginsel altijd worden onderzocht op grond van de Wet Bibob. Organisatoren zullen daarom rekening moeten houden met een langere doorlooptijd en de vergunning tijdig moeten aanvragen.
In deze artikelen wordt geregeld wanneer het Bibob-onderzoek wordt gestart bij omgevingsvergunningen (bouw en milieu) en subsidies. Vooralsnog is dat alleen het geval, indien er signalen zijn dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten.
Het tweede lid maakt door het aanwijzen van branches en bepaalde instellingen een proactieve toepassing van de Wet Bibob mogelijk bij vastgoedtransacties. Uit ervaringen van andere (G4) gemeenten is naar voren gekomen dat deze sectoren vatbaar zijn voor criminele inmenging dan wel dat er sprake is van ondoorzichtige financieringsstructuren. Dat is reden om in deze categorieën standaard een Bibob-onderzoek te starten. Met het benoemen van deze sectoren beoogt het college uiteraard geenszins ondernemers of instellingen op voorhand te criminaliseren. Deze bepaling strekt slechts tot het starten van een (beperkt) Bibob-onderzoek, dat door de evident bonafide betrokkene met een deugdelijke administratie relatief snel kan worden doorlopen. Pas als zich na dit beperkte onderzoek indicaties van misbruik voordoen, zal het onderzoek worden geïntensiveerd, eventueel door middel van een adviesaanvraag bij het LBB.
In deze bepaling wordt geregeld wanneer het Bibob-onderzoek wordt gestart bij overheidsopdrachten. In de toekomst kan mogelijk worden onderzocht of er in de beleidsregel criteria dienen te worden geformuleerd op grond waarvan een Bibob-onderzoek proactief wordt kan worden gestart, dus indien er niet direct signalen zijn van criminaliteit.
Waar bij vergunningen het uitgangspunt is dat deze verleend moeten worden, tenzij er sprake is van een weigeringsgrond in een wettelijke regeling, geldt bij vastgoedtransacties de beginselen van partijautonomie en contractsvrijheid. Vanwege die contractsvrijheid hoeft de uitkomst van het Bibob-onderzoek in beginsel niet bepalend te zijn voor de vraag of de vastgoedtransactie al dan niet wordt aangegaan. Onderhandelingen kunnen ook worden afgebroken indien er geen sprake is van een ernstig gevaar. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als in de fase van het eigen onderzoek voldoende feiten blijken die duiden op een integriteitsrisico, wanneer de betrokkene weigert om een Bibob-vragenlijst (volledig) in te vullen of aanvullende vragen van het LBB te beantwoorden, dan wel niet alle gevraagde gegevens en bescheiden verstrekt of het LBB concludeert dat sprake is van geen of een mindere mate van gevaar, maar er naar het oordeel van de gemeente wel een integriteitsrisico bestaat. Onder een integriteitsrisico wordt in ieder geval verstaan dat er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot (ernstige) strafbare feiten die niet of niet volledig worden meegewogen in een Bibob-onderzoek, maar wel een gevaar vormen voor de reputatie van de gemeente wanneer de vastgoedtransactie wordt aangegaan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-270620.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.