Beleidsplan Jeugd Gemeente Coevorden 2015 - 2016

Voorwoord

 

Als de Jeugdwet op 1 januari 2015 in werking treedt, krijgt de gemeente Coevorden er veel nieuwe taken en verantwoordelijkheden bij op het gebied van jeugd. Een zware verantwoordelijkheid, maar tegelijk ook een mooie uitdaging en een kans om in ons gemeentelijk beleid het kind echt centraal te stellen. De Jeugdwet is één van de drie decentralisaties op het sociaal domein en dat betekent vanzelfsprekend dat we waar mogelijk de verbinding zoeken met de andere twee decentralisaties.

 

In het Collegeprogramma ‘De verbindende kracht van Coevorden’ is aangegeven dat de uitgangspunten voor het vormgeven van deze decentralisaties, vastgelegd in het visiedocument ‘De kracht van Coevorden’, worden onderschreven. Dit betekent onder andere dat preventie prioriteit krijgt en dat er een vangnet is voor wie dit écht nodig heeft. Bij de uitvoering van de Jeugdwet zijn dit belangrijke uitgangspunten. Het is van belang dat kinderen gezond, positief en veilig opgroeien, waarbij de ouders de eerstverantwoordelijken zijn. Als de ouders deze verantwoordelijkheid tijdelijk niet of niet meer kunnen dragen, is het onze verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor de veiligheid van een kind. Soms is alleen ondersteuning in de opvoeding niet voldoende.

 

De jeugd in de gemeente Coevorden heeft mijn aandacht, maar ik treed niet in de verantwoordelijkheden van de ouders en de professionals. Immers de nieuwe taken en verantwoordelijkheden die wij als gemeente krijgen, zijn niet geheel nieuw. Ook nu wordt door instellingen al ondersteuning en zorg verleend aan ouders en hun kinderen. Met de nieuwe wetgeving wordt echter meer gevraagd van de opvoeders zelf. Het ontzorgen en normaliseren, het zoveel mogelijk oplossen binnen de reguliere gezinssituatie, is het credo, met aandacht voor goede signalering om te voorkomen dat er te veel en te lang wordt gewacht met het bieden van passende ondersteuning.

 

De transitie en de transformatie van de zorg voor jeugd vraagt om inzet en betrokkenheid van de managers in de instellingen, van de professionals in de uitvoering en van de opvoeders en de jeugdigen zelf. Ik verwacht hierin veel positiefs te bereiken en een gezamenlijke inzet van alle betrokkenen.

Immers we doen het voor de jeugd van onze gemeente: het kind staat centraal!

 

Wethouder Jeroen Huizing

Jeugd en onderwijs e.a.

 

Samenvatting

 

Op 18 februari 2014 is door de Eerste Kamer de Jeugdwet aangenomen. Dit betekent dat de Jeugdwet met ingang van 2015 in werking treedt, en daarmee gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk maakt voor alle jeugdhulp en voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering.

 

In de Jeugdwet is opgenomen dat elke gemeente periodiek een beleidsplan vaststelt, dat richting geeft aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende preventie en jeugdhulp, de uitvoering van de kinderbescherming en de jeugdreclassering. In de wet is eveneens aangegeven welke inhoud het beleidsplan in ieder geval moet bevatten. Dit betreft onder andere de visie en de doelstellingen met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van het beleid en de resultaten.

Met het onderliggende document wordt voldaan aan deze wettelijke verplichting.

 

Het beleidsplan beslaat een periode van twee jaar (2015 en 2016). Dit past bij de wens om ‘op tempo’ recht te doen aan zowel continuïteit als vernieuwing en sluit aan bij de vastgestelde overgangsperiode in het Drents Regionaal Transitiearrangement (RTA).

 

Samengevat is het beleid in de periode 2015-2016 gericht op:

  • het ontwikkelen van een integraal afgestemd aanbod aan preventie, vrij toegankelijke voorzieningen en niet vrij toegankelijke voorzieningen, de zogenaamde individuele voorzieningen die via een beschikking worden toegekend;

  • het binnen het sociaal domein afgeven van één gezamenlijke beschikking voor de individuele voorzieningen die nodig zijn binnen één huishouden;

  • de uitvoering van de werkzaamheden door het AMHK op gemeentelijk niveau met integrale afstemming binnen het sociaal domein;

  • het op gemeentelijk niveau uitvoering geven aan jeugdbescherming en jeugdreclassering (jb/jr);

  • het op basis van evaluaties in de loop van 2016 verkennen hoe de uitvoering van jb/jr vanaf 2017 plaatsvindt;

  • het borgen van de kwaliteit van het aanbod van preventie en alle vormen van jeugdhulp, waarvan het cliëntenbeleid onderdeel is;

  • het met de ervaringen van het uitgevoerde beleid integraal kwaliteitsbeleid vanaf 2017 voor het sociale domein ontwikkelen;

  • het realiseren van een efficiënte en effectieve intergemeentelijke samenwerking op het gebied van inkoop en financiën voor de jeugdhulp;

  • het op basis van de evaluaties van de samenwerking in 2016 een besluit nemen over de samenwerking op regionaal- en BOCE-niveau vanaf 2017;

  • het zorg dragen voor de continuïteit van zorg en het bieden van jeugdhulp aan de ouders/verzorgers en jeugdigen die deze ondersteuning nodig zijn, binnen het beschikbare budget;

  • het nemen van een besluit, op basis van de monitoring, over de manier van kostenverdeling en contractering vanaf 2017, met als uitgangspunt het gemeentelijk niveau en integraal voor het sociaal domein.

1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt in de eerste twee paragrafen respectievelijk de doelstelling van dit onderliggende beleidsplan en de status van het document toegelicht. In de derde paragraaf is beschreven hoe het werkveld, de Wmo-raad en de inwoners van de gemeente Coevorden betrokken zijn bij de tot stand koming van het beleid voor de uitvoering van de Jeugdwet. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een leeswijzer.

 

1.1 Doelstelling Beleidsplan

Op 18 februari 2014 is door de Eerste Kamer de Jeugdwet aangenomen. Dit betekent dat de Jeugdwet met ingang van 2015 in werking treedt, en daarmee gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk maakt voor alle jeugdhulp en voor de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en de jeugdreclassering.

 

Op 1 januari 2015 moet de transitie-opgave gereed zijn. Dit houdt in dat voor 1 januari 2015 keuzes nodig zijn over de verdeling en besteding van het budget, over de wijze waarop de ondersteuning wordt bekostigd en gestuurd en over de wijze waarop de ondersteuning lokaal en regionaal wordt georganiseerd. Voor de inwoners van de gemeente Coevorden dient, evenals voor de aanbieders, helder te zijn hoe de gemeente Coevorden de Jeugdwet gaat uitvoeren.

 

In de Jeugdwet is opgenomen dat elke gemeente periodiek een beleidsplan vaststelt, dat richting geeft aan de door de gemeenteraad en het college te nemen beslissingen betreffende preventie en jeugdhulp, de uitvoering van de kinderbescherming en de jeugdreclassering. In de wet is eveneens aangegeven welke inhoud het beleidsplan in ieder geval moet bevatten. Dit betreft onder anderen de visie en de doelstellingen met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van het beleid en de resultaten.

Met het onderliggende document wordt voldaan aan de bovengenoemde wettelijke verplichting.

 

1.2 Status Beleidsplan

Het beleidsplan beslaat een periode van twee jaar (2015 en 2016). Dit past bij de wens om ‘op tempo’ recht te doen aan zowel continuïteit als vernieuwing en sluit aan bij de vastgestelde overgangsperiode in het Drents Regionaal Transitiearrangement (RTA). In december 2013 is ingestemd met het RTA, waarin de afspraken voor de continuïteit van zorg zijn vastgelegd door de twaalf Drentse gemeenten en de huidige jeugdzorgaanbieders en –financiers. Daarnaast is door alle partijen, die ondertekend hebben, ingestemd met het concreet vorm en inhoud geven aan het versterken van de preventie en het terugdringen van de kosten aan de zorg voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers. Dit inhoudelijke uitgangspunt is onderdeel van dit beleidsplan.

 

Ondanks dat er nog onduidelijkheden zijn over de aantallen jeugdigen in zorg en de daarbij behorende budgetten per gemeente vormt deze notitie het kader waarbinnen uitvoering wordt gegeven aan de Jeugdwet. Dit beleidsplan is onderdeel van de integrale beleidsvorming inzake de drie decentralisaties. Jeugd maakt immers onderdeel uit van het brede sociale domein. In dit document is rekening gehouden met de ontwikkelingen die plaatsvinden op het terrein van de Wmo/AWBZ en de Participatiewet. De ambitie is om voor de periode na 2016 een integraal beleidsplan voor het sociaal domein te maken (Participatiewet, Wmo, Jeugdwet). Op dit moment is hier niet voor gekozen, met als belangrijkste reden dat de behandeling van de beide andere wetten in de Eerste Kamer nog plaats moest vinden ten tijde van de ontwikkeling van dit beleidsplan.

 

1.3 Betrokkenheid werkveld, Wmo-raad en inwoners

De periode voor de ontwikkeling van het beleidsplan jeugd is kort. Om deze reden is gekozen om voorafgaand aan en tijdens de inspraakperiode in gesprek te gaan met de diverse betrokken organisaties van het werkveld jeugd en de Wmo-raad.

Binnen de gemeente is een aantal overlegorganen die de afgelopen periode geïnformeerd zijn over de stelselwijziging jeugd en over de gemeentelijke beleidsontwikkelingen op het terrein van jeugd. Dit betreft het Jeugdberaad Coevorden, waarin onder andere het onderwijsveld, het maatschappelijk- en welzijnswerk, de voorschoolse voorzieningen, de jeugdgezondheidszorg 0 – 18 jaar en de politie vertegenwoordigd zijn. De managers van de organisaties die uitvoering geven aan de activiteiten van het Centrum voor Jeugd en gezin (CJG) komen periodiek bijeen en worden via deze overlegstructuur geïnformeerd. Er is regelmatig overleg met de projectgroep jeugd van de Wmo-raad.

In de Jeugdwet is vastgelegd dat er op overeenstemming gericht overleg plaats moet vinden over het beleidsplan met de samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs. De inrichting van dit overleg wordt in samenwerking met de betreffende schoolbesturen vormgegeven.

Daarnaast wordt voor de organisaties die nu de zorg voor jeugd verlenen een bijeenkomst georganiseerd, om hen mee te nemen in de gemeentelijke beleidsontwikkeling en hierover van gedachten te wisselen.

 

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 staat de jeugd in het sociaal domein centraal. De eerste twee paragrafen beschrijven de visie en ambitie van de gemeente en de Jeugdwet zelf. In de derde paragraaf worden de reeds vastgestelde beleidskaders en de visie voor de invoering van de Jeugdwet beschreven en in de vierde paragraaf wordt de transitie en de transformatie van het jeugdstelsel toegelicht. De vijfde paragraaf beschrijft de planning en de samenhang van jeugd in het sociaal domein. In de zesde paragraaf wordt de relatie gelegd met de invoering van de wetgeving Passend Onderwijs op 1 augustus 2014. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een schets van de Coevordense jeugd.

In het derde hoofdstuk zijn alle beleidskaders voor de uitvoering van de Jeugdwet opgenomen.

2. Jeugd in het sociaal domein

Dit hoofdstuk beschrijft de positie van jeugd in het sociaal domein en de planning en de samenhang van de drie decentralisaties waar de gemeente Coevorden voor staat. Jeugd kent binnen het sociaal domein deels een eigen route van transitie en transformatie. De oorzaak hiervan zijn de afspraken die op landelijk niveau zijn gemaakt voor de stelselwijziging jeugd door de betrokken ministeries VWS en VenJ 1, de VNG2 en het IPO3. In de onderstaande paragrafen wordt dit nader toegelicht, en wordt ook ingegaan op de voorwaarden die de Jeugdwet stelt en de gemeentelijke beleidskaders die al zijn vastgelegd. In de laatste twee paragrafen wordt de verbinding gelegd met de Wet Passend Onderwijs, die op 1 augustus 2014 inwerking is getreden en is er aandacht voor de Coevordense jeugd zelf.

 

2.1 Visie en ambitie

Het bestuursakkoord ‘De verbindende kracht van Coevorden’ is leidend voor de beleidsontwikkeling op het terrein van jeugd. Met het akkoord begint een nieuwe manier van besturen, waarbij inwoners, organisaties en bedrijven in de gemeenten betrokken worden, en daarmee invloed hebben op het beleid en dat ook als zodanig ervaren.

 

Samengevat is deze visie:

Coevorden is een gemeente waarin inwoners, bedrijven, instellingen en gemeentebestuur zich er gezamenlijk voor inzetten dat het er goed wonen, werken, leren, spelen en leven is. Het uitgangspunt is dat mensen zoveel mogelijk in staat zijn om zelf te beslissen hoe zij die doelstelling willen behalen.

 

Om dit te realiseren worden verantwoordelijkheden in eerste instantie opgepakt door direct betrokkenen. Voor inwoners die niet in staat zijn die verantwoordelijkheid te nemen, is de gemeente vangnet tot het moment dat die inwoners weer in staat zijn om zelf die verantwoordelijkheid te nemen.

 

De visie op het sociaal domein is beschreven in ‘De kracht van Coevorden’. In dit document wordt een beeld geschetst van een samenleving waarin minder gauw een beroep wordt gedaan op de gemeente en waarin meer aan de inwoners zelf wordt overgelaten. Als ambities zijn onder andere geformuleerd optimale participatie van alle inwoners, sluitende signalering van inwoners die ondersteuning nodig zijn en in huishoudens waar meerdere problemen zijn is één vast aanspreekpunt. Om deze ambities te realiseren wordt ingezet op preventie, het bevorderen van de eigen kracht, een gebiedsgerichte en integrale aanpak en uitvoering binnen de beschikbare financiën.

 

2.2 Volgens de Jeugdwet

In de Jeugdwet wordt onderscheid gemaakt tussen preventie en jeugdhulp. Preventie, reeds een verantwoordelijkheid van gemeenten, richt zich op de preventieve ondersteuning van jeugdigen en ouders, waarbij sprake is van een risico (bij jeugdigen) op psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking of (bij ouders) op opvoedingsproblemen. Jeugdhulp is ondersteuning en zorg gericht op het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van deze problemen en stoornissen.

 

De kerndoelstelling van de Jeugdwet is om een juiste balans tussen preventie en jeugdhulp te bewaken: enerzijds is ontzorgen en normaliseren het credo, anderzijds moet worden voorkomen dat (ernstige) problemen bij opvoeden en opgroeien niet worden gesignaleerd en er te veel en te lang wordt 'doorgemodderd'. In het gemeentelijk beleid op het sociaal domein is veel nadruk gelegd op het versterken van de eigen kracht, het activeren van het sociaal netwerk en het inzetten op preventie.

 

2.3 Beleidskaders invoering Jeugdwet

Met het vaststellen van het beleidskader ‘Invoering Stelselwijziging Jeugdzorg’ in juni 2014 is een aantal uitgangspunten vastgelegd voor het onderliggende beleidsplan.

Deze beleidsuitgangspunten zijn:

  • Het aanbod jeugdhulp vormt een onderdeel van het brede sociale domein

  • Het aanbod jeugdhulp is in samenhang georganiseerd overeenkomstig de Jeugdwet. De uitgangspunten en de methodiek van Positief opvoeden Drenthe (PoD) zijn het fundament van dit samenhangende aanbod.

  • De jeugdhulp (als onderdeel van het brede sociale domein) betreft passende en gerichte inzet van interventies, waarbij lichtere, kortdurende en gerichte interventies in de eigen sociale context, waar mogelijk zware, langdurige interventies buiten de eigen sociale context vervangen.

  • De jeugdhulp bestaat uit een vrij toegankelijk deel en een niet vrij toegankelijk deel. De toeleiding naar de niet vrij toegankelijke jeugdhulp is belegd bij een bevoegd orgaan.

  • De inrichting van het niet vrij toegankelijke deel en van de toeleidingsfunctie naar de niet vrij toegankelijke jeugdhulp wordt mede bepaald door de uitkomsten van de pilots en experimenten. Hierbij is aandacht voor de taken van het huidige Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).

  • De financiering van de niet vrij toegankelijke jeugdhulp vindt in 2015 plaats binnen de daarvoor beschikbare gedecentraliseerde rijksmiddelen.

  • De door het rijk bepaalde wettelijke verplichtingen over de continuïteit van zorg worden nagekomen via het vastleggen en uitwerken van het regionaal transitiearrangement (RTA) voor de periode 2014 – 2016 in samenwerking met alle Drentse gemeenten.

  • De door het rijk bepaalde verplichtingen over de schaalgrootte van bepaalde vormen van jeugdhulp als jeugdbescherming, jeugdreclassering en jeugdzorg plus worden nagekomen in samenwerking met alle Drentse gemeenten.

Het uitgangspunt van de transformatie van de zorg voor jeugd is dat alle leefmilieus waarin kinderen en jongeren zich bevinden met elkaar verbonden zijn rond één samenhangende visie op opvoeden en samenleven. De kern van de visie is het versterken van de opvoeding vanuit een positieve grondhouding en het verbinden van de ondersteuningsvraag in de verschillende leefmilieus van kinderen/opvoeders. Centraal staat het benutten en aanboren van de eigen mogelijkheden van de hulpvrager en diens sociale omgeving. Het doel van deze transformatie is dat volwassenen binnen deze leefmilieus hun verantwoordelijkheid voor de opvoeding nemen, zodat de Drentse jeugd een optimale context voor opvoeden en opgroeien geboden wordt en onnodige problematisering en medicalisering van gedrag voorkomen wordt.

 

Samengevat is de visie, dat:

  • ouders/opvoeders en professionals in scholen, buurten, sportverenigingen en andere leefmilieus sámen opvoeden, en

  • samen een verantwoordelijkheid delen in het zoeken naar hoe er voor elk kind een veilige en stimulerende opvoedingsomgeving ontwikkeld kan worden.

  • Zorgaanbieders binnen de keten jeugdhulp de verbinding leggen tussen preventieve ondersteuning en jeugdhulp.

Ook als er sprake is van opvallend of problematisch gedrag van kinderen behouden ouders de positie waarin ze deze verantwoordelijkheid zo veel mogelijk kunnen blijven dragen. Dit alles met het doel om kinderen en jongeren tot optimale ontwikkeling van hun talenten te laten komen. De ondersteuning en zorg voor kinderen, jongeren en opvoeders worden op en rond de natuurlijke leefwerelden van kinderen en jongeren georganiseerd.

De uitwerking van deze visie gebeurt via Positief opgroeien Drenthe. Dit is specifiek Drents, en omvat een eigen invulling van preventie en lichte ondersteuning en is erop gericht om intensieve hulp dichtbij te organiseren. Ook het hanteren van een ordening van de jeugdhulp in acht interventieniveaus is leidend om tot een sluitende jeugdhulpketen te komen.

 

2.4 Transitie e transformatie jeugd

Op 1 januari 2015 treedt de Jeugdwet in werking. Elke gemeente moet vanaf dat moment goed voorbereid zijn op deze nieuwe wettelijke taken en verantwoordelijkheden. Voor het zo optimaal laten verlopen van dit transitieproces zijn op landelijk niveau afspraken gemaakt tussen de ministeries VWS en VenJ, het IPO en de VNG. Deze afspraken betreffen in hoofdlijnen de continuïteit van zorg voor de jeugdigen met een beschikking die doorloopt in 2015, de beëindiging van de Bureaus Jeugdzorg als organisatie en het borgen van de taken van Bureau Jeugdzorg die ook in het nieuwe stelsel een plek krijgen.

 

Deze urgentie is vertaald in dit beleidsplan: het biedt in de eerste plaats kaders voor de transitie van de jeugdzorg naar de gemeente, en het langer durende transformatieproces is hierin meegenomen. Bij dit laatste gaat het over vernieuwing in het gehele sociale domein en hoe de huidige en gedecentraliseerde jeugdhulptaken efficiënter en effectiever kunnen worden uitgevoerd met als uitgangspunt: dichtbij de inwoners en hun directe omgeving.

 

In Drenthe werken gemeenten en provincie al een aantal jaren samen op het gebied van jeugd via het samenwerkingsverband Drentse pilot Jeugd. Naast het organiseren van de overdracht van taken is in deze samenwerking een nieuw inhoudelijk fundament ontwikkeld. De notitie ‘Als jeugd en toekomst tellen – nabij zijn en aansluiten met positief jeugdbeleid’ beschrijft deze visie. Door de BOCE-gemeenten is hierin een volgende stap gemaakt door de vaststelling van het visiedocument ‘Ieder kind in Zuidoost Drenthe doet mee – Regionale samenwerking voor jeugd en gezin’ in februari 2013. Het uitgangspunt is zo dichtbij en zo licht mogelijk ondersteuning bieden aan jeugd en gezin in aansluiting op de eigen kracht van het gezin, de omgeving en de jeugdige zelf.

 

2.5 Planning en samenhang

De drie decentralisaties betekenen een enorme omwenteling voor elke gemeente, zo ook voor de gemeente Coevorden. Het vergt een totaal andere manier van werken, veel meer verantwoordelijkheden, (budgettaire) risico’s en een andere verhouding met maatschappelijke partners. Helder is dat er veel anders moet en zal gaan. Om deze omwenteling zo goed mogelijk voor te bereiden en ook om de integraliteit zo veel mogelijk vorm te geven wordt gewerkt met een programma-aanpak. De basis van deze programma-aanpak is dat er in samenhang wordt gewerkt aan een veelheid van projecten en activiteiten, die kunnen leiden tot besluitvorming op specifieke onderwerpen. Wijzigingen in het ene project kunnen van betekenis zijn voor andere projecten. Dit wordt constant gemanaged. Daarnaast ligt de focus sterk op de planning en de afhankelijkheden daarin.

 

Binnen het sociaal domein heeft lopende dit jaar al de nodige besluitvorming plaatsgevonden met betrekking tot de uitvoering van de nieuwe wetgeving vanaf 1 januari 2015. Daarin waren de vaststellingen van de participatienotitie ‘Participatie werkt’ in februari en het visiedocument ‘De kracht van Coevorden’ in maart de eerste belangrijke besluiten. In juni dit jaar is het ‘Beleidskader Invoering Stelselwijziging Jeugdzorg’ door de raad vastgesteld. In september wordt de notitie ‘Kaders voor toegang en sociale teams in de gemeente Coevorden’ aan de gemeenteraad voorgelegd ter vaststelling. Met deze besluitvorming zijn dit jaar belangrijke stappen genomen in dit totale voorbereidingstraject van de decentralisaties.

 

2.6 Passend Onderwijs

Op 1 augustus 2014 treedt de wet Passend Onderwijs in werking. Doel van de Wet Passend onderwijs is dat voor alle leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte zo passend mogelijk onderwijs wordt gerealiseerd. Het onderwijs krijgt ingaande het schooljaar 2014-2015 dan ook de zorgplicht voor deze leerlingen. De schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs aan de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. De samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs zijn verplicht in afstemming met de gemeenten een ondersteuningsplan op te stellen waarin onder andere aan deze zorgplicht vorm en inhoud wordt gegeven. Aan deze verplichting is door de samenwerkingsverbanden waar de scholen in de gemeente Coevorden deel van uitmaken al voldaan. In beide plannen is veel nadruk gelegd op de inzet van preventie. Gemeenten zijn eveneens verplicht overleg te voeren over het beleid dat zij in het kader van de uitvoering van de Jeugdwet gaan voeren. Er wordt hiervoor aansluiting gezocht bij de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO) Passend Onderwijs. De onderwijsvoorzieningen primair-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs zijn gebaat met afspraken over de betrokkenheid van de door de gemeente gefinancierde opvoed- en opgroeiondersteuning voor ouders en jeugdigen en de wijze waarop de toegang tot deze ondersteuning is georganiseerd. Dit betreft preventie, vrij toegankelijke jeugdhulp en niet vrij toegankelijke jeugdhulp. Binnen de eigen gemeentelijke verantwoordelijkheid en autonomie wordt gestreefd naar eenduidige afspraken met de schoolbesturen in de samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs, inclusief middelbaar beroepsonderwijs. Gemeenten streven binnen hun eigen verantwoordelijkheid en autonomie naar die eenduidige afspraken. Door alle partijen is daarnaast uitgesproken om in te zetten op een goede samenwerking door integraal te denken.

 

2.7 Coevordense jeugd

Binnen de Drentse pilot Jeugd is de monitor Meetbaar Beter Drenthe4 ingericht. De monitor Meetbaar Beter is de plek waar alle informatie over jeugd en jeugd in zorg in Drenthe samenkomt, in de vorm van trends, prognoses en vergelijkingen (%), op postcode- en/of gemeenteniveau. In 2012 wonen er in totaal 132.444 jeugdigen in de leeftijd van 0 t/m 23 jaar in de provincie Drenthe, waarvan 9.470 in de gemeente Coevorden. Uit de prognoses voor de komende jaren blijkt een daling van het aantal jeugdigen in de gemeente Coevorden. In de monitor zijn ook de aantallen jeugdigen die gebruik maken van zorg bij een aantal jeugdzorgaanbieders als Accare, GGZ-Drenthe, Yorneo, Bureau Jeugdzorg Drenthe en het Leger des Heils in te zien.

 

In februari 2014 is een zogenaamde factlab georganiseerd om het aantal unieke cliënten in zorg in het peiljaar 2013 inzichtelijk te maken. Aan dit factlab hebben echter niet alle organisaties deelgenomen, waardoor er geen volledig beeld is verkregen. In september 2014 wordt een factlab georganiseerd, waaraan elke organisatie deel moet nemen om voor contractering in aanmerking te komen. Met deze informatie is er zicht op het aantal jeugdigen in de gemeente Coevorden die zorg krijgen en welke instellingen deze zorg verlenen.

3. Beleidskaders uitvoering Jeugdwet

Dit hoofdstuk beschrijft de beleidskaders voor de uitvoering van de Jeugdwet. Een deel van deze kaders vloeit voort uit de wetgeving en eerdere besluitvorming op Drents- dan wel BOCE-niveau. In een periode van twee jaar wordt ervaring opgedaan met de uitvoering van de Jeugdwet, met als doel een optimale afstemming en integratie van jeugd binnen het sociaal domein. De beleidskaders betreffen de onderwerpen: voorzieningen en toegang tot preventie en jeugdhulp, AMHK, jeugdbescherming en jeugdreclassering, kwaliteit jeugdhulp, samenwerking en financiering en inkoop.

 

Voorzieningen en toegang tot preventie en jeugdhulp

  • a.

    De preventie, de vrij toegankelijke voorzieningen en niet vrij toegankelijke voorzieningen worden aangeboden via integraal afgestemde interventieniveaus, waarbij alle betrokken organisaties kennis hebben van het aanbod op elk niveau en ingeschakeld worden om de eigen expertise in te brengen op elk niveau.

  • b.

    Het aanbod aan jeugdhulp van de interventieniveaus 1 t/m 4 betreft de preventie en de vrij toegankelijke voorzieningen. Deze ondersteuning wordt verzorgd door professionals die gebiedsgericht en integraal werken binnen het sociaal domein.

  • c.

    De niet vrij toegankelijke voorzieningen is de jeugdhulp die via een beschikking geboden wordt op de interventieniveaus 5 t/m 8. De professionals die deze ondersteuning bieden, hebben altijd afstemming met de ondersteuning die via preventie en vrij toegankelijke jeugdhulp is geboden.

  • d.

    In het aanbod aan jeugdhulp wordt zorg gedragen voor aanbod voor doelgroepen met zeer specialistische ondersteuningsvragen en rekening gehouden met persoonlijke kenmerken en levensovertuiging.

  • e.

    De toegang tot de jeugdhulp is voor de ouders en de jeugdigen duidelijk en eenvoudig georganiseerd, waarbij de ouders de eerst verantwoordelijken blijven voor het opvoeden en opgroeien van hun kind.

  • f.

    De toegang tot de jeugdhulp maakt onderdeel uit van de toegang tot de ondersteuning in het brede sociale domein. De toegang loopt via het gemeentelijk KlantContactCentrum en de gebiedsteams.

De preventie en de jeugdhulp wordt vorm en inhoud gegeven via acht interventieniveaus, die inhoudelijk met elkaar verbonden zijn door de gedeelde uitgangspunten en visie. De preventie wordt geboden via de interventieniveaus 1 en 2. Interventieniveau 1 betreft de universele preventie die zich richt op alle ouders en professionals die geïnteresseerd zijn in informatie over opvoeden en opgroeien. Bij selectieve preventie staat een specifieke vraag van ouders en jeugdige centraal over het gedrag dan wel de ontwikkeling. Bij de ondersteuning op interventieniveau 3 gaat het om beginnende opvoedproblemen of zorgen over de ontwikkeling van hun kind bij ouders, of om ondersteuningsvragen van kinderen en jongeren bij het opgroeien. Ouders met kinderen met een ernstiger gedragsproblemen, die geholpen zijn met een korte gerichte training of hulpaanbod maken gebruik van de generieke hulpverlening op interventieniveau 4. De professional die vanaf interventieniveau 4 ondersteuning biedt, wordt ingeschakeld door de professional van interventieniveau 3. Bij het vaststellen welke ondersteuning aanvullend nodig is, en of deze geboden kan worden via generieke hulpverlening dan wel dat jeugdhulp die via een beschikking ingezet kan worden, nodig is, vindt een brede afweging plaats vanuit de werkwijze binnen het sociaal domein 1 huishouden, 1 plan, 1 regisseur. De eventuele inspanningen die vanuit het onderwijs gedaan worden, maken hier eveneens onderdeel van uit.

Vanaf interventieniveau 5 t/m 8 wordt jeugdhulp geboden die niet vrij toegankelijk is. Het betreft individuele voorzieningen, waarvoor een beschikking nodig is. Interventieniveau 5 betreft de ambulante behandeling of hulpverlening en interventieniveau 6 is de intensievere ambulante behandeling of hulpverlening. Op de interventieniveaus 7 en 8 wordt de jeugdhulp verzorgd voor kinderen met zeer ernstige gedrags- en/of ontwikkelingsproblemen, waarbij de jeugdigen overdag dan wel 24-uurs opvang krijgen.

Samen met de ouders en indien mogelijk de jeugdige zelf wordt besproken welke ondersteuning nodig is, en of deze ondersteuning een individuele voorziening betreft. Na het vaststellen van de individuele voorziening is het mogelijk deze via zorg in natura dan wel via een persoonsgebonden budget (pgb) te laten uitvoeren.

In een periode van twee jaar ontstaat een integraal afgestemd aanbod aan preventie, vrij toegankelijke voorzieningen en niet vrij toegankelijke voorzieningen, de zogenaamde individuele voorzieningen die via een beschikking kunnen worden verkregen, indien andere ondersteuning niet mogelijk en passend is.

Bij het afgeven van de beschikking is de inzet dat vanaf 2017 de individuele voorzieningen die nodig zijn op het sociaal domein via één gezamenlijke beschikking worden afgegeven.

In het visiedocument op het sociaal domein ‘De kracht van Coevorden’ is een aantal uitgangspunten vastgelegd, waaronder het hanteren van een gebiedsgerichte en integrale aanpak. Als vertrekpunt voor de gebiedsgerichte aanpak worden acht gebieden onderscheiden5. Dit betekent niet dat er acht teams worden ingericht. In een gebied kunnen de disciplines met betrekking tot participatie, maatschappelijke ondersteuning in brede zin, schuldhulpverlening en jeugdhulp worden ingezet als dat nodig is. De uitvoering vindt plaats door gemeentelijke medewerkers en medewerkers van marktpartijen. De gemeente is opdrachtgever van de gebiedsteams, en bewaakt de uitvoering. De toegang tot de jeugdhulp vindt plaats via een gebiedsteam dan wel via het gemeentelijk KCC.

 

Samengevat is het beleid in de periode 2015-2016 gericht op:

  • het ontwikkelen van een integraal afgestemd aanbod aan preventie, vrij toegankelijke voorzieningen en niet vrij toegankelijke voorzieningen, de zogenaamde individuele voorzieningen die via een beschikking worden toegekend;

  • de inzet één gezamenlijke beschikking voor de individuele voorzieningen die nodig zijn op het sociaal domein af te geven voor een huishouden.

Advies- en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK)

  • a.

    De uitvoering vindt op gemeentelijk niveau plaats, waarbij er integrale afstemming met het sociaal domein is, zodat de werkwijze 1 huishouden, 1 plan en 1 regisseur geborgd is.

  • b.

    De functies advies, consultatie en deskundigheidsbevordering van het AMHK zijn gericht op het versterken van het lokale werkveld.

  • c.

    Het AMHK is voor een periode van vier jaar een additionele taak die belegd is bij de GGD.

Het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) voert een aantal wettelijke taken en bevoegdheden uit die niet overdraagbaar zijn en daarmee bepalend voor de taakuitoefening van het AMHK. Het betreft onder andere het zonder toestemming van betrokkenen meldingen ontvangen en vastleggen, informatie uitwisselen, overleg plegen, informanten raadplegen en onderzoek doen. Medio 2014 is door de 12 Drentse gemeenten het besluit genomen dat het AMHK voor een periode van vier jaar als additionele taak wordt uitgevoerd door de GGD. De uitvoering vindt op gemeentelijk niveau plaats en is zoveel mogelijk geïntegreerd in de structuur van het sociaal domein. De inzet vindt vooral plaats in de (naaste) omgeving van de inwoners, om zo zwaarte en duur van hulp en ondersteuning te beperken. Het AMHK zal steeds nadrukkelijker met de functies advies, consultatie en deskundigheidsbevordering gericht zijn op het versterken van het lokale werkveld.

Het AMHK is een uitvoeringsonderdeel dat aansluit bij de regiovisie Veilig Thuis Drenthe (thans nog conceptvisie). Naast de wettelijke taken doet het AMHK ook aan advies en consult, training en deskundigheidsbevordering (expertisecentrum).

 

Samengevat is het beleid in de periode 2015 – 2016 gericht op:

  • de uitvoering van de werkzaamheden door het AMHK op gemeentelijk niveau met integrale afstemming binnen het sociaal domein.

Jeugdbescherming / Jeugdreclassering

  • a.

    De Jeugdbescherming en de Jeugdreclassering (jb/jr) wordt op Noord-Nederlandse schaal (provincies Groningen en Drenthe) ondergebracht bij een organisatie die voldoet aan de eisen van de certificering.

  • b.

    De uitvoering vindt op gemeentelijk niveau plaats, waarbij er brede afstemming is zodat de werkwijze 1 huishouden, 1 plan en 1 regisseur geborgd blijft.

Er is een noordelijke (Drents-Groningse) organisatie voor de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering (jb/jr). Deze gecertificeerde instelling voert alle uitgesproken maatregelen (voogdij, gezinsvoogdij, jeugdreclassering, dubbele maatregel, v-ots6) voor Drentse jeugdigen uit. De taken worden uitgevoerd op een schaal waarbinnen kostendekkend en efficiënt gewerkt wordt. Tevens wordt er samengewerkt binnen de zogenaamde Veiligheidsregio met de partners in de veiligheidsketen jeugd: Raad voor de Kinderbescherming, jeugdpolitie, Openbaar Ministerie, Veiligheidshuis en AMHK. Er is een inhoudelijke verbinding bij de uitvoering van taken jb en jr (dwang; besluit rechter) en het gespecialiseerd casemanagement (drang; vrijwillig kader). Dit houdt in dat de medewerkers die zijn belast met taken jb/jr herkenbaar aanwezig zijn in de (sub-) regio’s en pro actief samenwerking zoeken met de betreffende gemeente en het AMHK.

Er wordt uitvoering gegeven aan alle onderdelen van het landelijk beleidsprogramma Beter Beschermd, dit betreft:

  • het realiseren van de kwaliteitsverbetering van de gezinsvoogdij volgens het Deltaplan, waarin als caseload is vastgelegd dat 1 voogd verantwoordelijk is voor 15/ 17 jeugdigen;

  • het werken volgens de richtlijnen van de werkwijze nieuwe voogdij.

Samengevat is het beleid in de periode 2015 – 2016 gericht op:

  • het op gemeentelijk niveau uitvoering geven aan jb/jr;

  • het op basis van evaluaties in de loop van 2016 verkennen hoe de uitvoering van JB/JR vanaf 2017 plaatsvindt.

Kwaliteit jeugdhulp

  • a.

    De aanbieders van jeugdhulp zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en doelmatigheid van de ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en hun opvoeders. De gemeentelijke sturing vindt plaats op hoofdlijnen en het borgen van het publieke belang.

  • b.

    De aanbieders van jeugdhulp werken samen en geven gezamenlijk invulling aan de verschillende vormen van zorg: dagbehandeling, verblijf, ambulante jeugdhulp, integrale vroeghulp en crisisinterventie. Hierbij staat het bieden van kwalitatief hoogwaardige jeugdhulp en het behoud van een keuze voor ouders en jeugdigen centraal.

  • c.

    Aan de rechten van de cliënten en het stimuleren van de betrokkenheid van cliënten wordt op een eenduidige en eenvoudige manier uitvoering gegeven binnen het sociaal domein.

  • d.

    Jeugdigen, hun ouders en pleegouders kunnen een beroep doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Deze onafhankelijke vertrouwenspersoon dient uitsluitend het belang van een jeugdige cliënt.

De Jeugdwet gaat uit van een grote mate van verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en doelmatigheid van ondersteuning, hulp en zorg door de aanbieders. De overheid stuurt op hoofdlijnen en is verantwoordelijk voor de borging van het publieke belang. In de contractering van de aanbieders wordt verwezen naar deze wettelijke kwaliteitseisen en zijn eveneens de kwaliteitseisen opgenomen die de opdrachtgevers stellen. De kwaliteitseisen betreffen de meer algemene kwaliteitseisen als het voldoen aan de branche specifieke kwaliteitseisen en een financieel en economisch stabiele organisatie zijn als eisen ten aanzien van de kwaliteit van de dienstverlening. Dit betreft de afspraken met betrekking tot de cliënttevredenheid, de uitvoering door de medewerkers en de realisatie van de transformatiedoelstellingen.

 

De aanbieders opereren zelfstandig op de markt van jeugdhulp, en werken ook samen en geven gezamenlijk invulling aan de volgende vormen van zorg; de dagbehandeling, verblijf, ambulante jeugdhulp, integrale vroeghulp, crisisinterventie. De onderlinge samenwerking houdt een actieve onderlinge informatieplicht in: voornemens, innovatie en veranderingen in het aanbod worden vooraf gedeeld en afgestemd. Voor de ouders en de jeugdigen blijft het mogelijk om een keuze te maken uit het aanbod aan jeugdhulp. De huidige kwaliteit en variatie in het aanbod blijft ook in het nieuwe stelsel bestaan, echter met een kwaliteitsverbetering, omdat er meer wordt samengewerkt en het aanbod vanuit een gezamenlijk gedragen visie wordt verzorgd. Zoals al is aangegeven is het beleid om op alle interventieniveaus de zorg in samenhang te laten plaatsvinden en er dus altijd uitwisseling is tussen de partijen die vrij toegankelijke jeugdhulp bieden en de partijen van de niet vrij toegankelijke jeugdhulp. Daarnaast wordt bij het bieden van de jeugdhulp integraal gekeken wat er nodig is in een huishouden. Deze brede blik draagt bij aan de kwaliteit en de effectiviteit van de jeugdhulp.

 

Voor het realiseren van een goede aansluiting van de ondersteuning bij de situatie in het gezin is het vorm en inhoud geven aan het cliëntenbeleid van belang. Cliëntenbeleid betreft cliëntondersteuning en cliëntparticipatie. De gemeente vervult hierin een verantwoordelijkheid en de uitvoerende instellingen ook. De gemeente draagt zorg dat de inwoners ondersteuning kunnen krijgen door informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Dit wordt vorm gegeven via de gebiedsgerichte en integrale aanpak op het sociaal domein. Ook de cliëntparticipatie wordt voor de drie decentralisaties georganiseerd, waarbij verkend wordt hoe de huidige overlegstructuren hierin een plek kunnen krijgen. Daarnaast is de gemeente ervoor verantwoordelijk dat jeugdigen, ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon.

De gemeente heeft een toezichthoudende verantwoordelijkheid met betrekking tot het cliëntenbeleid van de uitvoerende organisaties van jeugdhulp. Deze instellingen zijn wettelijk verplicht tot het instellen van een cliëntenraad, een klachtenregeling en het benoemen van een vertrouwenspersoon.

Er wordt verkend op welke onderdelen van het cliëntenbeleid en de vertrouwenspersoon op landelijk niveau afspraken worden gemaakt.

 

Samengevat is het beleid in de periode 2015 – 2016 gericht op:

  • het borgen van de kwaliteit van het aanbod van preventie en alle vormen van jeugdhulp, waarvan het cliëntenbeleid onderdeel is;

  • het met de ervaringen van het uitgevoerde beleid integraal kwaliteitsbeleid vanaf 2017 voor het sociale domein ontwikkelen.

Samenwerking

  • a.

    De twaalf Drentse gemeenten werken samen op het gebied van de financiering en de contractering van de jeugdhulp op de interventieniveaus 4 t/m 8.

  • b.

    Het uitgangspunt in de uitvoering is dat deze plaats vindt op gemeentelijk niveau. Waar dit voordelen oplevert, wordt samenwerking gezocht op BOCE-niveau dan wel (boven)regionaal niveau.

  • c.

    De intergemeentelijke samenwerking wordt vormgegeven in de vorm van een penvoerderschap. In 2016 vindt besluitvorming plaats over de wijze van samenwerking vanaf 2017.

Bij de uitvoering van de Jeugdwet in de acht gebieden in de gemeente Coevorden is er oog voor het feit dat de gemeente onderdeel uitmaakt van de regio, zowel op BOCE-schaal als in Drents verband. Waar dit relevant is wordt een regionale samenwerking georganiseerd. Het gaat dan zowel om verplichte bovengemeentelijke samenwerking, als om samenwerkingsvoordelen met betrekking tot efficiëntiewinst en kennisdeling. Een aantal CJG-activiteiten wordt sinds enkele jaren in BOCE-verband uitgevoerd, dit betreft de telefonische- en digitale bereikbaarheid en de coördinatie van het ondersteuningsaanbod. Verkend wordt hoe deze samenwerking vorm en inhoud krijgt, waarbij het uitgangspunt is dat zoveel mogelijk op gemeenteniveau wordt georganiseerd en uitgevoerd.

In de beleidsontwikkeling wordt ingezet op afstemming en samenwerking met de gemeenten Borger- Odoorn en Emmen.

De uitvoering van de jeugdhulp (niet-vrij toegankelijke jeugdzorg) is op basis van het Regionaal Transitie Arrangement in 2015 en 2016 georganiseerd met de overige elf gemeenten van de landelijk vastgestelde jeugdzorgregio Drenthe. De door het rijk bepaalde verplichtingen over de schaalgrootte van bepaalde vormen van jeugdhulp als jeugdbescherming, jeugdreclassering en jeugdzorg plus worden nagekomen in samenwerking met de andere Drentse gemeenten. Op deze wijze kunnen weinig gebruikte, maar wel noodzakelijke specialistische voorzieningen in stand worden gehouden.

Deze intergemeentelijke samenwerking wordt vorm en inhoud gegeven via een penvoerende gemeente. Het penvoerderschap is een goede constructie voor contractering waarbij de regie bij de gezamenlijke gemeenten blijft en de penvoerder de uitvoering op zich neemt namens de gemeenten. Dit is de meest lichte vorm van samenwerking. Er wordt een functiescheiding toegepast tussen enerzijds Inkoop (het beschikken over de middelen) en anderzijds Financiën (het registreren en bewaken). Dat betekent concreet dat er twee penvoerende gemeenten zijn. Voor beide penvoerders gelden de volgende kaders:

  • Alle Drentse gemeenten dragen financieel bij aan de kosten van het penvoerderschap, inclusief contractbeheer.

  • Bekostiging van de penvoerder wordt vastgesteld op een nader te bepalen wijze.

  • De penvoerder zorgt voor een verantwoording van de rol als penvoerder aan de andere elf gemeenten.

  • De penvoerder zorgt voor goede en tijdige communicatie naar de andere elf gemeenten.

  • Het penvoerderschap wordt in eerste instantie aangegaan voor de jaren 2015 – 2016 (de RTA-periode).

  • In die periode van twee jaar bepalen de gemeenten gezamenlijk of en zo ja op welke wijze, er structureel invulling wordt gegeven aan het penvoerderschap en het contractbeheer.

Samengevat is het beleid in de periode 2015-2016 gericht op:

  • het realiseren van een efficiënte en effectieve intergemeentelijke samenwerking op het gebied van inkoop en financiën voor de jeugdhulp;

  • het op basis van de evaluaties van de samenwerking in 2016 een besluit nemen over de samenwerking op regionaal- en BOCE-niveau vanaf 2017.

Financiering en inkoop

  • a.

    De twaalf gemeenten gaan gezamenlijk, binnen de kaders en volumes van de via de meicirculaire 2014 voor jeugdhulp beschikbare middelen, verplichtingen aan voor de inkoop en financiering van de jeugdhulp van de interventieniveaus 4 t/m 8.

  • b.

    De kostenverdeling van de bovengenoemde jeugdhulp vindt plaats op basis van het solidariteits- en het profijtbeginsel.

  • c.

    Voor de wijze van contractering van de jeugdhulpaanbieders wordt een groeimodel gehanteerd: van prestatiegerichte contractering in 2015 groeien naar resultaatgerichte contractering in 2017.

  • d.

    De jeugdhulp wordt vanaf 2017 zoveel mogelijk op lokaal niveau gecontracteerd en in samenhang en in aansluiting met de contractering op het gebied van de Wmo en de Participatiewet.

In het RTA is een aantal afspraken tussen de 12 Drentse gemeenten en aanbieders vastgelegd voor de periode 2014 t/m 2016. Deze afspraken betreffen de jeugdhulp van de interventieniveaus 4 tot en met 8. De aanbieders hebben zich gecommitteerd dat hetzelfde aantal jeugdigen zorg ontvangt als in 2014, ondanks de financiële taakstelling. Deze taakstelling loopt op tot 20% van het budget ten opzichte van 2014. De bezuiniging bedraagt in 2015 10%, in 2016 6% en in 2017 4%. In 2015 wordt in ieder geval aan 15.200 Drentse jeugdigen ondersteuning verleend.

De kostenverdeling tussen de Drentse gemeenten vindt plaats op basis van het solidariteits- en profijtbeginsel. Voor de jeugdhulp op de interventieniveaus 6 tot en met 8, crisisinterventie en pleegzorg wordt het solidariteitsbeginsel gehanteerd. Het gebruik van en de toestroom naar deze vormen van jeugdhulp zijn moeilijk te beïnvloeden, zeker in de relatief korte periode van 2 jaar. Dit betekent dat de kostenverdeling gezamenlijk, op regionale- en bovenregionale schaal, wordt gedragen en de kosten naar rato van de rijksbijdrage worden verdeeld. Het profijtbeginsel wordt gehanteerd voor de jeugdhulp op de interventieniveaus 4 en 5. Elke gemeente draagt de kosten naar rato van gebruik. In 2015 wordt verkend of het mogelijk is om het budget voor de jeugdhulp op interventieniveau 4 toe te voegen aan het budget van elke gemeente. Dit omdat deze vormen van jeugdhulp vrij toegankelijk zijn via professionals die de jeugdhulp op interventieniveau 3 bieden. In 2014 is een dergelijke splitsing nog niet te maken om dat het ontbreekt aan een budgetverdeling per interventieniveau.

 

Het uitgangspunt voor het contracteren is het zorg dragen voor de continuïteit van de jeugdhulp aan de jeugdigen die reeds in zorg zijn. Om deze reden is gekozen om rust te creëren in het roerige jeugdveld voor het realiseren van een optimale transitie en daarnaast de transformatie verder in gang te zetten. Het is van belang om tijd te nemen voor de nieuwe werkelijkheid en te borgen dat er passende jeugdhulp beschikbaar is voor de jeugd in elke gemeente. Deze eerste jaren worden daarnaast benut om van prestatiegerichte contractering toe te werken naar resultaatgerichte contractering (trajecten of populatie).

Als contracteringsmodel is gekozen voor een model waar de gemeenten een contract hebben met één of twee hoofdcontractanten per domein van jeugdhulp. Gezien het korte tijdsbestek is de huidige domeinindeling gehanteerd. Er worden drie domeinen onderscheiden, te weten de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) gefinancierd via de zorgverzekeringswet, de (licht) verstandelijk beperkten (LVB) gefinancierd via de AWBZ en de opvoed- en opgroeiondersteuning en JB/JR, de begrotingsgefinancierde zorg.

Daarnaast werken binnen de huidige AWBZ-gefinancierde en de zorg die via de zorgverzekeringswet wordt gefinancierd kleine zorgaanbieders en vrijgevestigden. Het gaat om een grote groep aanbieders. Niet met elke aanbieder kan een contract worden gesloten, om die reden is er voor gekozen dat de vrijgevestigden zich verenigen in een collectiviteit bijvoorbeeld in de vorm van een vereniging. Er wordt dan een contract afgesloten met deze vereniging waar vrijgevestigden zich aan hebben verbonden.

 

Het gewenste contracteringsmodel ziet er als volgt uit:

Domein begrotingsgefinancierde jeugdzorg:

1 Hoofdcontractant voor jeugdbescherming en jeugdreclassering (jb/jr)

1 Hoofdcontractant voor hulp bij opvoeden en opgroeien die gebruik maakt van subcontractanten

 

Domein Zorgverzekeringswet (GGZ):

1 Hoofdcontractant voor de GGZ die gebruik maakt van subcontractanten.

 

Domein AWBZ (LVB):

1 Hoofdcontractant voor de Ambulante zorg die gebruik maakt van subcontractanten.

1 Hoofdcontract voor de Intramurale zorg die gebruik maakt van subcontractanten.

 

Collectiviteit:

1 Hoofdcontractant voor kleine aanbieders en vrijgevestigden.

 

Voor de sturing en controle ligt de nadruk op de continuïteit van de jeugdhulp, geen wachtlijsten en het beperken van de financiële risico’s. De sturing en controle hebben daarnaast als doel de flexibiliteit en de innovatie te vergroten. In 2016 wordt heroverwogen op welke wijze de sturing en controle verder doorontwikkeld kan worden. Bij de inrichting van het systeem van sturing en controle is een aantal prikkels benoemd, namelijk monitoring toegang en instroom jeugdhulp, verrekeningsmodel tussen gemeenten en gebruik ingekochte jeugdhulp per gemeente. Er wordt een convenant opgesteld waarin is vastgelegd op welke manier gemeenten elkaar aanspreken op het afgenomen zorggebruik. De sturing en controle op de aanbieders van jeugdhulp vindt plaats door begrenzing van het budget, het stellen van kwaliteitseisen aan de aanbieders en aan de dienstverlening.

 

Samengevat is het beleid in de periode 2015 – 2016 gericht op:

  • het zorg dragen voor de continuïteit van zorg en het bieden van jeugdhulp aan de ouders/verzorgers en jeugdigen die deze ondersteuning nodig zijn binnen het beschikbare budget;

  • het op basis van de monitoring een besluit nemen over de manier van kostenverdeling en contractering vanaf 2017, met als uitgangspunt het gemeentelijk niveau en integraal voor het sociaal domein.

 

Naar boven