Regelingen en beleidsregels minimavoorzieningen Gemeente Westerveld 2022

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd:

- Artikel 108 Gemeentewet;

- Artikel 35 lid 3 Participatiewet;

- Artikel 36 Participatiewet;

- Artikel 36b Participatiewet.

Hoofdstuk 1 – Begripsbepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

2. Tenzij anders is bepaald, wordt in deze beleidsregel verstaan onder:

a. de wet: de Participatiewet;

b. inkomen: het inkomen exclusief vakantietoeslag bedoeld in artikelen 31, 32 en 33 van de Participatiewet en de algemene bijstand;

c. bijstandsnorm: de norm exclusief vakantietoeslag zoals bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de Participatiewet;

d. sociaal minimum: 120% van de bijstandsnorm zoals bedoeld onder c. ;

e. referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

f. peildatum: de datum waartegen een persoon een individuele inkomenstoeslag aanvraagt.

g. college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Westerveld;

h. vermogen: het vermogen bedoeld in artikel 34 van de wet;

i. verplicht eigen risico het verplicht eigen risico als bedoeld in artikel 19 lid 1 van de Zorgverzekeringswet.

j. zelfstandig huishouden een persoon voert een zelfstandig huishouden als hij hoofdbewoner is van:

• een woning, als bedoeld in artikel 1 onderdeel j van de Wet op de huurtoeslag, niet zijnde een kamer of andere onzelfstandige woning, of

• een woonwagen of woonschip als bedoeld in artikel 3 lid 6 van de wet.

Artikel 1.2 Algemene bepalingen

  • 1.

    Indexering van bedragen vindt, indien van toepassing, jaarlijks plaats conform de ontwikkeling van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek per 1 januari van het betreffende kalenderjaar. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

  • 2.

    De waarde van motorvoertuigen wordt bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen vermogen als algemeen gebruikelijk gezien tot een bedrag van € 6.850,00.

Hoofdstuk 2 – Beleidsregels individuele inkomenstoeslag

Artikel 2.1 Recht op individuele inkomenstoeslag

Het college verleent een persoon op verzoek individuele inkomenstoeslag als hij voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 36 van de wet, de verordening individuele inkomenstoeslag en deze beleidsregels.

Artikel 2.2 Uitzicht op inkomensverbetering

1. Personen komen, gelet op hun krachten en bekwaamheden, niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag omdat zij geacht worden voldoende uitzicht te hebben op inkomensverbetering, als zij:

a. op de peildatum of tijdens de referteperiode:

1°. uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgen of hebben gevolgd,

2°. studiefinanciering (hebben) ontvangen op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 (WSF), of

3°. een tegemoetkoming (hebben) ontvangen op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS);

b. op de peildatum inkomsten uit arbeid, zelfstandig beroep of bedrijf ontvangen;

c. op de peildatum in aanvulling op hun inkomsten uit arbeid een uitkering van de gemeente Westerveld ontvangen, tenzij is vastgesteld dat deze personen:

1°. medisch uren beperkt zijn, of

2°. naast het inkomen uit arbeid geen of een beperkt groeipotentieel hebben;

d. op de peildatum een uitkering ontvangen op grond van het Bbz2004 als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a en b van het Bbz2004;

e. op de peildatum een werkloosheidsuitkering ontvangen van het UWV;

f. op de peildatum een uitkering van de gemeente Westerveld ontvangen en gezien hun krachten en bekwaamheden geacht worden binnen 12 maanden betaalde arbeid te vinden;

g. in de twaalf maanden voorafgaand aan de peildatum een of meerdere maatregelen opgelegd hebben gekregen door of namens het college, een andere gemeente of het UWV wegens:

1°. het betonen van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan,

2°. schending van een arbeids- of re-integratieverplichting, of

3°. verwijtbare werkloosheid.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel g, kan een maatregel buiten beschouwing worden gelaten als deze is herzien op grond van de Beleidsregels inkeerregeling Westerveld 2020.

Artikel 2.3 Geen uitzicht op inkomensverbetering

1. Personen die op de peildatum een uitkering van de gemeente Westerveld ontvangen hebben, gelet op hun krachten en bekwaamheden, geen uitzicht op inkomensverbetering als:

a. zij op de peildatum volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn als bedoeld in artikel 9, vijfde lid, Participatiewet;

b. bij hen op de peildatum geen of een beperkt groeipotentieel is vastgesteld;

c. zij op de peildatum en in de referteperiode tot de doelgroep van de loonkostensubsidie behoren en in die periode geen inkomsten uit arbeid, zelfstandig beroep of bedrijf hebben genoten.

2. Personen die op de peildatum een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV ontvangen hebben, gelet op hun krachten en bekwaamheden, geen uitzicht op inkomensverbetering als zij:

a. volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn als bedoeld in artikel 4 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; of

b. niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn als bedoeld in artikel 4 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en in de referteperiode:

1°. geen inkomsten uit arbeid, zelfstandig beroep of bedrijf hebben genoten, of

2°. wel inkomsten uit arbeid, zelfstandig beroep of bedrijf hebben genoten maar in een situatie verkeren vergelijkbaar met personen als bedoeld in artikel 2.2 onderdeel d onder 1° of 2°.

3. Geen uitzicht op inkomensverbetering hebben, gelet op hun krachten en bekwaamheden:

a. partners van personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV, die op de peildatum en in de referteperiode geen inkomsten uit arbeid, zelfstandig beroep of bedrijf (hebben) ontvangen;

b. personen die op de peildatum uitsluitend inkomsten uit alimentatie of nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet ontvangen en in de referteperiode geen inkomsten uit arbeid, zelfstandig beroep of bedrijf hebben ontvangen.

Hoofdstuk 3 – Individuele studietoeslag

Tot er aanpassingen in de wet gedaan zijn geldt de bestaande verordening (Verordening Studietoeslag Westerveld 2021). Daarna volgen nieuwe beleidsregels.

Hoofdstuk 4 – Regeling Participatiebijdrage

Artikel 4.1 Participatiebijdrage

1. Het college verleent op aanvraag een participatiebijdrage aan een persoon of het gezin van 21 jaar of ouder als hij:

  • a.

    op de aanvraagdatum inwoner is van gemeente Westerveld en behoort tot de kring van rechthebbenden bedoeld in § 2.2 van de wet;

  • b.

    in de periode van één jaar voorafgaand aan de aanvraagdatum een inkomen heeft van ten hoogste 120% van de toepasselijke bijstandsnorm;

  • c.

    geen in aanmerking te nemen vermogen heeft;

  • d.

    een zelfstandig huishouden voert;

a een eerder ten onrechte verstrekte participatiebijdrage geheel heeft terugbetaald.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, geldt voor een belanghebbende die in de loop van het jaar zijn woonplaats in de gemeente Westerveld heeft, dat hij de participatiebijdrage over dat kalenderjaar naar rato ontvangt. Een gedeelte van de maand wordt daarbij afgerond op een volle maand.

3. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, dient de statushouder in de periode die hij in Nederland verblijft (inclusief zijn verblijf in het asielzoekerscentrum) over een inkomen te beschikken lager of gelijkaan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, indien hij in de periode voorafgaand aan zijn aanvraagkorter dan een jaar in Nederland verblijft en om die reden niet kan aantonen dat hij aan het eerste lid, onderdeel b, voldoet.

4. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, geldt dat het vermogen gebonden in de woning en bijbehorend erf, niet als vermogen in aanmerking wordt genomen. Voorwaarde is dat de aanvrager zelfwoonachtig is in de woning (zoals bedoeld in Art.50 lid 1 PW).

5. De participatiebijdrage wordt geacht te worden besteed aan kosten die nodig zijn om mee te kunnen doen in de maatschappij. Daaronder wordt ook de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen verstaan.

Artikel 4.2 Hoogte participatiebijdrage

  • 1.

    De hoogte van de participatiebijdrage bedraagt met ingang van 1 januari 2021 €180,00 per persoon per kalenderjaar, voor elk gezinslid van 21 jaar en ouder en voor elk inwonend ten laste komend kind van 12 jaar of ouder.

  • 2.

    Voor elk inwonend ten laste komend kind wordt een eenmalige extra participatiebijdrage van € 400,00 verstrekt in het kalenderjaar dat het kind voor het eerst naar het voortgezet onderwijs gaat.

  • 3.

    Het bedrag in het eerste lid wordt geïndexeerd conform artikel 1.2, eerste lid.

Artikel 4.3 Overige bepalingen

  • 1.

    De bepalingen met betrekking tot de inlichtingen-, medewerkings- en identificatieplicht als bedoeld in artikel 17 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De bepalingen met betrekking tot onderzoek, herziening, intrekking en terugvordering als bedoeld in § 6.2 en § 6.4 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De participatiebijdrage kan één maal per kalenderjaar worden aangevraagd voor het betreffende

  • kalenderjaar.

Hoofdstuk 5 – Regeling Collectieve zorgverzekering en Tegemoetkoming aanvullende zorgverzekering

Artikel 5.1 Doelgroep collectieve zorgverzekering

1. Een persoon kan op aanvraag deelnemen aan de collectieve zorgverzekering voor minima van gemeente Westerveld en Zilveren Kruis als hij op de aanvraagdatum:

a. inwoner is van gemeente Westerveld en behoort tot de kring van rechthebbenden bedoeld in § 2.2 van de wet,

b. in de periode van 3 maanden voorafgaand aan de aanvraagdatum een inkomen heeft van ten hoogste 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, en

c. geen in aanmerking te nemen vermogen heeft.

2. Een persoon die behoort tot de doelgroep bedoeld in het eerste lid kan zijn ten laste komende kinderen gratis meeverzekeren.

3. In afwijking van lid 1 onder c geldt voor de personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt een vermogensvrijlating ter hoogte van 150% van de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet.

Artikel 5.2 Tegemoetkoming aanvullende zorgverzekering

1. Het college verleent aan een persoon op verzoek bijzondere bijstand in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van de premie van een (collectieve) aanvullende verzekering als hij:

a. op de aanvraagdatum inwoner is van gemeente Westerveld en behoort tot de kring van rechthebbenden bedoeld in § 2.2 van de wet;

b. in de periode vanaf 1 januari van het voorgaande kalenderjaar tot en met de aanvraagdatum een netto inkomen heeft van ten hoogste 120% van de toepasselijke bijstandsnorm;

c. op de aanvraagdatum geen in aanmerking te nemen vermogen heeft; en

d. het verplichte eigen risico in het voorafgaande kalenderjaar volledig heeft verbruikt of;

2. De tegemoetkoming bedraagt € 300,00 per persoon per kalenderjaar.

Artikel 5.3 Overige bepalingen

  • 1.

    De aanvraag wordt ingediend op een door het college ter beschikking gesteld papieren of digitaal aanvraagformulier, door de aanvragers ondertekend en voorzien van de in het aanvraagformulier gevraagde bewijsstukken.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, geldt dat het vermogen gebonden in de woning en bijbehorend erf, niet als vermogen in aanmerking wordt genomen. Voorwaarde is dat de aanvrager zelfwoonachtig is in de woning (zoals bedoeld in Art.50 lid 1 PW).

  • 3.

    Het college beëindigt de deelname aan de collectieve verzekering met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de inwoner niet meer voldoet aan het vereiste van artikel 5.1 lid 1 onder a.

  • 4.

    Afwijkend van het tweede lid beëindigt het college de deelname aan de collectieve verzekering met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op de dag dat de inwoner niet meer voldoet aan de vereisten van artikel 5.1 lid 1 onder b en c.

  • 5.

    Een aanvraag om een tegemoetkoming aanvullende zorgverzekering kan één maal per kalenderjaar worden ingediend (met een bewijs van het jaar er voor).

Hoofdstuk 6 – Slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, als toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2022. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels komen de beleidsregels ‘Regelingen en beleidsregels minimavoorzieningen Gemeente Westerveld 2021’, te vervallen

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Regelingen en beleidsregels minimavoorzieningen Gemeente Westerveld 2022”.

  •  

Diever, 18 januari 2022

de secretaris, de burgemeester

D.B. Bruijn-van den Berg H. Jager

Naar boven