Gemeenteblad van Rijswijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijswijk | Gemeenteblad 2022, 246544 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Rijswijk | Gemeenteblad 2022, 246544 | beleidsregel |
Beleidsregels toezicht en handhaving kinderopvang gemeente Rijswijk 2018
Kinderopvang is en blijft volop in beweging en ontwikkeling. Goede kinderopvang is toegankelijk voor ouders, bevordert de arbeidsparticipatie en biedt kinderen een vertrouwde en veilige omgeving waarin zij zich kunnen ontplooien. Het college hecht grote waarde aan de kwaliteit van de kinderopvang en wil vanuit haar rol een positieve invloed hebben op de kwaliteit van de kinderopvang.
Met deze nieuwe toezicht- en handhavingsbeleidsregels wil het college houders van kinderopvang duidelijkheid en helderheid verschaffen. Door beleidsregels vast te stellen geeft de gemeente uitwerking aan de uitoefening van de bevoegdheid van het college om toezicht te houden en te handhaven.
De vorige beleidsregels zijn in 2014 vastgesteld. Sinds die tijd is er een aantal maatregelen van de Rijksoverheid bijgekomen. Eén van de maatregelen is het risicogestuurd toezicht (meer toezicht waar nodig, minder toezicht waar mogelijk). De focus in deze nieuwe beleidsregels richt zich op het toezicht van de kwaliteit van de kinderopvang en op een eenduidig handhavingsbeleid. Met 'meer toezicht waar nodig, minder toezicht waar mogelijk' wil het college handhaving voorkomen. Handhaving is het sluitstuk en zet het college in als toezicht niet tot het gewenste resultaat leidt. Daarbij is oog voor preventie en maatwerk.
Een belangrijke inhoudelijke wijziging is tevens het afwegingsschema voor handhaving. In Rijswijk zijn er door de harmonisatie vanaf 1 januari 2018 geen peuterspeelzalen meer. In het afwegingsschema zijn deze daarom niet meer apart opgenomen. De Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen van 2011 kan door de harmonisatie eveneens ingetrokken worden.
Aan elk kindercentrum (dus kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang), gastouderbureau en voorziening van gastouderopvang worden wettelijke kwaliteitseisen gesteld. Er zijn voorschriften voor het pedagogisch klimaat, personeel, de veiligheid en gezondheid, accommodatie en het ouderrecht. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) en in enkele daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. De Wko bepaalt dat gemeenten in dit kader een toezicht- en handhavingstaak hebben.
De Onderwijsinspectie - onderdeel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeenten hun wettelijke taken goed uitvoeren.
De Gemeentelijke GezondheidsDienst Haaglanden (hierna GGD) is aangewezen om de kwaliteit van kinderopvang in alle kindcentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang), gastouderbureaus en voorzieningen gastouders in de gemeente Rijswijk te inspecteren. GGD adviseert het college (de gemeente) naar aanleiding van deze inspecties over de te handhaven voorschriften.
De gemeente Rijswijk wil goede kinderopvang en voorschoolse educatie. Dat wil de gemeente in het belang van kinderen en ouders.
Zij moeten erop kunnen rekenen dat de kinderopvang:
De gemeente Rijswijk wil dat overtredingen worden voorkomen en als deze er zijn, ze zo snel mogelijk worden opgelost c.q. beëindigd. Met een goed toezicht wil de gemeente Rijswijk voorkomen dat handhaving nodig is. Daarom zet de gemeente meer in op toezicht en komt handhaving pas als het niet meer anders kan.
De gemeente wil dat toekomstige houders kinderopvang zich goed realiseren dat zorg voor kinderen een grote verantwoordelijkheid is. Het aanbieden van verantwoorde kinderopvang, die bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen, vraagt veel van een houder. Het vraagt naast goed ondernemerschap, een pedagogische visie en de vaardigheid om die pedagogische visie in de pedagogische praktijk te vertalen.
De gemeente wil meteen vanaf start voldoende vertrouwen hebben dat er verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Daarbij kijkt de gemeente Rijswijk ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de opvang. Dit betekent dat kindercentrum alleen kan starten als het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of brandveilig gebruik in orde zijn. Bij het ontbreken van deze vergunningen wordt afgezien van registratie en daarmee de toestemming tot exploitatie.
De uitgangspunten die de gemeente Rijswijk hanteert om redelijkerwijs voor de start van kinderopvang te voldoen zijn:
Na aanvraag tot registratie kinderopvang in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) beoordeelt de gemeente of de opvang zodanig is georganiseerd, dat dit (voor langere tijd) zal leiden tot kwaliteit en verantwoorde opvang. De aanpak is voor een kindercentrum en gastouderbureau anders dan voor een voorziening voor gastouderopvang.
Aanvraag kindercentrum of gastouderbureau
De gemeente Rijswijk kijkt bij een kindercentrum of gastouderbureau niet alleen naar de accommodatie, maar ook naar het personeelsbeleid, het veiligheids- en gezondheidsbeleid en de pedagogische visie. De gemeente Rijswijk nodigt een nieuwe houder van een kindercentrum of gastouderbureau uit voor een oriënterend gesprek. Voordat de aangevraagde kinderopvang mag starten vindt er een vooronderzoek plaats door de GGD. Binnen drie maanden na start van de exploitatie vindt er een vervolgonderzoek plaats. Vervolgens vindt er jaarlijks een (al dan niet beperkt) onderzoek plaats.
Aanvraag voorziening voor gastouderopvang
Een gastouderbureau dient voor een gastouder een aanvraag tot registratie in het LRK in bij de gemeente als een gastouder een voorziening voor gastouderopvang wil starten. De GGD onderzoekt of de gastouder over de juiste kwalificaties beschikt en of de opvanglocatie geschikt is.
b Voor- en vroegschoolse educatie (VVE)
De houder die voorschoolse educatie wil aanbieden, dient een verzoek tot een VVE aantekening in het LRK in bij de gemeente. Om hiervoor in aanmerking te komen dient de houder aantoonbaar te voldoen aan de wettelijke gestelde eisen alsmede de eisen gesteld in het Rijswijkse Kwaliteitskader VVE.
Het wisselen van houder van kinderopvang betreft meer dan een (administratieve) wijziging. Deze wijziging is een nieuwe aanvraag en wordt als ‘starten van kinderopvang’ in behandeling genomen.
De GGD voert het toezicht op kinderopvang uit in opdracht van de gemeente Rijswijk. De gemeente Rijswijk is verantwoordelijk voor de handhaving. De gemeente en de GGD werken daarbij samen.
Wettelijk is bepaald dat minimaal 5% van de geregistreerde gastouders jaarlijks wordt onderzocht. De gemeente Rijswijk streeft ernaar elke voorziening voor gastouderopvang ten minste eenmaal in de vier jaar te laten onderzoeken door de GGD.
Risicogestuurd toezicht betekent dat aan de hand van een vooraf opgesteld risicoprofiel onderscheid wordt gemaakt in de zwaarte van het toezicht. Het risicoprofiel wordt bepaald aan de hand van verschillende indicatoren die een voorspellende waarde hebben voor de kwaliteit van de opvang.
Het risicoprofiel is geen oordeel, maar een hulpmiddel voor de GGD om de benodigde toezichtcapaciteit voor het komende jaar in te schatten. Het risicoprofiel is een intern planningsinstrument voor de GGD. Het risicoprofiel is gebaseerd op een inschatting van de risico’s vanuit in de praktijk geconstateerde feiten.
Op basis van het risicoprofiel inspecteert de GGD op meer of minder punten. In opdracht van de gemeente Rijswijk kan de GGD het aantal punten uitbreiden.
Om geconstateerde overtredingen sneller op te lossen en daarmee handhaving te voorkomen maakt de inspecteur van de GGD gebruik van Overleg en Overreding (O&O). Dit betekent dat een houder tijdens het inspectieonderzoek in de gelegenheid wordt gesteld om overtredingen direct te herstellen. De overtreding wordt in het inspectierapport vermeld als zijnde een overtreding, die inmiddels is opgelost.
Naast O&O maakt de GGD ook gebruik van het schriftelijk bevel om snel verbeteringen door te voeren bij constatering van overtredingen met grote gevolgen voor de kwaliteit van de kinderopvang. Het schriftelijk bevel is een maatregel die gericht is op herstel met een spoedeisend karakter. De houder krijgt met een schriftelijk bevel de gelegenheid om, zelf en in eigen beheer, de overtreding op te lossen, zonder tussenkomst van de gemeente als handhaver. Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen.
Afhankelijk van de geconstateerde overtreding(en) en het advies van de GGD is het aan de gemeente om wel of niet handhavend op te treden.
Handhaving op de wet geschiedt door de opgave Jeugd, Onderwijs, Brede Scholen van de gemeente Rijswijk. Deze bepaalt op grond van de Wko en de beleidsregels toezicht en handhaving kinderopvang Rijswijk 2018 de op te leggen maatregel.
De gemeente stelt prioriteiten in de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvangvoorziening. De gemeente besteedt meer en sneller aandacht aan overtredingen met de grootste gevolgen voor de kwaliteit van de kinderopvang. Tegelijk vermindert de gemeente het ingrijpen bij overtredingen met geringere gevolgen voor de kwaliteit van de kinderopvang.
Wanneer de geïnspecteerde kinderopvang voldoet aan alle kwaliteitseisen, hoeft de gemeente geen handhavingstraject te starten. De gemeente stuurt de houder een complimentbrief om haar waardering kenbaar te maken.
Als de geïnspecteerde kinderopvang niet aan de kwaliteitseisen voldoet, dan komt handhaving in beeld. De gemeente hanteert de volgende uitgangspunten:
Burgemeester en wethouders van gemeente Rijswijk
Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de artikelen 1.61 lid 1, 1.65 lid 1, 1.66 en 1.72 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
de Beleidsregels toezicht en handhaving kinderopvang Gemeente Rijswijk 2018 vast te stellen;
het Afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2014 (13.109608) in te trekken.
Deze Beleidsregels zijn van toepassing op het toezicht en de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko) gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van handhaving
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wko en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(en).
Indien een houder niet (langer) voldoet aan de definities van de Wko voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) verwijdert het college de registratie uit het landelijk register kinderopvang (LRK). Ook trekt het college de gegeven toestemming tot exploitatie in door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wko.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van
boeteoplegging volgens deze Beleidsregels handhaving Wko onevenredig is.
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van Burgemeester en Wethouders
d.d. 19 december 2017
Dit artikel spreekt voor zich.
In dit artikel zijn de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan een houder bij of krachtens de Wko moet voldoen staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 lid 1 Wko
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing is met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate zijn nageleefd. Ook is aangegeven welke maatregelen de houder zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen de gestelde termijn dient te nemen. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals af te leiden is uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage I is opgenomen.
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Algemene Wet bestuursrecht (Awb)
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last is opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wko
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:
Stap 4: verwijdering uit het landelijk register kinderopvang (LRK) en het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie, artikel 1.46 lid 5 en 6 Wko, artikel 1.47a lid 2 Wko en artikel 8 lid 1 Besluit registers kinderopvang.
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het LRK kan verwijderen en de toestemming tot exploitatie kan intrekken:
Vanaf het moment dat het kindercentrum, het gastouderbureau of de voorziening voor gastouderopvang is verwijderd uit het LRK en de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet registreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Indien een geregistreerde voorziening, te weten kindercentrum (dagopvang, buitenschoolse opvang), gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wko verwijdert het college de registratie uit het landelijk register kinderopvang. Ook de gegeven toestemming tot exploitatie trekt het college door middel van een besluit in. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Het college zet in dit geval geen herstellend handhavingstraject in.
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wko is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 lid 1 Wko).
In de Beleidsregels toezicht en handhaving kinderopvang Rijswijk 2018 is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is wat in deze Beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
In geval van de volgende overtredingen legt het college altijd een boete op.
Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van een overtreding met een hoge prioriteit kan het college gebruik maken van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.
Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in het artikel 1.47 Wko; de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Awb; het exploiteren van kinderopvang in strijd met artikel 1.45 Wko; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 1.65 Wko en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van dergelijke ‘overige overtredingen’ kan het college eveneens gebruik maken van zijn bevoegdheid.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
In de Wko is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wko neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wko s er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Awb is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder is gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 lid 2 Awb gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder te verwijten is, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Wanneer geen bestuurlijke boete?
Het college legt geen boete op indien:
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Bijlage 1 Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau
Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau in de zin van de wet |
||||
Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. |
(boete 4e categorie1 ) |
|||
Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt. |
||||
Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder. |
||||
|
Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. |
|
||
Werkzaamheden van personen worden pas begonnen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht. |
Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen |
||
|
||
|
Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma |
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang). |
||
Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang). |
||
Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in een andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang). |
||
Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.2 |
||
Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.
|
||
Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen. |
||
|
||
Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes |
||
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar). De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend. |
De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid. |
||
|
||
|
|
||
Binnen 6 maanden na de registratie in het LRKP heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld. |
||
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-246544.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.