Gemeenteblad van Ameland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ameland | Gemeenteblad 2022, 244910 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ameland | Gemeenteblad 2022, 244910 | beleidsregel |
De aanleiding voor het opstellen van de Welstandsnota Ameland is de destijds landelijke wetswijziging met betrekking tot het welstandstoezicht. Op 28 juni 2004 is door de gemeenteraad van Ameland de welstandsnota van de gemeente Ameland vastgesteld. De welstandsnota blijft overeind als toetsingskader die door de gemeente wordt gehanteerd. De nu voorliggende welstandsnota is een actualisatie van de nota van 2004. Inhoudelijke zijn er een aantal zaken toegevoegd dan wel aangevuld.
Het doel van de welstandsnota is om het welstandstoezicht voor iedereen inzichtelijk en begrijpelijk te maken. Het is de bedoeling dat initiatiefnemers voor een bouwplan, zoals particulieren, opdrachtgevers en architecten, zich in een vroeg stadium op de hoogte kunnen stellen van de redelijke eisen van welstand. De welstandscriteria zijn grotendeels gericht op het behoud van de basiskwaliteiten van de gebouwde omgeving. Dit betekent echter niet dat nieuwe, bijzondere of afwijkende bouwplannen niet meer mogelijk zijn. Ook bijzondere bouwplannen zijn op Ameland van harte welkom. Daar waar mogelijk en gewenst, biedt de welstandsnota dan ook een sturend en stimulerend kader. Voor degene die afwijkende bouwplannen heeft, wordt geadviseerd om vroeg in het ontwerpproces in overleg te treden met de gemeente. Het voordeel van een tijdig overleg is dat snel duidelijk wordt of het plan een kans van slagen heeft en of het plan eventueel nog enige aanpassingen behoeft.
Afstemming op bestaand ruimtelijk beleid
Elk individueel pand draagt met de verschijningsvorm bij aan het totale ruimtelijk beeld van een buurt, dorp of gebied. Om deze relatie te kunnen behouden of te versterken, is het van belang dat de welstandseisen die voor een pand of bouwwerk gelden, aansluiten bij het ruimtelijk beleid dat voor het betreffende gebied geldt. Met andere woorden, voor het welstandsbeleid geldt als uitgangspunt dat het aansluit bij het huidige ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente dat is verwoord in bestemmingsplannen, beleidsplannen, beeldkwaliteitplannen.
Zekerheid en ruimte voor bijzondere ontwerpen
De welstandsnota kan als een handboek worden beschouwd, waarin de initiatiefnemer kan lezen welke welstandscriteria voor zijn bouwplan gelden. De welstandscriteria zijn zo concreet mogelijk omschreven. Het is echter onmogelijk om voor alle mogelijke typen bouwwerken formuleringen op te stellen die vooraf absoluut 100% zekerheid bieden. De welstandscriteria zijn aldus voor meerdere interpretaties vatbaar. Met andere woorden, discussies omtrent welstandseisen zullen nog wel aan de orde blijven. Maar op deze wijze wordt er ook ruimte geboden om tot bouwplannen met bijzondere kwaliteiten te komen. De welstandscriteria vormen als het ware een aanleiding voor de initiatiefnemer om een dialoog aan te gaan met de beoordelaar en daarmee ontstaat een stimulans om in een vroeg stadium na te denken over de gewenste architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit.
Gebiedsgerichte differentiatie van welstandscriteria
Ameland kent een grote verscheidenheid aan bebouwd gebied, zoals de beschermde dorpsgezichten, oude dorpskernen, dorpsuitbreidingen, bedrijventerreinen, sport- en recreatieterreinen, recreatiewoningterreinen, poldergebied en natuurgebied. Door middel van gebiedsgericht welstandsbeleid kan op deze verscheidenheid worden ingespeeld. Op grond van de aanwezige stedenbouwkundige en architectonische kenmerken en de te verwachten ontwikkelingen in de gemeente zijn voor verschillende deelgebieden specifieke criteria over de uiterlijke verschijningsvorm van nieuwe of bestaande bouwwerken geformuleerd.
Op Ameland zijn geen welstandsvrije gebieden aangewezen. Dat betekent dat voor het gehele gemeentelijk grondgebied gebiedsgerichte welstandscriteria gelden.
De welstandsnota bevat de criteria voor de toetsing van aanvragen voor omgevingsvergunning activiteit bouwen op welstand. Dit kan in de meest vergaande vorm zelfs leiden tot een weigering van een bepaalde bouw vorm. Het is daarom van groot belang dat begrip en maatschappelijk draagvlak wordt verkregen voor de diverse welstandsaspecten en voor de wel-standscriteria die in de nota zijn benoemd.
Het welstandsbeleid moet door gemeenteambtenaren en leden van de welstandscommissie aan de burger uit te leggen zijn en de uitvoering ervan moet openbaar en controleerbaar zijn. Belangrijk is dat de nota voor een ieder leesbaar en begrijpelijk is.
2.1. WELSTAND ALS ONDERDEEL VAN HET RUIMTELIJK BELEID
Voor deze welstandsnota geldt als uitgangspunt dat alle zaken die met welstand te maken hebben, zoveel mogelijk worden geïntegreerd. Een goede afstemming op beleidsnota’s, bestemmingsplannen en de gemeentelijke bouwverordening is daarom van groot belang.
De relatie met de beleidsnota’s
Het beleid in de welstandsnota sluit aan op het huidige gemeentelijke kwaliteitsbeleid. Op het moment dat de gemeente nieuwe ruimtelijke inzichten en/of beleidsvoornemens heeft, zullen deze veranderingen doorwerken in de welstandsnota. Nieuwe beleidsvoornemens kunnen dus aanleiding zijn om welstandscriteria aan te passen of bij te stellen. Andersom geldt dit ook. Ook kunnen nieuwe inzichten vanuit het welstandsbeleid consequenties hebben voor het te voeren ruimtelijk beleid op Ameland.
De relatie met het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken ‘voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening’. De architectonische vormgeving valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief in de welstandsnota geregeld. De welstandsnota beweegt zich binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Bij strijdigheid tussen de welstandscriteria en de bestemmingsplanvoorschriften gaan de bestemmingsplanvoorschriften voor.
De relatie met de gemeentelijke bouwverordening
Het welstandsbeleid moet verplicht in een welstandsnota opgenomen worden. Ter bevordering van de rechtszekerheid van de burger, moeten wel enkele zaken ten aanzien van het welstandstoezicht (o.a. werkwijze, samenstelling en inrichting van de welstandscommissie) in de gemeentelijke bouwverordening wettelijk worden vastgelegd. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de gemeentelijke bouwverordening.
De relatie met vergunningsvrij bouwen
Met de inwerkingtreding van het Besluit Omgevingsrecht op 1 november 2014 is de categorie verguningsvrije bouwwerken aanzienlijk uitgebreid. Om de ruimtelijke kwaliteit bij vergunningsvrij bouwen te waarborgen is de ‘beleidsregel planologische kruimelgevallen 2011’ vastgesteld. In alle gevallen waarbij de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a, 1°, 2° of 3° van de Wabo, zal er sprake moeten zijn van een verantwoord stedenbouwkundige nieuwe situatie. Hiervan is onder andere sprake indien:
Hiertoe kan elke aanvraag om een omgevingsvergunning met ruimtelijke consequenties ter goedkeuring aan de welstands- en monumentencommissie worden voorgelegd om het project te beoordelen aan de hand van de criteria van de welstandsnota. Dat betekent ook dat de initiatiefnemer gegevens en bescheiden moet aanleveren, conform artikel 2.5 Mor, om het bouwplan te kunnen toetsen aan de welstandscriteria. Bovendien wordt getoetst of verschillende functies significante hinder van elkaar zullen ondervinden en of bestaande toegestane functies belemmerd zullen worden in hun doelmatig gebruik. Bij strijdigheid met een van deze elementen kan in principe géén medewerking worden verleend aan de omgevingsvergunning, tenzij strikte randvoorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit.
2.2. PARTICIPANTEN EN PROCEDURES
Procedures Omgevingsvergunning en welstand De te volgen procedure is afhankelijk van het soort gebouw en bouwwerk en heeft tevens invloed op de manier waarop de indiener van een bouwaanvraag te maken krijgt met welstand. Voor nadere informatie over de spelregels van bouwen en verbouwen wordt verwezen naar de internetsite van het Ministerie Infrastructuur en Milieu (IenM) www.rijksoverheid.nl.
Vaststelling welstandsnota door de gemeenteraad
De gemeenteraad is verplicht om een welstandsnota met zo concreet mogelijke welstandscriteria vast te stellen. Na vaststelling van de nota kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar worden gebaseerd op de criteria die in de welstandsnota zijn genoemd. Zonder welstandsnota kan geen welstandstoezicht worden uitgeoefend. Na vaststelling van de welstandsnota zal de werking ervan jaarlijks verplicht worden geëvalueerd.
Aanvullingen op de welstandsnota
De gemeenteraad kan tussentijds aanvullingen op de nota vaststellen. Het gaat dan vooral om welstandscriteria voor nieuwe, grotere (her)ontwikkelingsprojecten. De welstandscriteria voor dergelijke projecten worden in het kader van de stedenbouwkundige planvoorbereiding opgesteld. Om rechtsgeldig te kunnen zijn, zullen deze criteria de Inspraakprocedure moeten hebben doorlopen en door de gemeenteraad worden vastgesteld.
Wijzigingen in de welstandsnota
De gemeenteraad is bevoegd om jaarlijks wijzigingen in de welstandsnota door te voeren. De wijzigingen dienen de Inspraakprocedure te hebben doorlopen en door de gemeenteraad te worden vastgesteld.
Uitvoering door burgemeester en wethouders De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het welstands-toezicht ligt bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. Burgemeester en wethouders vragen in principe alleen voor een omgevingsvergunning voor bouwen, advies aan de welstandscommissie. Tevens kan een aanvraag om een omgevingsvergunning met ruimtelijke consequenties ter goedkeuring aan de welstands- en monumentencommissie worden voorgelegd. Met het in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is het besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken ingetrokken. Er zijn dus geen licht bouwvergunningsplichtige bouwwerken meer en de loket criteria die daarvoor in de welstandsnota waren opgenomen zijn nu niet meer van toepassing. Tevens is in de Wabo, de categorie vergunningsvrije bouwwerken uitgebreid. Specifieke informatie over de vormgeving van een bouwplan kan altijd ingewonnen worden aan het loket van bouw- en woningtoezicht van de gemeente, waar overigens ook voorbeelden voor kleuren van stenen en dakpannen aanwezig zijn.
Burgemeester en wethouders worden bij de beoordeling van bouwplannen geadviseerd door HUS & HIEM welstandsadvisering en monumentenzorg. De welstandscommissie is volgens artikel 1 lid 1n van de Woningwet een door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie. De wettelijke, meest primaire taak van de welstandscommissie is het uitbrengen van welstandsadviezen aan burgemeester en wethouders over de aan haar voorgelegde bouwplannen in de procedure voor een omgevingsvergunning. Dit welstandsadvies is gebaseerd op de in deze welstandsnota genoemde welstandscriteria. De organisatie en werkwijze van de welstandscommissie is in de gemeentelijke bouwverordening en het Reglement van Orde van de welstandscommissie nader beschreven.
Wanneer kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het advies van de welstandscommissie?
Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Er bestaan echter enkele uitzonderingen:
Afwijken op inhoudelijke grond
Burgemeester en wethouders hebben de mogelijkheid om op inhoudelijke gronden af te wijken van het advies van de welstandscommissie. In een dergelijk geval zijn burgemeester en wethouders van mening dat de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd, of dat de commissie niet de juiste criteria heeft toegepast. In dat geval mag per bouwplan een ‘second opinion’ worden aangevraagd bij een ander welstandsorgaan. Deze situatie kan zich voordoen wanneer burgemeester en wethouders bij de beoordeling van een bouwplan op inhoudelijke grond tot een ander oordeel komen dan de welstandscommissie. Een ‘second opinion’ wordt aangevraagd voordat het besluit op de vergunningaanvraag wordt genomen én binnen de daarvoor geldige afhandelingstermijn.
Afwijken door middel van de hardheidsclausule
Bij de beoordeling van een bouwplan kan het in bepaalde gevallen voorkomen dat de welstandscriteria ontoereikend zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval als er sprake is van een plan dat vanwege de bijzondere kwaliteiten boven het kader van de welstandsnota uitstijgt. Dan kunnen burgemeester en wethouders, eventueel na advies van de welstandscommissie, gemotiveerd afwijken van de welstandscriteria. In dat geval is er sprake van een bijzondere situatie en/of bestaat er twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht. De afwijking kan worden gebaseerd op de algemene principes en dient gemotiveerd te worden in de beslissing op de aanvraag van de vergunning.
Toepassingsregel hardheidsclausule:
“Het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats is al dan niet in strijd met redelijke eisen van welstand - beoordeeld naar de criteria conform art. 12 van de Woningwet en verwoord in de door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota - indien burgemeester en wethouders daartoe op basis van een gemotiveerd welstandsadvies besluiten”.
Op grond van artikel 2.10 lid 1.d van de Wabo krijgen burgemeester en wethouders de mogelijkheid om bij strijd van een bouwplan met de redelijke eisen van welstand, toch de omgevingsvergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld economische of maatschappelijke redenen betreffen. De welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld.
Algemene principes van toepassing
Indien burgemeester en wethouders afwijken van het advies van de welstandscommissie is paragraaf 4.3. Algemene principes van toepassing.
In de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) is wettelijk bepaald welke eisen worden gesteld aan de aan te leveren gegevens en bescheiden voor een omgevingsvergunning. Voor de aan te leveren gegevens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan welstandscriteria gelden de volgende eisen:
3 RUIMTELIJK KWALITEITSBELEID AMELAND
Welstandsbeleid kan niet op zichzelf staan, maar moet worden gefundeerd in het bestaande gemeentelijke beleid voor de kwaliteit van de gebouwde omgeving. In dit hoofdstuk wordt het huidige ruimtelijke kwaliteitsbeleid van de gemeente in hoofdlijnen besproken. Met name het ruimtelijke kwaliteitsbeleid ten aanzien van de bebouwing in de beschermde dorpsgebieden, de oude kernen, de bedrijventerreinen, de recreatiewoningterreinen en campings en het buitengebied vormen belangrijke thema’s voor de welstandsnota. Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van Ameland is voor een belangrijk deel vastgelegd in verschillende beleidsnota’s en bestemmingsplannen.
Voor Ameland zijn al verschillende studies naar de gewenste beeldkwaliteit verricht. Zo is voor het gehele eiland een Beeldambitieplan opgesteld, waarin een studie naar de mogelijkheden tot opwaardering van de beeldkwaliteit op Ameland is opgenomen. De uitgangspunten in deze nota vormde onder andere de basis voor de welstandsnota. Tevens heeft de gemeente Ameland de Structuurvisie Ameland opgesteld. In de structuurvisie worden afwegingen gemaakt voor het toekomstig ruimtelijk beleid en worden keuzes gemaakt over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het betreffende gebied. De structuurvisie beschrijft de integrale visie voor de ontwikkeling van Ameland in de komende 10 jaar. Waar gaan we naar toe met het eiland als het gaat om functies als wonen, werken, recreatie, toerisme, natuur, landschap en ruimtelijke kwaliteit. De structuurvisie is hiermee het richtinggevende document waarin voor overheden, maatschappelijke organisaties, private partijen en burgers duidelijk wordt welk ruimtelijk beleid een gemeente, provincie of het rijk nastreeft. De structuurvisie vormt daarmee een belangrijk kader stellend document en tevens een basis onderdeel voor de welstandsnota.
Een ander belangrijk document is de notitie “Inventarisatie Waardevolle objecten”, waarin alle waardevolle objecten zijn geïnventariseerd en beschreven. Een groot aantal panden heeft in deze notitie een bijzondere status, zoals rijksmonument, nog vast te stellen gemeentelijk monument of karakteristiek (structureel bepalend of beeldbepalend). De panden met een status van rijksmonument vallen onder de Monumentenwet. Daarnaast zijn ook panden opgenomen die de aanduiding karakteristiek (structureel bepalend of beeldbepalend) hebben gekregen. Om de karakteristieke waarden van deze panden ook te kunnen bewaren, is gericht welstandsbeleid noodzakelijk. Opgemerkt dient te worden dat formeel de gemeentelijke monumenten en beeldbepalende objecten nog moeten worden vastgesteld. Al wel vastgesteld zijn de structureel- en beeldbepalende panden opgenomen in de nota “Subsidieverordening dorpsvernieuwing”.
Tevens is een nota voor reclamebeleid, terrassenbeleid en beleidsregels voor het oprichten van schuilgelegenheden voor dieren van dierhouders, hobbyboeren en deeltijdboeren en het plaatsen van opstallen bij groentetuintjes opgesteld. Deze notities zijn als bijlage één op één overgenomen in de welstandsnota en dienen gehanteerd te worden bij de beoordeling (zie bijlage 2, 3 en 4). Tot slot is in het kader van duurzaamheid in 2015 een studie verricht naar de toepassing van PV op monumenten en in beschermde dorpsgezichten. De in het studierapport “Zonnestroom en cultureel erfgoed” opgenomen bevindingen en aanbevelingen kunnen meegenomen worden bij de welstandsbeoordeling van plannen.
In dit hoofdstuk worden de toetsingskaders genoemd, die bij de beoordeling van bouwplannen op Ameland worden gehanteerd. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsgerichte beoordelingskaders en algemene principes. Deze verschillende typen criteria worden hierna kort toegelicht.
Gebiedsgerichte beoordelingskaders
Gebiedsgerichte criteria zijn specifiek afgestemd op de kenmerken van een bepaald(e) gebied of wijk (zie ook paragraaf 4.2).
Hierbij gaat het om een aantal vakkundige beoordelingsaspecten, die gezamenlijk het algemene denk- en motiveringskader bij de beoordeling van bouwplannen vormen. Ook worden deze principes gehanteerd bij bouwplannen die zich weliswaar onttrekken aan de gebiedsgerichte criteria, maar toch van hoge kwaliteit blijken te zijn (zie paragraaf 4.3).
Het is mogelijk om voor bepaalde objecten of typen gebouwen specifieke welstandscriteria op te stellen. In hoofdstuk 6 zijn objectgerichte criteria opgenomen.
4.2. Gebiedsgericht beoordelingskader
In deze paragraaf zijn de gebiedsgerichte welstandscriteria opgenomen. De criteria zijn niet alleen gebaseerd op de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van de gebieden; ze zijn ook ontstaan vanuit de doelstelling om in elk gebied een gewenst bebouwingsbeeld te realiseren. Voor verschillende gebieden is een toetsingskader opgesteld, waaraan vergunning plichtige bouwplannen worden getoetst. Met behulp van deze criteria wordt aangegeven welke gewaardeerde karakteristieken in het ontwerp moeten worden gebruikt om het gebouw of bouwwerk in zijn omgeving te laten passen.
Het gemeentelijk grondgebied is op thematische wijze verdeeld in deelgebieden. Dit betekent dat voor elk type één standaard set met gebiedscriteria geldt. Voor elk deelgebied zijn specifieke gebiedsgerichte welstandscriteria opgesteld.
De deelgebieden zijn tot stand gekomen op basis van:
In bijlage 5 is een kaart met de gebiedsindeling opgenomen. De volgende deelgebieden zijn onderscheiden:
Naast de gebiedsindelingen zijn in hoofdstuk 6 en 7 de volgende onderdelen omschreven:
Hdst. 6 Objectgerichte criteria
Hfdst. 7 Kader voor nieuwe grootschalige ontwikkelingen
Voor elk onderscheiden deelgebied is een beoordelings-kader van toepassing, dat bestaat uit:
Bij algemene principes gaat het om een aantal vakkundige beoordelingsaspecten, die gezamenlijk het algemene denkkader vormen bij de beoordeling van bouwplannen. De algemene principes liggen aldus ten grondslag aan elke planbeoordeling. Ook gelden de principes in het geval een bouwplan niet binnen de gebiedsgerichte criteria past, maar volgens de welstandscommissie vanwege de uitzonderlijke kwaliteit wel als positief wordt beoordeeld. De algemene principes vormen dan een motiveringskader aan de hand waarvan de bijzondere schoonheid van het plan overtuigend worden aangetoond. Een toelichting op de algemene principes volgt hierna.
De volgende algemene principes zijn gebaseerd op de teksten uit de notitie “Architectonische kwaliteit” van prof. ir. Tj. Dijkstra.
Relatie tussen vorm, gebruik en constructie Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gezien van de eisen vanuit het gebruik en de techniek. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. De verschijningsvorm is méér dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie, dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.
Relatie tussen bouwwerk en omgeving
Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Het bestaansrecht van een gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen, maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijk of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren, verschaft het gebiedsgerichte beoordelingskader duidelijkheid.
Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context
Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze onjuist of ongeïnspireerd worden gebruikt, wordt de vorm verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt vooral in de wijze waarop die verwijzingen worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.
Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in een bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Betekenissen uit het verleden zijn van groot belang om een omgeving te “begrijpen” als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.
Evenwicht tussen helderheid en complexiteit Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur (door middel van symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen) biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw.
Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie.
De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterke samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast, kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een opbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf, maar ook van de omgeving waarin het is geplaatst.
Materiaal, textuur, kleur en licht
Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn zichtbare en voelbare kracht. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de kracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.
5 DEELGEBIEDEN DEELGEBIED 1A BESCHERMD DORPS-GEZICHT HOLLUM
De ruimtelijke structuur van het beschermde dorpsgezicht van Hollum wordt bepaald door twee noord-zuid gerichte lanen: de Oosterlaan en Burenlaan. Het profiel van de lanen wordt gekenmerkt door een verharde rijbaan van geringe breedte, vrijwel overal geflankeerd door openbare groenstroken van gras en boombeplanting. Langs deze sfeervolle lanen is typisch eilander bebouwing (zowel woningen als boerderijen) in een vrij willekeurig patroon gerangschikt. Ondanks de vrije ligging van de woningen en de visuele relatie met het achterliggende land, heeft de ruimte door de boombeplanting en de erfbeplanting een opvallende beslotenheid.
Het bebouwingspatroon kenmerkt zich door een willekeurige rangschikking van overwegend vrijstaande voorgevel tot aan de openbare weg varieert. Alhoewel de ruimte vanwege de aanwezigheid van beplanting een besloten karakter heeft, is plaatselijk toch het achterliggende agrarisch gebied zichtbaar. De panden zijn doorgaans dwars op de straat gericht, incidenteel is de richting ook evenwijdig aan de weg.
De bebouwing is hoofdzakelijk vrijstaand. De woningen hebben een kleine afmeting, terwijl de boerderijen een overwegend grote afmeting hebben. De hoofdvorm van de woningen is enkelvoudig en bestaat uit één bouwlaag met een kap. Het meest voorkomende daktype is het zadeldak. Ook het (afgeknotte) schilddak en de samengestelde kapvorm komen voor. Ondanks dat de panden dezelfde vormentaal spreken, is toch een bepaalde mate van individualiteit aanwezig. Dit komt tot uiting in kleine variaties in de grootte van de bouwmassa’s in de samenstelling van bouwvolumes, detaillering et cetera.
De verschijningsvorm van de panden wordt gekarakteriseerd als typisch ‘eilands’. In dit deel van Hollum zijn de meeste woningen als ‘commandeurswoningen’ te typeren. Dit type woning beschikt over kenmerken, die overigens per pand op verschillende wijze worden toegepast. Binnen het samenhangende beeld, is er aldus toch een bepaalde mate van individualiteit te herkennen. Typerend voor dit woningtype is de traditionele door gemetselde topgevel met de kenmerkende gevelindeling. In de onderbouw van de voorgevel bevinden zich één tot drie ramen en een deur (met bovenlicht), welke tezamen een verticaal karakter aan de gevel geven. In de topgevel bevindt zich doorgaans een (voormalig) ‘ontspanningsruitje’ en een bevoorradingsluik. De zijgevels van de panden zijn doorgaans van enkele ramen voorzien, hier is het horizontale karakter als gevolg van de lage gootlijn aanwezig. De meeste woningen beschikken over kenmerkende details, zoals gevelversiering in de vorm van jaarankers, waterlijst(en), vlechtingen en ontlastingsboogjes.
De gevels van hoofdgebouwen zijn uit gebakken materiaal opgetrokken. Elementen zoals kozijnen, dakgootbetimmeringen, boeiborden, daklijsten, deuren etcetera zijn van hout. De hellende daken zijn overwegend voorzien van gebakken pannen. Het kleurgebruik van de gevelwanden is geel. Ook zijn incidenteel gevelwanden wit gestuukt. De pannen zijn veelal keramisch rood of natuurrood van kleur. Het schilderwerk is veelal in de traditionele kleuren wit en groen uitgevoerd.
De Nederlands Hervormde kerk vormt een karakteristiek element binnen het beschermd dorpsgezicht. Het gebouw wijkt qua hoofdvorm en maat van het algemene bebouwingsbeeld af.
De bijgebouwen zijn verder van de straat gesitueerd en zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Qua materialisering en kleurgebruik sluiten ze aan bij het hoofdgebouw (dus veelal gele steen en rode dakpannen) of zijn in hout uitgevoerd (bruin of groentinten).
In principe leent het beschermde dorpsgezicht zich niet voor het plaatsen van zonnepanelen en –collectoren. Maar het kan zijn dat er in specifieke gevallen, waarbij er geen afbreuk ontstaat aan het beschermde dorpsgezicht, dat er zonnepanelen en –collectoren onder voorwaarden kunnen worden toegestaan.
Er wordt veel waarde toegekend aan de ruimtelijke structuur van het dorp. De waardevolle elementen zijn de vrije erven, de afwisseling tussen bebouwde en onbebouwde kavels, de situering van de woningen met de topgevels naar de straat, de boerderijen, de boombeplanting aan de Burenlaan en de Oosterlaan en de klinkerverharding gecombineerd met grasbermen. Bovendien is de typische verschijningsvorm van de bebouwing vanwege de schoonheid en het karakter daarvan van belangrijke waarde. Deze elementen hebben ertoe bijgedragen dat de oude kern van Hollum is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In het gebied zijn verschillende panden als rijksmonument aangewezen. Tevens is een groot aantal panden met de kwalificatie “karakteristiek” aangemerkt. Het gaat hier om gemeentelijke monumenten en panden die een structureel bepalende plaats in het straatbeeld en/of een hoge architectonische waarde hebben.
Het welstandsbeleid is gericht op het behoud en het versterken van het typisch Amelander ruimtelijk beeld. Eventuele nieuwbouw dient gerealiseerd te worden in overeenstemming met de karakteristieke waarden van het Beschermd Dorpsgezicht. Historiserend bouwen is aldus de algemene beleidslijn. Dit houdt niet in dat het exact kopiëren van de oorspronkelijke dorpsbebouwing wordt voorgeschreven, maar meer dat de kenmerken van de bestaande historische bebouwing bij nieuwe ontwerpen in acht genomen moeten worden.
Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Oud en nieuw zijn bij elkaar gevoegd. Een voorbeeld die niet voldoet aan het verwachtingsbeeld. Ongelukkige vormgeving, detaillering materiaal en kleur keuze
Kenmerkend ruimteprofiel: verharde rijbaan, geflankeerd door openbare groenstroken met typisch eilander bebouwing.
De hoofdvorm is enkelvoudig bestaande uit 1 bouwlaag met kap
Groen en wit schilderwerk met evt. grijze onderdorpel. Verschillend toegepast kozijn wit raam groen of anders om. Aan de voorzijde origineel latten hekwerk.
Goed voorbeeld van twee soorten bijgebouwen. Aangekapt bijgebouw aflegering (legeweech) en een bijgebouw met zadeldak.
Tussenbouw is niet passend bij de rest van de bebouwing. Links authentieke woning rechts nieuw gebouwde woning in authentieke stijl. Woningen zijn onttrokken en betrokken bij museum.
Bij verbouwing, verandering en/of vervanging en nieuwbouw van gebouwen in het beschermde dorpsgezicht panden gelden de volgende welstandscriteria:
bij hoofdgebouwen worden kozijnen, dakgootbetimmeringen, daklijsten, dakgoten e.d. in hout uitgevoerd (dit geldt alleen voor gemeentelijke en rijksmonumenten). Bij karakteristieke panden en overige panden is het gebruik van kunststof, pvc en polyester voor dergelijke elementen mogelijk, mits daarbij de juiste profilering en detaillering wordt toegepast. Belangrijk is dat deze overeenkomt met de kenmerken van hout (Hr);
het schilderwerk is in de traditionele kleuren gebroken wit (RAL 9001 of Sikkens 1860) en donkergroen (Ral 6009 of Sikkens 1036) uitgevoerd en of soortgelijke/ bijpassende dekkende kleuren. Voor bedrijfspanden kan hiervan worden afgeweken en kunnen de kleuren RAL 5004 en 3005 worden toegestaan. (Hr).
aanbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa, staan op groter afstand van de weg, minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, en hebben een nokhoogte die minimaal 1 meter lager ligt dan die van het hoofdgebouw (Hr). Als de aanbouw binnen het bouwvlak voor hoofdgebouwen valt moet worden gebouwd binnen het bouwvlak zoals dat in het bestemmingsplan is aangegeven;
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Zonnepanelen of –collectoren zijn voor zover niet vergunningsvrij. Ze zijn toegestaan binnen het beschermde dorpsgezicht als wordt voldaan aan de volgen criteria. Tevens kan gekeken worden naar de eventuele mogelijkheden en aanbevelingen aangegeven in de studienota “Zonnestroom en cultureel erfgoed”.
Achteraf bezien zijn bovenstaande voorbeelden geen aanwinst voor het beschermde dorpsgezicht en waardevol dorpsrandgezicht.
DEELGEBIED 1B BESCHERMD DORPSGEZICHT BALLUM
De ruimtelijke structuur van het beschermde dorpsgezicht van Ballum wordt hoofdzakelijk bepaald door de Camminghastraat met zijstraten, de Nesserweg en de Gerrit Kosterweg. Het profiel van met name de Camminghastraat wordt gekenmerkt door een verharde rijbaan van geringe breedte, vrijwel overal geflankeerd door openbare groenstroken van gras en boombeplanting. Langs deze straten is bebouwing met overwegend een agrarisch karakter in een vrij willekeurig patroon gerangschikt.
Het bebouwingspatroon kenmerkt zich door overwegend vrijstaande panden in een relatief hoge bebouwingsdichtheid. De percelen zijn ruim en loodrecht op de weg georienteerd. Er is sprake van een wisselende rooilijn, waardoor de afstand van de voorgevel tot aan de openbare weg varieert. De nokrichting is overwegend oost-west. Plaatselijk is de relatie met het open landschap aanwezig. Dit is met name aan de westkant van de Camminghastraat het geval. Elders is deze relatie als gevolg van de plaatsing van bijgebouwen en de erfbeplanting minder sterk.
De bebouwing heeft hoofdzakelijk een agrarisch karakter. Tussen de boerderijen zijn ook vrijstaande woningen geplaatst. De boerderijen hebben een overwegend grote afmeting, terwijl de woningen een kleine of nokhoogten zijn gevarieerd. Het meest voorkomende daktype is het zadeldak.
Typisch zijn de aanbouwen, die een lagere goot hebben dan het hoofdgebouw zelf, waardoor een geknikte dakvorm ontstaat.
De luidtoren, de Nederlands Hervormde en de Doopsgezinde kerk wijken qua hoofdvorm en maat af van het algemene bebouwingsbeeld.
De verschijningsvorm van de panden wordt gekarakteriseerd als typisch ‘eilands’. De bebouwing aan de Camminghastraat en de Baron Rengersweg wordt gekenmerkt door topgevels. Langs de Nesserweg en de Gerrit Koster-weg zijn zowel langs gevels als topgevels aanwezig. De wisseling in goothoogte speelt een belangrijke rol in de beleving van deze straten. In dit deel van Ballum zijn naast de boerderijen ook enkele ‘commandeurswoningen’ aanwezig. Dit type woning beschikt over specifieke kenmerken, die overigens per pand op verschillende wijze worden toegepast. Typerend voor dit woningtype is de traditionele doorgemetselde topgevel met de kenmerkende gevelindeling. In de onderbouw van de voorgevel bevinden zich één tot drie ramen en een deur (met bovenlicht), welke tezamen een verticaal karakter aan de gevel geven. In de topgevel bevindt zich doorgaans een (voormalig) ‘ontspanningsruitje’ en een bevoorradingsluik. De meeste woningen beschikken over kenmerkende details, zoals gevelversiering in de vorm van jaarankers, waterlijst(en), vlechtingen en ontlastingsboogjes.
De gevels van hoofdgebouwen zijn uit gebakken materiaal opgetrokken. Elementen zoals kozijnen, dakgootbetimmeringen, boeiborden, daklijsten, deuren et cetera zijn van hout. De hellende daken zijn overwegend voorzien van gebakken pannen. Het kleurgebruik van de gevelwanden is geel. De pannen zijn veelal rood van kleur. Het schilderwerk is veelal in de traditionele kleuren wit en groen uitgevoerd.
De bijgebouwen zijn verder van de straat gesitueerd en zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Qua materialisering en kleurgebruik sluiten ze aan bij het hoofdgebouw (dus veelal gele steen en keramisch rode of natuurrode dakpannen) of zijn in hout uitgevoerd (bruin of groentinten).
De groenstructuur geeft het gebied, en met name de Camminghastraat, een heel eigen karakter.
In principe leent het beschermde dorpsgezicht zich niet voor het plaatsen van zonnepanelen en –collectoren. Maar het kan zijn dat er in specifieke gevallen, waarbij er geen afbreuk ontstaat aan het beschermde dorpsgezicht, dat er zonnepanelen en –collectoren onder voorwaarden kunnen worden toegestaan.
Er wordt veel waarde toegekend aan de ruimtelijke structuur van Ballum. De waardevolle elementen zijn de overwegend agrarische karakter van de bebouwing, de afwisseling van bebouwde en onbebouwde stroken, de aanwezigheid van een aantal “eilander huizen’ en het voorkomen van de typische aanbouwen en de dominante groenstructuur. In het gebied zijn verschillende panden als rijksmonument aangewezen. Tevens is een groot aantal panden aangemerkt als architectonisch bepalend en/of structureel bepalend. Het gaat hier om gemeentelijke monumenten en panden die een structureel bepalende plaats in het straatbeeld en/of een hoge architectonische waarde hebben.
Het welstandsbeleid in het beschermde dorpsgezicht van Ballum is gericht op het behoud en het versterken van het typisch Amelander ruimtelijk beeld. Eventuele nieuwbouw dient gerealiseerd te worden in overeenstemming met de karakteristieke waarden van het beschermd dorpsgezicht. Historiserend bouwen is aldus de algemene beleidslijn.
Dit houdt niet in dat het exact kopiëren van de oorspronkelijke dorpsbebouwing wordt voorgeschreven, maar meer dat de kenmerken van de bestaande historische bebouwing bij nieuwe ontwerpen in acht genomen moeten worden. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Kenmerkende ruimteprofielen: verharde rijbaan geflankeerd door groenstroken, met daarlangs typisch eilander bebouwing.
Er is sprake van een wisselende rooilijn.
Hellende daken zijn veelal voorzien van dakpannen in de kleur keramisch rood of natuurrood.
Goed voorbeeld van nieuwbouw woningen waarbij kenmerken van de bestaande historische bebouwing in het ontwerp verwerkt zijn.
Een van de vele rijksmonumenten en beeldbepalende panden en gebouwen. Kenmerkend zijn de toepassing van de Friese gele kleinsteen en de keramisch rode dakpannen. De toren is voorzien van de originele grijze Friese dakpan.
Modern en eigentijds gecombineerd met authentiek.
Bij verbouwing, verandering en/of vervanging en nieuwbouw van gebouwen in het beschermde dorpsgezicht van Ballum gelden de volgende welstandscriteria:
bij hoofdgebouwen worden kozijnen, dakgootbetimmeringen, daklijsten, dakgoten e.d. in hout uitgevoerd (dit geldt alleen voor gemeentelijke en rijksmonumenten). Bij karakteristieke panden en overige panden is het gebruik van kunststof, pvc en polyester voor dergelijke elementen mogelijk, mits daarbij de juiste profilering en detaillering wordt toegepast. Belangrijk is dat deze overeenkomt met de kenmerken van hout (Hr);
aanbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa, staan op groter afstand van de weg, minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, en hebben een nokhoogte die minimaal 1 meter lager ligt dan die van het hoofdgebouw (Hr). Als de aanbouw binnen het bouwvlak voor hoofdgebouwen valt moet worden gebouwd binnen het bouwvlak zoals dat in het bestemmingsplan is aangegeven;
Toepassing van traditionele erfafscheidingen (zoals lattenhek of ligusterheg) (Iw) Betonschuttingen komen niet voor.
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Zonnepanelen of –collectoren zijn voor zover niet vergunningsvrij. Ze zijn toegestaan binnen het beschermde dorpsgezicht als wordt voldaan aan de volgen criteria. Tevens kan gekeken worden naar de eventuele mogelijkheden en aanbevelingen aangegeven in de studienota “Zonnestroom en cultureel erfgoed”.
DEELGEBIED 1C BESCHERMD DORPSGEZICHT NES
De ruimtelijke structuur van het beschermde dorpsgezicht van Nes wordt bepaald door de Van Heeckeren-straat, de Burgemeester Waldastraat en enkele zuidoost-noordwest lopende wegen, zoals de Reeweg, Rixt van Doniastraat en de Torenstraat / Torenhoogte. Het ruimtelijk beeld van deze straten is onregelmatig als gevolg van de sterke wisselingen in het ruimteprofiel, een grote verscheidenheid van de inrichting van het openbare gebied en de voorterreinen en de afstand van de bebouwing tot de weg. De Van Heeckerenstraat is vanwege de aanwezigheid van de vele winkels en de horecafunctie het economische centrum van Nes. Deze functies hebben er toe geleid dat met name dit gebied als gevolg van de veelal bestrate voorterreinen een sterk versteend karakter heeft. De inrichting van de openbare ruimte kenmerkt zich verder door een veelheid aan luifels, terrassen, straatmeubilair en reclame-uitingen. In overige genoemde straten is het beeld iets rustiger, omdat hier de woonfunctie meer aanwezig is.
Het bebouwingspatroon kenmerkt zich door overwegend vrijstaande panden in een relatief hoge bebouwingsdichtheid. De percelen zijn ruim en loodrecht op de weg georienteerd. Er is sprake van een wisselende rooilijn, waardoor de afstand van de voorgevel tot aan de openbare weg varieert. De panden zijn met de nok veelal dwars op de openbare weg georiënteerd; plaatselijk komen ook panden voor die met de zijgevel op de weg zijn gericht.
De hoofdvorm van de bebouwing is doorgaans eenvoudig en bestaat uit 1 of 2 bouwlagen met kap. Zowel het zadeldak, het schilddak en het afgeknotte schilddak komt voor (zie voor specifieke informatie in bijlage 1 van het bestemmingsplan Nes). Panden met een bijzondere functie, zoals de kerk, wijken qua maat en hoofdvorm af.
De oorspronkelijke verschijningsvorm van de panden wordt gekarakteriseerd als typisch ‘eilands’. Bij de panden met een horeca- of winkelfunctie is dit karakter niet altijd met herkenbaar als gevolg van de toevoegingen aan de gevel. Plaatselijk komen panden voor die als ‘commandeurswoningen’ getypeerd kunnen worden Dit type woning beschikt over specifieke kenmerken, die overigens per pand op verschillende wijze worden. toegepast. Typerend voor dit woningtype is de traditionele doorgemetselde topgevel met de kenmerkende gevelindeling. In de onderbouw van de voorgevel bevinden zich één tot drie ramen en een deur (met bovenlicht), welke tezamen een verticaal karakter aan de gevel geven. In de topgevel bevindt zich doorgaans een (voormalig) ‘ontspanningsruitje’ en een bevoorradingsluik. De meeste woningen beschikken over kenmerkende details, zoals gevelversiering in de vorm van jaarankers, waterlijst(en), vlechtingen en ontlastingsboogjes.
De gevels van hoofdgebouwen zijn uit gebakken materiaal opgetrokken. Elementen zoals kozijnen, dakgootbetimmeringen, boeiborden, daklijsten, deuren, winkelpuien etc. zijn van hout, maar ook van kunststof. De hellende daken zijn overwegend voorzien van gebakken pannen. Het kleurgebruik van de gevelwanden is geel. De pannen zijn veelal keramisch rood of natuurrood van kleur. Het schilderwerk is veelal in de traditionele kleuren wit en groen uitgevoerd. Ten behoeve van de winkel- en horeca- functie elementen, zoals reclame-uitingen en luifels, aan het pand toegevoegd. Deze verschillen per pand qua afmeting, materiaal- en kleurgebruik.
De bijgebouwen zijn verder van de straat gesitueerd en zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw. Qua materialisering en kleurgebruik sluiten ze aan bij het hoofdgebouw (dus veelal gele steen en keramisch rode of natuurrode dakpannen) of zijn in hout uitgevoerd (bruin of groentinten). In principe leent het beschermde dorpsgezicht zich niet voor het plaatsen van zonnepanelen en –collectoren. Maar het kan zijn dat er in specifieke gevallen, waarbij er geen afbreuk ontstaat aan het beschermde dorpsgezicht, dat er zonnepanelen en –collectoren onder voorwaarden kunnen worden toegestaan.
Het gebied is aangewezen als beschermd dorpsgezicht vanwege de gaaf gebleven structuur én de samenhang van openbare ruimten en van karakteristieke bebouwing. In het gebied is een aantal panden aanwezen als rijksmonument. Daarnaast is een groot aantal panden met de kwalificatie ‘karakteristiek’ aangeduid. De karakteristieke panden zijn ofwel gemeentelijke monumenten ofwel panden die een structureel bepalende plaats in het straatbeeld en/of een hoge architectonische waarde kennen. Ter plaatse van de centrumvoorzieningen (met name Reeweg) is het ruimtelijk beeld rommelig als gevolg van de grote hoeveelheden winkel attributen en reclameuitingen.
Het welstandsbeleid in het beschermde dorpsgezicht van Nes is gericht op het behoud en het versterken van het typisch Amelander ruimtelijk beeld. Eventuele nieuwbouw dient gerealiseerd te worden in overeenstemming met de karakteristieke waarden van het beschermd dorpsgezicht. Historiserend bouwen is aldus de algemene beleidslijn. Dit houdt niet in dat het exact kopiëren van de oorspronkelijke dorpsbebouwing wordt voorgeschreven, maar meer dat de kenmerken van de bestaande historische bebouwing bij nieuwe ontwerpen in acht genomen moeten worden. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/ gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Winkelpand binnen het beschermd dorpsgezicht Nes.
Historiserend gebouwd pand naast authentiek pand.
Beeldbepalend pand met eigentijdse uitbreiding
Bij verbouwing, verandering en/of vervanging en nieuwbouw van gebouwen in het beschermde dorpsgezicht van Nes gelden de volgende welstandscriteria:
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Zonnepanelen of –collectoren zijn voor zover niet vergunningsvrij. Ze zijn toegestaan binnen het beschermde dorpsgezicht als wordt voldaan aan de volgen criteria. Tevens kan gekeken worden naar de eventuele mogelijkheden en aanbevelingen aangegeven in de studienota “Zonnestroom en cultureel erfgoed”.
De oudere dorpsdelen die niet behoren tot één van de Beschermde Dorpsgezichten vallen onder dit deelgebied. Naast de kern Buren gaat het hoofdzakelijk om de bebouwing langs de oorspronkelijke ontsluitingswegen door de dorpen. Ook het oudste deel van het dorp Hollum (‘winkelgebied’ omgeving Zwaneplein) en de Kooiplaats vallen binnen dit gebied. Van oudsher heeft de bebouwing in deze gebieden een open karakter, waarbij later vaak sprake is geweest van een verdere verdichting. Kenmerkend voor de grootste delen van de oude kern is dan ook de aanwezigheid van zowel oude bebouwing uit de 18e, 19e en begin 20e eeuw, maar ook uit de 2e helft van de vorige eeuw. Hiermee samenhangend komen uiteenlopende typen bebouwing voor: boerderijen, commandeurswoningen maar ook moderne woningen, en uiteenlopende functies: zowel wonen, winkels en horeca, maar ook een enkel kantoor- of bedrijfspand en enkele supermarkten. Tot slot is ook sprake van enkele publieke gebouwen zoals de Rooms Katholieke kerk en De Toel in Nes.
Gebouwen staan soms in een rooilijn, maar meestal verspringend ten opzichte van elkaar en op een wisselende afstand tot de weg. Incidenteel staan panden zelfs zeer dicht op de weg met als gevolg een ‘poortwerking’ nabij enkele dorpsentrees (Ballum en Buren oostzijde). Woningen zijn meestal vrijstaand gebouwd, incidenteel halfvrij-staand. Daarmee is sprake van een halfopen bebouwingsbeeld, dichtbij het dorpscentrum soms meer gesloten en in de dorpsrand meestal open tot zeer open. De richting van de panden (nok) is meestal haaks op de straat voor vrijstaande woningen en wisselend voor overige panden. Boerderijen staan haaks en evenwijdig aan de weg.
Hoofdgebouwen bestaan uit één of twee bouwlagen met een kap. Met name in de dorpscentra van Hollum, Nes en Buren komen incidenteel grote gebouwen voor in twee lagen met een kap (zoals De Zwaan, de bebouwing aan de zuidwestzijde van de Reeweg in Nes en hotel De Klok). Ook woningen uit de jaren 50/60 zijn vaak gebouwd in twee lagen met kap. De oudere bebouwing en boerderijen bestaan altijd uit één laag met kap. De kap bestaat meestal uit een zadeldak of een schilddak. Daarmee is de vormhandeling kantig tot hoofdzakelijk kantig. De massaopbouw is vaak enkelvoudig, maar ook wel samengesteld. De omvang van gebouwen varieert van klein (oude woningen) tot groot (boerderijen, hotels, kerk). Bijgebouwen hebben meestal een ondergeschikte plaats in het straatbeeld.
Woningen hebben een individueel karakter. Projectmatige bouw komt nauwelijks voor. De woningen zijn altijd gericht op de straat met meestal een traditionele geleding. De compositie is wisselend, van traditioneel voor oude woningen tot enkele woningen met een eigentijdse compositie.
Gevels zijn opgebouwd uit metselwerk, in meestal een gele steen. Incidenteel is sprake van houten gevelvlakken en/of topgevels. Daken zijn gedekt met dakpannen, zowel gebakken pannen als betonpannen. De overheersende kleur daarvan is keramisch rood/natuurrood, maar ook zwarte of bruine pannen komen voor. Schilderwerk is meestal wit en groen. Hoofdgebouwen kennen vaak een sobere detaillering. In een aantal panden is sprake van traditionele (soms ‘Amelander’) details (zoals gootlijsten, roeden verdeling in de ramen, waterlijsten en schoorstenen) of eigentijdse interpretaties hiervan.
Er is veel waardering voor de variatie in de bebouwing, waarbij een evenwicht tussen samenhang en individualiteit is bereikt. Met name de oudere delen zoals het oudste deel van Hollum (omgeving Zwaneplein) kenmerken zich door het authentieke karakter. Sommige delen met veel naoorlogse bouw ogen minder karakteristiek. Hier vormen bijvoorbeeld halfvrijstaande naoorlogse woningen in twee lagen met kap, de toepassing van wolfseinden of fel kleurgebruik een verstoring ten opzichte van de oorspronkelijke bebouwingskarakteristieken van de dorpen. Ook waar voor zowel de gevels als de daken afwijkende kleuren en soms materialen zijn gebruikt (bijvoorbeeld een grauwe antraciet of bruine betonpan) is de aansluiting op de ‘Amelander karakteristiek’ afwezig.
Het beleid is gericht op het behoud en waar mogelijk versterking van het bebouwingsbeeld, aansluitend op de oorspronkelijke dorpskarakteristieken. De kenmerken zoals verwoord in het Beeldambitieplan gelden daarbij als uitgangspunt. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr), of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Incidenteel komen gebouwen voor die opgebouwd zijn uit Woningen met eerste verdieping onder de kap (goothoogte Woningen in een gestaffelde rooilijn.
Woningen met eerste verdieping onder de kap (goothoogte Woningen in een gestaffelde rooilijn.
Ook (voormalige) boerderijen komen in de oude kernen voor.
kozijnen, dakgootbetimmeringen, daklijsten, dakgoten e.d. worden in hout uitgevoerd (dit geldt alleen voor gemeentelijke en rijksmonumenten). Bij overige panden is het gebruik van kunststof, pvc en polyester voor dergelijke elementen mogelijk, mits daarbij de juiste profilering en detaillering wordt toegepast. Belangrijk is dat deze overeenkomt met de kenmerken van hout (Hr);
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
DEELGEBIED 3 DORPSUITBREIDINGEN 2E HELFT VORIGE EEUW
De naoorlogse bouw kenmerkt zich door kleinschalig, veelal planmatig opgezette dorpsuitbreidingen in de periode van 1950 tot 1995. Na deze periode zijn de meest recente wijken ontstaan. In z’n algemeenheid kennen de uitbreidingen een regelmatige rechthoekige structuur. Binnen deze indeling zijn afzonderlijke ‘projecten’ te onderscheiden, waarbinnen voor één of meerdere bouwblokken of straatwanden een vergelijkbaar woningtype is toegepast. Incidenteel komen grootschalige gebouwen voor, zoals zorg en verpleeghuis de Stelp in Hollum.
De bebouwing is vrijwel altijd in duidelijke rooilijnen langs de straat geplaatst. Het straatbeeld is halfopen (grotendeels vrijstaande en halfvrijstaande woningen). De richting van de gebouwen varieert, meestal met de nok haaks op de straat voor vrijstaande woningen. Rijen- en halfvrijstaande woningen hebben de nok meestal evenwijdig langs de weg georiënteerd. Bredere en smallere groenstroken zijn vaak mede bepalend voor het straatprofiel.
De bebouwing bestaat voornamelijk uit 1 of 2 bouwlagen, met vrijwel altijd met kap. Bijgebouwen spelen vrijwel altijd een ondergeschikte rol ten opzichte van het hoofdgebouw. De massa-opbouw is overwegend enkelvoudig en incidenteel samengesteld of gevarieerd.
De gevelaanzichten vertonen in projectmatige delen een beeld van voortdurende herhaling en een sobere uitvoering. Er zijn uiteraard verschillen per project. Voor individuele woningen is er meer variatie in de compositie en geleding aan de orde.
Het materiaalgebruik is grotendeels steenachtig; incidenteel komen ook houten (top)gevels voor (enkele projecten Zweedse woningen). De detaillering is over het algemeen vrij eenvoudig. In recent gebouwde woningen/projecten komen ook moderne materiaaltoepassingen voor. Het kleurgebruik is uiteenlopend. In de oudere wijken zijn gedekte kleuren toonaangevend. Een aantal modernere, vrijstaande woningen heeft een hardere kleurstelling, soms witte baksteen en is rijker gedetailleerd.
De over het algemeen ruime opzet van de verschillende wijken wordt als positief ervaren. Voor de bebouwing op zich is de waardering grotendeels neutraal. Over het algemeen is er sprake van een beeld dat qua karakter nogal afwijkt van het typische Amelander dorpsbeeld in de oude kern.
Bij de projectmatig ontwikkelde buurten zullen de per project overeenkomstige kenmerken worden gerespecteerd. De mogelijkheid bestaat om individueel beperkt af te wijken. Bij de veranderbaarheid van de afzonderlijke woningen zal de nadruk liggen op de samenhang met de omgeving en bij wijzigingen in een complex zal beoordeling plaats moeten vinden tegen de achtergrond van de oorspronkelijke planmatige aanpak. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Twee onder één kapwoningen in een duidelijke rooilijn.
Zweedse woningen, gevels zijn in hout uitgevoerd.
Bebouwing bestaande uit 2 bouwlagen met kap.
Woningen met eerste verdieping in de kap, goot hoogte op
In mindere mate komen er ook twee onder-één kap woningen voor met een hogere gootlijn.
Bij incidentele verbouwing, verandering en/of vervanging en nieuwbouw van gebouwen in de dorpsuitbreidingen tweede helft vorige eeuw gelden de volgende welstandscriteria:
aanbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa, staan op groter afstand van de weg, minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, en hebben een nokhoogte die minimaal 1 meter lager ligt dan die van het hoofdgebouw (Hr). Als de aanbouw binnen het bouwvlak voor hoofdgebouwen valt moet worden gebouwd binnen het bouwvlak zoals dat in het bestemmingsplan is aangegeven.
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
DEELGEBIED 4 RECENTE EN TOEKOMSTIGE DORPSUITBREIDINGEN
De recente dorpsuitbreidingen zijn gerealiseerd na 1995, volgens een vooraf vastgesteld beeldkwaliteitplan. Deze woonbuurten betreffen de noordoostzijde van Hollum en de zuidoostzijde van Nes, de uitbreiding in Ballum aan De Stringen/Smitteweg, de ‘locatie Polet’ in Nes, uitbreidingslocaties Nes-oost, de Tuun en de uitbreidingslocaties in Buren welke op deze wijze zijn gerealiseerd. Kenmerkend is het voortborduren op de ‘typisch Amelander’ kenmerken van de bebouwing in de beschermde dorps-gezichten en daarmee het versterken van de eigen identiteit van de dorpen. Deze lijn zal ook voor de in de nabije toekomst te realiseren uitbreidingen (bijvoorbeeld in Buren aan de noordwestzijde) worden gehanteerd.
Woningen zijn vrijstaand, soms halfvrijstaand gebouwd in een halfopen tot open bebouwingsbeeld. Woningen zijn geplaatst in de rooilijn. De richting varieert maar is meestal haaks op de weg.
Woningen bestaan uit één bouwlaag met een kap en zijn middelgroot van omvang. De kap bestaat uit een zadeldak of een schilddak. De vormbehandeling is daarmee kantig tot hoofdzakelijk kantig. De massa-opbouw is enkelvoudig en incidenteel, zoals op straathoeken, samengesteld.
Er is sprake van individuele woningontwerpen, waarbij de compositie en geleding variëren. Raamopeningen zijn veelal verticaal gericht. Voorgevels zijn vlak, zonder veel reliëf in de vorm van loggia’s, erkers of uitstekende balkons. Veel woningen zijn voorzien van een gemetselde schoorsteen.
Gevels zijn opgebouwd uit metselwerk waarbij flexibiliteit in de kleurstelling kan worden geboden. Daken zijn gedekt met gebakken keramisch rode dan wel donkere pannen of betonpannen met het formaat van een gebakken pan. Incidenteel is sprake van houten topgevels.
Schilderwerk is meestal wit en groen. Veel woningen zijn voorzien van ‘Amelander details’ zoals waterlijsten en een roeden verdeling in de ramen.
Het materiaal van op- en inritten is afgestemd op de straat, de breedte is meestal bescheiden.
Er is een positieve waardering voor de versterking van de identiteit van de Amelander dorpen en de sterke samenhang in het bebouwingsbeeld.
Het beleid voor deze gebieden is reeds ingezet met de vaststelling van onder andere het bestemmingsplan voor Hollum en het Beeldambitieplan Ameland. Hier is de lijn uitgezet dat bebouwing in de dorpsuitbreidingen dient te geschieden volgens de typisch Amelander bebouwingskenmerken zoals deze zijn te vinden in de Beschermde Dorpsgezichten. De architectuur, het materiaal- en kleurgebruik is daarbij gericht op de onderlinge samenhang per straatwand. Dit houdt overigens niet in dat het kopiëren van de oorspronkelijke dorpsbebouwing wordt voorgeschreven. Het is niet de bedoeling dat bij nieuwbouw persé boerenvlechtwerk, waterlijsten en roeden moeten worden toegepast. Ruimtelijke samenhang kan ook worden bereikt door, met inachtneming van een aantal kenmerken van de historische bebouwing, ruimte te bieden aan een eigentijdse manier van bouwen. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
De kapvorm is overwegend een zadeldak.
Woningen zijn soms halfvrij-staand gebouwd.
Gevels zijn opgebouwd uit gele steen. Bij de linker woning is een houten gevel-element toegevoegd
Bij incidentele verbouwing, verandering en/of vervanging en nieuwbouw van gebouwen in de recente en toekomstige dorpsuitbreidingen gelden de volgende welstandscriteria:
aanbouwen en bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa, staan op groter afstand van de weg, minimaal 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw, en hebben een nokhoogte die minimaal 1 meter lager ligt dan die van het hoofdgebouw (Hr). Als de aanbouw binnen het bouwvlak voor hoofdgebouwen valt moet worden gebouwd binnen het bouwvlak zoals dat in het bestemmingsplan is aangegeven;
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
Op Ameland zijn drie bedrijventerreinen aanwezig, één in Hollum één in de Ballumerbocht en één in Nes. Het bedrijventerrein in Hollum bevindt zich aan de Fabrieksweg en bevat wat oudere bebouwing waaronder een voormalige zuivelfabriek. De terreinen bij Nes bevinden zich langs de rondweg en in de Ballumerbocht en zijn van recenter datum. De terreinen bij Nes grenzen aan de Waddendijk. Het terrein in de Ballumerbocht ligt in het midden van het eiland. Hier bevinden zich onder andere de rioolwaterzuiveringsinstallatie, de dienst openbare werken van de gemeente en bedrijfscomplex Nagtegaal. Alle terreinen grenzen aan het open gebied en hebben een functionele inrichting. Bij sommige bedrijven is een bedrijfswoning aanwezig maar bij de meeste bedrijven is dit niet toegestaan. Het gebied in de Ballumerbocht wijkt af doordat het hier veelal gaat om zwaardere industriële activiteiten op grote terreinen met weinig bebouwing of juist een geclusterde opzet van de bebouwing.
De plaatsing van de vrijstaande bouwvolumes is gevarieerd maar meestal wel aan de weg gerelateerd. Het bebouwingsbeeld is halfopen, waarbij het terrein in Hollum gedeeltelijk wat meer gesloten en in de Ballumerbocht juist meer open is. De richting van de gebouwen varieert.
Een groot deel van de bebouwing heeft een loodsachtig karakter met een enkelvoudige en kantige hoofdvorm, dus één laag met een flauwe kap. Enkele panden hebben een platdak, anderen wijken af door een traditionele vormgeving met een steilere kap (zadeldak of schilddak), zoals de bebouwing op de gemeentewerf. De bedrijfspanden zijn middelgroot en steken bij Nes en de Ballumer-bocht enigszins boven de Waddendijk uit. Dienstwoningen bestaan uit één bouwlaag met een kap en hebben een enkelvoudige of samengestelde hoofdvorm. Bijgebouwen bij dienstwoningen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa.
Van geleding van de hoofdmassa van de bedrijfsgebouwen is in veel gevallen geen sprake. Daar waar wel geleding is toegepast (bij grotere gebouwen) komt dit de kwaliteit van de gebouwen over het algemeen ten goede.
De detaillering van de gebouwen is vaak uitsluitend functioneel. Gevelbekleding bestaat in het algemeen uit plaatmateriaal, metselwerk of hout. Daken bestaan uit plaatmateriaal of dakpannen. Over het algemeen worden zowel lichte als gedekte (goed in het landschap passend) kleuren toegepast.
In het algemeen zijn de bestaande bebouwingskenmerken een neutraal gegeven. Daar waar lichte kleuren (bijvoorbeeld lichtgrijs) zijn toegepast is sprake van een minder goede landschappelijke inpassing en daarmee een lagere waardering.
Het beleid is gericht op verbetering van de huidige uitstraling en verschijningsvormen, voorkoming van ver-rommeling. en daar waar mogelijk verbeteren van de basiskwaliteit van de bedrijventerreinen. Bij vernieuwing of aanpassing van de bebouwing zal aangesloten dienen te worden bij het karakter van het hoofdgebouw en de omgeving. Indien het hierbij gaat om voor- en/of zijgevels aan een openbare weg c.q. zichtlocaties zullen de aanpassingen een representatief karakter moeten hebben. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Gebouwen zijn zo veel mogelijk gericht op de weg.
Bedrijfspanden met dakpannen als dakbedekking.
Bedrijfspand met een kantige hoofdvorm.
Toepassing van gedekte kleuren. De kleurtoepassing van het rechter gebouw is te fel (blauw)
Bedrijfsgebouwen met platdak en zadeldak uitvoering.
Duidelijk verschil aankleding terrein rechter gebouw omhult door groen wat de belevingswaarde ten goede komt.
Bij incidentele verbouwing, verandering en/of vervanging en nieuwbouw van gebouwen op het bedrijventerrein gelden de volgende welstandscriteria:
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
DEELGEBIED 6 RECREATIEWONINGEN MET RIETEN KAP
Op de overgang van de binnenduinrand naar het open duingebied ligt een aantal recreatieterreinen met recreatiewoningen. Het betreft grotere aaneengesloten terreinen zoals het recreatiewoningenterrein Nes-Buren, Roos-dunen en de Kievitsweg, maar ook enkele linten zoals langs de Fenneweg in Hollum en de Zwarteweg nabij Nes. Bijzonder voor deze linten is de ligging aan de rand van een bosgebied, op de overgang naar het open poldergebied c.q. het gebied De Vleijen. Typerend voor deze recreatiewoningen is de afdekking met rieten kappen. Bijzonder is ook dat de woningen in het natuurlijke terrein zijn geplaatst, waarbij de kenmerken van het duinlandschap grotendeels zijn behouden (hoogteverschillen, beplanting). Hierdoor is er sprake is van een goede aansluiting op het open duingebied. Een ander kenmerk is het individuele karakter van de bouwvolumes (iedere recreatiewoning is uniek), met uitzondering van het terrein bij Hollum (Boomhiemke). Hier is sprake van een projectmatige opzet. De woningen zijn voor het grootste deel gebouwd in de 2e helft van de vorige eeuw, een klein deel stamt uit de 1e helft van de vorige eeuw.
De recreatiewoningen zijn vrijstaand (in een enkel geval halfvrijstaand) en willekeurig geplaatst in het terrein, waarbij de richting varieert. Sommigen zijn verscholen achter en tussen de duinen, anderen worden juist geaccentueerd door de hoge ligging op het duin. In de ‘linten’ staan de woningen meestal haaks op of evenwijdig aan de weg. Het bebouwingsbeeld is open tot zeer open.
Houten zomerwoning in gebied Strandweg Nes
Complex recreatiewoningen Boomhiemke. Typerende zo-
Recreatie woningen aanpassen aan de kenmerken van het gebied
Fenneweg Hollum. Woning met een transparant en in de verhouding uitgevoerd terrasscherm
De recreatiewoningen zijn middelgroot van omvang en in een aantal gevallen klein of groot en bestaan uit één bouwlaag met kap. De kap bestaat uit een zadeldak, vaak met wolfseinden, een schilddak of een piramidedak. Daarmee is sprake van een vloeiende vormbehandeling (‘afgeronde’ vorm). De hoofdmassa is meestal enkelvoudig, maar ook samengesteld.
Bijgebouwen zijn aangebouwd aan en ondergeschikt aan de hoofdmassa of geïntegreerd in de hoofdmassa.
Door het vrijstaande karakter en de plaatsing in het natuurlijke terrein zijn de woningen alzijdig gericht. De recreatiewoningen hebben een individueel karakter (met uitzondering van terrein Boomhiemke). De geleding en compositie van de gevels zijn evenwichtig.
Kenmerkend is het gebruik van riet voor de kappen. De gevels bestaan uit een metselwerk in een gele steen, vaak gecombineerd met houten geveldelen (bijvoorbeeld topgevels) of zijn volledig van hout. Op het terrein nabij de Strandweg in Nes zijn bijna alle recreatiewoningen van hout. De recreatiewoningen zijn over het algemeen sober gedetailleerd.
Er is sprake van kleurgebruik in meestal gedekte tinten.
Bepalend voor de kwaliteit van de terreinen is de aanwezigheid van het oorspronkelijk duinlandschap en het ontbreken van nadrukkelijk aanwezige erfscheidingen (deze zijn zeer terughoudend, transparant en bestaan uit natuurlijke materialen; geen schuttingen).
De inpassing in het duingebied zowel door vorm-, materiaal- en kleurgebruik, als door het natuurlijke karakter van het terrein en het ontbreken van nadrukkelijke erfscheidingen wordt zeer hoog gewaardeerd.
Waar gebruik is gemaakt van kunstriet of opvallende kleuren voor het schilderwerk van houten geveldelen (enkele gevallen) is sprake van een verstoring van het gewaardeerde beeld.
Sommige panden zijn vanwege architectonische waarde/gaafheid aangeduid als karakteristiek. Ook is sprake van enkele gemeentelijke monumenten en MIP-panden.
Het beleid is gericht op het in stand houden en waar mogelijk versterken van de hoge ruimtelijke kwaliteit van de terreinen voor recreatiewoningen. De natuurlijke- en landschappelijke waarden van de terreinen dienen daarbij te worden beschermd. Bij verbouwing en incidentele nieuwbouw zijn de huidige bebouwingskenmerken in het algemeen uitgangspunt voor de beoordeling van veranderingen. De huidige bebouwingskenmerken dienen dus te worden gerespecteerd. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
bijgebouwen zijn aangebouwd aan en ondergeschikt aan de hoofdmassa of geïntegreerd in de hoofdmassa. De nokhoogte bij een aanbouw moet tenminste 1 meter lager liggen dan de nok van het hoofdgebouw. Dit geldt niet als de aanbouw binnen een in het bestemmingsplan aangegeven bouwvlak voor hoofdgebouwen valt. (Hr);
Erfscheidingen zijn in deze gebieden niet gewenst. Indien een erfafscheiding toch noodzakelijk is, dan kan dit gebeuren met toepassing van een gladde draad met paaltjes. Andere toepassingen dienen zeer terughoudend te zijn en moeten bestaan uit natuurlijke materialen (geen schuttingen of stalen hekwerken).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
DEELGEBIED 7 RECREATIEWONINGEN FLAUWE KAP
Een groot deel van de recreatieterreinen wordt ingenomen door recreatiewoningen in één bouwlaag met een flauwe kap. Het betreft de terreinen bij Hollum (o.a. Kou-denburg en Boomhiemke), Ballum (Roosdunen), een klein aantal woningen bij Nes (Strandweg) en een omvangrijk terrein bij Buren (Klein Vaarwater). De woningen staan in een redelijk vlak terrein. Van het behoud van het oorspronkelijke landschap zoals in deelgebied 6 is hier dus geen sprake. Het merendeel van de woningen is individueel ontworpen en vrijstaand. Op een aantal terreinen staan echter ook complexmatig gebouwde woningen van eenzelfde woningtype. Het betreft dan meestal vrijstaande, maar ook wel geschakelde woningen zoals op Klein Vaarwater. De woningen dateren uit de 2e helft van de vorige eeuw.
De woningen zijn over het algemeen vrijstaand en staan geordend in een regelmatig patroon, gerelateerd aan de wegen en/of gegroepeerd om groene (speel)veldjes. De richting is haaks op of evenwijdig aan de weg, samenhangend voor een bepaald cluster woningen. Er is sprake van een halfopen tot open bebouwingsbeeld. De geschakelde woningen op Klein Vaarwater vormen een uitzondering, hier is sprake van een gesloten bebouwingsbeeld.
Verschillende typen recreatiewoningen met een flauwe kap.
Houten recreatiewoningen op Boomhiemke
Grote recreatiewoning met eigen zwembad op Klein Vaar water
De recreatiewoningen bestaan uit één bouwlaag met een flauwe kap (zadeldak of vergelijkbaar: ‘dubbel lessenaarsdak’). Incidenteel is sprake van een afwijkende (kap)vorm in complexmatig opgezette terreinen zoals een achthoekige plattegrond (Koudenburg). De woningen zijn klein tot middelgroot van omvang en hebben meestal een enkelvoudige kantige hoofdvorm.
Bijgebouwen zijn aangebouwd aan of geïntegreerd in het hoofdvolume.
Woningen hebben een wisselende oriëntatie, meestal alzijdig gericht op het eigen (open) erf of op het omliggende landschap (in de randen). De geleding is meestal horizontaal, de compositie varieert.
Gevels zijn meestal opgebouwd uit metselwerk, vaak in een gele kleur. Soms is sprake van houten geveldelen of invullingen. Dakbedekking bestaat uit mastiek, golfplaten, dakpanprofielplaten, zinken felsen dak (gepatineerd zink) of dakpannen. De detaillering is meestal sober.
Erfscheidingen zijn zeer terughoudend, transparant en bestaan uit natuurlijke materialen (geen schuttingen).
Terreinen met recreatiewoningen zijn onverbrekelijk verbonden met de functie van het eiland als recreatiegebied, en als zodanig karakteristiek te noemen. De samenhang in het bebouwingsbeeld (onder andere door het consequent toepassen van eenzelfde kap en dakhelling) en de openheid van de terreinen worden positief gewaardeerd. Incidenteel is sprake van minder gewaardeerde afwijkingen van het beeld door de toepassing van minder goed op het landschap aansluitende kleuren (wit voor de steen, rood voor dakpanprofielplaten) of een afwijkend woningtype (geschakeld woningen Klein Vaarwater).
Het beleid is gericht op het in stand houden van de ruimtelijke kwaliteit van de terreinen voor recreatiewoningen. Bij verbouwing en incidentele nieuwbouw zijn de huidige bebouwingskenmerken in het algemeen uitgangspunt voor de beoordeling van veranderingen. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Erfscheidingen zijn in deze gebieden niet gewenst. Indien een erfafscheiding toch noodzakelijk is, dan kan dit gebeuren met toepassing van een gladde draad met paaltjes. Andere toepassingen dienen zeer terughoudend te zijn en moeten bestaan uit natuurlijke materialen (geen schuttingen of stalen hekwerken).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
DEELGEBIED 8 KAMPEERTERREIN, STA-CARAVANS EN CHALETS
Op de verschillende recreatieterreinen bevinden zich gebieden met stacaravans en chalets en veldjes die worden gebruikt voor tentkamperen. De voornaamste bebouwing - buiten de stacaravans waarvoor overigens geen welstandscriteria gelden - bestaat hier uit de gebouwen met sanitaire voorzieningen. Opvallend is de ligging van enkele terreinen voor in het open terrein, zonder duidelijke scheiding met het duingebied. Binnen de stacaravanterreinen zijn de oorspronkelijke hoogteverschillen grotendeels behouden gebleven. De gebouwen staan vrij in de ruimte meestal op een centrale plaats op het terrein. De gebouwen bestaan in principe uit één bouwlaag met een flauwe kap. De hoofdvorm is enkelvoudig en kantig. De omvang is klein of middelgroot, de richting varieert. Meestal is sprake van een horizontale compositie en een wisselende geleding. Met name bij enkele recent gerealiseerde gebouwen is de vormgeving en detaillering zorgvuldig.
Op een gedeelte van het recreatieterrein Boomhiemke heeft een herstructurering plaats gevonden. Op het voormalige caravanterrein van Boomhiemke zijn caravans vervangen door kwalitatief hoogwaardige bebouwing in de vorm van chalets. Uitgangspunt is dat er een duidelijk onderscheid moet zijn met de grote en hoge riet gedekte recreatiewoningen op het achterliggende (noordelijke) gedeelte van het terrein. Dat houdt in dat de chalets een beperktere bouwhoogte en oppervlakte hebben dan de reguliere recreatiewoningen. Om een goede overgang te realiseren van het terrein met de chalets naar de riet gedekte recreatiewoningen ten noorden daarvan, mogen in de strook, direct grenzend aan het noordelijke gebied, wat forsere chalets worden gerealiseerd. Dat vertaalt zich in de bouwhoogte en de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen. Chalets kunnen worden gezien als semi permanente bebouwing. Om dat te benadrukken worden de chalets in hout uitgevoerd en niet in steen.
De relatie van een aantal terreinen met het omliggende landschap, gecombineerd met de vaak willekeurige situering van de gebouwen/stacaravans wordt over het algemeen neutraal gewaardeerd.
De beleidsintentie is gericht op het aanbrengen van incidentele veranderingen waar dit de kwaliteit van de afzonderlijke bouwwerken kan verbeteren. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr), of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Bestaande toiletgebouwen gebouwd in de jaren 70 / 80
Standaard verkrijgbare toiletgebouwen.
Toiletgebouw specifiek afgestemd op omgeving (gebruik makende
van natuurlijke materialen en gedekte kleuren afgestemd op duingebied).
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Erfscheidingen zijn in deze gebieden niet gewenst. Indien een erfafscheiding toch noodzakelijk is, dan kan dit gebeuren met toepassing van een gladde draad met paaltjes. Andere toepassingen dienen zeer terughoudend te zijn en moeten bestaan uit natuurlijke materialen (geen schuttingen of stalen hekwerken).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
Erfscheidingen zijn in deze gebieden niet gewenst. Indien een erfafscheiding toch noodzakelijk is, dan kan dit gebeuren met toepassing van een gladde draad met paaltjes. Andere toepassingen dienen zeer terughoudend te zijn en moeten bestaan uit natuurlijke materialen (geen schuttingen of stalen hekwerken).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
DEELGEBIED 9 RECREATIEVE VOORZIENINGEN
Deze gebieden betreffen de grootschalige appartementencomplexen zoals de Amelander Kaap, hotel Noordzee en omgeving, Ostrea, Ameland State, en het Amelander Paradijs. Daarnaast gaat het ook om de ‘centrumvoorzieningen’ op de diverse recreatieterreinen zoals op Roosdunen (met uitzondering van het gebouw op Duinoord). Het betreft in de meeste gevallen relatief grootschalige bebouwing langs of in de nabijheid van de wegen richting het strand. Ook hotel Hofker (in het dorp Nes) valt in dit gebied. De gebouwen dateren uit de 2e helft van de vorige eeuw.
Gebouwen staan meestal vrij in de ruimte of op enige afstand van de weg. Het bebouwingsbeeld is open door de vrije ligging of halfopen tot gesloten in het geval van een groepering van gebouwen zoals langs de Standweg in Nes. De richting van de gebouwen varieert.
De panden zijn groot tot zeer groot en hebben meestal een kantige vormbehandeling, incidenteel vloeiend. De massa-opbouw is samengesteld, incidenteel kantig. Centrumgebouwen bestaan uit 1 bouwlaag met een kap. De overige (appartementen)gebouwen bestaan uit twee of drie bouwlagen, meestal met een kap en soms met een terug liggende daklaag.
Door de vrije ligging is meestal sprake van een alzijdige oriëntatie op het omliggende landschap. De compositie varieert, maar is meestal evenwichtig. De geleding is meestal horizontaal.
Gebouwen zijn opgetrokken uit metselwerk (vaak geel) of hout. De kap is meestal voorzien van dakpannen. Het kleurgebruik is meestal gedekt, met soms opvallende accenten.
Een aantal gebouwen van grote schaal mist de aansluiting op de overige kleinschalige eilander bebouwing. Over het algemeen is de uitstraling echter wel goed verzorgd. Waar sprake is van een sterke geleding van het bouwvolume en een toepassing van natuurlijke materialen (zoals de Amelander Kaap) is sprake van een positieve waardering.
In principe is de bestaande situatie maatgevend, alleen binnen het bestaande, huidige bouwvlak. Bij grootschalige veranderingen (sloop/herbouw) van deze nieuw te bouwen objecten is het noodzakelijk de gewenste beeldkwaliteit in een afzonderlijke set met welstandscriteria vast te leggen, welke aan de raad zal worden voorgelegd. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Appartementencomplex de Amelander Kaap
Appartementencomplex Kaapsduun
Strandweg Buren Amelander Paradijs
Strandweg Nes hotel en appartementen Noordsee
Centrumvoorzieningengebouw(en) Kleinvaarwater Buren.
Centrumvoorzieningengebouw(en) camping Roosdunen Centrumvoorzieningengebouw(en) camping Koudenburg Ballum.
Centrumvoorzieningengebouw(en) camping Koudenburg Hollum.
Centrumvoorzieningengebouw(en) Boomhiemke Hollum.
Centrumvoorzieningengebouw(en) Kiekduun Buren.
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
De welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren gelden, zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of – collectoren.
Het duingebied langs de noordzijde van het eiland is grotendeels onbebouwd. De incidenteel aanwezige bebouwing is vaak gerelateerd aan strandopgangen en betreft enkele vrijstaande (recreatie)woningen waaronder het Kooihuus bij Nes, maar ook enkele ‘complexen’ zoals de Jeugdherberg en de vuurtorenwachterswoningen bij Hollum. Daarnaast valt het centrumgebouw van Duinoord (Nes) en de bebouwing op het vliegveld (Ballum) binnen dit gebied. Er zijn plannen het vliegveld qua bebouwing uit te breiden en de beleving op te waarderen. Uitgangspunt hierbij is dat de bebouwing aangepast moet worden aan de natuur en karakteristieke omgevingswaarden. Toepassing van materialen met een natuurlijke uitstraling zoals hout en b.v. vegetatiedaken spelen hierbij een belangrijke rol. Op het strand nabij de strandovergangen staan verschillende strandpaviljoens en strandwachtposten. Alle strandpaviljoens zullen een permanente standplaats krijgen. De ouderdom van de gebouwen varieert van de eerste tot de tweede helft van de vorige eeuw.
Gebouwen zijn vrijstaand en sterk gerelateerd aan het omliggende duinlandschap en de aanwezige hoogteverschillen. Het bebouwingsbeeld is open.
Gebouwen bestaan uit één bouwlaag met een (soms forse) kap. De kapvorm, omvang en vormbehandeling varieert.
De gerichtheid is meestal alzijdig. De compositie en geleding van gebouwen varieert.
Meestal zijn natuurlijke materialen toegepast voor de gevels: baksteen en/of hout. Woningen zijn meestal voorzien van een rieten kap. Verder komen daken met dakpannen, plaatmateriaal en vegetatiedaken voor.
De strandpaviljoens zijn van hout en plaatmateriaal, met toepassing van veel glas en natuurlijke tinten.
Gebouwen op het strand t.b.v. activiteiten voor watersport, outdoor, sport, vrijetijd e.d.
De gebouwen zijn van hout en plaatmateriaal, met toepassing van veel glas en natuurlijke tinten.
Er is waardering voor de meestal goede inpassing in het duinlandschap door materiaal- en kleurgebruik, maar ook door situering (op een duintop of juist in een laagte) en beplanting (of het ontbreken daarvan).
Het uiterlijk van de bestaande gebouwen dient te worden gerespecteerd. Het beleid is gericht op het in stand houden en waar mogelijk versterken van de inpassing in de landschappelijke omgeving.
Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Centrumgebouw camping Duinoord Nes
Houtengebouw toren en havenkantoor. Hangaar van plaat staal. Bij vervanging zal dit aan gepast moeten worden aan een materiaal toepassing met een natuurlijke uitstraling (hout, vegetatie daken o.g.).
Gebouwen op het strand t.b.v. activiteiten voor watersport, outdoor, sport, vrijetijd e.d.
Er zijn plannen het vliegveld qua bebouwing uit te breiden, te vernieuwen en de beleving op te waarde- ren. Uitgangspunt hierbij is dat de bebouwing aangepast moet worden aan de natuur en karakteristieke omgevingswaarden. Toepassing van materialen met een natuurlijke uitstraling zoals hout en b.v. vegetatiedaken spelen hierbij een belangrijke rol
Overig verspreid staande bebouwing
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
Kenmerken van het poldergebied zijn de grote mate van openheid van het landschap, met verwegend grasland in een tamelijk rationele verkaveling als gevolg van verschillende ruilverkavelingen. De bebouwing is verspreid gesitueerd en bestaat overwegend uit agrarische bedrijfspercelen. Typerend is daarbij de concentratie van bebouwing langs enkele ontsluitingsassen, en de hier en daar aanwezige wegbeplantingen. Nieuwe bebouwing bestaat uit schuren ten behoeve van deeltijdboeren. De bebouwing op de agrarische percelen bestaat meestal uit een hoofdgebouw in de vorm van een kop-hals-romp boerderij en eventueel aanvullende gebouwen in de vorm van (ligboxen)stallen, kapschuren en silo’s. De meeste bebouwing dateert uit de tweede helft van de vorige eeuw (ruilverkaveling jaren 50).
Op een aantal plaatsen zijn nog landschappelijk cultuurhistorisch waardevolle elementen zichtbaar, zoals enkele oude dobben, de restanten van slenken, de nog aanwezige klinkerwegen en oude zandpaden.
De individuele panden zijn qua richting wisselend gerangschikt ten opzichte van de weg, boerderijen staan over het algemeen haaks op de weg. De panden zijn vrijstaand en op wisselende afstand van de weg geplaatst. Het bebouwingsbeeld is open. Binnen de percelen is sprake van een clustering van hoofd- en bijgebouwen.
Veel boerderijen zijn van het type kop-hals-romp. De bebouwing is middelgroot tot groot en bestaat uit één bouwlaag met een kap. Het schuurgedeelte van kop-halsromp boerderijen is voorzien van een forse kap. De kapvorm bestaat uit een zadeldak of een schilddak. De opbouw van de meeste panden is enkelvoudig met een kantige tot hoofdzakelijk kantige hoofdvorm.
De bebouwing is meerzijdig georiënteerd op de openbare ruimte. De gevelindeling van de woningen (‘kop’) is meestal evenwichtig gericht, de compositie is traditioneel. Bij de overige bebouwing zijn compositie en indelingskarakteristiek van de gevels wisselend met meestal horizontale belijningen.
Voor de hoofdgebouwen zijn de gevels voornamelijk gemaakt van genuanceerd geel gebakken stenen. De daken zijn gedekt met gebakken rode pannen. Stallen en schuren, los van de kop-hals-romp boerderij zijn uitgevoerd in steen, plaatmateriaal of hout. Het kleurgebruik is overwegend gedekt, afgestemd op de inpassing in het landschap. De detaillering is overwegend sober.
Veel percelen zijn voorzien van afschermende erfbeplanting.
Deze staan los van de ‘normale’ percelen en zijn zorgvuldige vormgegeven en ingepast in het landschap, meestal met gebruik van natuurlijke materialen (hout) en rode pannen.
Er bestaat een positieve waardering voor de relatie tussen de bebouwing en het open landschap en de typerende bebouwingskenmerken.
Het beleid is gericht op de instandhouding en waar mogelijk versterking van de bestaande waarden en bebouwingskenmerken. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr), of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is. Er zijn afzonderlijke welstandscriteria opgenomen voor de traditionele bebouwing en voor de latere bebouwing.
De Nije Pleats (fries voor ‘de nieuwe boerderij’) is een door de provincie Fryslân geïnitieerd project dat als doel heeft om grote agrarische gebouwen inpasbaar te maken in het Friese landschap. Het streven is om bij nieuwe agrarische ontwikkelingen (vergroten, vernieuwen van het agrarisch bedrijf) de Nije Pleats hierbij in te schakelen. Met name bij de plannen met megastallen is dit zeer wenselijk.
Agrarisch bedrijf in het poldergebied
Nieuwe schuur uitgevoerd in plaatmateriaal.
Agrarisch bedrijf kop-hals-romp boerderijen in het polder gebied.
Manegegebouw met een enkelvoudige hoofdvorm.
Nieuwe bebouwing agrarisch bedrijf
Recreatie bebouwing in poldergebied in de vorm van agra rische bebouwing
Welstandscriteria traditionele bebouwing
Voor de kop-hals-romp boerderijen zijn uitgebreidere criteria opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.2.
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
Welstandscriteria latere bebouwing
Het streven is om bij nieuwe agrarische ontwikkelingen (vergroten, vernieuwen van het agrarisch bedrijf) de Nije Pleats hierbij in te schakelen. Met name bij de plannen met megastallen is dit zeer wenselijk.
Kenmerken van de cultuurgrond zijn de grote mate van openheid van het landschap, met overwegend grasland in een tamelijk rationele verkaveling. De kavels verschillen echter wel van elkaar in afmeting. In het deelgebied is op één enkele plaats (aan de zuidzijde) bebouwing aanwezig, het betreft een agrarisch bedrijfsperceel. De bebouwing bestaat uit een stelpboerderij met een tweetal kleine bijgebouwen/bouwwerken. Nieuwe bebouwing is in het gebied niet toegestaan.
Op een aantal plaatsen zijn nog landschappelijk cultuurhistorisch waardevolle elementen zichtbaar, zoals de aarden wallen aan de zuidwestzijde van Nes die vroeger de scheiding vormden tussen het in cultuur gebrachte land direct tegen de bebouwde kom en het woeste onontgonnen buitengebied.
Er bestaat een positieve waardering voor het open landschap en de typerende landschappelijk cultuurhistorisch waardevolle elementen.
Het beleid is gericht op de instandhouding en waar mogelijk versterking van de bestaande landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en bebouwingskenmerken. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr), of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Schapenschuur aan de Achterdijken in Nes
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
Binnen de gemeente liggen enkele sportterreinen waaronder het terrein aan de noordzijde van Hollum, de sporthal en tennisvelden in Nes en het terrein tussen Nes en Buren. Deze terreinen worden in veel gevallen omzoomd met hoog opgaand groen dat het zicht op de ruimte en bebouwing gedeeltelijk ontneemt. Opvallende elementen worden gevormd door enkele ‘antennemasten’.
Op de terreinen staan ten behoeve van de sportfunctie gebouwde voorzieningen (sporthal, kantines, douche- en toiletvoorzieningen, etc.). De bebouwing is doorgaans vrijstaand en eenvoudig qua hoofdvorm. Meestal zijn de gebouwen opgebouwd uit één laag met (meestal) een plat dak. De sporthallen zijn hoger (hoogte twee lagen, waarbij de bovenbouw zodanig is vormgegeven dat de suggestie van een kap wordt gewekt. De gevels zijn opgebouwd uit baksteen en/of beplating van damwandprofiel en kennen een eenvoudige detaillering. Het kleurgebruik is wisselend.
De combinatie van vrijstaande bebouwing in een open groene setting is het belangrijkste kenmerk. De bebouwing heeft (ondanks de soms grote hoofdvorm), een eenvoudige uitstraling. De veranderingen zullen zich met name beperken tot (kleinschalige) aanpassingen en (gevel)vernieuwing.
Inzet voor het welstandsbeleid is het behoud van het basiskarakter van het terrein met functionele vormgeving en een losse bebouwingsstructuur. Aandachtspunt is de recreatieve functie van de bebouwing af te stemmen op het omringende landschappelijke karakter. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr), of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Sport terrein Nes Buren (Geel Wit terrein)
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
De Amelander havens worden gevormd door het gebied rond de Veerdam bij Nes en in de Ballumerbocht. De hier aanwezige bebouwing bestaat uit individuele panden waaronder dat van de KNRM (Ballumerbocht) en Wagenborg en enkele bedrijfspanden (Nes, waaronder horeca). Daarnaast liggen in het havengebied aanlegplaatsen van de veerboten en de recreatievaart.
De plaatsing van de gebouwen is divers, maar altijd vrij in de ruimte. Door de openheid van het haventerrein en de zichtbaarheid van de gebouwen vanaf het water zijn de gebouwen van diverse kanten te benaderen. Er bestaat geen relatie tussen de plaatsing van de gebouwen onderling.
De afmetingen zijn divers. De panden hebben zowel een enkelvoudige als samengestelde hoofdvorm en geen bijgebouwen. De gebouwen bestaan uit één laag met een kap of een platdak. Naast een duidelijk functioneel karakter, hebben de gebouwen ook een representatief (publieksgericht) karakter.
De gebouwen zijn alzijdig gericht. De gevelindeling is per pand verschillend, maar wordt meestal gekenmerkt door een horizontale indeling.
De gevels van de gebouwen bestaat uit voornamelijk steenachtige materialen (vaak grijze betonsteen als basis), en/of hout en glas. Publieksgerichte representatieve delen zijn (gedeeltelijk) transparant.
Het kleurgebruik bestaat uit gedekte tinten met enkele feller gekleurde accenten in de kleuren blauw en rood, waarmee het ‘havenkarakter’ wordt geaccentueerd. De detaillering is wisselend.
Over het algemeen wordt het bestaande beeld positief gewaardeerd.
Het beleid is gericht op het behoud van de huidige beeldkwaliteit. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr), of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Restaurant, fietsenverhuur en havenkantoor
Toilet- en onderhoudsgebouw Rijkswaterstaat.
Bouwwerk t.b.v. aanmeren van veerboot.
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
DEELGEBIED 15 RECREATIEWONINGEN
De recreatiewoningen zijn gesitueerd midden op het campingterrein van Kleinvaarwater aan de Kleinvaarwaterweg te Buren, de locatie aan de Zwarteweg te Nes en de locatie Ridderweg 16. Gezien de ligging van de locaties en de verschijningsvorm van het gebouwde sluiten deze locaties het beste aan bij de criteria van deelgebied 6 recreatiewoningen met rieten kap zij het dat de criteria op enkele punten afwijkt en dus afwijkend omschreven moet worden zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit en bebouwingskarakteristiek van het gebied. Er is sprake van een projectmatige opzet. De recreatiewoningen aan de Kleinvaarwaterweg worden voor het grootste deel gebouwd in de verschijningsvorm die refereert naar boerderijtjes uit het dorp.
De recreatiewoningen zijn vrijstaand en willekeurig geplaatst in het terrein, waarbij de richting varieert en waarbij de aanwezige duinvorming wordt gerespecteerd. Het bebouwingsbeeld is open.
De recreatiewoningen zijn groot van omvang en bestaan uit één bouwlaag met kap. De kap bestaat uit een combinatie van schilddak en zadeldak. Daarmee is sprake van een vloeiende vormbehandeling (‘afgeronde’ vorm). De hoofdmassa is enkelvoudig. Bijgebouwen zijn aangebouwd aan en ondergeschikt aan de hoofdmassa of geïntegreerd in de hoofdmassa.
Door het vrijstaande karakter en de plaatsing in het natuurlijke terrein zijn de woningen alzijdig gericht. De recreatiewoningen hebben een individueel karakter. De geleding en compositie van de gevels zijn evenwichtig.
De daken zijn voorzien van keramisch rode dakpannen. De gevels bestaan uit een metselwerk in een gele steen, gecombineerd met houten geveldelen. Er is sprake van verschillend kleurgebruik voor de kozijnen, ramen en deuren. De gevels van de recreatiewoningen aan de Zwarteweg zijn wit geschilderd.
Bepalend voor de kwaliteit van de terreinen is de aanwezigheid van het oorspronkelijk duinlandschap en het ontbreken van nadrukkelijk aanwezige erfscheidingen (deze zijn zeer terughoudend, transparant en bestaan uit natuurlijke materialen; geen schuttingen).
De inpassing in het duingebied (Kleinvaarwater) zowel door vorm-, materiaal- en kleurgebruik, als door het natuurlijke karakter van het terrein en het ontbreken van nadrukkelijke erfscheidingen wordt zeer hoog gewaardeerd.
Het beleid is gericht op het in stand houden en waar mogelijk versterken van de hoge ruimtelijke kwaliteit van de terreinen voor recreatiewoningen. De natuurlijke- en landschappelijke waarden van de terreinen dienen daarbij te worden beschermd. Het beleid is geconcretiseerd door aan te geven of een afzonderlijk criterium strikt dient te worden gehandhaafd/gerespecteerd (Hr) of dat enige ruimte voor incidentele wijzigingen (Iw) aanwezig is.
Erfscheidingen zijn in deze gebieden niet gewenst. Indien een erfafscheiding toch noodzakelijk is, dan kan dit gebeuren met toepassing van een gladde draad met paaltjes. Andere toepassingen dienen zeer terughoudend zijn en moeten bestaan uit natuurlijke materialen (geen schuttingen of stalen hekwerken).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
6.1 Woningen bij vuurtorencomplex
Monumenten en panden die in het bestemmingsplan als karakteristiek of beeldbepalend worden aangemerkt worden binnen de welstandsgebieden als bijzonder waardevol beschouwd. Bouwplannen met betrekking tot deze categorie monumentale bouwwerken worden door een integrale monumenten- en welstandscommissie getoetst. Om de cultuurhistorische en architectuurhistorische kwaliteiten te waarborgen is een toetsing op basis van alleen de gebiedsgerichte criteria onvoldoende. Voor rijksmonumenten wordt de redengevende omschrijving als kader worden gehanteerd waarbinnen de toetsing zal plaatsvinden.
Bij de vuurtoren staat een cluster van 7 woningen die oorspronkelijk zijn gebouwd voor het personeel van de vuurtoren.
De woningen zijn iets ten zuiden van de vuurtoren gebouwd en gerangschikt rond een pleintje.
De woningen bestaan uit een bouwlaag met kap.
De woningen zijn opgetrokken uit baksteen die zijn bepleisterd met uitzondering van één blok woningen. Het dak is bedekt met dakpannen.
De woningen zijn aangemerkt als Rijksmonument.
Behoud van de monumentale woningen.
Ligging van het complex ten opzichte van de vuurtoren.
Bij verbouwingen, onder meer ten behoeve van functieveranderingen van de traditionele woningen nabij het vuurtoren-complex op Ameland gelden de volgende welstandscriteria.
Het poldergebied bij Ballum en Hollum wordt gekenmerkt door agrarische bebouwing. Op de plaatsen waar in de vijftiger jaren van de vorige eeuw, de eerste boerderijen zijn gebouwd bestonden die aanvankelijk alleen uit kophals-romp boerderijen. Later zijn deze bedrijven uitgebreid met ligboxenstallen, (kap)schuren, voer- en (kunst)mest silo’s. De kop-hals-romp boerderijen worden vanuit historisch oogpunt dan ook gezien dan ook een beeldbepalende elementen in het agrarisch gebied. Ook op andere plaatsen op het eiland komen kop-hals-romp boerderijen voor.
Er bestaat een positieve waardering voor de kenmerkende kop-hals-romp boerderijen in het buitengebied.
Het beleid is gericht op het in stand houden en waar mogelijk versterken van de bestaande waarden en bebouwingskenmerken. Het restaureren van de bebouwing heeft de voorkeur boven sloop en vervangende nieuwbouw. Als sloop en vervangende nieuwbouw niet voorkomen kan worden dan dient te worden gestreefd naar het terug brengen van de oorspronkelijke bebouwingskernmerken.
Renovatie en nieuwbouw agrarische bedrijfsgebouwen.
Agrarisch bedrijf kop-hals-romp boerderijen in het gebied.
Woonhuis gedeelte is gesloopt en herbouwt met invulling gebied.
gevende aan de nieuwe wensen en eisen van deze tijd.
Bij de beoordeling van bouwplannen voor kop/hals/romp boerderijen geldt het bestaande bebouwingsbeeld als uitgangspunt (Hr).
De welstandscriteria die ten aanzien van reclame, terrassen en dergelijke gelden, zijn opgenomen in bijlage 2 (Nota Reclamebeleid gemeente Ameland 2010) en bijlage 3 (Nota Terrassenbeleid gemeente Ameland 2011).
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de welstandscriteria die ten aanzien van zonnepanelen of –collectoren die zijn opgenomen in hoofdstuk 6 Objectgerichte criteria sub. 6.7 Zonnepanelen of –collectoren.
6.3 Nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen
In hoofdstuk 7 staat omschreven hoe om te gaan bij nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen waar nog geen gebiedsgerichte toetsingskaders voor zijn. De gebiedsgerichte toetsingskaders zijn gebaseerd op bestaand bebouwd gebied en de nieuwe bouwplannen dienen hier bij aan te sluiten. Voor grotere nieuwbouw- en (her-)ontwikkelingslocaties is een meer ontwerpende benadering aan de orde en is er meestal sprake van een nieuwe stedenbouwkundige opzet. Zodra een groter project aan de orde is zal daarvoor een beoordelingskader met (tijdelijke) welstandscriteria moeten op- en vastgesteld worden. In de afgelopen jaren zijn er verschillende bouwplannen c.q. projecten gerealiseerd waar in eerste instantie nog geen welstandscriteria voor handen was. Deze bouwplannen / projecten zijn terug te vinden in bijlage 6 met de daarbij behorende omschrijving en criteria. Bij nieuwe ontwikkelingen zal deze bijlage aangepast worden.
6.4 Schoorsteenpijpen en afvoerkanalen
Voor de afvoer van lucht, rook en kookdampen zijn op verscheidene gebouwen schoorsteenpijpen, afvoerkanalen en/of afvoerinstallaties aanwezig. Dit komt in vrijwel alle deelgebieden voor.
De schoorsteenpijpen en afvoerkanalen bevinden zich op het dak bij voorkeur inpandig van de gebouwen. Wat niet gewenst is om dit aan de voorkant te hebben. Afzuiginstallaties worden inpandig aangebracht.
De afvoerkanalen liggen plat over het dak en de schoorsteenpijpen bevinden zich staand op het dak.
Het materiaal dat overwegend wordt toegepast is metaal (aluminium) in matte uitvoering of donker grijs.
Om te voorkomen dat afvoerkanalen en schoorsteenpijpen een blikvanger worden is het beleid erop gericht deze zo subtiel mogelijk in te passen bij de bestaande bebouwing. Hiertoe zijn een aantal wel-standscriteria opgenomen.
Voorbeeld van een schoorsteenpijp hoe het niet moet
Voorbeeld van een afzuiginstallatie op een plat dak hoe het niet moet.
Donker grijze afvoer pijp op het dak.
6.6 Schuilgelegenheden voor dieren van dierhouders / hobbyboeren en deel-tijdboeren en opstallen bij groente-tuintjes
6.7 Zonnepanelen of –collectoren buiten het beschermde dorpsgezicht
Bij het opstellen van deze welstandscriteria is uitgegaan van de volgende uitgangspunten:
Voor zover niet vergunningsvrij gelden de onderstaande welstandscriteria.
Natuurcentrum zonne panelen mee opgenomen in het ontwerp en kleurstelling van het gebouw
Grootste gedeelte van het dakvlak is dicht gelegd met zonnepanelen. Tevens zijn er verschillende soorten gebruikt (maatvoering etc.). Het zijn wel elementen van deze tijd maar of het de verschijningsvorm van de woning ten goede komt is maar de vraag.
Zonnepanelen toegepast bij een recreatiewoning met een flauwe kap.
Zonnepanelen op een traditionele kop-hals-romp boerderij.
Bij de vorig welstandsnota waren er nog geen beoordelingscriteria opgenomen voor windturbines c.q. -molens. De gemeente Ameland heeft als doelstelling het eiland in 2020 zelfvoorzienend te laten zijn in de energiebehoefte. Een mogelijkheid om duurzame energie op te wekken is het plaatsen van kleine windturbines c.q. -molens. De ontwikkelingen met betrekking tot windenergie hebben niet stil gestaan en ontwikkelen zich steeds verder. Mogelijkheden, aanvragen en regelgeving zijn veranderd en spelen in op de huidige mogelijkheden en ontwikkelingen. Objectgerichte beoordelingscriteria voor windturbines c.q. -molens moeten dan ook aan de welstandsnota worden toegevoegd. Het bestemmingsplan is maatgevend voor de plaatsing van windturbines c.q. -molens. De welstandsadvisering geschiedt daarbinnen. Dit wil zeggen binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
In 2015 is de nota “Klein windturbines Ameland” opgesteld. Voor de welstandsbeoordeling van kleine windturbines wordt verwezen naar deze nota.
Daar waar een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een bouwwerk geen gebouw zijnde en deze past binnen de bestemming regels, eventueel met binnenplan-se ontheffing tot maximaal 10 meter hoogte, geldt het geen opgenomen in de nota “klein windturbines Ameland” en het nu volgende.
Objectgerichte criteria voor kleine windturbines tot 10 m hoogte
De kleine windturbines zijn veelal omgevingsvergunning plichtige objecten met een eigen verschijningsvorm die vanuit welstand moeilijk beoordeelbaar is aan de hand van de criteria zoals die voor de overige bebouwing gehanteerd worden. Tegelijk zijn ook kleine windturbines door hun omvang en het bewegen van in het bijzonder hun wieken in de regel zeer nadrukkelijk aanwezig zijn en daarmee sterk bepalend voor de ervaring van het directe omgevingsbeeld.
De verschijningsvorm van kleine windturbines varieert van zogenaamde ‘wokkelvormige’ turbines (roteren rond een doorgaande horizontaal gelegen, dan wel verticaal geplaatste as) tot de meer traditionele vorm van mast, rotor en mogelijk een gondel. Doel van een windturbine is het omzetten van windenergie in elektrische energie. Een kleine windturbine heeft een maximale tiphoogte van 10 meter waarvan de rotor bij een HAT en VAT een oppervlakte beschrijft van maximaal 40m2 (een maximale wiekdiameter van 3,5 meter). De maatvoering is in vrijwel alle gevallen zodanig dat er sprake is van een passende schaalverwantschap met de omringende bebouwing.
De locatiekeuze is afhankelijk van de planologische mogelijkheden vertaald in de bestemmingsplannen. Veelal zal de keuze vallen op plaatsing in bebouwd gebied zoals bedrijfsterreinen of daar waar mogelijk in het buitengebied. Bij agrarische percelen zal dit plaats vinden binnen het agrarisch bouwperceel. Van belang is dat de inpassing van windturbines passend is bij het bestaande bebouwingsbeeld, niet verstorend is voor de omgeving en er geen aantasting is van het karakter, de leefomgeving en het belevingsbeeld, waarde van het gebied c.q. situering ter plaatse. De ruimtelijke kwaliteit zoals aspecten als gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de omgeving moeten gewaarborgd blijven.
Opstellingen in bebouwd gebied
Plaatsing binnen de bebouwing (met name op bedrijventerreinen) draagt bij tot enige ondergeschiktheid en houdt als zodanig de verandering van het omgevingsbeeld beperkt. Bij plaatsing van kleine windturbines in onderlinge visuele nabijheid is afstemming op elkaar (plaats, hoogte, vorm) gewenst.
Een kleine windturbine zal opvallen in het omgevings-beeld. Door plaatsing bij bebouwing (bijvoorbeeld een boerderij met forse stal) of een markant punt in het landschap voegt de kleine windturbine zich veelal binnen het omgevingsbeeld. Plaatsing van meerdere kleine windturbines dicht bij elkaar kan snel leiden tot een rommeligheid binnen de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van een bebouwingscluster. Om dit te voorkomen is een grotere onderlinge afstand en afstemming vereist.
Hoofdvorm, aanzichten en opmaak
In hoofdvorm, aanzichten en opmaak dienen de onderdelen van de kleine windturbine ook in visueel opzicht op elkaar afgestemd te zijn. Daarnaast is vereist dat door vormgeving en materiaal- en kleurbepaling de turbine het bestaande (kleinschalige) omgevingsbeeld noch nadelig beïnvloedt, noch domineert.
Op provinciaal niveau geeft de provincie in haar verordening “Romte Fryslân 2014” aan dat er in beginsel geen bouwmogelijkheid is voor kleine windturbines in het landelijke gebied. Daarbij is duidelijk gemaakt dat GS ontheffing kunnen verlenen voor een innovatief project voor kleine windturbines met een horizontale as in andere vormen dan 2 of 3 wieken, waaronder de zgn. niet-wiek turbines en een rotordiameter van maximaal 2 meter. Gezien de gemeente als doelstelling heeft in 2020 zelfvoorzienend te willen zijn op energievoorziening wil de gemeente liefst verder gaan dan alleen het geen in de provinciale verordening is genoemd. Tot nu toe wordt gefocust op mogelijkheden die overeenkomstig het bestemmingsplan mogelijk zijn. De gemeente is voorstander voor ontwikkelingen op gebied van windenergie mits de toepassingen ruimtelijk en landschappelijk op een goede en ondergeschikte wijze (toegespitst op de specifieke verschijningsvorm van de toepassing) wordt ingepast.
Vanwege de invloed op primair het directe omgevingsbeeld is een zorgvuldige situering en vormgeving van mini windturbines en een zorgvuldige afstemming op het omgevingsbeeld vereist.
7 KADER VOOR NIEUWE GROOTSCHALIGE ONTWIKKELINGEN
De gebiedsgerichte toetsingskaders zijn gebaseerd op bestaand bebouwd gebied. Veelal leidt dit er toe dat nieuwe bouwplannen aan dienen te sluiten bij het bestaande karakter van het gebied. Echter, voor grotere nieuwbouw- en (her-)ontwikkelingslocaties is een meer ontwerpende benadering aan de orde. Voor dergelijke gebieden is vrijwel altijd sprake van een nieuwe stedenbouwkundige opzet die een vertaling zal vinden in een (herzien) bestemmingsplan. Zodra een groter project aan de orde is, zal de gemeenteraad daarvoor een beoordelingskader met (tijdelijke) welstandscriteria vast moeten stellen dat naadloos op de bestemmingsvoorschriften aansluit.
Het opstellen van een dergelijk beoordelingskader wordt een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden door de stedenbouwkundige in overleg met de welstandscommissie opgesteld. De welstandscriteria moeten in de Inspraak worden gebracht en door de gemeenteraad zijn vastgesteld voordat de planvorming van de eerste bouwfase start. Uiteraard worden de Algemene principes genoemd in hoofdstuk 4 paragraaf 4.3 hierbij betrokken worden maar zo ook een nota als b.v. de Neije Pleats e.d.. Is de ontwikkelingsfase afgerond, dan kunnen reguliere welstandscriteria gericht op het beheer van het gebied worden vastgesteld.
De gemeente geeft met deze welstandsnota beleidsregels voor het welstandstoezicht. De gemeente zal zich uiteraard inspannen voor de naleving van deze regels. Dit betekent dat het handhavingsbeleid en het tegengaan van illegale bouwwerken belangrijke aandachtspunten zijn.
Als voor een vergunning plichtig bouwwerk geen omgevingsvergunning is aangevraagd, of als het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de omgevingsvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan kunnen burgemeester en wethouders degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen.
Het kan voorkomen dat een bouwwerk in een deelgebied valt terwijl de criteria voor het naastgelegen deelgebied eigenlijk van toepassing zijn. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de welstandscriteria van een aangrenzend deelgebied van kracht zijn.
Excessenregeling bij vergunningsvrije bouwwerken Ook bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning hoeft te worden gevraagd, moeten in ieder geval aan de minimale welstandseisen voldoen. Om te voorkomen dat er na realisering sprake is van een exces een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ kunnen burgemeester en wethouders volgens artikel 13a van de Woningwet een eigenaar van het betreffende bouwwerk aanschrijven om de strijdigheid op te heffen. De excessenregeling is bedoeld om corrigerend op te treden.
Bij het toepassen van de excessenregeling moet er sprake zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. In de volgende gevallen is in ieder geval sprake van een exces:
Zich voegen naar, gelijkvormig maken, aanpassen aan, afstemmen op. |
|
Omgeving, situatie, geheel van de omliggende ruimtelijke kenmerken. |
|
Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van een koepel. |
|
Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. |
|
Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn. |
|
Horizontale snijlijn met twee dakvlakken, de hoogste lijn van een dak. |
Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. |
|
De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk) |
Kader, bestaande uit criteria, dat gehanteerd wordt om een oordeel te kunnen vormen over de juistheid, waarde van een bouwwerk. |
|
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-244910.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.