Instellingsbesluit Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Hollands Midden

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de Veiligheidsregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

    • b.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Hollands Midden;

    • c.

      een deelnemende gemeente: een aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeente;

    • d.

      de politiechef: de politiechef van de eenheid Den Haag van de landelijke politieorganisatie, of het lid van de eenheidsleiding daartoe aangewezen namens de politiechef;

    • e.

      GHOR: de geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio, belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied.

    • f.

      de minister: de minister van Veiligheid en Justitie

    • g.

      de commissaris van de koning: de commissaris van de koning in de provincie Zuid-Holland

    • h.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland;

    • i.

      district: regionale gebiedsindeling politie Eenheid Den Haag

    • j.

      korpschef: de korpschef, bedoeld in artikel 27 van de Politiewet 2012.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester onderscheidenlijk respectievelijk de Veiligheidsregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd: Veiligheidsregio Hollands Midden.

  • 2.

    Het openbaar lichaam, hierna te noemen ‘de Veiligheidsregio’, is gevestigd te Leiden.

  • 3.

    Het gebied waarvoor deze regeling geldt betreft de regio Hollands Midden zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet Veiligheidsregio’s.

Artikel 3 Bestuursorganen

De Veiligheidsregio kent de volgende bestuursorganen:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Belangen, taken en bevoegdheden

Artikel 4 Belangen

De Veiligheidsregio behartigt de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op de volgende terreinen:

  • a.

    de brandweerzorg;

  • b.

    de GHOR;

  • c.

    de samenwerking bij de gemeentelijke crisisbeheersing en rampenbestrijding;

  • d.

    de multidisciplinaire rampenbestrijding en crisisbeheersing;

  • e.

    het inrichten en in stand houden van de gemeenschappelijke meldkamer.

Artikel 5 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 4 genoemde gemeenschappelijke belangen is de Veiligheidsregio belast van de uitvoering van de volgende taken en bevoegdheden:

    • a.

      het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;

    • b.

      het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises;

    • c.

      het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de brandweerzorg;

    • d.

      het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

    • e.

      het instellen en in stand houden van een brandweer;

    • f.

      het instellen en in stand houden van een GHOR;

    • g.

      het voorzien in de meldkamerfunctie;

    • h.

      het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

    • i.

      het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f, en g genoemde taken.

  • 2.

    Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, de uitvoering van werkzaamheden als bedoeld in lid 1 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door hun wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die in het genoemde lid aan het Openbaar Lichaam zijn opgedragen

Artikel 6 Overige bevoegdheden en plichten

Waar in wettelijke regelingen, op grond waarvan de taken aan de Veiligheidsregio zijn overgedragen, bevoegdheden van regeling en bestuur zijn toegekend aan de gemeente, de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester, of plichten zijn opgelegd, komen die bevoegdheden toe en rusten die plichten op onderscheidenlijk de Veiligheidsregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter, tenzij de wettelijke regelingen anders bepalen een en ander behoudens hetgeen bepaald is in artikel 30, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur

Artikel 7 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur wordt gevormd door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester te zijn van de gemeente die hij vertegenwoordigt;

  • 3.

    Een burgemeester kan zich bij verhindering of ontstentenis laten vervangen door de loco-burgemeester.

Artikel 8 De werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, dan wel indien ten minste één vijfde van het aantal leden, onder opgaaf van redenen, schriftelijk daarom verzoekt.

  • 2.

    Op het houden van de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22 van de Wet Gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Ten aanzien van het houden van een vergadering achter gesloten deuren zijn de artikelen 23 tot en met 25 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De commandant van de regionale brandweer, de directeur publieke gezondheid en de coördinerend functionaris wonen als adviseurs de vergaderingen van het algemeen bestuur bij.

  • 5.

    De hoofdofficier van justitie, de politiechef en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de Veiligheidsregio is gelegen, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergadering van het algemeen bestuur. De voorzitters van de betrokken waterschappen bepalen onderling wie er deelneemt aan de vergadering.

  • 6.

    De voorzitter nodigt andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 7.

    De commissaris van de koning wordt uitgenodigd om bij de vergadering van het algemeen bestuur aanwezig te zijn.

Artikel 9 Inlichtingen en verantwoording

  • 1.

    Het algemeen bestuur geeft aan de raden van de deelnemende gemeenten in verband met hun controlerende taak ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad van de eigen gemeente met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is de raad van eigen gemeente met inachtneming van artikel 16 van de Wet gemeenschappelijke regelingen verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

Artikel 10 Reglement van orde

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde op.

  • 2.

    Het reglement van orde wordt aan de deelnemende gemeenten gezonden.

Artikel 11 De besluitvorming

  • 1.

    Er is sprake van een gewogen stemverhouding. Het nemen van besluiten door het algemeen bestuur vindt plaats volgende de volgende stemverdeling:

    • a.

      gemeenten beneden 20.000 inwoners: 1 stem;

    • b.

      gemeenten van 20.000 tot 40.000 inwoners: 2 stemmen;

    • c.

      gemeenten van 40.000 tot 60.000 inwoners: 3 stemmen;

    • d.

      gemeenten van 60.000 tot 80.000 inwoners: 4 stemmen;

    • e.

      gemeenten van 80.000 tot 100.000 inwoners: 5 stemmen;

    • f.

      gemeenten van 100.000 en meer inwoners: 6 stemmen.

  • 2.

    Voor de vaststelling van het aantal inwoners van de deelnemende gemeenten wordt uitgegaan van de per 1 januari van het voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 3.

    Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 4.

    Bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

Artikel 12 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur heeft met betrekking tot de aan de Veiligheidsregio opgedragen taken alle bevoegdheden en verricht alle taken voor zover deze niet bij of krachtens wettelijke regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan taken en bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur. Niet kunnen worden overgedragen:

    • a.

      het vaststellen en wijzigingen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van het jaarbericht;

    • c.

      het vaststellen en wijzigen van jaarplannen;

    • d.

      het vaststellen en wijzigen van verordeningen;

    • e.

      het doen van voorstellen tot het wijzigen van de regeling;

    • f.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen de Veiligheidsregio en een ander openbaar lichaam, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • g.

      het oprichten en deelnemen in stichtingen, maatschappijen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelname daaraan;

    • h.

      het vaststellen en wijzigen van het beleidsplan;

    • i.

      het vaststellen en wijzigen van het risicoprofiel;

    • j.

      het vaststellen en wijzigen van het crisisplan.

Artikel 13 Het beleidsplan

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt ten minste eenmaal in de vier jaren een beleidsplan vast, waarin het beleid is vastgesteld ten aanzien van de taken van de Veiligheidsregio.

  • 2.

    Het beleidsplan omvat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de beoogde operationele prestaties van de diensten en organisaties van de veiligheidsregio, en van de politie, alsmede van de gemeenten in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

    • b.

      een uitwerking, met inachtneming van de omstandigheden in de Veiligheidsregio, van de door de minister vastgestelde landelijke doelstellingen ten aanzien rampenbestrijding en crisisbeheersing;

    • c.

      een informatieparagraaf waarin een beschrijving wordt gegeven van de informatievoorziening binnen en tussen de onder a. bedoelde diensten en organisaties;

    • d.

      een oefenbeleidsplan;

    • e.

      een beschrijving van de niet-wettelijke adviesfunctie, bedoeld in artikel 5 onder b.;

    • f.

      de voor de brandweer geldende opkomsttijden en een beschrijving van de voorzieningen en maatregelen, noodzakelijk voor de brandweer om daaraan te voldoen;

  • 3.

    Het beleidsplan wordt afgestemd met de beleidsplannen van de aangrenzende veiligheidsregio’s en van de betrokken waterschappen en het beleidsplan van de regionale eenheid van politie.

Artikel 14 Het risicoprofiel

  • 1.

    Het beleidsplan in artikel 13 is mede gebaseerd op een door het algemeen bestuur vastgesteld risicoprofiel.

  • 2.

    Het risicoprofiel bestaat uit:

    • a.

      een overzicht van de risicovolle situaties binnen de veiligheidsregio die tot een brand, ramp of crisis kunnen leiden;

    • b.

      een overzicht van de soorten branden, rampen en crises die zich in de Veiligheidsregio kunnen voordoen, en

    • c.

      een analyse waarin de weging en inschatting van de gevolgen van de soorten branden, rampen en crises zijn opgenomen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt het risicoprofiel vast na overleg met de raden van de deelnemende gemeenten, waarbij het algemeen bestuur de raden tevens verzoekt hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid.

  • 4.

    Het algemeen bestuur nodigt voor de vaststelling van het risicoprofiel in ieder geval de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaren van politie, de besturen van de betrokken waterschappen en door de minister daartoe aangewezen functionarissen uit hun zienswijze ter zake kenbaar te maken.

  • 5.

    Het algemeen bestuur nodigt ten minste eenmaal per jaar de bij mogelijke rampen en crises in de regio betrokken partijen uit voor een gezamenlijk overleg over de risico’s in de regio.

Artikel 15 Het crisisplan

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt ten minste eenmaal in de vier jaar een crisisplan vast, waarin ieder geval de organisatie, de verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing worden beschreven.

  • 2.

    Het crisisplan omvat een beschrijving van de organisatie, verantwoordelijkheden, de taken en bevoegdheden met betrekking tot de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen inzake de rampenbestrijding en de crisisbeheersing, alsmede van de afspraken die zijn gemaakt met andere bij mogelijke rampen en crises betrokken partijen.

  • 3.

    Het crisisplan is in ieder geval afgestemd met crisisplannen, vastgesteld voor het gebied van aangrenzende veiligheidsregio’s.

  • 4.

    Het algemeen bestuur zendt het vastgestelde crisisplan aan de commissaris van de koning.

Hoofdstuk 4 Het dagelijks bestuur

Artikel 16 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter van het algemeen bestuur;

    • b.

      minimaal vier en maximaal zeven leden, aan te wijzen door en uit het algemeen bestuur. Bij de aanwijzing wordt rekening gehouden met de geografische spreiding van de gemeenten waaruit de leden afkomstig zijn, zodat er uit elk district ten minste één vertegenwoordiger is.

  • 2.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is ook voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur.

  • 4.

    Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wijst het algemeen bestuur in de eerstvolgende vergadering een nieuw lid aan.

  • 5.

    Het algemeen bestuur hoeft van de bevoegdheid bedoeld in het vierde lid, geen gebruik te maken wanneer er nog minimaal vijf leden (inclusief voorzitter) zijn van het dagelijks bestuur.

Artikel 17 Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dat nodig acht of wanneer twee leden daarom schriftelijk, onder opgaaf van redenen, verzoeken.

  • 2.

    Op het houden van de vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 52 tot en met 60 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De commandant van de regionale brandweer, de directeur publieke gezondheid en de coördinerend functionaris wonen als adviseurs de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij.

  • 4.

    De hoofdofficier van justitie, de politiechef en de voorzitter van het waterschap binnen welks grondgebied de Veiligheidsregio is gelegen worden uitgenodigd deel te nemen van de vergadering van het dagelijks bestuur. De voorzitters van de betrokken waterschappen bepalen onderling wie er deelneemt aan de vergadering.

  • 5.

    De voorzitter nodigt andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het dagelijks bestuur.

Artikel 18 Inlichtingen, verantwoording en ontslag

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde beleid.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur geven tezamen dan wel afzonderlijk aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur – behalve de voorzitter – kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 19 Reglement van orde

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde op.

  • 2.

    Het reglement van orde wordt aan de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur gezonden.

Artikel 20 De werkwijze

  • 1.

    Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.

  • 2.

    De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29 en 30 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

Artikel 21 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de voorbereiding en uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur oefent toezicht uit op al hetgeen de Veiligheidsregio aangaat.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur beheert de inkomsten en uitgaven van de Veiligheidsregio.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit die door het algemeen bestuur en krachtens de regeling aan hem zijn opgedragen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur besluit over:

    • a.

      het voeren van rechtsgedingen door de Veiligheidsregio daaronder begrepen het al dan niet instellen van hoger beroep;

    • b.

      het berusten in een tegen de Veiligheidsregio ingestelde rechtsvordering.

Hoofdstuk 5 De voorzitter

Artikel 22 Aanwijzing en vervanging

  • 1.

    De voorzitter als bedoeld in artikel 12, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is de burgemeester die als zodanig is aangewezen in artikel 11 Wet veiligheidsregio’s.

  • 2.

    Het algemeen bestuur benoemt een vervanger op grond van artikel 11 Wet veiligheidsregio’s. Hetgeen in de regeling ten aanzien van de voorzitter is bepaald, vindt mede toepassing ten aanzien van de vervanger

  • 3.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

Artikel 23 Inlichtingen en verantwoording

  • 1.

    De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor het door hem gevoerde beleid.

  • 2.

    De voorzitter geeft ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door hem te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    De voorzitter geeft aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    De voorzitter verstrekt de minister op diens verzoek informatie over de wijze waarop de Veiligheidsregio haar taken uitvoert.

Artikel 24 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 2.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt de Veiligheidsregio in en buiten rechte. Hij kan het vertegenwoordigen van de Veiligheidsregio opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

  • 4.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een geding waarbij de Veiligheidsregio is betrokken, oefent een door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid uit haar midden die in het derde lid genoemde bevoegdheid uit.

Artikel 25 Rol voorzitter bij bovenlokale rampen en crises

  • 1.

    Ingeval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan de artikelen 4, 5, 6 en 7 van de Wet Veiligheidsregio’s, aan artikel 11, 14 eerste lid, 56 eerste en vierde lid, en 62 van de Politiewet 2012, aan de artikelen 172 tot en met 177 van de Gemeentewet, met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zesde lid, en artikelen 5, 6, 7, 8 en 9 van de Wet openbare manifestaties.

  • 2.

    De voorzitter roept een regionaal beleidsteam bijeen, dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, alsmede uit de hoofdofficier van justitie. De voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam.

  • 3.

    De voorzitter wijst een regionaal operationeel leider aan, die is belast met de leiding van een regionaal operationeel team. De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het regionaal beleidsteam. De voorzitter nodigt voorts de overige functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen.

  • 4.

    Tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, neemt de voorzitter geen besluiten met toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen dan nadat hij het regionaal beleidsteam daarover heeft geraadpleegd. Een burgemeester kan in het regionaal beleidsteam schriftelijk bezwaar doen aantekenen, indien hij van mening is dat een voorgenomen besluit van het regionaal beleidsteam het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt .

  • 5.

    De voorzitter geeft de regionaal operationeel leider de bevelen die hij nodig acht in verband met de uitvoering van de door het regionaal beleidsteam genomen besluiten.

  • 6.

    Zodra de omstandigheden het toelaten, ontbindt de voorzitter het regionaal beleidsteam.

Artikel 26 Verantwoording aan de gemeenteraad

  • 1.

    De voorzitter brengt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uit aan de gemeenteraden van de getroffen gemeenten over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die het regionaal beleidsteam heeft genomen. Hij vermeldt daarbij of een burgemeester gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid schriftelijk bezwaar aan te tekenen.

  • 2.

    De voorzitter beantwoordt, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk de vragen die de gemeenteraden na ontvangst van het verslag stellen.

  • 3.

    De voorzitter verstrekt in een gemeenteraad mondelinge inlichtingen over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, indien de desbetreffende gemeenteraad daarom verzoekt. De gemeenteraad zendt een afschrift van het verzoek en van de in het eerste en tweede lid bedoelde stukken aan de commissaris van de koning.

  • 4.

    Indien de gemeenteraad, gehoord de inlichtingen van de voorzitter van de Veiligheidsregio, besluit zijn standpunt over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, ter kennis te brengen van de minister, geschiedt dit door tussenkomst van de commissaris van de koning.

Hoofdstuk 6 Commissies

Artikel 27 Commissies van advies

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen commissies van advies instellen, met inachtneming van artikel 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Hoofdstuk 7 De ambtelijke organisatie

Artikel 28 De inrichting van de ambtelijke organisatie

  • 1.

    Het algemeen bestuur regelt de inrichting van de ambtelijke organisatie van de Veiligheidsregio en stelt hiervoor een organisatieverordening op.

  • 2.

    De veiligheidsregio kent in ieder geval de volgende organisatieonderdelen en functionarissen:

    • a.

      de regionale brandweer;

    • b.

      de commandant van de regionale brandweer, tevens directeur Veiligheidsregio

    • c.

      de directeur publieke gezondheid;

    • d.

      de gemeenschappelijke meldkamer;

    • e.

      de directeur gemeenschappelijke meldkamer;

    • f.

      de coördinerend functionaris;

    • g.

      het bureau gemeentelijke crisisbeheersing;

    • h.

      de veiligheidsdirectie;

    • i.

      de secretaris;

    • j.

      het veiligheidsbureau;

Artikel 29 De rechtspositie

Het algemeen bestuur regelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet 1929 de rechtspositie van de medewerkers van het openbaar lichaam die ambtenaar zijn, alsmede van de medewerkers van het openbaar lichaam die werkzaam zijn op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Hoofdstuk 8 De regionale brandweer

Artikel 30 Taak brandweer

  • 1.

    De regionale brandweer voert in ieder geval de volgende taken uit:

    • a.

      het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;

    • b.

      het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand;

    • c.

      het waarschuwen van de bevolking;

    • d.

      het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;

    • e.

      het adviseren van andere overheden en organisaties op het gebied van brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen met gevaarlijke stoffen.

  • 2.

    De regionale brandweer voert tevens taken uit bij rampen en crises in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing.

  • 3.

    De regionale brandweer voert tevens werkzaamheden uit in het verlengde van de in het eerste en tweede lid genoemde wettelijke taken, voor zover die niet ten koste gaat van de uitoefening van deze taken. Voor deze dienstverlening zijn rechten verschuldigd, conform de legesverordening, tenzij het algemeen bestuur besluit een privaatrechtelijke overeenkomst aan te gaan.

Artikel 31 De commandant van de regionale brandweer / directeur Veiligheidsregio

  • 1.

    De regionale brandweer staat onder leiding van een commandant.

  • 2.

    De commandant is verantwoordelijk voor de operationele leiding over de brandweer bij optreden in groter verband.

  • 3.

    De commandant is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de commandant.

  • 5.

    De commandant is tevens directeur van de Veiligheidsregio.

  • 6.

    De directeur heeft de algemene leiding over de organisatie van de Veiligheidsregio.

  • 7.

    De directeur is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.

  • 8.

    Het algemeen bestuur stelt voor de commandant en de directeur een instructie vast.

Artikel 32 Behoud gemeentelijke brandweer

Vervallen

Artikel 33 Bedrijfsbrandweer

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan een inrichting die in geval van een brand of ongeval bijzonder gevaar kan opleveren voor de openbare veiligheid, aanwijzen als bedrijfsbrandweerplichtig.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt deze aanwijzingsbevoegdheid niet voor een inrichting die gelegen is op of deel uitmaakt van een terrein dat bij de krijgsmacht in gebruik is, voor zover er gegevens in het geding zijn waarvan de geheimhouding door het belang van de veiligheid van de Staat is geboden.

Hoofdstuk 9 De GHOR

Artikel 34 Taak GHOR

  • 1.

    De GHOR is belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening, en met de advisering van andere overheden en organisaties op het gebied van de geneeskundige hulpverlening.

  • 2.

    Met de in de regio Hollands Midden werkzame instellingen, zorgaanbieders, ambulancevervoerders en diensten als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen en de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, worden door het algemeen bestuur schriftelijke afspraken gemaakt over de inzet van deze instellingen, zorgaanbieders, ambulancevervoerders en diensten bij de uitvoering van hun taak en de voorbereiding daarop.

  • 3.

    Indien de uitvoering van de geneeskundige hulpverlening of de voorbereiding daarop naar het oordeel van het algemeen bestuur tekort schiet, treedt het algemeen bestuur in overleg met een instelling of zorgaanbieder als bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    De voorzitter kan, indien hij geen verbetering constateert, de desbetreffende instelling en zorgaanbieder een schriftelijke aanwijzing geven.

  • 5.

    Blijft de instelling of zorgaanbieder in gebreke, dan verzoekt de voorzitter de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport tegen de desbetreffende instelling of zorgaanbieder de nodige maatregelen te treffen.

Artikel 35 Directeur Publieke Gezondheid

  • 1.

    De GHOR staat onder leiding van de directeur publieke gezondheid van de gemeentelijke gezondheidsdienst, bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid.

  • 2.

    vervallen

  • 3.

    De directeur publieke gezondheid is belast met de operationele leiding van de geneeskundige hulpverlening.

  • 4.

    De directeur publieke gezondheid is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur voor de taken genoemd onder lid 1 en 3.

  • 5.

    De benoeming, schorsing en ontslag van de directeur publieke gezondheid vindt plaats door het algemeen bestuur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden in overeenstemming met het algemeen bestuur van de veiligheidsregio.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt voor de directeur publieke gezondheid een instructie vast.

Artikel 36 Organisatie GHOR

Het algemeen bestuur voorziet in de instelling en instandhouding van een GHOR middels een verzoek aan de deelnemende gemeenten dit te regelen middels de gemeenschappelijke regeling Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden.

Hoofdstuk 10 De gemeenschappelijke meldkamer

Artikel 37 Taak gemeenschappelijke meldkamer

  • 1.

    De gemeenschappelijke meldkamer is ingesteld en wordt in stand gehouden ten behoeve van de brandweertaak, de geneeskundige hulpverlening, de ambulancezorg en de politietaak, met dien verstande dat de Regionale Ambulancevoorziening zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer voor de ambulancezorg, als onderdeel van de meldkamer, en dat de korpschef van politie zorg draagt voor het in stand houden van de meldkamer politie, als onderdeel van de gemeenschappelijke meldkamer.

  • 2.

    De gemeenschappelijke meldkamer is belast met het ontvangen, registreren en beoordelen van alle acute hulpaanvragen ten behoeve van de brandweer, de geneeskundige hulpverlening, de ambulancezorg en de politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod, en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten.

Artikel 38 Directeur gemeenschappelijke meldkamer

  • 1.

    De gemeenschappelijke meldkamer staat onder leiding van een directeur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur gemeenschappelijke meldkamer na overleg met het met bestuur van de regionale Ambulancevoorziening en de door de korpschef daartoe aangewezen ambtenaar van politie.

  • 3.

    De directeur gemeenschappelijke meldkamer is verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur en rapporteert periodiek over de wijze waarop de gemeenschappelijke meldkamer functioneert.

  • 4.

    De directeur gemeenschappelijke meldkamer heeft instemmingsrecht bij het aanstellen en aangesteld houden van personeel van de gemeenschappelijke meldkamer.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt voor de directeur gemeenschappelijke meldkamer een instructie vast.

Artikel 39 Afspraken met politie en Regionale Ambulancevoorziening

  • 1.

    Het algemeen bestuur, de korpschef en de hoofdofficier van Justitie sluiten een convenant met betrekking tot de meldkamerfunctie waarin in ieder geval afspraken zijn gemaakt over de locatie, het beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen en de samenwerking van politie met brandweer, geneeskundige hulpverlening en ambulancezorg in de meldkamer.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan eisen vaststellen waaraan de Regionale Ambulancevoorziening met betrekking tot de meldkamer voor de daadwerkelijke ambulancezorg met voldoen. De eisen kunnen betrekking hebben op de locatie, het beleid en beheer, de financiën, de prestaties, de ondersteunende systemen, de voorbereiding op en het daadwerkelijk optreden bij ongevallen, rampen en crises en de samenwerking van ambulancezorg met brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie in de meldkamer.

Hoofdstuk 11 De coördinerend functionaris en het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing

Artikel 40 De coördinerend functionaris

  • 1.

    De coördinerend functionaris is belast met de coördinatie van de maatregelen en voorzieningen die de gemeenten treffen met het oog op een ramp of crisis.

  • 2.

    Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de coördinerend functionaris.

  • 3.

    De coördinerend functionaris is verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.

  • 4.

    De coördinerend functionaris geeft leiding aan het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt voor de coördinerend functionaris een instructie vast.

Artikel 41 Het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing

Het Bureau Gemeentelijke Crisisbeheersing ondersteunt de coördinerend functionaris.

Hoofdstuk 12 De veiligheidsdirectie

Artikel 42 Samenstelling van de veiligheidsdirectie

  • 1.

    Er is een veiligheidsdirectie.

  • 2.

    De leden van de veiligheidsdirectie zijn:

    • a.

      de commandant van de regionale brandweer, tevens directeur Veiligheidsregio;

    • b.

      de directeur publieke gezondheid;

    • c.

      de coördinerend functionaris;

    • d.

      de politiechef.

  • 3.

    De directeur Veiligheidsregio is voorzitter van de veiligheidsdirectie.

  • 4.

    De leden van de veiligheidsdirectie kunnen zich ter vergadering laten vervangen door hun plaatsvervanger.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt voor de veiligheidsdirectie een instructie vast.

Artikel 43 Taken van de veiligheidsdirectie

De veiligheidsdirectie is belast met de multidisciplinaire afstemming en coördinatie van de voorbereiding op de rampenbestrijding en crisisbeheersing, bereidt de vergaderingen van het dagelijks bestuur op deze onderwerpen voor en fungeert als primair adviesorgaan van het algemeen bestuur dienaangaande.

Hoofdstuk 13 De secretaris en het Veiligheidsbureau

Artikel 44 De secretaris

  • 1.

    De directeur Veiligheidsregio is tevens secretaris.

  • 2.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de commissies en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 3.

    Alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede ondertekend.

  • 4.

    De secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 5.

    De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. In deze vergaderingen heeft hij een adviserende stem.

  • 6.

    Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de secretaris.

  • 7.

    De secretaris is verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.

  • 8.

    Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

Artikel 45 Het Veiligheidsbureau

Het Veiligheidsbureau ondersteunt de secretaris en de directeur Veiligheidsregio.

Hoofdstuk 14 Samenwerking met politie

Artikel 46 Samenhangende taakuitvoering met de politie

  • 1.

    Het algemeen bestuur, de korpschef en de hoofdofficier van Justitie sluiten een convenant met het oog op de multidisciplinaire samenwerking bij en de voorbereiding op branden, rampen en crises.

  • 2.

    Het convenant heeft in ieder geval betrekking op de samenwerking in de Veiligheidsdirectie, de meldkamerfunctie, de informatievoorziening en informatie-uitwisseling, het multidisciplinair oefenen en de operationele prestaties van de politie bij rampen en crises.

Hoofdstuk 15 Financiële bepalingen

Artikel 47 Verordeningen

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast, hierna te noemen de financiële verordening. In deze verordening wordt benoemd welke programma’s worden gevoerd. Op deze regels is artikel 212 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur legt in de financiële verordening vast welke verdeelsteutel(s) per programma wordt gehanteerd bij het opstellen van de ontwerp-programmabegroting.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt in de financiële verordening de wijze van vorming en besteding alsmede de minimale omvang en de hoogte van de plafonds van de reserves van het openbaar lichaam.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie, hierna te noemen de controleverordening. Op deze regels is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening richtlijnen en regels voor de organisatie vast ten aanzien van de treasury op het gebied van uitzettingen, financieringen en garanties. Op deze regels is hetgeen bepaald is in de Wet FIDO van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48 Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk zes weken voorafgaand aan het tijdstip waarop de ontwerpbegroting aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, de ontwerpbegroting voor het komende kalenderjaar, vergezeld van toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen zes weken na toezending bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast voor 1 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling doch in ieder geval voor 15 juli aan gedeputeerde staten.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt het besluit tot vaststelling van de begroting binnen twee weken na de vaststelling aan de raden van de deelnemende gemeenten en geeft daarin aan of en zo ja op welke onderdelen is afgeweken van de eerder aangeboden ontwerp-programmabegroting.

  • 7.

    Een begrotingswijziging wordt afgehandeld volgens de leden één tot en met zes van dit artikel, tenzij de wijziging van baten en/of lasten het gevolg is van:

    • .

      het uitvoeren van projecten voor derden en de uitvoering daarvan resultaatneutraal (saldo van baten en lasten is nul) voor het openbaar lichaam geschiedt;

    • a.

      het uitvoeren van markttaken en de uitvoering daarvan minimaal resultaatneutraal voor het openbaar lichaam geschiedt;

    • b.

      het uitvoeren van aanvullende diensten en de uitvoering daarvan minimaal resultaatneutraal voor het openbaar lichaam geschiedt;

    • c.

      wijziging van de bekostiging van het rijk en de verdere uitvoering van het betreffende product minimaal resultaatneutraal voor het openbaar lichaam geschiedt;

    • d.

      wijziging van de bekostiging door zorgverzekeraars en de verdere uitvoering van het betreffende product minimaal resultaatneutraal voor het openbaar lichaam geschiedt;

    • e.

      besluiten ter zake van begrotingsoverschrijdingen van niet meer dan 1% van het begrotingstotaal per programma, waarbij gehandeld is conform het controleprotocol;

    • f.

      niet in de begroting opgenomen verplichtingen, zoals vermeld in de financiële verordening, voor zover deze voor het openbaar lichaam resultaatneutraal verlopen;

    • g.

      van uitgaven die ten laste worden gebracht van een reserve of voorziening.

  • 8.

    De begrotingswijzigingen met een resultaatneutraal karakter als bedoeld in lid zeven worden vastgesteld door het algemeen bestuur

Artikel 49 Bijdragen van het Rijk en de gemeenten

  • 1.

    In de programmabegroting wordt tenminste aangegeven welke bijdrage van het Rijk wordt ontvangen en welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stemt voor zover als mogelijk de methodiek voor het jaarlijks aanpassen van de loon- en prijsindexen af met de besturen van de andere gemeenschappelijke regelingen in Hollands Midden.

  • 3.

    Bij de berekening van de gemeentelijke bijdrage wordt rekening gehouden met bijdragen van het rijk en van andere organisaties.

  • 4.

    Vervallen.

  • 5.

    Vervallen.

  • 6.

    De gemeenten die de gemeentelijke brandweerkorpsen hebben geregionaliseerd blijven verantwoordelijk voor de door hen ten tijde van de instelling van de geregionaliseerde brandweer verstrekte feitelijke gegevens, financiële opstellingen, personeelsgegevens of anderszins. Ingeval blijkt dat sprake is van onverwachte gebreken of andere tekortkomingen in het kader van huisvesting, materiaal, materieel, personeel of anderszins, zullen de hieraan verbonden kosten voor rekening komen van de betreffende gemeente waar dit betrekking op heeft.

  • 7.

    De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 15 januari en 1 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdrage.

  • 8.

    Indien zich een substantiële verandering in de doeluitkering rampenbestrijding voordoet waardoor de financiering van óf de veiligheidsregio óf de uitvoering van taken van de geneeskundige hulpverlening bij de Regionale Dienst Openbare Gezondheid Hollands Midden in het geding komen treedt het bestuur in overleg met het bestuur van de Regionale Dienst Openbare Gezondheid Hollands Midden om tot een afgestemd voorstel voor een oplossing te komen aan de deelnemende gemeenten.

Artikel 50 Jaarbericht

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt het jaarbericht over het afgelopen jaar, onder toevoeging van een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van het jaarbericht en van hetgeen het dagelijks bestuur te zijner verantwoording dienstig acht, met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks voor 1 juni ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt het jaarbericht vast voor 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Het jaarbericht wordt binnen twee weken, doch in ieder geval voor 15 juli, met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten aangeboden.

  • 4.

    Vaststelling van het jaarbericht strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt het jaarbericht binnen twee weken na vaststelling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 51 Waarborg / Garantstelling

  • 1.

    De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de Veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 2.

    Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven in de begroting op te nemen, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van artikel 194 en 195 Gemeentewet.

  • 3.

    De aan deze regeling deelnemende gemeenten waarborgen dan wel stellen zich garant tegen de Veiligheidsregio voor betaling van rente en aflossing van door de Veiligheidsregio aangegane leningen en voor dekking van eventuele exploitatie- of begrotingstekorten van de Veiligheidsregio. Een en ander vindt plaats binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders en procedures.

Artikel 52 Kostenevaluatie / Visitatie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt eenmaal in de drie jaar een kostenevaluatie vast. Bij de kostenevaluatie wordt in ieder geval een vergelijking gemaakt met de gegevens betreffende de kosten van andere veiligheidsregio’s.

  • 2.

    Het algemeen bestuur laat eenmaal in de vijf jaar een visitatie door een visitatiecommissie verrichten.

Hoofdstuk 16 Het Archief

Artikel 53 Het archief

  • 1.

    Het algemeen bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio, in overeenstemming met een door dit bestuur vast te stellen regeling.

  • 2.

    De secretaris is belast met feitelijke beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.

  • 3.

    Voor de bewaring van de op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden is de archiefbewaarplaats van de gemeente Leiden aangewezen.

  • 4.

    De beheerder van de archiefbewaarplaats van de gemeente Leiden oefent toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio.

Hoofdstuk 17 Toetreding, uittreding, wijzigingen en opheffing

Artikel 54 Toetreding en uittreding

  • 1.

    Toetreding van gemeenten tot deze regeling of uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s zoals bedoeld in de Wet Veiligheidsregio’s.

  • 2.

    Het algemeen bestuurt regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.

Artikel 55 Wijzigingen

  • 1.

    Zowel het algemeen bestuur als de besturen van tenminste eenderde van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    De regeling kan worden gewijzigd bij een daartoe strekkend besluit van de besturen van tenminste tweederde van de deelnemende gemeenten.

Artikel 56 Opheffing

  • 1.

    Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 2.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel, de overgebleven middelen en op geld waardeerbare rechten en plichten.

  • 4.

    Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van de Veiligheidsregio.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    Zonodig blijven de organen van de Veiligheidsregio ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 18 Geschillen

Artikel 57 Geschillen

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit vertegenwoordigers, één aangewezen door elk van de bij het geschil betrokken partijen, alsmede een door deze vertegenwoordigers aangewezen onafhankelijke voorzitter.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De geschillencommissie brengt aan het algemeen bestuur advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Hoofdstuk 19 Slotbepalingen

Artikel 58 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 59 Vervanging en inwerkingtreding

  • 1.

    De regeling wijzigt de per 8 oktober 2010 in werking getreden gewijzigde Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Hollands Midden.

  • 2.

    De gewijzigde regeling treedt in werking op 1 januari 2014.

Artikel 60 Overgangsbepaling

Vervallen

Artikel 61 Titel

De regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Hollands Midden’.

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Nieuwkoop van

donderdag 24 april 2014, nr 2014-036c

E.R. van Holthe, Griffier

F. Buijserd, Voorzitter

Naar boven