Gemeenteblad van Maasgouw
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maasgouw | Gemeenteblad 2022, 235066 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maasgouw | Gemeenteblad 2022, 235066 | beleidsregel |
Beleidsregels onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven Maasgouw 2021
Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maasgouw ;
gelezen het voorstel van 11 mei 2021;
overwegende dat het gewenst is om actuele beleidsregels vast te stellen omtrent de onrechtmatige bewoning van recreatiewoningen, omdat dit type gebruik niet past binnen de toeristisch-recreatieve bestemming van deze recreatiewoningen;
Gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht; artikel 125 Gemeentewet en artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht;
b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregel[s]:
Beleidsregels onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven Maasgouw 2021
In de gemeente Maasgouw komt het voor dat recreatieverblijven permanent worden bewoond. Dergelijk gebruik van een recreatieverblijf is in strijd met de desbetreffende bestemmingsplanregels. Het college van burgemeester en wethouders acht deze situatie onwenselijk en wil daarom een einde maken aan deze onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven. Daartoe wordt gebruik gemaakt van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen. Bij de wijze van inzet van deze handhavingsmiddelen baseert het college van burgemeester en wethouders zich op een vaste gedragslijn in de vorm van beleidsregels.
Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college van burgemeester en wethouders de algemene bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom. Deze bevoegdheid kan ingevolge artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht worden geconcretiseerd met beleidsregels. Aldus verschaft het college van burgemeester en wethouders vooraf meer duidelijkheid over de wijze waarop met een haar toekomende bevoegdheid wordt omgegaan.
De periode waarbinnen de last onder dwangsom moet zijn uitgevoerd.
De last onder dwangsom zoals bedoeld in artikel 5:32, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.
Een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Degene die een overtreding pleegt of medepleegt of degene die het in zijn macht heeft om de overtreding te beëindigen (waaronder mede worden begrepen de bewoner, de huurder, de verhuurder en de eigenaar van een recreatieverblijf).
Onrechtmatige permanente bewoning:
Het in strijd met de bestemmingsplanregels gebruiken van gronden of bouwwerken als hoofdverblijf.
Een onderkomen dat op grond van een bestemmingsplan is bestemd voor recreatief verblijf en waarvan het gebruik als hoofdverblijf niet is toegestaan.
Artikel 3. Vaststellen of sprake is van onrechtmatige permanente bewoning
Voordat handhavend optreden tegen onrechtmatige permanente bewoning aan de orde is, dient te worden beoordeeld of die bewoning in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. In de gemeente Maasgouw doet de problematiek omtrent onrechtmatige permanente bewoning zich voornamelijk voor in het buitengebied, namelijk op recreatieparken, kampeercentra, campings etc.
Op de recreatieparken Heelderpeel en Boschmolenplas is het bestemmingsplan ‘Heel - Panheel’ met enkelbestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ van toepassing. In de planregels van dit bestemmingsplan zijn, voor zover relevant, de volgende begripsbepalingen opgenomen:
Een gebouw, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen (kunststof of hout), dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is, niet zijnde een kampeermiddel of recreatiewoning, en dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief (nacht)verblijf
De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
Tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.
Bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.
Een caravan die voorzien is gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats te blijven staan, maar wel voorzien is van een as-/wielenstelsel en in die toestand verrijdbaar en als 1 deel over de weg te verplaatsen is, met een maximale oppervlakte van 40 m2 en een maximale hoogte van 3,40 meter.
Specifieke gebruiksregels park Heelderpeel :
Artikel 19.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:
Specifieke gebruiksregels park Boschmolenplas:
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:
Het verbod op onrechtmatige permanente bewoning manifesteert zich op verschillende wijzen:
In artikel 19.5.1 en 20.4.1 (specifieke gebruiksregels) is opgenomen dat het gebruik van gronden en opstallen voor permanente bewoning niet is toegestaan.
Via de bestemmingsregels in combinatie met de begripsbepalingen
In de verschillende recreatieve bestemmingen is opgenomen dat de gronden bestemd zijn voor bijvoorbeeld recreatiewoningen, stacaravans of chalets. Gelet op de definities van deze begrippen dienen gebruikers van dergelijke onderkomens elders hun hoofdverblijf te hebben. Daardoor is het gebruik van een dergelijk onderkomen als hoofdverblijf (permanente bewoning) verboden.
Op het recreatiepark Porta Isola is het bestemmingsplan ‘Stevensweert’ met enkelbestemming ‘Recreatie - Verblijfsrecreatie’ van toepassing. In de planregels van dit bestemmingsplan zijn, voor zover relevant, de volgende begripsbepalingen opgenomen:
De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
Tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 40 Woningwet een bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf;
Bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.
Specifieke gebruiksregels park Porta Isola :
Artikel 12.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor:
Het verbod op onrechtmatige permanente bewoning manifesteert zich op verschillende wijzen:
In artikel 12.4.1 (specifieke gebruiksregels) is opgenomen dat het gebruik van gronden en opstallen voor permanente bewoning niet is toegestaan.
Via de bestemmingsregels in combinatie met de begripsbepalingen
In de verschillende recreatieve bestemmingen is opgenomen dat de gronden bestemd zijn voor bijvoorbeeld recreatiewoningen of vakantiewoningen. Gelet op de definities van deze begrippen dienen gebruikers van dergelijke onderkomens elders hun hoofdverblijf te hebben. Daardoor is het gebruik van een dergelijk onderkomen als hoofdverblijf (permanente bewoning) verboden.
Artikel 4. Vaststellen of sprake is van een hoofdverblijf
Om vast te stellen of sprake is van permanente bewoning moet aannemelijk worden gemaakt dat sprake is van een ‘hoofdverblijf’. Dit begrip is gedefinieerd in het bestemmingsplan als de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
In deze beleidsregels wordt beschreven op welke wijze aan dit begrip toepassing wordt gegeven.
De hoofdregel is dat het op de weg van het bestuursorgaan ligt om de feiten vast te stellen voor het vermoeden dat het recreatieverblijf in strijd met het bestemmingsplan permanent wordt bewoond. Vervolgens is het aan de overtreder om dit vermoeden te ontkrachten.
Bij de beoordeling of sprake is van gebruik als ‘hoofdverblijf’ dienen alle bekende feiten en omstandigheden in samenhang te worden beoordeeld. Daarbij kunnen onder meer de volgende bewijsmiddelen worden betrokken. Onderstaande opsomming is niet limitatief. Hierbij wordt uitdrukkelijk vermeld dat onderstaande bewijsmiddelen niet cumulatief zijn. Er hoeft dus niet aan alle bewijsmiddelen te worden voldaan om aan te tonen dat sprake is van een ‘hoofdverblijf’. Per geval dient te worden bezien of het vergaarde bewijs die conclusie kan rechtvaardigen. Onderstaande lijst dient slechts ter illustratie.
Opgemerkt wordt dat voor het gebruik van een recreatieverblijf als hoofdverblijf niet is vereist dat dit gebruik zich voor een lange periode voordoet. Een recreatieverblijf kan immers ook korte tijd als ‘hoofdverblijf’ worden gebruikt, bijvoorbeeld als tijdelijk hoofdverblijf. Desondanks kan de (lange) duur van het gebruik een aanwijzing zijn voor permanente bewoning. Immers, hoe langer iemand in een recreatieverblijf verblijft, hoe aannemelijker het is dat dit als hoofdverblijf wordt gebruikt.
Artikel 5. Last onder dwangsom
Indien op grond van artikelen 3 en 4 wordt geconstateerd dat sprake is van permanente bewoning in strijd met het bestemmingsplan, wordt een last onder dwangsom opgelegd aan de overtreder(s). Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd.
Beëindigen en beëindigd houden van de overtreding
De lastgeving is niet alleen gericht op het beëindigen, maar ook op het beëindigd houden van de overtreding. Dit om te voorkomen dat de overtreder na verloop van tijd opnieuw een recreatieverblijd als hoofdverblijf gaat gebruiken. De last onder dwangsom behoudt derhalve ook na de begunstigingstermijn zijn waarde, omdat deze als stok achter de deur blijft gelden. Afhankelijk van de situatie wordt beoordeeld wanneer de last onder dwangsom kan worden ingetrokken.
Bij het opleggen van een last onder dwangsom wordt een begunstigingstermijn van zes maanden gehanteerd.
Deze begunstigingstermijn is naar het oordeel van het bevoegd gezag niet langer dan noodzakelijk om de overtreding te beëindigen, doch lang genoeg om elders een hoofdverblijf te vinden.
Als uitzondering heeft te gelden dat de overtreder in aanmerking kan komen voor een begunstigingstermijn van 12 maanden, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de overtreder dient een plan van aanpak in, waarin hij of zij concrete en voor de gemeente controleerbare maatregelen opneemt die hij of zij gedurende de begunstigingstermijn aantoonbaar zal gaan uitvoeren om het gebruik van het verblijf als hoofdverblijf te beëindigen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan:
Het plan van aanpak is bedoeld om overtreders bewust te maken van de acties die zij kunnen en moeten ondernemen om elders een hoofdverblijf te vinden. Dat is hun eigen verantwoordelijkheid.
Hierbij wordt uitdrukkelijk vermeld dat het opstellen en uitvoeren van een dergelijk plan van aanpak binnen de begunstigingstermijn niet leidt tot de conclusie dat geen sprake meer is van permanente bewoning.
Aan het einde van de begunstigingstermijn zal op basis van alle feiten, omstandigheden en bewijsmiddelen worden beoordeeld of de permanente bewoning is beëindigd. Daarbij kunnen de al dan niet uitgevoerde actiepunten van het plan van aanpak worden betrokken. Het verschil in de duur van de begunstigingstermijn is mede ingegeven door de wens om bekennende overtreders te bevoordelen ten opzichte van ontkennende overtreders.
Als dwangsom geldt in alle gevallen een bedrag van € 30.000,- ineens per overtreder. Deze dwangsom wordt niet onredelijk hoog geacht, doch hoog genoeg om als prikkel te dienen om de overtreding te beëindigen.
Indien twee of meer overtreders eenzelfde recreatieverblijf bewonen, wordt aan alle overtreders gelijktijdig een separate en gelijkluidende last onder dwangsom opgelegd.
Voortduren en herhalen van de overtreding
Het verplaatsen van het hoofdverblijf naar een ander recreatieverblijf binnen de gemeente wordt niet als beëindiging van de overtreding beschouwd. In dat geval duurt de overtreding voort en is niet voldaan aan de lastgeving.
Indien een dwangsom is verbeurd en de overtreding voortduurt of wordt herhaald, wordt opnieuw een last onder dwangsom opgelegd. Daarbij wordt het dwangsombedrag verdubbeld.
Ondersteuning bij beëindigen overtreding
Overtreders dragen de verantwoordelijkheid voor het beëindigen van de onrechtmatige permanente bewoning. Het kan voorkomen dat overtreders geholpen kunnen zijn door in contact te komen met bepaalde instanties zoals Bemoeizorg of woningstichtingen. Op verzoek kunnen overtreders door de gemeente in contact worden gebracht met dergelijke instanties. De gemeente vervult daarbij echter geen inhoudelijke of leidende rol.
Artikel 6. Hercontrole, einde van de overtreding en invordering
Indien aan een overtreder een last onder dwangsom is opgelegd, dan is die last onder dwangsom doorgaans gebaseerd op (administratieve) controles, vergaring van informatie en/of beoordeling van belangen en omstandigheden. Na afloop van de geboden begunstigingstermijn dient het bevoegd gezag te controleren of de overtreder aan de lastgeving heeft voldaan. In beginsel dient het bevoegd gezag daarvoor opnieuw (administratieve) controles uit te voeren.
Enerzijds worden strenge eisen gesteld aan de feitenvaststelling en bewijsvergaring voorafgaand aan een invorderingstraject. Anderzijds is met de constatering dat sprake is van permanente bewoning al een deel van de bewijslast vergaard waarop kan worden voortgebouwd.
Indien de feiten en omstandigheden op het moment van de hercontrole niet (wezenlijk) zijn veranderd ten opzichte van de periode waarin het strijdig gebruik is geconstateerd, kan in beginsel kan worden geconcludeerd dat het strijdig gebruik voortduurt. Vanzelfsprekend ligt het op de weg van het bevoegd gezag om met bewijsmiddelen aan te tonen dat de feiten en omstandigheden niet (wezenlijk) zijn veranderd. Het kan zijn dat daarvoor opnieuw (administratief) onderzoek moet worden uitgevoerd. Het ligt vervolgens op de weg van de overtreder om dat (gemotiveerd) te weerleggen.
Op verzoek van de overtreder kan een betalingsregeling worden getroffen over verbeurde dwangsommen.
Artikel 7. Verdisconteerde omstandigheden
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt een bestuursorgaan overeenkomstig een beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Op grond van jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2840) kunnen ook omstandigheden die bij het opstellen van beleidsregels zijn verdisconteerd, bijzondere omstandigheden zijn die kunnen nopen tot afwijking van die beleidsregels.
Concreet betekent dit dat dergelijke verdisconteerde omstandigheden niet buiten beschouwing kunnen worden gelaten en in vrijwel elk geval dient te worden beoordeeld of aanleiding bestaat om af te wijken van deze beleidsregels.
Desondanks worden hieronder omstandigheden en belangen beschreven waarmee in ieder geval rekening is gehouden bij het vaststellen van deze beleidsregels. Onder meer onderstaande omstandigheden zijn betrokken bij de beoordeling of al dan niet handhavend wordt opgetreden, alsmede bij de bepaling van de lengte van de begunstigingtermijn en bij de bepaling van de hoogte van de dwangsom. Deze omstandigheden en de daaruit voortvloeiende belangen van de overtreder zijn afgezet tegen het algemeen belang dat is gediend met handhavend optreden. Zij bieden geen aanleiding om af te wijken van deze beleidsregels.
Bij de beoordeling inzake het al dan niet opleggen van een last onder dwangsom kan deze beschrijving als uitgangspunt dienen. Daarbij dient uiteraard te worden bezien of de zich voordoende omstandigheden op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig de beleidsregel in een specifiek geval gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
De omstandigheid dat een overtreder op het desbetreffende adres (door de gemeente) is ingeschreven in de BRP, en hij of zij daarbij niet is gewezen op het feit dat ter plaatse niet permanent mag worden gewoond, betekent niet dat die bewoning is toegestaan. Evenmin kan daaraan het vertrouwen worden ontleend dat niet handhavend zal worden opgetreden. Gemeenten zijn immers verplicht om burgers in te schrijven op een door deze burgers opgegeven adres in de gemeente, ook al is dit adres gekoppeld aan een recreatieverblijf. Het feit van inschrijving geeft aldus geen rechten voor permanente bewoning (permanent bewonen blijft in strijd met het bestemmingsplan).
De leeftijd van een overtreder biedt geen aanleiding om af te wijken van deze beleidsregels. Zie bijvoorbeeld Ab 22 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2333).
(On)zelfredzaamheid overtreder
Indien een overtreder zodanig onzelfredzaam is dat hij of zij niet in staat is om de overtreding eigenhandig te beëindigen, kan hij of zij in contact worden gebracht met instanties die hem of haar daarbij kunnen ondersteunen. Daarvan zal echter niet snel sprake zijn, nu deze personen kennelijk in staat zijn om zelfstandig het recreatieverblijf te bewonen. Bij een dergelijke mate van onzelfredzaamheid is de persoon doorgaans bekend bij de gemeente vanwege andere hulptrajecten. De onzelfredzaamheid biedt op zichzelf bezien geen aanleiding om af te zien van handhavend optreden of een langere begunstigingstermijn te bieden. Wel ligt het in de rede dat de gemeente dergelijke situaties nader beschouwd om te bezien of maatwerk nodig is.
In beginsel staat de medische conditie van een overtreder niet in de weg aan het (laten) beëindigen van de overtreding c.q. verhuizen naar een woning waar permanente bewoning wel is toegestaan. Zie bijvoorbeeld Ab 22 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2333), Ab 30 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2672) en Ab 12 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1880). Een termijn van 6 maanden respectievelijk 12 maanden is lang genoeg om, eventueel met hulp van instanties, de overtreding te beëindigen.
De duur van de overtreding geeft geen aanleiding om niet handhavend op te treden of om een langere begunstigingstermijn te bieden. De begunstigingstermijn van 6 maanden respectievelijk 12 maanden wordt lang genoeg geacht om een vervangend hoofdverblijf te betrekken. Bovendien vindt reeds lange tijd, zowel lokaal als landelijk, berichtgeving plaats over (de aanpak van) permanente bewoning. Het verbod om permanente bewoning van recreatieverblijven dient als algemeen bekend te worden beschouwd. Zodoende hebben overtreders al geruime tijd de gelegenheid gehad om zelf maatregelen te treffen in plaats van het afwachten van een handhavingstraject.
De omstandigheid dat een overtreder financiële verplichtingen heeft met betrekking tot de recreatiewoning, zoals bijvoorbeeld een hypotheek of een (langlopende) huurovereenkomst, biedt evenmin aanleiding om af te zien van handhavend optreden. Het verblijf kan immers worden verkocht of verhuurd aan derden.
De (slechte) financiële situatie van een overtreder vormt geen grondslag voor het afzien van handhavend optreden. Zie bijvoorbeeld Ab 22 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2333).
Het niet kunnen vinden van een huurder of koper
Het niet kunnen vinden van een huurder of koper voor het recreatieverblijf is niet vereist voor het beëindigen van de overtreding.
De omstandigheid dat door een eventuele verhuizing de reisafstand tot de werklocatie van de overtreder (aanzienlijk) groter wordt, is geen reden om af te zien van handhavend optreden. Zie bijvoorbeeld Ab 30 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2672).
Het niet mee kunnen verhuizen van huisdieren naar een alternatieve woonruimte is geen reden om af te zien van handhavend optreden. Zie bijvoorbeeld Ab 30 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2672).
Het niet beschikbaar zijn van alternatieve woonruimte
Het niet kunnen vinden c.q. het niet beschikbaar zijn van alternatieve woonruimte vormt geen grondslag voor het afzien van handhavend optreden. Zie bijvoorbeeld Ab 22 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2333).
Het niet veroorzaken van hinder
Het feit dat de permanente bewoning geen (directe) hinder oplevert voor derden is evenmin een omstandigheid die noopt tot afwijking van deze beleidsregels.
De omstandigheid dat minderjarige kinderen woonachtig zijn in een recreatieverblijf vormt geen reden om af te zien van handhavend optreden. Een termijn van zes maanden wordt voldoende geacht om de overtreding te beëindigen.
Artikel 8. Omgevingsvergunning gebruik recreatiewoning voor bewoning
Het college verleent medewerking aan aanvragen om een omgevingsvergunning op grond van artikel 4, tiende lid van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze zogenoemde persoonsgebonden omgevingsvergunning worden verleend aan bewoners van een recreatiewoning die kunnen aantonen dat zij al vóór 31 oktober 2003 en sedertdien onafgebroken in de recreatiewoning onafgebroken wonen en tevens wordt voldaan aan de overige in dit artikel genoemde eisen.
Een persoonsgebonden omgevingsvergunning geldt slechts voor degene aan wie zij is verleend. Daarnaast geldt de omgevingsvergunning slechts voor de termijn gedurende welke degene aan wie de vergunning is verleend en de betreffende recreatiewoning onafgebroken bewoont. Staakt de vergunninghouder de bewoning van de recreatiewoning, dan zal de recreatiebestemming weer actief worden gehandhaafd.
Artikel 9. Citeertitel en inwerkingtreding
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven Maasgouw 2020.
Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.
De 'Beleidsregels inzake permanente bewoning van recreatiewoningen in Maasgouw’, zoals vastgesteld op 21 augustus 2012, worden ingetrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-235066.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.