Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2022, 234745 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2022, 234745 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen in verband met de stimulering van het aardgasvrij maken van woningen nabij het warmtenet (Wijzigingsregeling subsidie warmtemotor tranche A)
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 4:23, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht en artikel 3, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, gezien het Duurzaam herstelplan 2020 van 22 oktober 2020 en het daarin beschreven warmtemotor plan om 10.000 woning versneld aan te sluiten op het warmtenet,
De Subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen als volgt te wijzigen:
onder vernummering van artikel 1.1 onderdelen x tot en met hh naar respectievelijk y tot en met ii wordt een onderdeel ingevoegd dat luidt:
niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten: daadwerkelijk door de aanvrager gemaakte kosten voor de uitvoering van subsidiabele activiteiten op grond van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling of de subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij, verminderd met eventuele andere verleende of vastgestelde subsidies voor die subsidiabele activiteiten, die het voor die activiteiten op grond van respectievelijk deze regeling of de subsidieregeling Amsterdam aardgasvrij vastgestelde subsidiebedrag overschrijden, voor zover deze kosten niet eerder tot vermeerdering van de daadwerkelijke kosten van een andere subsidiabele activiteit op grond van hoofdstuk 1 tot 4 van deze regeling hebben geleid;
onder vernummering van artikel 1.1 onderdelen dd tot en met ii naar respectievelijk ee tot en met jj wordt een onderdeel ingevoegd dat luidt:
stadswarmtenet: het primair en secundair warmtenet Vattenfall Amsterdam Zuid Oost en Almere en het primair en secundair warmtenet Vattenfall West Noord, zoals deze opgenomen zijn in de gecontroleerd verklaringen van de het College van Gelijkwaardigheid Energieprestaties van het Bureau Controle en Registratie Gelijkwaardigheidsverklaringen met respectievelijke verklaringscodes 2019-1436GG-TP-UW en 20201669GK, inclusief de uitbreidingen van deze warmtenetten sinds die beoordelingen;
In artikel 2.1, eerste lid worden de woorden ‘de andere hoofdstukken’ vervangen door ‘hoofdstukken waarvan het nummer met 3 begint’.
Hoofdstuk 3 en artikelen 3.1 tot en met 3.7 worden vernummerd naar respectievelijk hoofdstuk 3z en artikelen 3z.1 tot en met 3z.7.
In de volgende artikelen en alinea’s van de toelichting bij de regeling worden de woorden ’artikel 3.1’ vervangen door de woorden ‘artikel 3z.1’:
In de volgende artikelen en alinea’s van de toelichting bij de regeling worden de woorden ’artikel 3.3’ vervangen door de woorden ‘artikel 3z.3’:
In de algemene toelichting wordt de gehele paragraaf met titel ‘De Wildemanbuurt’ verplaatst en komt na de paragraaf met de titel ‘ Banne Noord’ te staan.
Na hoofdstuk 2 wordt een hoofdstuk toegevoegd dat luidt:
Artikel 3.1 Gebieds- en aardgasvrij datum bepaling
In afwijking op artikel 2.1, eerste lid wordt een bedrijfsruimte of maatschappelijk vastgoed dat gelegen is binnen het in artikel 3.1, eerste lid, beschreven gebied bij een subsidieaanvraag op grond van artikel 2.3, onderdelen 4, 5 en 6 geacht binnen het in het artikel 2.1 bepaalde gebied te liggen. Voor bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed binnen het in artikel 3.1, eerste lid beschreven gebied kan daardoor aanspraak gemaakt worden op de subsidie in hoofdstuk 2.
Het subsidieplafond voor de in artikel 3.3 genoemde activiteiten is gedurende de periode tussen de inwerkingtreding van de Wijzigingsregeling subsidie warmtemotor tranche A en 31 december 2026 vastgesteld op € 12.000.000.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het in het in artikel 3.1 bepaalde gebied treffen van de volgende fysieke gebouwgebonden voorzieningen:
Tot 31 december 2025 kan het college bij subsidieaanvragen op grond van dit hoofdstuk, zolang het verblijfsobject daardoor wel aardgasvrij wordt, ook subsidie verlenen als de vervangende ruimteverwarmingsinstallatie of tapwaterinstallatie, zoals bedoeld in artikel 3.3, onderdelen a en b, subonderdelen i en ii, in de warmtevraag voorziet op een andere manier dan onttrekking van warmte aan het stadswarmtenet. Het plaatsen van elektrische CV-ketels, elektrische doorstroomverwarmers en andere vormen van elektrische weerstandsverwarming, niet zijnde warmtepompen, infraroodpanelen of boilers met een buffervat van tenminste 10 liter, is uitgesloten van subsidie op grond van dit hoofdstuk.
Artikel 3.4 Subsidiabele kosten
In aanmerking voor subsidie komen de gemaakte kosten voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bepaalde activiteiten, met uitzondering van:
Artikel 3.5 Hoogte van de subsidie
Voor de activiteiten, zoals bedoeld in artikel 3.3, onderdeel b geldt dat:
voor activiteiten onder ii bedraagt de subsidie de subsidiabele kosten, zoals bedoeld in artikel 3.4, vermenigvuldigd met het aantal aardgasvrije woningen in het pand met meerdere woningen na het treffen van de voorzieningen, gedeeld door het aantal woningen in het pand met meerdere woningen dat vóór het treffen van de voorzieningen gebruik maakt van de gasgestookte tapwaterinstallatie, daarbij geldt een maximum van € 1.000,- per aardgasvrije woning.
Bij het bepalen van de hoogte van de op grond van dit hoofdstuk vast te stellen subsidie zijn de bedragen uit leden 1 tot en met 4 van toepassing, waarbij geldt dat de subsidie in geen geval hoger is dan de, met andere voor de subsidiabele activiteiten verleende of vastgestelde subsidies verminderde en, voor zover dat zou leiden tot een hogere subsidieverlening of vaststelling met niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten vermeerderde, daadwerkelijk gemaakte kosten voor het realiseren van de subsidiabele activiteiten. Indien aannemelijk is dat een andere verleende subsidie lager vastgesteld zal worden brengt het college het verwachte lagere bedrag in mindering in de plaats van het verleende bedrag.
De subsidie op grond van dit hoofdstuk is uitsluitend aan te vragen door:
Artikel 3.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In afwijking op het bepaalde in artikel 1.5, eerste lid onderdeel e is in het kader van een subsidieaanvraag op grond van dit hoofdstuk niet vereist dat een schriftelijke, door de eigenaar of tekenbevoegde natuurlijke persoon getekende, intentieverklaring waaruit blijkt dat de eigenaar van het vastgoed waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft al zijn of haar vastgoed in het vastgestelde gebied vóór de vastgestelde datum aardgasvrij zal maken wordt overlegd.
In aanvulling op artikel 1.5 wordt bij een subsidieaanvraag, waar op grond van artikel 3.5, vijfde lid de daadwerkelijke kosten vermeerderd dienen te worden met niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten, een overzicht meegestuurd dat onder vermelding van de relevante SBA-nummers de niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten inzichtelijk maakt.
In aanvulling op de in artikel 1.6 genoemde weigeringsgronden weigert het college subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 3.3 te verlenen indien:
Artikel 3.9 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
In aanvulling op artikel 1.8 wordt bij de aanvraag tot vaststelling voor activiteiten met betrekking tot collectieve installaties, zoals bedoeld in artikel 3.3, onderdeel b, een overzicht inclusief bewijzen overlegd, waaruit blijkt welk van de verschillende eigenaren en huurders de aanwezige individuele woning gebonden gasaansluiting heeft afgesloten.
In aanvulling op artikel 1.8 wordt bij de aanvraag tot vaststelling, indien de met andere voor de subsidiabele activiteiten verleende of vastgestelde subsidies verminderde daadwerkelijk gemaakte kosten voor het realiseren van de subsidiabele activiteiten lager blijken dan tijdens de verlening is geraamd en indien de aanvrager de daadwerkelijke kosten beoogt te vermeerderen met niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten, zoals bedoeld in artikel 3.5, vijfde lid een overzicht meegestuurd dat onder vermelding de relevante SBA-nummers de niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten inzichtelijk maakt.
Er wordt een bijlage toegevoegd die luidt:
In artikel 3.1, eerste lid van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen wordt verwezen naar deze bijlage voor de bepaling van de deelgebieden.
Het deelgebied K-buurt Midden wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, in artikel 3.1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel iii aangewezen. Dit deelgebied wordt als volgt begrensd:
aan de noordnoordwestzijde door het Kikkensteinhof, het Kruitberghof, de Oliepalmstraat en een denkbeeldige gekromde lijn die het noordoostelijke uiteinde van de Kruitberghof met het zuidwestelijke uiteinde van de Oliepalmstraat verbindt en zo de gebouwen op het Kraaiennest insluit, maar de flat Kleiburg uitsluit;
in de algemene toelichting worden na de paragraaf over hoofdstuk 2 de volgende paragrafen toegevoegd:
Op 29 november 2021 is namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam de Warmtemotor overeenkomst getekend. In de overeenkomst die gemeente, corporaties en warmtebedrijven hebben getekend staan afspraken over het aansluiten van ongeveer 110.000 woningen aan het stadswarmtenet. Dat zijn woningen die op minder dan 200 meter van het warmtenet liggen. De gemeente heeft 50 miljoen euro uitgetrokken om de eerste 10.000 woningen aan te sluiten.
Het nieuwe hoofdstuk 3 van deze regeling voorziet in een mogelijkheid om in tranches deelgebieden van het warmtemotorgebied aan te wijzen. Het hoofdstuk heet Warm Amsterdam, omdat dat verwachte naam is die gebruik zal worden in communicatie over de warmtemotorgebieden. In de verschillende deelgebieden van het warmtemotorgebied gelden uniforme voorwaarden, behalve dat per deelgebied afwijkende maximale subsidiebedragen en aanvraagtermijnen kunnen worden bepaald. Omwille van de leesbaarheid van de regeling worden de deelgebieden in principe in het hoofdstuk zelf slechts bij naam genoemd en niet omschreven. De nadere omschrijving van de bij naam genoemde deelgebieden gebeurt in Bijlage I.
Hoofdstuk 3 voorziet in subsidie voor het aardgasvrij maken van woningen. Uitgangspunt binnen hoofdstuk 3 blijft daarom dat activiteiten aan woningen ertoe moeten leiden dat de woning geheel aardgasvrij wordt om in aanmerking te komen voor subsidie. Het hoofdstuk treft een specifieke voorziening voor aanvragen met betrekking tot collectieve installaties.
Nieuw is dat in hoofdstuk 3 techniek specifiek gesubsidieerd wordt. Ieder van de subsidiabele activiteiten vereist dat het vastgoed, ten minste ten dele, aardgasvrij wordt door middel van aansluiting op het stadswarmtenet. De definitie van het begrip Stadswarmtenet wordt daarom ook toegevoegd aan de algemene bepaling. Om te zorgen dat mensen kunnen wennen aan deze op één techniek gerichte subsidie is het voor bepaalde tijd mogelijk om in de gebieden in dit hoofdstuk ook subsidie te krijgen voor andere oplossingen dan aardvrij.
Voor iedere tranche geldt een vast subsidiebedrag voor iedere woning die aan het stadwarmtenet wordt aangesloten. Voor woningen die aardgasvrij worden zonder dat ze aangesloten worden aan het warmtenet, omdat ze bijvoorbeeld al op het warmtenet aangesloten zijn of een andere aardgasvrije warmtebron hebben, zijn activiteit specifieke lagere subsidiebedragen bepaald. Wel is geregeld dat er niet meer subsidie gegeven kan worden dan dat de aanvrager aan kosten heeft voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteiten, zodat er vanuit een staatsteun perspectief voldaan is aan de criteria voor een compensatieregeling, zoals bedoeld in het Altmark-arrest.
Verder is afwijkend aan de subsidie die verstrekt wordt op grond van hoofdstuk 3 dat deze uitsluitend door eigenaren en verenigingen van eigenaren en dus niet door huurders kan worden aangevraagd. Gelet op de volgende zaken lijkt het gepast om eigenaren binnen het warmtemotor gebied in de lead te laten:
Er is gekozen om in hoofdstuk 3 geen bijzondere voorzieningen te treffen voor bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed. Eigenaren van bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed binnen het gebied van hoofdstuk 3 kunnen daarom aanspraak maken op de stadsbrede subsidie voor bedrijfsruimten en maatschappelijk vastgoed. De redenen hiervoor zijn tweeledig:
Het nieuwe hoofdstuk 3 vervangt het oude op de Wildemanbuurt gerichte hoofdstuk 3 niet geheel. Het oude hoofdstuk 3 is na vernummering hoofdstuk 3z geworden. De gedachte daarbij is dat van specifieke partijen nog een aantal aanvragen worden verwacht. Vervolgens zal dit hoofdstuk 3z kunnen vervallen.
Bij de vaststelling van het nieuwe hoofdstuk 3 is tranche A bestaande uit de volgende deelgebieden aangewezen:
In artikelsgewijze toelichting word direct na de toelichting bij het hoofdstuk 2 het volgende hoofdstuk toegevoegd:
Dit hoofdstuk ziet op een subsidie voor het warmtemotor gebied, ofwel Warm Amsterdam. Dit gebied bestaat uit verschillende tranches die op hun buurt uit deelgebieden bestaan. Deze tranches en deelgebieden zijn in bijlage I nader bepaald.
Artikel 3.1 Gebieds- en aardgasvrij datum bepaling
Conform de in hoofdstukken 1 tot 4 gebruikelijke systematiek wordt in dit artikellid het werkingsgebied van het hoofdstuk bepaald. In afwijking op bij inwerkingtreding van hoofdstuk 3 gebruikelijke systematiek bestaat het werkingsgebied uit dit hoofdstuk uit verschillende deelgebieden in plaats van één enkel gebied. De deelgebieden zijn in tranches ingedeeld. De in dit lid opsomde deelgebieden worden in bijlage I nauwkeurig omschreven. De onderdelen van dit lid bevatten de tranches. De subonderdelen van dit lid bevatten de namen van de aangewezen buurten. Omwille van de bondigheid en de leesbaarheid kon de letterlijke omschrijving van alle gebieden niet in dit artikellid plaatsvinden. Deze bepaling krijgt zijn werking door het toepassingsbereik van artikel 3.3, het artikel over de subsidiabele activiteiten, te beperken.
Conform de in hoofdstukken 1 tot 4 gebruikelijke systematiek wordt in dit artikellid de beoogde datum waarop het vastgoed in het gebied of deelgebied aardgasvrij moet worden bepaald. Deze datum heeft in dit hoofdstuk een beperktere juridische werking dan in de meeste andere hoofdstukken tot 4. De verwachte aardgasvrij datum wordt normaliter gebruikt in invulling te geven aan de eisen die volgen uit de intentieverklaring in die op grond van artikel 1.5, eerste lid, onderdeel e moet worden ingediend bij een aanvraag en de weigeringsgronden uit artikel 1.6, tweede lid, onderdelen c en d. Lees daar meer over bij de toelichting bij die artikelen. Uit artikel 3.7, tweede lid volgt echter dat de aanvrager van subsidie voor vastgoed binnen dit gebied niet verplicht is om de intentieverklaring te leveren waaruit blijkt dat zij voornemens is om voor de beoogde datum al zijn of haar vastgoed in het gebied aardgasvrij te maken. Lees daar meer over bij de toelichting bij artikel 3.7. Zonder de verplichting een intentieverklaring te leveren zal het waarschijnlijk minder vaak nodig zijn om de weigeringsgrond uit artikel 1.6, tweede lid, onderdeel c toe te passen, omdat het college dan minder vaak een gegronde reden zal hebben om de intentie in twijfel te trekken.
Met dit lid wordt de werking van artikel 2.1, eerste lid gewijzigd. De hoofdregel is dat stadsbrede subsidievoorwaarden uit hoofdstuk 2 niet van toepassing zijn in gebieden waar een specifieke uitwerking voor bestaat. Als gevolg van dit lid blijven de stadsbrede subsidievoorwaarden uit hoofdstuk 2 binnen het gebied van toepassing voor bedrijfsruimten en en maatschappelijke vastgoed. Lees meer over de redenen hiervoor in de algemene toelichting bij hoofdstuk 3.
Dit artikel bepaalt de hoogte en de looptijd van het subsidieplafond voor de subsidies op grond van artikel 3. De looptijd van het plafond vangt aan bij de inwerkingtreding van de Wijzigingsregeling aardgassubsidie warmtemotor tranche A. In artikel III van die Wijzigingsregeling staat dat het in werking treedt met ingang van de dag na bekendmaking. De inwerkingtreding van het plafond valt dus samen met ingang van de dag na de bekendmaking van de Wijzigingsregeling aardgasvrijsubsidie warmtemotor tranche A.
Als het subsidieplafond gedurende de looptijd bereikt is worden subsidieaanvragen geweigerd op grond van artikel 4:24, tweede lid Awb. Dit plafond wordt gedeeld door alle deelgebieden die in dit hoofdstuk aan de orde komen en verdelingssystematiek die volgt uit artikel 7, eerste lid van de ASA2013 is van toepassing.
Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten
Dit artikel bepaalt voor welke activiteiten op grond van dit hoofdstuk subsidie aangevraagd kan worden. Het is uitsluitend mogelijk om subsidie aan te vragen voor deze activiteiten voor zover ze uitgevoerd worden aan vastgoed dat gelegen is binnen het in artikel 3.1, eerste lid gelegen gebied. Er is binnen warmtemotorbuurten in afwijking tot veel van de andere aangewezen gebieden en dat stadsbrede aardgasvrij subsidie geen subsidie voor het afsluiten van het aardgas door de netbeheerder. De begrippen aardgasvrij, bestaande woning en fysieke gebouwgebonden voorzieningen worden allemaal gedefinieerd in de algemene definities uit artikel 1.1. Het artikel bevat na de aanhef twee onderdelen.
Dit onderdeel regelt de subsidie voor activiteiten aan woningen. In de aanhef van dit onderdeel wordt bepaald dat het mogelijk is voor elke combinatie van de in de subonderdelen i tot en met iii opgesomde activiteiten subsidie aan te vragen onder de voorwaarde dat het ertoe leidt dat een bestaande woning aardgasvrij wordt. Onderdelen i en ii bevatten de voorwaarde de vervangende installaties in de warmtevraag voorzien door middel van onttrekking van warmte aan het stadswarmtenet. Daarmee wordt in feite bedoelt dat we woningen aangesloten moeten worden op het warmtenet. Het begrip omzetting impliceert dat de aardgas verbruikende installatie uit de woning verdwijnt.
Dit onderdeel regelt de subsidie voor activiteiten aan panden met meerdere woningen, zoals appartementencomplexen en flatgebouwen, die een collectieve installatie omzetten naar een aansluiting op het warmtenet. Deze bepaling is, behalve voor vereiste dat aangesloten wordt op het warmtenet, identiek aan de bepalingen in de stadsbrede subsidie voor collectieve installaties, zoals omschreven in artikel 2.3, derde onderdeel. Lees daarom de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.3, derde onderdeel.
Dit onderdeel regelt een tijdelijke uitzondering op het vereiste dat aangesloten moet worden op het warmtenet om in aanmerking te komen voor subsidie voor het omzetten van de ruimteverwarmings- en tapwaterinstallaties (de opt-out). Als gevolg van deze bepaling is het mogelijk om subsidie te krijgen als het vastgoed aardgasvrij wordt gemaakt met behulp van bijvoorbeeld een warmtepomp. Het is nadrukkelijk de bedoeling om zoveel mogelijk oplossingen die veel elektriciteit gebruiken of veel elektriciteit in een korte tijd gebruiken uit te sluiten van deze opt-out mogelijkheid. Deze uitzondering is tijdelijk en met het verstrijken van de in het artikel vermelde datum komt de opt-out te vervallen en vangt het hoofdstuk aan techniek specifiek te zijn.
Artikel 3.4 Subsidiabele kosten
Dit artikel bepaalt welke van de kosten die gemoeid zijn met het uitvoeren van de in artikel 3.1 bepaalde activiteiten subsidiabel zijn. Het gaat in principe om alle gemaakte kosten voor de uitvoering, maar de soorten kosten in de opsomming worden uitzondert. Deze formulering wijkt, behalve voor het laatste punt, nauwelijk af van de formulering van artikel 2.4 en voor verdere toelichting bij de verschillende subonderdelen wordt u daarom verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij dat artikel.
Artikel 3.5 Hoogte van de subsidie
Dit artikel regelt de hoogte van de subsidie voor de in artikel 3.3 omschreven activiteiten.
Het eerste lid regelt voor de verschillende tranches of deelgebieden het maximale subsidiebedrag per aardgasvrije woning. Dit is het zogenaamde deelgebied specifieke subsidiebedrag per aardgasvrijewoning. Dit bedrag per woning kan in geen geval overschreden worden. Hetgeen ook wordt benadrukt in het vierde lid.
Het tweede lid regelt de hoogte van de subsidie voor de activiteiten in artikel 3.3, onderdeel a. Dit zijn de zogenaamde activiteit specifieke maximum bedragen. De activiteit specifieke maximumbedragen gelden voor alle deelgebieden binnen het warmtemotorgebied.
Onderdeel a gaat over de ruimteverwarming, daarvoor geldt geen activiteit specifiek maximum en deze subsidie is bovendien niet afhankelijk van de hoogte van de subsidiabele kosten. Voor deze subsidiabele activiteit is het deelgebied specifieke maximumbedrag van toepassing.
Onderdeel b gaat over het warme tapwater, voor die activiteit wordt niet meer dan het aangegeven maximumbedrag per woning aan subsidie verleend of vastgesteld. Dit bedrag is kan bovendien niet hogere zijn dan de subsidiabele kosten voor deze activiteit.
Onderdeel c gaat over de kookvoorziening, ook voor die activiteit wordt niet meer dan het aangegeven maximumbedrag per woning aan subsidie verleend of vastgesteld. Dit bedrag is kan bovendien niet hogere zijn dan de subsidiabele kosten voor deze activiteit.
Het derde lid regelt welk deel van de subsidiabele kosten in aanmerking komt voor subsidie als er een collectieve verwarmingsinstallatie op gas omgezet wordt naar een aansluiting op het warmtenet. Dat deel is gelijk aan het deel van de woning in het pand dat door het treffen van de maatregelen aardgasvrij wordt. De formulering van deze bepaling is vrijwel identiek de bepaling voor de hoogte van de subsidie voor collectieve installaties in hoofdstuk 2. Lees bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.5, derde lid meer over deze berekening. Onderdeel a heeft betrekking op de ruimteverwarming, daarvoor geldt geen activiteit specifiek maximum. Het gebied specifieke maximum per woning, uit het eerste lid, is wel van toepassing. Onderdeel b heeft betrekking op het warme tapwater, daarvoor geldt net als bij de woningen met individuele installaties een activiteit specifiek maximum van €1000,- per woning.
Dit lid valt aan te merken als overcompleet, maar maakt expliciet dat het gebied specifieke maximum per woning uit het eerste lid niet overschreden kan worden als gevolg van de activiteit specifieke subsidiemaxima. De activiteit specifieke maximumbedragen kunnen gecombineerd worden met de subsidiebedragen voor activiteiten waar geen activiteit specifieke maximum voor geldt, maar ook al is die som hoger, is de verleende of vastgestelde subsidie is niet hoger dan het gebied specifieke maximum per woning uit het eerste lid.
Het vijfde lid is anders dan de eerste vier leden. In dit lid wordt namelijk bepaalt dat de subsidie in geen geval hoger kan zijn dan de daadwerkelijke kosten verminderd met eventuele andere verleende of vastgestelde subsidies voor dezelfde activiteiten en vermeerderd is met de niet eerder verrekkende DAEB-compensabele kosten. Hiermee voorkomt het college dat de aanvrager meer subsidie krijgt voor de activiteiten dan dat de activiteiten zelf daadwerkelijk kosten. Daarmee wordt voldaan aan de voor een compensatieregeling geldende staatssteunvereisten die volgen uit het Altmark-arrest. De niet eerdere verrekende DAEB-compensabele kosten worden gedefinieerd in artikel 1.1, onderdeel x. Aanvragers die aanspraak willen maken op niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten dienen daartoe een overzicht van deze soort kosten mee te sturen bij de aanvraag. Lees daarover meer bij artikel 3.7, derde lid, onderdeel 3 en 3.9, tweede lid.
De tweede volzin in dit artikel ziet er op dat het college naar redelijkheid kan beoordelen of een eventuele andere verleende subsidie mogelijk lager vastgesteld zal worden. Op die manier kan onder andere voorkomen worden dat een aanvrager dubbel gekort wordt op de subsidie als een bepaalde activiteit niet geheel is uitgevoerd. Het college bepaalt of er sprake is van andere subsidies op grond van de stukken die op grond van artikel 1.5, onderdeel d moet worden verstrekt bij de aanvraag tot subsidieverlening en op grond van artikel 1.8, onderdeel 2 moet worden verstrekt bij de aanvraag tot subsidievaststelling. Op grond van artikel 4:46, eerste lid kan het college de subsidie lager vaststellen. Het subsidiebedrag dat bij de verlening wordt bepaald betreft een maximumbedrag dat op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten en de eventuele andere te ontvangen subsidie naar beneden bijgesteld kan worden.
Dit artikel regelt wie de subsidie kan aanvragen. Het gaat om eigenaren en verenigingen van eigenaren en organisaties die voldoende op verenigingen van eigenaren lijken. Het gaat nadrukkelijk niet om huurders. Lees daarover meer in de algemene toelichting bij hoofdstuk 3.
Artikel 3.7 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
Dit artikel regelt de documenten en bescheiden die in aanvulling op het artikel 1.5 ingediend moeten worden bij een aanvraag. Artikel 1.5 is op zijn beurt weer een aanvulling op artikel 5 van de ASA2013.
Dit lid regelt de aanvullende informatie die ingediend moet worden voor een aanvraag voor de omzetting van een collectieve verwarmingsinstallatie naar een aardgasvrije. Dit lid is vrijwel identiek aan artikel 2.7, eerste lid lees daarom bij de toelichting bij dat artikel meer.
Dit lid regelt dat aanvragers voor subsidie voor het aardgasvrij maken van vastgoed binnen het warmtemotorgebied niet verplicht zijn om een intentieverklaring, zoals bedoeld in artikel 1.5, eerste lid, onderdeel e te leveren. Lees daar meer over bij de toelichting bij artikel 3.1, tweede lid. De redenen voor deze uitzondering zijn als volgt:
Dit lid regelt de verplichting voor aanvragers die niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten op willen voeren om te zorgen dat ze ondanks lagere kosten toch de deelgebied specifieke of activiteit specifieke maximumsubsidie per woning krijgen om de benodigde onderbouwing te leveren welke niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten ze hebben. Niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten zijn gedefinieerd in artikel 1.1, onderdeel x.
Dit artikel bepaalt een aanvullende weigeringsgronden die voor subsidies op grond van dit hoofdstuk van toepassing is. Deze weigeringsgronden zijn in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 1.6 van het algemene hoofdstuk. De weigeringsgronden uit artikel 1.6 zijn op hun beurt weer een aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 9 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.
Onderdeel a regelt dat aanvragen die na 31 december 2026 worden ingediend worden geweigerd.
Onderdeel b regelt dat er geen subsidie is voor werkzaamheden aan individuele installaties als er een collectieve installatie in het pand is. Collectieve installaties dragen bij aan de vereenvoudiging van de aansluiting van panden aan het stadswarmtenet en met deze bepaling wordt voorkomen dat afbreuk gedaan wordt aan de geschiktheid van die installatie voor een dergelijke omzetting.
Artikel 3.9 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
Zodat het college inzicht kan krijgen hoeveel woningen er bij een collectieve aanvraag nu daadwerkelijk aardgasvrij zijn geworden dient de aanvrager daarvan een overzicht in te dienen. Dit artikel en het gevraagde overzicht zijn vrijwel identiek aan die uit artikel 2.9. Lees daarom de toelichting bij artikel 2.9 voor meer informatie. Daarbij geldt de kanttekening dat artikel 2.3, onder 1c of 1d gelezen dient te worden als artikel 3.3, onderdeel a, subonderdeel iii.
Als gedurende uitvoering van subsidiabele activiteiten blijkt dat de daadwerkelijke kosten lager uitvallen dan verwacht kan dat er toe leiden dat de verleende subsidie op grond van artikel 3.5, vijfde lid lager vastgesteld moet worden. In de vaststellingsfase wordt aanvragers daarom opnieuw de mogelijkheid geboden om niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten inzichtelijk te maken, zodat deze gebruikt kunnen worden om de daadwerkelijke kosten te vermeerderen en alsnog de maximale gebied specifieke of techniek specifieke subsidie per woning te ontvangen, zoals bedoeld in artikel 3.5, eerste, tweede en derde lid. De niet eerder verrekende DAEB-compensabele kosten worden gedefinieerd in artikel 1.1, onderdeel x.
In artikel 2.2 wordt na het woord ‘activiteiten’ de volgende zinsnede ingevoegd ‘voor het tijdvak lopende van de inwerkingtreding van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij en 31 december 2022’;
In artikel 3z.2 wordt na het woord ‘activiteiten‘ de volgende zinsnede ingevoegd ‘voor het tijdvak lopende van de inwerkingtreding van de subsidieregeling gebiedsgericht aardgasvrij en 31 december 2024’;
Artikel 1.8 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Artikel 1.8 Verantwoording en vaststelling van de subsidie
In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling in het kader van hoofdstukken 1 tot 4 van deze regeling:
een overzicht van eventuele andere verleende of vastgestelde subsidies en subsidiebedragen voor dezelfde subsidiabele activiteiten, inclusief kopieën van de genoemde verlenings- en vaststellingsbeschikkingen en indien een lagere vaststelling van een andere verleende subsidie wordt verwacht een onderbouwing van die verwachting;
Het financieel verslag, dan wel de jaarrekening, zoals bedoeld in artikel 14, tweede lid, onderdeel b van de ASA2013, dat onderdeel uitmaakt van een aanvraag tot subsidievaststelling op grond van hoofdstukken 1 tot 4 bevat voor aanvragen door woningcorporaties in ieder geval een overzicht waaruit blijkt welke kosten aan de subsidiabele activiteiten zijn verbonden, dat inzicht verschaft in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering;
In artikel 5.5, eerste lid, onderdeel c wordt het leesteken ‘.’ aan het einde van de zin vervangen door de zinsnede ‘, zolang deze woning gerealiseerd wordt binnen de kavels met nummers 18, 19 en 39, zoals bepaald op pagina 10 van de investeringsnota Buiksloterham 2020.’.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 mei 2022.
De burgemeester
Femke Halsema
De gemeentesecretaris
Peter Teesink
Toelichting bij de wijzigingsregeling
Deze wijzigingsregeling regelt de introductie van een gebiedsspecifiek hoofdstuk 3. De inhoudelijke toelichting van dit hoofdstuk treft u bij artikel I, onderdeel i. Hoofdstuk 3 vormt een aanzet tot een nieuwe wijze van structureren van de op aardgasvrij gerichte subsidiehoofdstukken 1 tot 4 van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen. Met het oog op het grote aantal buurten dat met subsidie aardgasvrij zal worden is een structuur met één buurt per hoofdstuk op termijn onhoudbaar. Hoofdstuk 3 illustreert hoe een zogenaamd subsidieregime dat voor alle in dat hoofdstuk aangewezen deelgebieden geldt eruit ziet. Door de aanwijzing van de buurt naar een afzonderlijke bijlage te verplaatsen dringt de lezer van het hoofdstuk sneller door tot de kern van de voorwaarden voor dat gebied. Het is de verwachting dat deze regimesystematiek enige tijd parallel aan de huidige buurtsystematiek zal bestaan. Op termijn zal echter minder maatwerk nodig zijn en dan zal op basis van de gesprekken met de eigenaren en bewoners in de buurten slechts een keuze voor één van de bestaande subsidieregimes gemaakt hoeft te worden.
Dit artikel regelt de toevoeging van het begrip niet-eerder verrekende DAEB-compensabele kosten. Dit begrip speelt een rol in de borging van de staatsteunrechtelijke toelaatbaarheid van de subsidies aan woningcorporaties.
Dit artikel regelt de toevoeging van het begrip stadwarmtenet in de algemene definities voor hoofdstukken 1 tot 4.
Dit artikel voegt twee weigerinsgronden toe. De eerste weigeringsgrond sluit uit dat iemand voor dezelfde activiteit twee keer aardgasvrij subsidie kan krijgen door deze subsidies gelijktijdig op grond van verschillende op aardgasvrij gerichte hoofdstukken (1 tot 4) voor de dezelfde activiteit aan te vragen.
De tweede weigeringsgrond betreft een verduidelijkende explicitering van de regeling naar aanleiding van concrete casus. De aanvrager in die casus stelde dat de aansluiting van de woning aan stadswarmtenet ook aangemerkt kon worden als een gasgestookte verwarmingsinstallatie. De aanvrager was daarom van mening dat subsidie open moest staan om de stadswarmte aansluiting om te zetten in een warmtepomp. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om te stimuleren dat aansluitingen op het stadswarmtenet ongedaan worden gemaakt. Deze wijziging van de regeling maakt dat expliciet.
Dit artikel betreft een kleine correctie. Met het wijzigingsbesluit subsidie duurzame Amsterdamse gebouwen is ruimte gecreëerd voor nieuwe hoofdstukken die niet binnen het op aardgasvrij gerichte kader van hoofdstukken 1 tot 4 vallen. Bij die wijziging is over het hoofd gezien dat gebiedsgerichte aanwijzingen voor andere activiteiten dan aardgasvrij in de hoofdstukken 4 en verder juridische gevolgen zouden kunnen hebben voor het werkingsbereik van het stadsbrede hoofdstuk 2. Deze wijziging corrigeert deze onoplettendheid voordat er een hoofdstuk in werking is getreden waar dit wezenlijke gevolgen zou kunnen hebben.
Deze onderdelen regelen de vernummering van het oude hoofdstuk 3 naar 3z. Ook wordt de bijbehorende artikelen, alle verwijzingen naar die artikelen, en de toelichting over de Wildemanbuurt vernummerd en verplaatst. De verplaatsing naar 3z is bewust, omdat de verwachting is dat het oude hoofdstuk voor de Wildemanbuurt spoedig zal kunnen vervallen. Het nieuwe hoofdstuk 3 wijst immers ook de Wildemanbuurt aan.
Deze wijziging voegt het nieuwe hoofdstuk 3 toe aan de bestaande regeling.
Deze wijziging voegt Bijlage I toe aan de regeling. Bijlage I bevat de omschrijving van de deelgebieden waaruit het warmtemotor gebied is opgemaakt.
Deze wijziging voegt de algemene toelichting bij het nieuwe hoofdstuk 3 toe aan de algemene toelichting van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen.
Deze wijziging voegt de artikelsgewijze toelichting bij het nieuwe hoofdstuk 3 toe aan de artikelsgewijze toelichting van de subsidieregeling duurzame Amsterdam gebouwen.
De artikelen regelen een uiterst technische correctie. Artikel 4:27 Awb bepaalt dat een subsidie bekendgemaakt wordt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld. Deze wettelijke bepaling over subsidieplafonds lijkt niet zozeer gericht op het verplichten van een tijdvak, maar eerder op het borgen van de tijdige bekendmaking van het plafond, zodat de burger er kennis van kan nemen en niet na de voorbereiding van een aanvraag verrast wordt door het feit dat er een plafond is. Het roept echter wel een juridische discussie op. De plafondbepaling van de stadsbrede aardgasvrij subsidie in hoofdstuk 2 en de Wildemanbuurt in hoofdstuk 3z bevatten namelijk geen expliciete bepaling van het tijdvak. Het niet bepalen van het tijdvak laat ruimte voor twee duidingen: 1. Het tijdvak is niet bepaald en het loopt daarom vanaf de inwerkingtreding tot de uitwerkingtreding van de bepaling. 2. Er is geen tijdvak bepaald, dus heeft het plafond heeft geen tijdvak en de plafondbepaling geen rechtskracht. Deze correcties regelen dat de het tijdvak voor het plafond voor deze hoofdstukken wordt geëxpliciteerd, zodat verzekerd is dat er geen discussie over kan ontstaan.
Dit artikel regelt een precisering van de aanleveringsvereisten met betrekking tot andere verleende en vastgestelde subsidies. Tevens wordt een oude inconsistentie in de vernummeringswijze gecorrigeerd. De onderdelen van dit artikel krijgen een kleine letter in plaats van een cijfer. Cijfers horen bij leden en niet bij onderdelen.
Dit artikel regelt een kleine correctie van de subsidie voor voedselvermalers in het hoofdstuk 5 van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse gebouwen. Door deze correctie is het uitsluitend mogelijk om subsidie voor voedselvermalers in woningen te krijgen als deze op specifieke kavels binnen de Buiksloterham liggen. De kavels zijn gedefinieerd aan de hand van de Investeringsnota Buiksloterham 2020.
Dit artikel regelt een belangrijke correctie van hoofdstuk 6. Daarin is een operatieve bepaling naar het verkeerde bijlagenummer verwezen. Als gevolg van de afwezigheid van andere bijlagen was het tot op heden geen uitvoeringsproblemen. Met de toevoeging van Bijlage I moet deze fout gecorrigeerd worden.
Dit artikel regelt een ondergeschikte correctie in hoofdstuk 6, waar een tweetal woorden abusievelijk herhaald werden.
Dit artikel regelt het moment van inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling en plaatst dat de dag na de bekendmaking van de wijziging in het gemeenteblad.
Dit artikel regelt de citeertitel van deze wijzigingsregeling.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-234745.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.