Gemeenteblad van Zoetermeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zoetermeer | Gemeenteblad 2022, 226633 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zoetermeer | Gemeenteblad 2022, 226633 | beleidsregel |
Beleidsregels Leidraad subsidies Gemeentelijke Monumenten Zoetermeer 2023
Het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer,
gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Algemene Subsidieverordening
de Beleidsregels Leidraad subsidies Gemeentelijke Monumenten Zoetermeer 2023
Het college van burgemeester en wethouders
LGMZ 2023 Leidraad subsidies Gemeentelijke Monumenten Zoetermeer 2023
De LGMZ is de leidraad voor de uitvoering van instandhoudings-werkzaamheden zoals bedoeld in Subsidieverordening gemeentelijke monumenten Zoetermeer 2023. De LGMZ bevat restauratieve richtlijnen voor het behoud van de technische en monumentale kwaliteiten van gemeentelijke monumenten te Zoetermeer. Het is geen complete restauratieve handleiding, maar een leidraad voor veel voorkomende praktijkgevallen. De richtlijnen zijn opgesteld conform STABU-methodiek (Standaard indeling om bestekken te schrijven). Een methodiek die veel gebruikt wordt in de bouw door zowel aannemers als adviseurs.
Algemene uitgangspunten voor erfgoed en de LGMZ
1. Behoud gaat voor vernieuwing
De historische bouwmaterialen, structuren en constructiewijzen vertegenwoordigen een belangrijke monumentale en historische waarde. Deze waarde dient zoveel mogelijk te worden gerespecteerd, opdat de geschiedenis en ontwikkeling van het ambachtelijke bouwen en het dagelijks gebruik van een monument afleesbaar zijn. Door vervanging gaat deze afleesbaarheid voorgoed verloren.
Het transformatieproces, door verandering van het gebruik of de functie, dat een gebouw door de tijd heen ondergaat, heeft een grote historische waarde. Een monument ontleent veelal zijn waarde aan de bouwgeschiedenis. In de praktijk verkeert geen enkel monument meer in de oorspronkelijke staat. Latere wijzigingen of toevoegingen kunnen van groot belang zijn, omdat de bouwgeschiedenis van een gebouw daaraan afleesbaar is. Door reconstructie wordt deze afleesbaarheid verstoord. In een reconstructie wordt weliswaar getracht een historisch beeld op te roepen, maar daarvoor moeten vaak historisch waardevolle, maar later aangebrachte, onderdelen wijken.
3. Toevoegingen en veranderingen aan monumenten moeten bij voorkeur omkeerbaar zijn
De verandering moet in beginsel een toevoeging zijn die weer ongedaan kan worden gemaakt, zonder de monumentale waarden aan te tasten.
4. Nieuw toe te passen materialen moeten verenigbaar zijn
Hedendaagse bouwmaterialen of constructiewijzen zijn niet altijd verenigbaar met de historische materiaaltoepassingen en/of constructiewijzen. Zij kunnen fysische en/of chemische reacties veroorzaken die schade toebrengen aan het monument. De toe te passen technieken mogen geen mechanische, fysische of chemische schade toebrengen aan een monument. Vernieuwen met oude materialen blijft vernieuwen. Hergebruik van historische bouwmaterialen verdient de voorkeur.
VOOR HET TE SUBSIDIËREN WERK GELDENDE VOORWAARDEN
Indien tijdens de uitvoering van vergunde werkzaamheden historische onderdelen te voorschijn komen waarvan het bestaan voordien niet bekend was, is de vergunninghouder verplicht dit te melden bij het Team Erfgoed gemeente Zoetermeer. Indien noodzakelijk kan het Team Erfgoed een revisie van het bouwplan eisen in aanvulling op een verleende vergunning.
Steigers moeten zodanig geplaatst en bevestigd worden, dat de schade aan de gevel tot een minimum beperkt blijft. Vastzetten in de voegen en niet in de steen. Verankeringselementen moeten bij demontage worden verwijderd en de ontstane gaten moeten gevuld worden met daartoe geëigende, bij het monument passende materialen. Steigers mogen niet aan geveltoppen worden “gehangen”.
Aan een historische ijzer- of staalconstructie mag soms gelast worden. Lassen is niet omkeerbaar en historische ijzer- of staalconstructies bevatten overwegend een te hoog koolstofgehalte. Lassen is alleen mogelijk, indien door uit onderzoek blijkt dat er geen monumentale waarden in het geding zijn en de ijzer- of staalconstructie een koolstofgehalte bevat lager dan 5%.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), brochures, kijk onder techniek; nr. 32 instandhouding van smeedijzer, https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/instandhouding-van-smeedijzer-in-het-exterieur en nr. 19 instandhouding graftekens van ijzer, kunststeen en hout https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/instandhouding-van-historische-graftekens-van-ijzer-kunststeen-en-hout ).
20 Funderingspalen, kelders en damwanden
Veel monumenten zijn op "staal" gefundeerd en niet op palen. Het (ver)zakkingsgedrag van op staal gefundeerde panden is anders dan dat van op palen gefundeerde panden. Een pand mag daarom nooit gedeeltelijk op staal en gedeeltelijk op palen worden gefundeerd. Bij het aanbrengen van een uitbouw of een kelder, moet deze meestal onafhankelijk van het monument worden gefundeerd en middels een dilatatie van het monument los worden gehouden.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de RCE, brochures, kijk onder techniek; nr. 40 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2004/01/01/beton-schade-en-analyse , 44 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2006/01/01/beton-onderhoud-en-herstel en 45 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2006/01/01/beton-herstel-en-uitvoering ).
De uiterlijke kwaliteiten en technische staat van een gevel zijn van groot belang voor de historische waarde en de beleving van een monument. Materiaaltoepassing, metselverband, patina, textuur en vorm en uiterlijk van het voegwerk, vormen een wezenlijk bestanddeel van de historische waarde van een gevel. Conservering van de bestaande gevel moet het uitgangspunt zijn. Onzorgvuldig omgaan met de gevel leidt tot onherstelbare beschadiging. In geval van schade of calamiteiten bij gevels moet eerst de oorzaak van de schade worden vastgesteld en verholpen, alvorens tot reparatie wordt overgegaan. Vaak wordt te snel een oorzaak aangewezen die achteraf niet juist blijkt te zijn, waardoor onnodige wijzigingen aan de gevel zijn aangebracht.
Het is van groot belang dat historische constructies dampopen worden gehouden. Vocht uit het gebouw migreert in dampvorm door de niet geventileerde constructie. Aangezien de gebouwen qua dampdiffusie en warmte, oorspronkelijk overwegend onoplosbaar lek zijn, heeft het afsluiten van een constructie ernstige gevolgen. Het vochtgehalte in de constructie zal door de remming toenemen waardoor houten elementen zoals balken of kozijnen vaak een te hoge vochtconcentratie krijgen waardoor rot kan ontstaan. Met name als bijvoorbeeld de kozijnen zelf met een dampdichte verf geschilderd zijn. IJzeren ankers in de gevel gaan ook sneller corroderen wat weer tot scheurvorming in het metselwerk zal leiden. Water dat bijvoorbeeld door inwendige condensatie in de constructie komt, kan er door de waterwerende laag niet uit wat het verval versnelt. 's Winters bevriest dit vocht en beschadigt de steen. Een tweede probleem is dat bijvoorbeeld hydrofobeermiddelen verweren. Na een aantal jaren moet opnieuw gehydrofobeerd worden anders kan de gevel plaatselijk inwateren. Verder moet een gevel homogeen van aard zijn en niet te veel zouten bevatten anders is de hydrofobeerlaag op den duur niet waterdicht. Tot slot is het hydrofoberen niet omkeerbaar. In de meeste gevallen leidt hydrofoberen op de lange termijn tot blijvende schade aan de gevel.
Uitgebreide informatie over hydrofoberen is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de RCE, brochures, kijk onder techniek; nr. 1 hydrofoberen; https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2007/01/01/hydrofoberen-van-gevels
Anti-graffitilagen zijn toegestaan bij een spouwmuurconstructie indien zij kleurloos (niet glanzend), dampdoorlatend en zelfopofferend zijn, bijvoorbeeld een coating op basis van zetmeel. Indien er geen sprake is van een spouwmuur mag een anti-graffitilaag alleen toegepast worden indien het gebouw geen aantoonbare fysische schade van de beschermlaag ondervindt. Permanente en semi-permanente antigraffiti-systemen zijn niet toegestaan.
Gevelreiniging brengt in alle gevallen een zeker schaderisico met zich mee. Reiniging kan de gevel mechanisch of chemisch beschadigen wat kan leiden tot afzanden, verpoederen, schilferen en afbrokkelen. Metselwerk en vele soorten natuursteen zijn na reiniging door het verwijderen of aantasten van de oorspronkelijke ‘huid‘ veelal meer poreus wat leidt tot grotere wateropname van de gevel, meer kans op vorstschade en een snellere en diepere vervuiling van de gevel. Wat voor de ene gevel en/of materiaal een geschikte reinigingsmethode is, kan bij een andere gevel en/of materiaal ernstige schade opleveren. Het is derhalve onmogelijk om een uniforme reinigingsmethode aan te geven. De methode van reinigen wordt bepaald in overleg met de gemeente (Team Erfgoed). De voorkeur gaat uit naar reiniging met stoom of water onder lage druk en temperatuur en zonder toeslagmateriaal of met kokosborstel en water.
Uitgebreide informatie over gevelreiniging is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de Rijksdienst, brochures, kijk onder techniek nr. 17 gevelreiniging https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2001/01/01/het-reinigen-van-gevels en nr. 39 graffiti https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2004/01/01/graffiti-op-monumenten---gids-techniek-39 ).
Een licht beschadigde voeg die zijn functie nog vervult, heeft de voorkeur boven een nieuwe voeg. Een voeg is slecht als hij zijn waterwerende functie niet meer vervult. Te geringe hardheid is geen criterium voor het vervangen van een voeg. Pas indien meer dan 50 % van het voegwerk slecht is, mag het voegwerk volledig worden vervangen. In het geval dat de aantasting onder het bovengenoemde percentage blijft maar sterk over de gevel is verspreid, kan het voegwerk soms, in overleg met Team Erfgoed, integraal vervangen worden. Deze percentages gelden per gevel.
De voeg moet worden verwijderd met gereedschap dat geen schade toebrengt aan het historisch metselwerk. Een lintvoeg moet, alvorens hij met een niet pneumatische naaldbeitel wordt uitgehakt, eerst langs een rei met een op lage toeren draaiende diamantzaag tot de gewenste uithakdiepte te worden ingezaagd. Vervolgens kan de stootvoeg handmatig worden verwijderd. Bij metselwerk met een lintvoeg die smaller is dan 7 mm is alleen inzagen van de lintvoeg toegestaan. Een lint- of stootvoeg smaller dan 3,0 mm mag niet worden verwijderd.
De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig te worden uitgehakt dat de voeg voldoende massa heeft. De oude moet volledig worden verwijderd tot aan de metselspecie. Als richtlijn kan worden aangehouden een verhouding van voegdikte staat tot de voegdiepte is als 1 staat tot 2.
Historische gevels zijn van oudsher gevoegd met kalkmortel. Deze voeg is minder hard als de moderne cementvoegen. Cementvoegen zijn star en hechten daardoor slecht aan het bestaande metselwerk. Vaak is de kwaliteit van onbeschadigd historisch voegwerk hoger dan dat van later aangebracht voegwerk. Om die reden is het verwijderen van onbeschadigd voegwerk een onnodige aantasting van de gevel.
Uitgebreide informatie over voegwerk is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de Rijksdienst, brochures, kijk onder techniek; nr. 2 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2007/01/01/voegwerk herstel voegwerk en nr. 37 kalkmortel https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/het-gebruik-van-kalkmortel ).
Uitgangspunten reparatie baksteen metselwerk
Richtlijnen reparatie baksteen metselwerk
Scheuren moeten niet dichtgesmeerd maar ingeboet worden (gescheurde stenen uithakken en vervangen door goede stenen), zodat de muur een constructief geheel blijft vormen. De te gebruiken stenen en mortel moeten zijn aangepast aan de fysische en chemische eigenschappen (hardheid, samenstelling) van de bestaande wand. Indien het inboetwerk niet is aangepast aan het bestaande metselwerk kunnen reacties optreden die schade veroorzaken. Voorts bestaat het risico dat het inboetwerk onvoldoende aan het bestaande werk hecht.
De voor het inboetwerk te gebruiken stenen, moeten qua hardheid, formaat, kleur en textuur aansluiten op het bestaande metselwerk. Hierbij zijn de fysische eigenschappen van de inboeting belangrijker dan de kleur. De in te boeten stenen moeten in hetzelfde verband worden verwerkt als in de bestaande situatie.
Uitgebreide informatie over reparatie van baksteen metselwerk is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de Rijksdienst, brochures, kijk onder techniek; nr. 4 schade in baksteenmetselwerk https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2009/01/01/baksteenmetselwerk-scheuren-en-herstel , 5 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2001/01/01/oorzaken-van-schade-aan-baksteenmetselwerk-en-herstel-2 nr. 8 vocht en zouten https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2005/01/01/vocht-en-zouten-in-metselwerk.
Richtlijnen houten constructies
Injectoren ter bestrijding van houtaantasters worden alleen als uitzondering toegestaan, indien vooraf op het kapplan of op de spanttekeningen het aantal en de plaats van de injectoren worden aangegeven. Dit kapplan de of eventuele tekeningen moeten vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Team Erfgoed.
Richtlijnen houten kappen en balklagen
Waar mogelijk moeten aangetaste balken worden hersteld en behouden:
het gebruik van epoxyharsen ter vervanging van balkkoppen en dergelijke is toegestaan tot maximaal 1/5e van de overspanning tot een maximum van 1,20 meter. Reken technisch moet worden aangetoond dat de gerepareerde balk voldoende draagvermogen heeft, Staalconstructies of stalen hulpconstructies mogen niet worden toegepast ter vervanging van houten constructies of constructiedelen. Indien nodig, zijn verstijvingen in overleg met het Team Erfgoed gemeente Zoetermeer en een constructeur toegestaan. Staal heeft een andere uitzettingscoëfficiënt dan hout waardoor spanningen kunnen ontstaan. Daarnaast passen stalen (hulp)constructies niet bij het oorspronkelijke monumentale beeld.
De aanwezigheid van insecten maakt niet altijd dat het ‘aangetaste’ hout moet worden vervangen. In voorkomende gevallen kan bij een beperkte aantasting met het verlagen van het vochtgehalte in het hout en/of het toepassen van een bestrijdingsmiddel worden volstaan. Schimmels zijn moeilijker te bestrijden.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de RCE, brochures, kijk onder techniek; nr. 21 schimmels https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2007/01/01/schimmels-in-hout; nr. 22 insecten https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2007/01/01/insecten-in-hout ; nr. 47 preventieve bestrijding https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2007/01/01/preventieve-bestrijding-van-insecten-in-hout ).
Isolatie aan de buitenzijde van de kap, om zodoende een warm-dak constructie te creëren, mag alleen worden toegepast indien de daklijn niet voorbij de gevellijn komt en de resterende gootbreedte minimaal 15 cm bedraagt, tenzij de goot in de oorspronkelijke toestand smaller is. Indien dit mogelijk is, is in overleg met het Team Erfgoed, het ophogen of verbreden van de goten toegestaan.
Richtlijnen liggers, gevelankers
Aan een historische ijzer- of staalconstructie mag soms gelast worden. Lassen is niet omkeerbaar en historische ijzer- of staalconstructies bevatten overwegend een te hoog koolstofgehalte. Lassen is alleen mogelijk, indien door onderzoek blijkt dat er geen monumentale waarden in het geding zijn en de ijzer- of staalconstructie een koolstofgehalte bevat lager dan 5%.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer publicaties van de RCE, brochures, kijk onder techniek; nr. 32 smeedijzer in het exterieur https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/instandhouding-van-smeedijzer-in-het-exterieur).
26 Bouwkundige kanaalelementen, schoorstenen en ventilatiekanalen
Richtlijnen schoorstenen en ventilatiekanalen
Richtlijnen lood, koper en zink
Het toe te passen zink is minimaal Zink 16 (1,1 mm) en koper minimaal 0,8 mm. Lood moet volgens de richtlijnen van Stichting Bladlood (https://www.bouwlood.nl/bladlood-in-de-praktijk) worden aangebracht; op loden nokken moet minimaal 25 ponds lood worden toegepast.
Uitgebreide informatie over lood, koper en zink is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de RCE, brochures, kijk onder techniek; nr. 33 bladkoper https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/bladkoper-op-monumenten ; nr. 34 bladlood https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/bladlood-op-monumenten ; nr. 35 bladzink https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/bladzink-op-monumenten ).
Het volledig vervangen van vensters, deurpartijen en winkelpuien die nog hersteld kunnen worden of nog in goede staat verkeren, is niet subsidiabel. Zijn onderdelen van een historisch venster, winkelpui of deurpartij slecht, dan wordt niet het gehele element maar alleen de slechte onderdelen vervangen. Een onderdeel is slecht als meer dan 40% is aangetast. De detaillering en de afmetingen van de nieuwe onderdelen van historische vensters of deurpartijen moet worden aangepast aan de bestaande detaillering en afmetingen en uitgevoerd in dezelfde houtsoort.
Voor de reparatie van historische vensters, deurpartijen en winkelpuien moeten oude, beproefde verbindingstechnieken worden toegepast. Het verlijmen van verbindingen is niet toegestaan. Het handhaven van een demontabele constructie heeft het voordeel dat de constructie voor reparatie altijd weer uit elkaar kan worden genomen.
Het is niet toegestaan om openingen tussen kozijn en muur met kit af te dichten. De naden tussen kozijn en gevel moeten met een dampopen voeg van kalkspecie worden afgedicht. Door kit als materiaal te gebruiken op oude houten constructies kan de mogelijkheid tot uittreding van vocht worden geblokkeerd.
Voor schilderwerk moet men dampopen verfsystemen gebruiken, waarvan de Sd-waarde kleiner is dan 30 cm (een Sd-waarde van 15 cm voor het verfsysteem wordt als dampopen beschouwd). Omdat oudere houtconstructies vanwege de aard van omliggende constructie vaak meer vochtbelast zijn dan de tegenwoordige constructies is het beter een dampopen verfsysteem toe te passen.
Oude verflagen moeten niet volledig worden verwijderd maar moeten worden overgeschilderd in verband met toekomstig kleuronderzoek, tenzij de diverse aanwezige verflagen gezamenlijk dermate dampdicht zijn dat in de aanwezige condities vochtproblemen te verwachten zijn of tenzij de verflagen zichtbaar uitgedroogd en verouderd zijn.
Historische venster- en deurpartijen behoren tot de monumentale waarden van een pand. Het streven om deze onderdelen zoveel mogelijk aan de huidige normen te laten voldoen, mag nooit leiden tot aantasting van de monumentale waarden of integraal vervangen van de onderdelen. Indien een kozijn vanuit monumentaal oogpunt niet is aan te passen moet naar andere oplossingen gezocht worden. De normen van de Keuringsvoorschriften voor Timmerwerk (KVT ’95) gelden niet voor historische vensters en deurpartijen.
Indien de technische staat van het venster (kozijnen, ramen, deuren en luiken) zo slecht is dat het volledig vervangen moet worden, geldt als regel dat het nieuwe onderdeel overeenkomstig het oorspronkelijke wordt gemaakt. Aan het vernieuwen van vensters en deurpartijen in oude vorm kleven in sommige situaties bezwaren. Niet alle oude constructies voldoen zonder meer aan de eisen die onder meer de Keuringsvoorschriften voor Timmerwerken (KVT ’95) stelt. Er zijn gecertificeerde timmerfabrikanten die oude vensters kunnen namaken die tevens voldoen aan de kwaliteitseisen. Wanneer op een enkel detail na, niet aan die eisen kan worden voldaan, hoeft dat geen probleem te zijn. Indien wordt afgeweken van de huidige kwaliteitsnorm kan de fabrikant een verklaring ondertekenen op welke details is afgeweken. Bij vervanging in de oude vorm kan men via artikel 1.13 van het Bouwbesluit 2012 ontheffing krijgen van de eisen waaraan een nieuw aan te brengen venster- of een deurpartij moet voldoen.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl, kijk onder techniek; nr. 7 instandhouding houten vensters; https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2005/01/01/instandhouding-van-historische-houten-vensters 14 conserveren en repareren houten vensters en deuren; https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2004/01/01/het-conserveren-en-repareren-van-historische-houten-vensters-en-deurpartijen nr. 25 kleuronderzoek; https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2005/01/01/kleuronderzoek nr. 48 stalen ramen https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2008/01/01/stalen-ramen-en-deuren ).
Erfgoed kan keuring van de leien verplicht stellen. Het keuren van leien op fysische, chemische en petrografische kenmerken van duurzaamheid en kwaliteit is van belang voor de instandhouding van daken. Bij vernieuwing is een keuring van elke voor één specifiek object bestemde partij leien verplicht. Deze keuring moet door een onafhankelijk onderzoeksinstituut worden verricht. De op basis van deze keuring te verwachten levensduur van een natuurlei dient ten minste 80 jaar te zijn.
Richtlijnen lood, koper en zink
Het lood op hoekkepers en nokken moet in minimaal 25 kg/m2 (NHL 25), in meterstukken met gefelste naden worden uitgevoerd. Op iedere felsnaad moet een klang ter bevestiging te worden aangebracht. Ieder stuk lood moet slechts in het midden worden vernageld met koperen nagels. Eventueel zichtbare koperen nagels moeten met trotseerloodjes worden afgedekt.
De oorspronkelijke dakbedekking is vaak in samenhang met de architectonische uitdrukkingsvorm gekozen. Wanneer de dakbedekking in het verleden is vervangen door een product dat historisch gezien niet bij de architectuur past, moet deze dakbedekking bij een restauratie worden vervangen door de oorspronkelijke dakbedekking.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl ( kijk onder techniek over dakpannen nr. 12 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2008/01/01/het-pannendak ).
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl ( kijk onder techniek over leien nr. 50 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2010/01/01/leien-in-rijndekking en 51 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2010/01/01/leien-in-maasdekking .
Uitgebreide informatie over riet is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (kijk onder techniek; nr. 11). https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2005/01/01/onderhoud-van-rieten-daken
Uitgebreide informatie over lood, koper en zink is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de RCE, brochures, kijk onder techniek; nr. 33 bladkoper https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/bladkoper-op-monumenten ; nr. 34 bladlood https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/bladlood-op-monumenten ; nr. 35 bladzink https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/bladzink-op-monumenten ).
Uitgebreide informatie over beglazing is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (kijk onder techniek; nr. 43 vensterglas https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2005/01/01/vensterglas ).
Uitgebreide informatie over glas-in-lood is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (techniek; nr. 31, https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2002/01/01/aantasting-van-gebrandschilderd-glas-en-glas-in-lood 41, https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2004/01/01/bescherming-van-glas-in-lood 42 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2004/01/01/onderhoud-en-restauratie-van-glas-in-lood ).
Natuursteen mag pas vervangen worden als herstel niet mogelijk is. Ernstig aangetaste natuurstenen elementen waarvan het materiaalverlies door verwering meer dan 10% is ten opzichte van het volume van het oorspronkelijke element, mogen vervangen worden door een kopie van dezelfde steensoort. Voor ornamenten kan, indien de expressie volledig verloren is gegaan, het element vervangen worden door een kopie in dezelfde steensoort.
Het toepassen van steenverstevigers is niet toegestaan. De laag is niet te verwijderen zonder schade en dient in verband met verwering na circa acht jaar opnieuw aangebracht te worden waardoor de textuur van het natuursteen volledig verloren gaat. Indien de laag gaat verweren en er vocht achter de verstevigingslaag komt, kan door vorst of afschilfering ernstige schade ontstaan.
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl (selecteer: publicaties van de RCE, brochures, kijk onder techniek; nr. 28 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2001/01/01/natuursteen-in-nederland , 29 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2002/01/01/verwering-van-natuursteen-in-het-exterieur en 30 https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2002/01/01/natuursteen-steenkeuze-in-de-restauratiepraktijk ).
Uitgangspunten pleisterwerk exterieur
Materiaaltoepassing, patina, textuur, vorm, uiterlijk en decoratieve elementen van het pleisterwerk, vormen een wezenlijk bestanddeel van de historische waarde van een gevel. Conservering van de bestaande gevel moet daarom het uitgangspunt zijn. Een zorgvuldige en terughoudende omgang met de gevel is een voorwaarde. Onzorgvuldig omgaan met de gevel leidt tot onherstelbare beschadiging. In geval van schade of calamiteiten bij gevels moet eerst de oorzaak van de schade worden vastgesteld en verholpen, voordat tot reparatie wordt overgegaan. Vaak wordt te snel een oorzaak aangewezen die achteraf niet juist blijkt te zijn, waardoor onnodige wijzigingen aan de gevel zijn aangebracht.
De oude verflagen bevatten veel informatie over de kleurtoepassingen en verfsamenstellingen in het verleden en vertellen daarmee veel over de geschiedenis van het pand en het betreffende bouwdeel. Oude verflagen mogen daarom niet volledig worden verwijderd maar moeten worden overgeschilderd in verband met toekomstig kleuronderzoek, tenzij de diverse reeds aangebrachte verflagen dermate dampdicht zijn dat vochtproblemen te verwachten zijn of tenzij de verflagen dermate verouderd en uitgedroogd zijn dat deze een goede dekking van de nieuw aan te brengen verflaag verhinderen.
Het is niet toegestaan om openingen tussen kozijn en muur met kit af te dichten. De naden tussen kozijn en gevel moeten met een dampopen voeg van kalkspecie worden afgedicht. Door kit als materiaal te gebruiken op oude houten constructies kan de mogelijkheid tot uittreding van vocht worden geblokkeerd.
Het is van groot belang dat historische constructies dampopen worden gehouden. Vocht uit het gebouw migreert in dampvorm door de niet geventileerde constructie. Aangezien de gebouwen qua dampdiffusie en thermische eigenschappen, oorspronkelijk overwegend lek zijn, heeft het afsluiten van een constructie ernstige gevolgen. Het vochtgehalte in de constructie zal door de remming toenemen waardoor houten elementen zoals balken of kozijnen veelal een te hoge vochtconcentratie krijgen waardoor rot kan ontstaan. Met name als bijvoorbeeld de kozijnen zelf met een dampdichte verf geschilderd zijn. IJzeren ankers in de gevel gaan ook sneller corroderen wat weer tot scheurvorming in het metselwerk zal leiden. Water dat bijvoorbeeld door inwendige condensatie in de constructie komt kan er door de waterwerende laag niet uit wat het verval versnelt. 's winters bevriest dit vocht en beschadigt de steen. Een tweede probleem is dat bijvoorbeeld hydrofobeermiddelen verweren. Na een aantal jaren moet opnieuw gehydrofobeerd worden anders kan de gevel plaatselijk inwateren. Verder moet een gevel homogeen van aard zijn en niet te veel zouten bevatten anders is de hydrofobeerlaag op den duur niet waterdicht. Tot slot is het hydrofoberen niet omkeerbaar. Hydrofoberen is daarom niet toegestaan.
50 Dakgoten en hemelwaterafvoeren
Uitgebreide informatie over dit onderwerp is te vinden op www.cultureelerfgoed.nl, kijk onder techniek; nr. 33 bladkoper https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/bladkoper-op-monumenten ; nr. 34 bladlood https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/bladlood-op-monumenten ; nr. 35 bladzink https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2003/01/01/bladzink-op-monumenten ).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-226633.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.