Gemeenteblad van Voorschoten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Voorschoten | Gemeenteblad 2022, 22202 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Voorschoten | Gemeenteblad 2022, 22202 | beleidsregel |
Beleidsregels inburgering Voorschoten 2022
Het college van B&W van de gemeente Voorschoten,
gelet op de Wet Inburgering 2021, het Besluit inburgering 2021, de Regeling inburgering 2021 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,
gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Voorschoten,
besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:
Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject
Het college heeft een regierol in de begeleiding en ondersteuning van de inburgeringsplichtige. Het hoofddoel is dat inburgeraars zo snel mogelijk participeren, het liefst via betaald werk. Hierbij gelden de volgende kernpunten:
Hoofdstuk 2 – Brede intake inburgeringsplichtigen
De gemeente neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt de gemeente een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. De gemeente geeft in samenspraak met de inburgeringsplichtige en op basis van de uitkomsten van de brede intake invulling aan het inburgeringstraject.
Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit de gemeente de intake zonder de inburgeringsplichtige. In dat geval onderzoekt de gemeente de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens die wel bekend zijn, zoals:
Hoofdstuk 3 – PIP inburgeringsplichtigen
De gemeente stelt na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) op. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige zo snel mogelijk na afronding van de brede intake uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:
Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie de leerroute al is vastgesteld verhuist naar de gemeente Voorschoten stelt het college het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in het BRP. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is gelijk aan de leerroute zoals die door de gemeente van vertrek is vastgesteld.
Hoofdstuk 4 – Onderdelen inburgeringsplicht
Artikel 6 – Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders
Bij de vaststelling van de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht uit de Participatiewet, de re-integratieplicht uit de Participatiewet en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.
Artikel 7 – PVT inburgeringsplichtigen
Het programma van het PVT is interactief. Er is ruimte voor dialoog en opdrachten. Aan minimaal één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.
Artikel 8 –MAP inburgeringsplichtigen
Artikel 9 – Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes
Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:
Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen moeten in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van de wet Inburgering. Taalschakeltrajecten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 lid 2 van de wet Inburgering.
Hoofdstuk 5 – Maatschappelijke begeleiding asielstatushouders
Artikel 10 – Maatschappelijke begeleiding
De maatschappelijke begeleiding voor asielstatushouders bevat in ieder geval:
Praktische hulp en coaching bij het regelen van praktische zaken ten aanzien van bijvoorbeeld wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs. Ook financiële begeleiding is onderdeel van deze coaching. De coaching is erop gericht dat de asielstatushouders stapsgewijs zaken (meer) zelf kan regelen;
Hoofdstuk 7 – Overschakelen en afschalen
Artikel 12 – Overschakelen naar een andere leerroute
De beoordeling van het college of er onvoldoende voortgang of een grotere voortgang is dan op grond van het PIP was te verwachten, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige.
De beoordeling of niveau B1 niet (op alle onderdelen) haalbaar is, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling en/of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige.
Artikel 14 – Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht
Wanneer de inburgeringsplichtige na de waarschuwing en de tweede oproep niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, legt het college hem een boete op van 250 euro. Het college stelt de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn of haar zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. In de boetebeschikking vermeldt het college:
Wanneer de inburgeringsplichtige na de boete en de derde oproep niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, legt het college hem een boete op van 250 euro en voltooit het college de brede intake in afwezigheid van de inburgeringsplichtige. De tweede en derde volzin van het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 15 – Boete tijdens het inburgeringstraject
Op basis van het onderzoek van het college, onder andere het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel zijn of haar schriftelijke zienswijze, bepaalt het college de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt de gemeente de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente Voorschoten van 4 januari 2022.
A. de Graaf
secretaris
N. Stemerdink
burgemeester
Onderdelen b (asielstatushouders), k (gezinsmigranten en overige migranten) en m (inburgeringsplichtige):
Inburgeringsplichtigen worden onderscheiden in asielstatushouders enerzijds en gezinsmigranten en overige migranten anderzijds. Dit onderscheid is op diverse punten van belang omdat het aanbod wat het college aan de inburgeringsplichtige biedt verschilt:
*het college is alleen verantwoordelijk voor de participatiecomponent van de leerroute als gezins- en overig emigranten een uitkering hebben op grond van de Participatiewet.
De inhoud van het PIP is voor asielstatushouders uitgebreider: het bevat ook de intensiteit van de leerroute. In verband daarmee geldt voor asielstatushouders ook een extra boete: de gemeentelijke boete voor het zich niet houden aan de in PIP vastgestelde intensiteit van de leerroute, oftewel, de boete voor het niet verschijnen bij de inburgeringscursus of het taalschakeltraject (artikel 15 van deze beleidsregels).
Hieronder volgt een verdere beschrijving van asielstatushouders en gezinsmigranten en overige migranten.
Asielstatushouder: artikel 13, eerste lid, Wet inburgering 2021
Asielstatushouders zijn asielmigranten aan wie een verblijfsvergunning verleend is.
Zij zijn inburgeringsplichtigen die rechtmatig verblijf hebben op grond van een:
Zogenoemde nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders. Met de term nareizigers wordt meestal gerefereerd aan nareizigers met een afhankelijke verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel a, Wet inburgering 2021. Soms wordt met de term nareizigers gerefereerd aan nareizende familieleden die vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021. In dat geval gaat het om inburgeringsplichtigen met een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Beide typen nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders en niet onder het begrip gezinsmigranten en overige migranten.
Gezinsmigrant en overige migrant: artikel 19 Wet inburgering 2021
Inburgeringsplichtige die verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met uitzondering van een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021. Bijvoorbeeld partners uit het buitenland, niet zijnde een statushouder of nareiziger.
Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject
In dit artikel zijn de leidende principes uit de wet benoemd – de principes die ten grondslag liggen aan de uitvoering van de gemeentelijke taak. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente een passend traject aan te bieden met als doel dat zij binnen de inburgeringstermijn, maar liefst sneller, voldoen aan de inburgeringsplicht.
Dit artikel bevat aanvullende op de leidende principes uit de wet ook het hoofddoel en de strategieën zoals vastgesteld in het beleidsplan Inburgering.
Artikel 3 - Informatieverstrekking
Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente gedurende de inburgering goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering 2021. Het college is vrij om te bepalen hoe zij invulling geeft aan deze taak.
Binnen de gemeentelijke dienstverlening neemt transparantie richting de inwoner een prominente positie in. Zo ook voor wat betreft de inburgering. Door het maken van heldere afspraken en inzicht in het eigen traject, weet de inburgeraar waar hij of zij aan toe is en wat hij of zij van de gemeente mag verwachten. Randvoorwaardelijk hieraan zijn heldere communicatiemiddelen; waar nodig vertaald of met een vertaalde toelichting.
Het college maakt in het PIP (Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie) afspraken met de inburgeraar. Ook wordt er duidelijk gecommuniceerd over mogelijke handhaving wanneer afspraken niet worden nagekomen. Het college is zich ervan bewust dat vanzelfsprekendheden cultuurgebonden zijn. Om miscommunicatie, onbegrip en frustratie te voorkomen, wordt er cultuursensitief gewerkt. Dit vergt een mensgerichte en open en veilige houding richting de inburgeraar zodat hij/zij veiligheid ervaart. Onderdeel hiervan is een vertaling van documenten in de moedertaal van de inburgeraars tijdens de eerste maanden van het inburgeringstraject. Bijvoorbeeld documenten over de rechten en plichten, het PIP, belangrijke brieven en het welkomspakket. Omdat de inburgeraar de Nederlandse taal (waarschijnlijk) nog niet goed beheerst, wordt waar nodig een tolk ingezet.
Door cultuursensitief en op basis van vertrouwen samen aan de inburgering te werken is er meer kans op slagen.
Het college heeft als taak om bij alle inburgeringsplichtigen in haar gemeente aan het begin van de inburgering een brede intake af te nemen. De brede intake is een onderzoek naar de mogelijkheden die de inburgeringsplichtige heeft om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Hiermee brengt de gemeente de capaciteiten, persoonlijke situatie en ontwikkelmogelijkheden van de inburgeringsplichtige in kaart. Met deze informatie stelt de gemeente het PIP op, waarin onder andere een passende leerroute wordt vastgesteld.
De brede intake wordt zo snel mogelijk gestart en afgenomen. Het college is wettelijk verplicht het PIP binnen 10 weken op te stellen. Het is daarmee van belang dat de consulent de inburgeraar zo snel mogelijk leert kennen om tijdig tot een passend PIP te komen.
Voor asielstatushouders is de warme overdracht met het COA onderdeel van de brede intake. Naast een digitale gegevensoverdracht krijgt de warme overdracht vorm middels een driegesprek tussen de asielstatushouder, de COA begeleider en de consulent. Zo wordt voorkomen dat inburgeraars opnieuw hun verhaal moeten doen en tijd verloren gaat aan het verzamelen van gegevens. Tijdens het gesprek wordt er met de inburgeraar gepraat in plaats van over. De warme overdracht heeft als doel de koppeling vanuit het perspectief van inburgering en participatie zo kansrijk mogelijk te laten verlopen.
Om een goed beeld te krijgen van de inburgeraar neemt het college de tijd om de inburgeraar te leren kennen. Indien nodig wordt samen met een tolk het gesprek in de taal van de inburgeraar gevoerd. De onderdelen van de brede intake worden niet aan de hand van het aflopen van een formulier uitgevraagd maar door het voeren van een gesprek. Daarmee is de brede intake (en ook de verdere dienstverlening) mensgericht.
In artikel 5.2, tweede lid, van het Besluit inburgering 2021 wordt voorgeschreven dat de gemeente de inburgeringsplichtige erop wijst dat hij het recht heeft om de gesprekken in het kader van de brede intake alleen met de gemeente te voeren, dus zonder de aanwezigheid van een partner of een ander persoon (bijvoorbeeld een familielid of iemand anders uit de persoonlijke levenssfeer van de inburgeringsplichtige). Deze bepaling ziet niet op degene die de inburgeringsplichtige vanuit zijn professie kan ondersteunen en begeleiden tijdens de gesprekken, zoals bijvoorbeeld een tolk of een maatschappelijk begeleider.
De gevolgen als de inburgeringplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt zijn beschreven in artikel 14 van deze beleidsregels.
Het opstellen van een PIP is verplicht. Het is een vertaling van de uitkomsten van de brede intake naar een set persoonlijke einddoelen voor de inburgering. Het PIP vormt de basis voor de voortgangsgesprekken tussen de consulent en de inburgeraar.
Voor alle inburgeringsplichtigen stelt het college een Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) vast. Dit gebeurt zo veel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. Het PIP is een beschikking welke alle afspraken rondom het inburgeringstraject bevat. Het is een integraal document dat gaandeweg bijgesteld kan worden als de situatie erom vraagt. Het PIP bevat in ieder geval informatie over:
De inhoud van het PIP is gereguleerd in artikel 15 Wet inburgering 2021 en is voor asielstatushouders uitgebreider dan dat voor gezinsmigranten en overige migranten: het bevat ook de intensiteit van de leerroute. De intensiteit van de leerroute betekent concreet: de frequentie en de duur van de cursusbijeenkomsten (en bij de B1-route de frequentie en de duur van de bijeenkomsten voor het opdoen van Kennis van de Nederlandse Maatschappij).
Het PIP moet wettelijk binnen 10 weken na inschrijving in het BRP van de gemeente opgesteld zijn. Het PIP heeft de vorm van een beschikking en is dus een officieel besluit van de gemeente. Dit stelt gemeenten in staat om het niet nakomen van de afspraken in het PIP te handhaven. Op hun beurt kunnen inburgeringsplichtigen ertegen in bezwaar en beroep gaan, bijvoorbeeld als het PIP niet overeenkomt met de verwachtingen en afspraken die tijdens de brede intake zijn gemaakt.
Het college verzendt het PIP zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 10 weken na inschrijving in de BRP aan de inburgeringsplichtige. Deze regel geldt ook als een andere gemeente voor de verhuizing van de inburgeringsplichtige een PIP voor hem had vastgesteld (artikel 5.3, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Bij het overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route (artikelen 12 en 13 van deze beleidsregels) past het college het PIP aan en wordt het nieuwe PIP aan de inburgeringsplichtige verzonden.
Bij het PIP worden (indien van toepassing) alle relevante beschikkingen op grond van de Participatiewet gevoegd. Dit geeft bijstandsgerechtigde inburgeringsplichtigen een overzicht van al hun rechten en plichten. Ook besluiten die op een later moment, na vaststellen van het PIP, door de gemeente worden genomen, worden toegevoegd aan het PIP.
Artikel 6 – Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders
Voor alle inburgeringsplichtigen wordt beoordeeld welke leerroute passend is.
Het COA doet de inburgeringsplichtige in het AZC die nog niet is ingeschreven in de gemeente van uiteindelijke huisvesting een aanbod tot voorbereiding op de inburgering. Men spreekt ook wel van voorinburgering. De deelname aan voorinburgering is kosteloos en deelname kan niet worden verplicht. Het COA verstrekt via het ISI gegevens die bij de voorinburgering zijn verkregen aan het college. De informatie over de voorinburgering zegt iets over de vorderingen en capaciteiten van de inburgeringsplichtige en hebben invloed op het bepalen van de leerroute (eerste lid).
Het college stemt de keuze voor een leerroute ook af op een eventueel schuldhulpverleningsplan van aanpak op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (zevende lid). Asielstatushouders verkeren vaak in een kwetsbare financiële positie. Hun kwetsbare financiële positie is het gevolg van een onder deze groep wijdverspreid risico op armoede en voor hen geldende specifieke oorzaken van schulden. Zodra zij staan ingeschreven in de BRP van de gemeente kunnen zij zich voor schuldhulpverlening melden bij het college van de gemeente. Binnen vier weken na de melding vindt dan een eerste gesprek plaats waarin zij hun formele aanvraag kunnen indienen. Binnen acht weken na de formele aanvraag beslist het college op die aanvraag. Een toekenning heeft de vorm van een plan van aanpak schuldhulpverlening. Tussen de melding en het schuldhulpverleningsplan van aanpak kunnen in beginsel dus hooguit twaalf weken zitten. Daarmee is het mogelijk dat een schuldhulpverleningsplan van aanpak gereed is vóór het PIP (dat binnen maximaal tien weken na inschrijving in de BRP aan de inburgeringsplichtige wordt verzonden).
Alleen aan asielstatushouders biedt het college binnen maximaal drie maanden na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen (elfde lid). Als het aanbod uitblijft, dan registreert het college dat in het ISI. Aan de hand van deze registratie beoordeelt DUO of hij een verlenging van de inburgeringstermijn wegens het ontbreken van verwijtbaarheid zal geven.
De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige. Zij verstrekken deze gegevens aan het college (artikel 9.2 lid 4 Besluit inburgering 2021). Bij asielstatushouders doen de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling dat uit eigen beweging; bij gezinsmigranten en overige migranten doen zij dat als het college daar om vraagt.
De bepalingen over verstrekking van gegevens aan de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling (negende lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.
Artikel 7 – PVT inburgeringsplichtigen
Om de sociale verbondenheid te vergroten en een plek te vinden in de maatschappij is het belangrijk om de Nederlandse cultuur te begrijpen. Tijdens het participatieverklaringstraject (PVT) maken de inburgeraars kennis met de Nederlandse maatschappij en normen en waarden. Ook is er tijdens het PVT ruimte voor verdieping door samen te reflecteren op de Nederlandse cultuur en eigen cultuur.
Het PVT is onderdeel van de inburgeringsplicht voor alle inburgeringsplichtigen en de gemeente heeft als taak om alle inburgeringsplichtigen in haar gemeente hiertoe een passend aanbod te doen. De verplichting om het PVT te volgen, wordt opgenomen in het PIP.
Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat het PVT (samen met de MAP) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).
De norm van twaalf uren (tweede lid) is gelijk aan de minimale urennorm van artikel 3.1, derde lid, Besluit inburgering 2021. Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT- activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op de urennorm van twaalf uren (artikel 3.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet.
Het PVT wordt afgerond door het deelnemen aan de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en door het aanwezig zijn bij de ondertekeningsbijeenkomst en het aldaar ondertekenen van de participatieverklaring. Met de ondertekening van de participatieverklaring verklaren inburgeringsplichtigen dat zij kennis hebben genomen van de belangrijkste waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving, dat zij deze respecteren en dat zij de universele mensenrechten eerbiedigen en niet daarmee in strijd zullen handelen en dat zij actief een bijdrage willen leveren aan de Nederlandse samenleving. Een toelichting op de participatieverklaring is in meerdere talen beschikbaar.
Als de inburgeringsplichtige niet voor de ondertekening verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.
Artikel 8 –MAP inburgeringsplichtigen
De MAP is een module waarbij de inburgeraar de eigen competenties en arbeidskansen in beeld brengt. Dit wordt gecombineerd met praktische inzet op de (lokale) arbeidsmarkt. Hoe de MAP op individueel niveau wordt ingevuld, wordt vastgelegd in het PIP. In het PIP van de inburgeringsplichtige wordt opgenomen in welk tempo de inburgeringsplichtige het MAP zal doorlopen. De module sluit aan op de ambitie van de gemeente om de inburgeraar naar een betaalde baan te begeleiden.
Het afronden van de MAP is, samen met het afronden van het PVT en de leerroute, onderdeel van de inburgeringsplicht. Inburgeringsplichtigen die de onderwijsroute (taalschakeltraject) volgen of hebben gevolgd zijn wettelijk vrijgesteld van de plicht om de MAP te volgen en af te ronden.
Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat de MAP (samen met het PVT) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).
Artikel 3.1 Regeling inburgering 2021 schrijft een norm voor van veertig uren gericht op de praktische inzet van de inburgeringsplichtige op de arbeidsmarkt en deze urennorm wordt ingevuld met een stage (tweede lid, onderdeel b). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP- activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op die urennorm (artikel 3.2, derde lid, Besluit inburgering 2021).
De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de gemeente en de inburgeringsplichtige, waarin de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring worden besproken.
Als de inburgeringsplichtige niet voor het eindgesprek verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.
Artikel 9 – Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes
Het is de bedoeling dat de inburgeringsplichtige de Nederlandse taal op het voor hem of haar hoogst haalbare niveau leert. Inburgeringscursussen moeten daarom van goede kwaliteit zijn. Het nieuwe inburgeringsstelsel waarborgt dit door te bepalen dat het college inburgeringscursussen alleen mag inkopen bij aanbieders met een Blik op Werk-keurmerk Inburgeren of een diploma-erkenning uit de Wet educatie- en beroepsonderwijs (WEB) via de Inspectie voor het Onderwijs.
Daarnaast heeft het college aanvullende (kwaliteits)criteria opgenomen in het Programma van Eisen bij de aanbesteding van de leerroutes. Zo ontstaat er op het gebied van de kwaliteit van het inburgeringsaanbod een dubbele borging.
Artikel 10 – Maatschappelijke begeleiding
Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding.
De gemeente heeft als taak om asielstatushouders die op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 in haar gemeente worden gehuisvest gedurende de eerste fase maatschappelijk te begeleiden. Deze begeleiding is gericht op het regelen van praktische zaken en het vergroten van de kennis van de Nederlandse samenleving.
In het ISI staan de asielstatushouders vermeld die in aanmerking komen voor maatschappelijke begeleiding. De maatschappelijke begeleiding begint zo snel mogelijk nadat de asielstatushouder, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven.
Asielstatushouders die gebruik maken van de Logeerregeling van het COA moeten zich weliswaar inschrijven bij de gemeente op het logeeradres, maar deze inschrijving is niet de inschrijving die een recht op maatschappelijke begeleiding doet ontstaan. Het recht op maatschappelijke begeleiding van asielstatushouders met een verblijfsrecht op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd vangt namelijk pas aan op de dag waarop de inburgeringsplichtige asielstatushouder is
ingeschreven in de BRP van de gemeente die hem volgens de taakstelling op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 moet huisvesten.
De Maatschappelijke begeleiding wordt uitgevoerd door een lokale partner. De begeleiding vindt individueel plaats middels een vast begeleider. De individuele begeleiding sluit (inhoudelijk) aan op andere inburgeringsactiviteiten zoals trainingen financiële zelfredzaamheid.
Het doel van de maatschappelijke begeleiding is het versterken van de zelfredzaamheid en de participatie van statushouders en om de juiste randvoorwaarden te scheppen, zodat asielstatushouders zo snel mogelijk kunnen beginnen met de inburgering. Met randvoorwaarden wordt in dit verband bedoeld dat de asielstatushouder geholpen wordt met het regelen van praktische zaken om te voorkomen dat onzekerheid of zorgen over basisvoorzieningen in de beginfase afleidt van een tijdige start van de inburgering.
De praktische hulp betreft ondersteuning en begeleiding bij het regelen van praktische zaken ten aanzien van voorzieningen zoals onder andere wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs. Ook het bevorderen van de financiële zelfredzaamheid is onderdeel van de maatschappelijke begeleiding.
Daarnaast wordt verwacht dat asielstatushouders in het kader van de maatschappelijke begeleiding wegwijs worden gemaakt in hun eigen woonomgeving, zodat zij zelfstandig hun weg weten te vinden naar bijvoorbeeld het gemeentehuis, de bibliotheek, de huisarts, de apotheek, de supermarkt, het consultatiebureau, de school en het kinderdagverblijf.
Artikel 11 – Voortgangsgesprekken
Om inburgeringsplichtigen gedurende de inburgering passend te kunnen (blijven) begeleiden en ondersteunen, is het noodzakelijk dat de gemeente een goed beeld heeft van hun vorderingen. In het nieuwe inburgeringsstelsel heeft het college daarom de verantwoordelijkheid om die voortgang op basis van de afspraken in het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) te monitoren.
Het college dient dit plan aan te passen als dat nodig is, bijvoorbeeld als de inburgeringsplichtige meer begeleiding of ondersteuning nodig heeft om binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht te voldoen. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente bovendien de leerroute of het gewenste taalniveau aanpassen.
De begeleiding van de inburgeraar, op basis van de afspraken die vastgesteld zijn in het PIP, wordt uitgevoerd door een inburgeringsconsulent. Deze consulent is de contactpersoon voor zowel de inburgeraar als de ketenpartners, en treedt op als procesbewaker, werkt coachend en ondersteunt op deze wijze de inburgeraar bij het behalen van zijn doelstellingen. Zo kan de gemeente ook gedurende het traject de regie goed in handen houden.
Tijdens het inburgeringstraject spreekt de consulent de inburgeraar een aantal keer over de voortgang van het traject en het PIP. Daarbij handhaaft de consulent indien nodig. Het college kan zelf bepalen hoe vaak zij voortgangsgesprekken met inburgeringsplichtigen voert. In de Wet inburgering 2021 is hiervoor geen minimum of maximum opgenomen. Wel wordt van gemeenten verwacht dat zij voldoende gesprekken voeren om de voortgang van de inburgering goed te kunnen monitoren.
Vooralsnog wordt uitgegaan van gemiddeld acht voortgangsgesprekken per inburgeraar; in het begin zal de frequentie van de gesprekken hoger liggen, om zo een goede start van het traject te waarborgen.
Tot slot wordt er van het college verwacht dat zij de voortgangsgesprekken gebruiken om inburgeringsplichtigen te stimuleren om binnen de inburgeringstermijn, maar liefst sneller, aan de inburgeringsplicht te voldoen. Ook hun rechten en plichten komen in die gesprekken aan de orde.
Voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringstraject worden niet alleen gevoerd met asielstatushouders, maar ook met gezinsmigranten en overige migranten. Deze contactmomenten geven het college de mogelijkheid om beter zicht te houden op het verloop van de inburgering en de eventuele (door de inburgeringsplichtige zelf) ingekochte inburgeringslessen.
De gevolgen als de inburgeringsplichtige niet voor het voortgangsgesprek verschijnt zijn beschreven in artikel 15 van deze beleidsregels.
De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige. Bij asielstatushouders doen de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling dat uit eigen beweging; bij gezinsmigranten en overige migranten doen zij dat als het college daar om vraagt (artikel 9.2 lid 4 Besluit inburgering 2021). Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken beziet het college de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige (vijfde lid).
Artikel 12 – Overschakelen naar een andere leerroute
Als blijkt dat een bepaalde leerroute te hoog gegrepen is, kan worden geschakeld naar een andere leerroute. Bij de onderwijsroute ligt het dan voor de hand over te schakelen naar de B1-route met de mogelijkheid om op niveau A2 examens te halen. Het uitgangspunt is dat ook na het switchen van de ene naar een andere leerroute aan alle onderdelen van nieuwe leerroute wordt voldaan. Zo moet bij het switchen van de onderwijsroute - waarbij een vrijstelling van de MAP geldt - naar de B1-route dus ook aan de MAP worden voldaan.
De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is maximaal anderhalf jaar vanaf de aanvang van de inburgeringstermijn, met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route (artikel 5.4, eerste lid, Besluit inburgering 2021). De inburgeringtermijn begint te lopen op de dag na dagtekening van het PIP. In bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen, kan het college afwijken van de termijn van anderhalf jaar (artikel 5.4, tweede lid, Besluit inburgering 2021).
Het overschakelen naar een andere leerroute moet worden onderscheiden van de mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2. Ná het afschalen naar niveau A2 is overschakelen naar een andere leerroute alleen dan nog mogelijk als de termijn van anderhalf jaar om over te schakelen nog niet verstreken is.
Afschalen is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen (eerste lid). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan heeft het college de mogelijkheid deze bestede uren in mindering te brengen op de urennorm van 600 uren (artikel 5.5, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (tweede lid), ook wanneer het daarbij gaat om in het kader van de brede intake gevolgd alfabetiseringsonderwijs.
Uiteraard staat er niets aan in de weg dat de inburgeringsplichtige op onderdelen wordt geëxamineerd op B1- of zelfs B2-niveau, als de inburgeringsplichtige daar op onderdelen toe in staat is.
De mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2 moet worden onderscheiden van het overschakelen naar een andere leerroute. Na 600 cursusuren Nederlands als tweede taal zal de termijn van anderhalf jaar die geldt voor het overschakelen soms al verstreken zijn.
Artikel 14 – Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht
Vanwege de betekenis van de brede intake voor het inburgeringstraject is het van groot belang dat de inburgeringsplichtige hieraan meewerkt. Als de inburgeringsplichtige verwijtbaar niet verschijnt bij of niet meewerkt aan de brede intake zal het college handhaven middels een waarschuwing en mogelijk boetes.
Samenvattend ziet de systematiek van oproep en boeteoplegging er als volgt uit:
Bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. Dat is geen wettelijke verplichting, maar een wettelijke mogelijkheid. De in artikel 14 van deze beleidsregels genoemde overtredingen zijn namelijk zogenoemde lichte overtredingen en de bestuurlijke boete is een financiële beschikking. Uit artikel 4:12 Awb in samenhang met artikel 5:53 Awb vloeit daarom voort dat geen verplichting geldt de overtreder in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen. Vanwege mogelijke factoren zoals miscommunicatie door taal- of cultuurverschillen, kiest het college ervoor om een aanvullende mogelijkheid te bieden aan de inburgeraar om zijn/haar zienswijze te delen. Hiermee is eventuele handhaving gericht in eerste instantie gericht op motiveren en prikkelen en trachten we eventuele demotivering te voorkomen.
De boete bedraagt € 250 (artikel 7.1, eerste lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat het college geen lagere boete kan opleggen, behoudens het geval van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld omstandigheden die verband houden met zijn draagkracht) (artikel 5:46, derde lid, Awb).
Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb), waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige niet op een oproep voor de brede intake verschijnt omdat hij gehoor geeft aan een uitnodiging voor een begrafenis van een familielid.
Het totaal aan boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 14 van deze beleidsregels) en boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 15 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. De maximumbedragen zijn gerelateerd aan de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn enerzijds en aan de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete anderzijds.
Maximum tijdens (verlengde) inburgeringstermijn
Het totaal aan boetes beloopt gedurende de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn ten hoogste € 2.400.
Voldoet een inburgeringsplichtige verwijtbaar niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringplicht, dan legt de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een nieuwe termijn op. Als de inburgeringsplichtige zich gedurende deze verlenging niet of onvoldoende inspant en zich niet houdt aan de afspraken zoals vastgelegd in het PIP, dan kan de gemeente (opnieuw) een boete opleggen. De maximale hoogte van de boete is afhankelijk van de duur van de nieuwe termijn.
Maximum tijdens nieuwe termijn
Het totaal aan boetes beloopt gedurende de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete ten hoogste:
Onder artikel 14 van deze beleidsregels valt ook het niet meewerken aan de leerbaarheidstoets.
Het college registreert de boete in het ISI als DUO daarom vraagt. Deze bepaling is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.
Artikel 15 – Boete tijdens het inburgeringstraject
Naast de gemeente heeft ook DUO een handhavende rol in het nieuwe inburgeringsstelsel. Waar DUO handhaaft op het binnen drie jaar behalen van de inburgeringsplicht, de MAP en de PVT, ziet het college toe op de handhaving van de afspraken in het PIP. Het uitgangspunt bij de rolverdeling tussen DUO en gemeenten, is dat beide partijen gegevens uitwisselen om zo een inburgeraar niet dusdanig vaak beboet wordt dat hij of zij in financiële problemen raakt. Daartoe zijn ook de nodige artikelen opgenomen in de nieuwe Wet inburgering zodat dit vanwege privacyregels ook mogelijk is.
In artikel 23 van de wet is vastgelegd dat gemeenten een boete opleggen als een inburgeringsplichtige:
Dit is bijvoorbeeld het geval als een inburgeringsplichtige zonder gegronde reden niet verschijnt bij een voortgangsgesprek of een onderdeel van de MAP of het PVT. Aan asielstatushouders kunnen gemeenten bovendien een boete opleggen als zij niet voldoen aan de gestelde intensiteit van de leerroute,
Net als bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige bij het niet nakomen van de verplichtingen uit het PIP in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Zie hierover verder de toelichting op artikel 14 van deze beleidsregels.
De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige. Bij asielstatushouders doen de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling dat uit eigen beweging; bij gezinsmigranten en overige migranten doen zij dat als het college daar om vraagt (artikel 9.2 lid 4 Besluit inburgering 2021). Deze gegevens dienen niet alleen om de voortgangsgesprekken voor te bereiden (artikel 11 van deze beleidsregels) en om te beoordelen of overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route aan de orde is (artikelen 12 en 13 van deze beleidsregels). Ze dienen ook om te kunnen beoordelen of een boete aan de orde is.
De boete bedraagt € 50 (artikel 7.1, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat artikel 5:46, derde lid, Awb van toepassing is en dat het college een lagere bestuurlijke boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
De boete wordt steeds met 100 procent van het boetebedrag verhoogd tot een bedrag van ten hoogste € 800, indien binnen een tijdvak van twaalf maanden voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding, een eerdere overtreding, bestaande uit het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen uit het PIP is geconstateerd. Voorwaarde daarbij is dat, als de nieuwe overtreding wordt begaan, de boete vanwege de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden (artikel 7.1, derde lid, Besluit inburgering 2021). Hierbij past het college de volgende opbouw toe:
Als de termijn tussen twee overtredingen van de afspraken uit het PIP meer dan 12 maanden is, dan moet het college opnieuw beginnen met een boete van € 50.
Bij het opleggen van de boete worden de volgende uitgangspunten in acht genomen (artikel 7.1, vierde lid, Besluit inburgering 2021):
Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb), waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige niet deelneemt aan een activiteit in het kader van het PVT omdat hij gehoor geeft aan een uitnodiging voor een begrafenis van een familielid.
Het totaal aan boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 15 van deze beleidsregels) en de boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 14 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. Zie hierover verder de toelichting op artikel 14 van deze beleidsregels.
Het college registreert de boete in het ISI als DUO daarom vraagt. Deze bepaling is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.
Na het doorlopen van het inburgeringstraject houdt de rol van de gemeente niet op. De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners volwaardig mee kunnen doen. Het is belangrijk dat inburgeraars na het doorlopen van het traject blijven participeren, anders lopen zij een verhoogde kans dat zij in een sociaal isolement raken, te maken krijgen met financiële en/of psychosociale problematiek en onnodig een achterstand oplopen. Daarom vindt de gemeente het belangrijk dat er aandacht is voor nazorg.
Waar nodig worden inburgeringsplichtige aansluitend op het inburgeringstraject verder begeleid onder bijvoorbeeld de Participatiewet (indien zij nog bijstandsafhankelijk zijn) of de Wmo (als zij verdere ondersteuning nodig hebben).
Ook wanneer na het inburgeringstraject geen aanvullende ondersteuning nodig is, wordt na zes maanden na het behalen van het inburgeringsexamen door de consulent contact gezocht met de inburgeraar om te kijken hoe het gaat en of er nog steeds geen behoefte is aan verdere ondersteuning.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-22202.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.