Beleidsregels inburgering Voorschoten 2022

Het college van B&W van de gemeente Voorschoten,

 

gelet op de Wet Inburgering 2021, het Besluit inburgering 2021, de Regeling inburgering 2021 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

 

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Voorschoten,

 

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

 

BELEIDSREGELS INBURGERING VOORSCHOTEN 2022

 

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1 - Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    asielstatushouders: inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, Wet inburgering 2021;

  • c.

    AZC: asielzoekerscentrum;

  • d.

    B1-route: leerroute gericht op het behalen van het inburgeringsexamen op taalniveau B1;

  • e.

    Besluit: het besluit inburgering 2021;

  • f.

    Brede intake: de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2021

  • g.

    BRP: Basisregistratie Personen;

  • h.

    COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

  • i.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten;

  • j.

    DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs;

  • k.

    Gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen die verblijf hebben op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met uitzondering van inburgeringsplichtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021;

  • l.

    Inburgeringswetgeving: Wet inburgering 2021, Besluit inburgering 2021, Regeling inburgering 2021;

  • m.

    Inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

  • n.

    Inburgeringstraject: Het traject dat gericht is op het voldoen aan de inburgeringsplicht, waaronder het afronden van een leerroute, het Participatieverklaringtraject en eventueel de MAP.

  • o.

    Inburgeringsvoorzieningen: leerroutes, MAP, werk- en participatietrajecten, maatschappelijke begeleiding, PVT en inzet tolken.

  • p.

    Leerbaarheidstoets: de toets als bedoeld in artikel 144, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inburgering 2021;

  • q.

    Leerroute: de B1-route als bedoeld in artikel 7, de onderwijsroute, als bedoeld in artikel 8 of de Z-route, als bedoeld in artikel 9 van de Wet inburgering 2021;

  • r.

    Maatschappelijke begeleiding: de begeleiding van asielstatushouders zoals geregeld in artikel 13 van de Wet inburgering 2021;

  • s.

    MAP: Module Arbeidsmarkt en Participatie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid onderdeel b, van de Wet inburgering 2021;

  • t.

    NAW: naam, adres, en woonplaats;

  • u.

    Onderwijsroute: leerroute gericht op het behalen van een erkend diploma binnen het Nederlandse onderwijs;

  • v.

    PIP: persoonlijk Plan Inburgering en Participatie;

  • w.

    PVT: participatieverklaringstraject, als bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

  • x.

    Z-route: zelfredzaamheidsroute. Leerroute voor wie de onderwijsroute en de B1-route niet haalbaar zijn;

  • y.

    Wet: de wet inburgering 2021.

Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject

Het college heeft een regierol in de begeleiding en ondersteuning van de inburgeringsplichtige. Het hoofddoel is dat inburgeraars zo snel mogelijk participeren, het liefst via betaald werk. Hierbij gelden de volgende kernpunten:

  • a.

    Het college bevordert dat de inburgeringsplichtige tijdig kan starten met het inburgeringstraject (tijdige start).

  • b.

    De inburgeringsplichtige combineert zoveel mogelijk activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen aan de maatschappij (dualiteit).

  • c.

    Het college stelt voor iedere inburgeringsplichtige een passend traject vast (maatwerk).

  • d.

    De inburgeringsplichtige neemt niet onnodig lang deel aan een traject, maar bereikt zo snel mogelijk het hoogst haalbare niveau en neemt op de voor haar/hem best passende manier deel aan de maatschappij. (Effectief)

  • e.

    De dienstverlening wordt zoveel als mogelijk binnen de gemeentegrenzen opgezet (lokaal).

  • f.

    Het college communiceert op heldere wijze en op basis van vertrouwen met de inburgeringsplichtige. Hierbij wordt rekening gehouden met mogelijke taalbarrières en cultuur sensitief werken. (transparant)

  • g.

    Het college stelt eisen aan de kwaliteit van het aanbod van inburgeringsvoorzieningen en zorgt ervoor dat die kwaliteit en de continuïteit gewaarborgd is (kwaliteit).

Artikel 3 - Informatieverstrekking

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat inburgeringsplichtigen op adequate wijze informatie ontvangen over:

    • a.

      hun rechten en plichten op grond van de inburgeringswetgeving;

    • b.

      de aanspraken op ondersteuning en begeleiding;

    • c.

      het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

  • 2.

    De gemeente kan bij de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen gebruikmaken van de volgende middelen:

    • a.

      een digitaal informatiepunt op de gemeentelijke website;

    • b.

      voorlichtingsbijeenkomsten;

    • c.

      persoonlijke gesprekken;

    • d.

      schriftelijke informatie in begrijpelijk Nederlands (niveau B1 of lager);

    • e.

      telefonische informatie; en

    • f.

      de inzet van een taalmaatje en/of personen uit het netwerk van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    De gemeente schakelt bij persoonlijke gesprekken met inburgeringsplichtigen waar zo nodig een tolk in. Dit is een onafhankelijke tolk, een sleutelfiguur in de gemeente of een tolk van een professionele tolkenvoorziening.

Hoofdstuk 2 – Brede intake inburgeringsplichtigen

Artikel 4 – Brede intake

  • 1.

    De gemeente neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt de gemeente een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. De gemeente geeft in samenspraak met de inburgeringsplichtige en op basis van de uitkomsten van de brede intake invulling aan het inburgeringstraject.

  • 2.

    Het college neemt de brede intake zo snel mogelijk af. In beginsel is dit nadat de inburgeringsplichtige, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven. Maatwerk kan altijd worden toegepast.

  • 3.

    De brede intake bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      voor zover van toepassing: een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; en

    • d.

      een leerbaarheidstoets.

  • 4.

    De onderzoeken waaruit de brede intake bestaat worden uitgevoerd in gesprek tussen de gemeente en de inburgeraar. Dit is minstens één gesprek en mogelijk meerdere.

  • 5.

    De gemeente brengt met de brede intake, naast de in lid 3 genoemde onderwerpen, in ieder geval in kaart:

    • a.

      het taalniveau van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de mogelijkheden tot (arbeids)participatie;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid; en

    • d.

      de wensen van de inburgeringsplichtige over inburgering en arbeidsparticipatie.

  • 6.

    De brede intake vindt zo snel mogelijk plaats na het versturen van de uitnodigingsbrief.

  • 7.

    Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit de gemeente de intake zonder de inburgeringsplichtige. In dat geval onderzoekt de gemeente de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens die wel bekend zijn, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets (als de inburgeringsplichtige daaraan heeft meegewerkt);

    • b.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het Taakstelling Volg Systeem (TVS)

    • c.

      informatie uit het uitkeringsdossier.

Hoofdstuk 3 – PIP inburgeringsplichtigen

Artikel 5 – PIP

  • 1.

    De gemeente stelt na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) op. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. De gemeente nodigt de inburgeringsplichtige zo snel mogelijk na afronding van de brede intake uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de uitkomsten van de brede intake;

    • b.

      de persoonlijke einddoelen van de inburgeringsplichtige in het inburgeringstraject;

    • c.

      welke leerroute als passend wordt gezien en waarom;

    • d.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject;

    • e.

      de verwachtingen van de inburgeringsplichtige over het traject; en

    • f.

      de rol van de gemeente bij dit traject; en

  • 2.

    In het PIP worden vastgesteld:

    • a.

      de te volgen leerroute;

    • b.

      de daarvoor nodige ondersteuning en begeleiding (voortgangsgesprekken);

    • c.

      de intensiteit van het PVT en de MAP;

    • d.

      voor zover van toepassing: de mogelijkheden van voor- of vroegschoolse educatie; en

    • e.

      indien het gaat om een asielstatushouder: de intensiteit van de leerroute.

  • 3.

    Het PIP voor bijstandsuitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen bevat, naast het bepaalde in het tweede lid, de beschikkingen op grond van de Participatiewet inzake opgelegde arbeids- en re- integratieverplichtingen (en/of ontheffingen) en inzake toegekende re-integratievoorzieningen.

  • 4.

    Het PIP voor bijstandsuitkeringsgerechtigde inburgeringsplichtigen met een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd bevat, naast het bepaalde in het tweede en het derde lid, de ‘ontzorgingsbeschikking’ op grond van artikel 56a Participatiewet.

  • 5.

    Het college verzendt het PIP zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 10 weken na inschrijving in de BRP als bedoeld in artikel 3, eerste lid, aan de inburgeringsplichtige.

  • 6.

    Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie de leerroute al is vastgesteld verhuist naar de gemeente Voorschoten stelt het college het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in het BRP. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is gelijk aan de leerroute zoals die door de gemeente van vertrek is vastgesteld.

Hoofdstuk 4 – Onderdelen inburgeringsplicht

Artikel 6 – Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders

  • 1.

    Het college beoordeelt op basis van de gegevens die het COA bij de eventuele voorinburgering heeft verkregen alsmede op basis van de uitkomsten van de brede intake welke leerroute voor de inburgeringsplichtige passend is. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    De leerroute is erop gericht dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk niveau afrondt; en

    • b.

      zo snel mogelijk meedoet in de Nederlandse samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Een alfabetiseringstraject is onderdeel van de leerroute als uit de brede intake blijkt dat de inburgeringsplichtige analfabeet of anders gealfabetiseerd is.

  • 4.

    Om de leerroute zoveel mogelijk te laten passen bij de situatie en de behoefte van de inburgeringsplichtige, zorgt de gemeente voor een gevarieerd aanbod binnen eerroutes. Hierbij valt te denken aan:

    • a.

      variatie in niveau van het aanbod;

    • b.

      variatie in intensiteit en tijdstip van het aanbod;

    • c.

      de opleidingslocaties zijn zoveel mogelijk lokaal en goed bereikbaar.

  • 5.

    Wanneer mogelijk, biedt het college gezins- en overige migranten ook toegang tot de leerroutes, die zij zelf dienen te bekostigen.

  • 6.

    Bij de vaststelling van de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht uit de Participatiewet, de re-integratieplicht uit de Participatiewet en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.

  • 7.

    Het college stemt de keuze voor een leerroute in ieder geval af op de MAP, het PVT, de (eventuele) maatschappelijke begeleiding en het (eventuele) schuldhulpverleningsplan van aanpak.

  • 8.

    Het college neemt de leerroute op in het PIP.

  • 9.

    Het college verstrekt de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling de NAW-gegevens en de gegevens over de leerroute, waaronder de intensiteit en de termijn van de leerroute.

  • 10.

    Het college biedt asielstatushouders zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen maximaal drie maanden, na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen.

Artikel 7 – PVT inburgeringsplichtigen

  • 1.

    De gemeente biedt de inburgeringsplichtige het PVT aan. De inburgeringsplichtige doet in het onderdeel inleiding in de Nederlandse kernwaarden kennis op van de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland.

  • 2.

    Het traject duurt minimaal twaalf uur en bestaat uit twee onderdelen:

    • a.

      een inleiding in de Nederlandse kernwaarden; en

    • b.

      de ondertekening van de participatieverklaring zoals omschreven in bijlage 1 van het Besluit.

  • 3.

    Het college stemt het PVT zoveel mogelijk af op de lokale situatie en op de overige onderdelen van de inburgering.

  • 4.

    Het programma van het PVT is interactief. Er is ruimte voor dialoog en opdrachten. Aan minimaal één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.

  • 5.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT-activiteiten heeft verricht, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van twaalf uren.

  • 6.

    Het college neemt het PVT op in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 7.

    Het college biedt inburgeringsplichtigen het PVT zo snel mogelijk aan. In beginsel binnen 12 maanden na huisvesting in de gemeente.

Artikel 8 –MAP inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college biedt de inburgeringsplichtige in de B1-route en de Z-route de MAP aan. Het doel van deze module is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      werk vindt.

  • 2.

    MAP bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      Een kennismaking met, en voorbereiding op de Nederlandse arbeidsmarkt in klassikale vorm; en

    • b.

      veertig uren gericht op het opdoen van praktische ervaring op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Het college biedt binnen de MAP trainingen en activiteiten aan. Thema’s die aan bod komen zijn:

    • a.

      realistisch beroepsbeeld en verwachtingen;

    • b.

      werknemerscompetenties en -vaardigheden

    • c.

      beroepscompetenties en werkcultuur;

    • d.

      beroepskansen;

    • e.

      beroepenoriëntatie;

    • f.

      beroepscompetenties verwerven;

    • g.

      netwerk opbouwen;

    • h.

      en werk vinden.

  • 4.

    De trainingen en activiteiten worden gedurende het inburgeringstraject doorlopend aangeboden en afgestemd op de voortgang van de inburgerings(doelen) van de inburgeringsplichtige.

  • 5.

    Het college houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de vermogens, capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 6.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP-activiteiten heeft verricht, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van veertig uren als bedoeld in het tweede lid, onder b.

  • 7.

    Bij de vaststelling van de MAP houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht uit de Participatiewet, de re-integratieplicht uit de Participatiewet en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.

  • 8.

    Het college neemt de MAP op in het PIP.

  • 9.

    Het college biedt inburgeringsplichtige zo snel mogelijk de MAP aan, afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige. De inburgeringsplichtige wordt aan de hand van zijn afstand tot de arbeidsmarkt ingedeeld op niveau in het traject van de MAP.

  • 10.

    De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de inburgeringsplichtige en de gemeente. Besproken worden: het aantal gerealiseerde uren en de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 11.

    De gemeente beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. De gemeente houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

Artikel 9 – Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1.

    Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      De gemeente zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de asielstatushouder aan de leerroute kan voldoen. De gemeente zorgt ook voor continuïteit in het aanbod.

    • b.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen moeten in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van de wet Inburgering. Taalschakeltrajecten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 lid 2 van de wet Inburgering.

    • c.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen voldoen aan de geschiktheidseisen, de minimumeisen en het programma van eisen, zoals vastgelegd in de aanbestedings-documentatie.

    • d.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen zijn in het bezit van een kwaliteitshandboek.

  • 2.

    In de aanbestedingsstukken en/of bij de contracteren van een aanbieder neemt het college kwaliteitscriteria op. Hierbij valt te denken aan:

    • a.

      De bereikbaarheid van de leslocatie;

    • b.

      Deskundigheid en deskundigheidsbevordering van docenten

    • c.

      Het aantal contacturen dat de inburgeringsplichtige per week heeft met docenten en begeleiders;

    • d.

      De maximale groepsgrootte bij de inburgeringscursussen;

    • e.

      De wijze waarop de cursusinstellingen de gemeente informeren over de voortgang van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    De cursusinstelling verricht minimaal eenmaal per jaar een onderzoek naar de tevredenheid van inburgeringsplichtigen omtrent de uitvoering en stelt de resultaten kosteloos aan de gemeente beschikbaar. Dit is aanvullend op de klanttevredenheid zoals bijgehouden via het keurmerk Blik op Werk.

  • 4.

    De cursusinstelling evalueert in het eerste jaar per kwartaal met de gemeente de gang van zaken met betrekking tot de raamovereenkomst. Daarna vindt halfjaarlijks een evaluatie plaats. De onderwerpen worden in overleg tussen de gemeente en cursusinstelling nader bepaald.

  • 5.

    Contractueel is overeengekomen dat de cursusinstelling meewerkt aan een klanttevredenheidsonderzoek indien de gemeente dit wenst. Wanneer de klanttevredenheid op enig moment lager is dan een 7, volgt een gesprek met de gemeente over onder andere de hersteltermijn.

  • 6.

    Contractueel is overeengekomen dat de cursusinstelling haar medewerking verleent aan onderzoeken ter bevordering van de kwaliteit en de resultaten van de taal-, reken- en digitale vaardighedentrajecten, zonder dat de cursusinstelling hiervoor kosten in rekening brengt.

Hoofdstuk 5 – Maatschappelijke begeleiding asielstatushouders

Artikel 10 – Maatschappelijke begeleiding

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt. Deze begeleiding is erop gericht:

    • a.

      de asielstatushouder kennis over de praktische organisatie van de Nederlandse samenleving te verschaffen;

    • b.

      de asielstatushouder te begeleiden en te ondersteunen, met de bedoeling om zijn of haar zelfredzaamheid en participatie te vergroten; en

    • c.

      randvoorwaarden te scheppen, zodat de asielstatushouder tijdig met het inburgeringstraject kan starten.

  • 2.

    De maatschappelijke begeleiding begint zo snel mogelijk nadat de asielstatushouder, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven.

  • 3.

    Het college stemt de inhoud en duur van de maatschappelijke begeleiding af op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder.

  • 4.

    De maatschappelijke begeleiding voor asielstatushouders bevat in ieder geval:

    • a.

      Praktische hulp en coaching bij het regelen van praktische zaken ten aanzien van bijvoorbeeld wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs. Ook financiële begeleiding is onderdeel van deze coaching. De coaching is erop gericht dat de asielstatushouders stapsgewijs zaken (meer) zelf kan regelen;

    • b.

      Kennismaking met de sociale voorzieningen en voorlichting over basisvoorzieningen.

    • c.

      Stimuleren van sociale participatie.

  • 5.

    De maatschappelijke begeleiding vindt individueel plaats. De inburgeringsplichtige krijgt een vaste begeleider toegewezen.

Hoofdstuk 6 – Voortgangsgesprekken inburgeringsplichtigen

Artikel 11 – Voortgangsgesprekken

  • 1.

    Het college volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject en houdt in de gaten of het traject nog passend is. De gemeente voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt.

  • 2.

    De voortgangsgesprekken dienen tevens het doel om de inburgeringsplichtige te motiveren en gemotiveerd te houden om het voor haar/hem hoogst haalbare resultaat te behalen.

  • 3.

    De frequentie van de voortgangsgesprekken wordt vastgesteld op basis van de uitkomsten van de brede intake en afgestemd op de inburgeringsplichtige, met dien verstande dat in het eerste jaar minimaal twee voortgangsgesprekken plaatsvinden.

  • 4.

    Het college neemt de frequentie van de voortgangsgesprekken op in het PIP.

  • 5.

    Ter voorbereiding op deze gesprekken wint het college informatie in die relevant is om zicht te houden op de voortgang. Het vraagt dit op bij de organisaties die bij het traject betrokken zijn, cursusinstellingen, werkgevers en andere personen.

  • 6.

    Tijdens het gesprek komen de afspraken uit het PIP aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Het gaat daarbij om:

    • a.

      de afgesproken leerroute;

    • b.

      de ondersteuning en begeleiding tijdens het inburgeringstraject;

    • c.

      de intensiteit van de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      de participatie-activiteiten;

    • e.

      de vorderingen en inzet van de inburgeringsplichtige; en

    • f.

      voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt: of het taalniveau van deze leerroute voldoende aansluit.

  • 7.

    Als het voortgangsgesprek daartoe aanleiding geeft, kan het PIP geheel of op onderdelen worden aangepast. Dit moet in een nieuwe beschikking worden vastgelegd.

Hoofdstuk 7 – Overschakelen en afschalen

Artikel 12 – Overschakelen naar een andere leerroute

  • 1.

    De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is, bijzondere gevallen daargelaten, maximaal anderhalf jaar vanaf de dag na dagtekening van het PIP met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route.

  • 2.

    De beoordeling van het college of er onvoldoende voortgang of een grotere voortgang is dan op grond van het PIP was te verwachten, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    Als de beoordeling bedoeld in het tweede lid daartoe aanleiding geeft, schakelt de inburgeringsplichtige over naar een andere leerroute en past het college het PIP aan.

  • 4.

    Het college verstrekt de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling de NAW-gegevens en de gegevens over de nieuwe leerroute, waaronder de intensiteit en de termijn van de leerroute.

  • 5.

    Het college biedt asielstatushouders zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen maximaal drie maanden, na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de nieuwe vastgestelde leerroute kunnen voldoen.

Artikel 13 – Afschalen

  • 1.

    Afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen.

  • 2.

    Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan brengt het college deze bestede uren in mindering op de urennorm van 600 uren.

  • 3.

    De beoordeling of niveau B1 niet (op alle onderdelen) haalbaar is, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling en/of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    Als de beoordeling bedoeld in het derde lid daartoe aanleiding geeft, schaalt het college (onderdelen van) de B1-route af naar A2-niveau en past het college het PIP aan.

Hoofdstuk 8 – Handhaving

Artikel 14 – Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht

  • 1.

    De gemeente handhaaft de verplichtingen bij de brede intake in overeenstemming met het gestelde in artikel 3.1.1 van de toelichting op besluit. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

  • 2.

    Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, geeft het college hem een schriftelijke waarschuwing. In de schriftelijke waarschuwing vermeldt het college:

    • a.

      een nieuwe datum en tijdstip voor de brede intake;

    • b.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringsplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt, zoals beschreven in artikel 14, vierde lid.

  • 3.

    Na afgifte van de schriftelijke waarschuwing wordt de inburgeringsplichtige zo snel mogelijk opnieuw opgeroepen voor de brede intake.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de waarschuwing en de tweede oproep niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, legt het college hem een boete op van 250 euro. Het college stelt de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn of haar zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. In de boetebeschikking vermeldt het college:

    • a.

      een nieuwe datum en tijdstip voor de brede intake;

    • b.

      wat de gevolgen zijn als de inburgeringsplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt, zoals beschreven in artikel 14, zesde lid.

  • 5.

    Tussen de datum van het boetebesluit en de brede intake ligt maximaal twee maanden.

  • 6.

    Wanneer de inburgeringsplichtige na de boete en de derde oproep niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, legt het college hem een boete op van 250 euro en voltooit het college de brede intake in afwezigheid van de inburgeringsplichtige. De tweede en derde volzin van het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Het college kan het boetebedrag verlagen wanneer het boetebedrag vanwege bijzondere individuele omstandigheden te hoog wordt geacht.

Artikel 15 – Boete tijdens het inburgeringstraject

  • 1.

    Het college handhaaft op het naleven van de afspraken uit het PIP in overeenstemming met het gestelde in artikel 3.1.2 van de toelichting op het Besluit. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

  • 2.

    Wanneer de inburgeringsplichtige de verplichtingen uit het PIP verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt, legt het college hem een boete op.

  • 3.

    Voor inburgeringsplichtigen gaat het om de volgende verplichtingen:

    • a.

      deelnemen aan de voortgangsgesprekken;

    • b.

      deelnemen aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 4.

    Voor asielstatushouders gaat het daarnaast om de verplichting om deel te nemen aan de inburgeringslessen.

  • 5.

    Voordat het college een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen.

  • 6.

    De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt de gemeente hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze kenbaar te maken.

  • 7.

    Op basis van het onderzoek van het college, onder andere het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel zijn of haar schriftelijke zienswijze, bepaalt het college de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt de gemeente de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

  • 8.

    Het college legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 9.

    Het college stelt de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn of haar zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb.

Hoofdstuk 9 – Nazorg

Artikel 16 – Nazorg Asielstatushouders en gezinsmigranten

  • 1.

    Het college bepaalt na het afronden van het inburgeringstraject of er verdere nazorg benodigd is.

  • 2.

    Indien nodig, bestaat de nazorg uit de reguliere begeleiding en ondersteuning. Bijvoorbeeld vanuit de participatiewet (indien de inburgeringsplichtige nog bijstandsafhankelijk is) of de Wmo (indien de inburgeringsplichtige verdere ondersteuning nodig heeft)..

  • 3.

    Indien nazorg niet benodigd blijkt, neemt het college zes maanden na het afronden van het inburgeringstraject contact op met de inburgeringsplichtige. In dit contact wordt besproken of er (nog steeds) geen aanvullende ondersteuning benodigd is.

Hoofdstuk 10 – Slotbepalingen

Artikel 17 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels inburgering Voorschoten 2022.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de gemeente Voorschoten van 4 januari 2022.

A. de Graaf

secretaris

N. Stemerdink

burgemeester

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 - Definities

Onderdelen b (asielstatushouders), k (gezinsmigranten en overige migranten) en m (inburgeringsplichtige):

 

Inburgeringsplichtigen worden onderscheiden in asielstatushouders enerzijds en gezinsmigranten en overige migranten anderzijds. Dit onderscheid is op diverse punten van belang omdat het aanbod wat het college aan de inburgeringsplichtige biedt verschilt:

Inburgeringsaanbod

Asielstatushouders

Gezinsmigranten en overige migranten

Brede intake

(artikel 4 van deze beleidsregels)

X

X

PIP

(artikel 11 van deze beleidsregels)

X

X

Begeleiding en ondersteuning bij de voortgang van de inburgering (o.a. voortgangsgesprekken)

(artikel 9 van deze beleidsregels)

X

X

Leerroute

(artikel 5 van deze beleidsregels)

X

*

MAP

(artikel 7 van deze beleidsregels)

X

X

PVT

(artikel 6 van deze beleidsregels)

X

X

Maatschappelijke begeleiding

(artikel 10 van deze beleidsregels)

X

Financieel ontzorgen

X

*het college is alleen verantwoordelijk voor de participatiecomponent van de leerroute als gezins- en overig emigranten een uitkering hebben op grond van de Participatiewet.

 

De inhoud van het PIP is voor asielstatushouders uitgebreider: het bevat ook de intensiteit van de leerroute. In verband daarmee geldt voor asielstatushouders ook een extra boete: de gemeentelijke boete voor het zich niet houden aan de in PIP vastgestelde intensiteit van de leerroute, oftewel, de boete voor het niet verschijnen bij de inburgeringscursus of het taalschakeltraject (artikel 15 van deze beleidsregels).

 

Hieronder volgt een verdere beschrijving van asielstatushouders en gezinsmigranten en overige migranten.

 

Asielstatushouder: artikel 13, eerste lid, Wet inburgering 2021

Asielstatushouders zijn asielmigranten aan wie een verblijfsvergunning verleend is.

Zij zijn inburgeringsplichtigen die rechtmatig verblijf hebben op grond van een:

  • a.

    verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; of

  • b.

    verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, verleend onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid, voor verblijf bij een houder van een:

    • 1.

      verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;

    • 2.

      verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000; of

    • 3.

      EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetene die is verleend met een aantekening internationale bescherming als bedoeld in artikel 45c, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Zogenoemde nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders. Met de term nareizigers wordt meestal gerefereerd aan nareizigers met een afhankelijke verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Zij vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel a, Wet inburgering 2021. Soms wordt met de term nareizigers gerefereerd aan nareizende familieleden die vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021. In dat geval gaat het om inburgeringsplichtigen met een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Beide typen nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders en niet onder het begrip gezinsmigranten en overige migranten.

 

Gezinsmigrant en overige migrant: artikel 19 Wet inburgering 2021

Inburgeringsplichtige die verblijf heeft op grond van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met uitzondering van een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b, Wet inburgering 2021. Bijvoorbeeld partners uit het buitenland, niet zijnde een statushouder of nareiziger.

 

Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject

In dit artikel zijn de leidende principes uit de wet benoemd – de principes die ten grondslag liggen aan de uitvoering van de gemeentelijke taak. Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente een passend traject aan te bieden met als doel dat zij binnen de inburgeringstermijn, maar liefst sneller, voldoen aan de inburgeringsplicht.

 

Dit artikel bevat aanvullende op de leidende principes uit de wet ook het hoofddoel en de strategieën zoals vastgesteld in het beleidsplan Inburgering.

 

Artikel 3 - Informatieverstrekking

Het college heeft als taak de inburgeringsplichtigen in haar gemeente gedurende de inburgering goed te informeren over de rechten en plichten die voortvloeien uit de Wet inburgering 2021. Het college is vrij om te bepalen hoe zij invulling geeft aan deze taak.

 

Binnen de gemeentelijke dienstverlening neemt transparantie richting de inwoner een prominente positie in. Zo ook voor wat betreft de inburgering. Door het maken van heldere afspraken en inzicht in het eigen traject, weet de inburgeraar waar hij of zij aan toe is en wat hij of zij van de gemeente mag verwachten. Randvoorwaardelijk hieraan zijn heldere communicatiemiddelen; waar nodig vertaald of met een vertaalde toelichting.

 

Het college maakt in het PIP (Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie) afspraken met de inburgeraar. Ook wordt er duidelijk gecommuniceerd over mogelijke handhaving wanneer afspraken niet worden nagekomen. Het college is zich ervan bewust dat vanzelfsprekendheden cultuurgebonden zijn. Om miscommunicatie, onbegrip en frustratie te voorkomen, wordt er cultuursensitief gewerkt. Dit vergt een mensgerichte en open en veilige houding richting de inburgeraar zodat hij/zij veiligheid ervaart. Onderdeel hiervan is een vertaling van documenten in de moedertaal van de inburgeraars tijdens de eerste maanden van het inburgeringstraject. Bijvoorbeeld documenten over de rechten en plichten, het PIP, belangrijke brieven en het welkomspakket. Omdat de inburgeraar de Nederlandse taal (waarschijnlijk) nog niet goed beheerst, wordt waar nodig een tolk ingezet.

 

Door cultuursensitief en op basis van vertrouwen samen aan de inburgering te werken is er meer kans op slagen.

 

Artikel 4 – Brede intake

Het college heeft als taak om bij alle inburgeringsplichtigen in haar gemeente aan het begin van de inburgering een brede intake af te nemen. De brede intake is een onderzoek naar de mogelijkheden die de inburgeringsplichtige heeft om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Hiermee brengt de gemeente de capaciteiten, persoonlijke situatie en ontwikkelmogelijkheden van de inburgeringsplichtige in kaart. Met deze informatie stelt de gemeente het PIP op, waarin onder andere een passende leerroute wordt vastgesteld.

 

De brede intake wordt zo snel mogelijk gestart en afgenomen. Het college is wettelijk verplicht het PIP binnen 10 weken op te stellen. Het is daarmee van belang dat de consulent de inburgeraar zo snel mogelijk leert kennen om tijdig tot een passend PIP te komen.

 

Voor asielstatushouders is de warme overdracht met het COA onderdeel van de brede intake. Naast een digitale gegevensoverdracht krijgt de warme overdracht vorm middels een driegesprek tussen de asielstatushouder, de COA begeleider en de consulent. Zo wordt voorkomen dat inburgeraars opnieuw hun verhaal moeten doen en tijd verloren gaat aan het verzamelen van gegevens. Tijdens het gesprek wordt er met de inburgeraar gepraat in plaats van over. De warme overdracht heeft als doel de koppeling vanuit het perspectief van inburgering en participatie zo kansrijk mogelijk te laten verlopen.

 

Om een goed beeld te krijgen van de inburgeraar neemt het college de tijd om de inburgeraar te leren kennen. Indien nodig wordt samen met een tolk het gesprek in de taal van de inburgeraar gevoerd. De onderdelen van de brede intake worden niet aan de hand van het aflopen van een formulier uitgevraagd maar door het voeren van een gesprek. Daarmee is de brede intake (en ook de verdere dienstverlening) mensgericht.

 

In artikel 5.2, tweede lid, van het Besluit inburgering 2021 wordt voorgeschreven dat de gemeente de inburgeringsplichtige erop wijst dat hij het recht heeft om de gesprekken in het kader van de brede intake alleen met de gemeente te voeren, dus zonder de aanwezigheid van een partner of een ander persoon (bijvoorbeeld een familielid of iemand anders uit de persoonlijke levenssfeer van de inburgeringsplichtige). Deze bepaling ziet niet op degene die de inburgeringsplichtige vanuit zijn professie kan ondersteunen en begeleiden tijdens de gesprekken, zoals bijvoorbeeld een tolk of een maatschappelijk begeleider.

 

De gevolgen als de inburgeringplichtige niet op de brede intake verschijnt of niet aan de brede intake meewerkt zijn beschreven in artikel 14 van deze beleidsregels.

 

Artikel 5 – PIP

Het opstellen van een PIP is verplicht. Het is een vertaling van de uitkomsten van de brede intake naar een set persoonlijke einddoelen voor de inburgering. Het PIP vormt de basis voor de voortgangsgesprekken tussen de consulent en de inburgeraar.

 

Voor alle inburgeringsplichtigen stelt het college een Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP) vast. Dit gebeurt zo veel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. Het PIP is een beschikking welke alle afspraken rondom het inburgeringstraject bevat. Het is een integraal document dat gaandeweg bijgesteld kan worden als de situatie erom vraagt. Het PIP bevat in ieder geval informatie over:

  • a.

    De leerroute

  • b.

    De begeleiding en ondersteuning die nodig is om de leerroute succesvol af te ronden

  • c.

    De intensiteit van de MAP en het PVT

De inhoud van het PIP is gereguleerd in artikel 15 Wet inburgering 2021 en is voor asielstatushouders uitgebreider dan dat voor gezinsmigranten en overige migranten: het bevat ook de intensiteit van de leerroute. De intensiteit van de leerroute betekent concreet: de frequentie en de duur van de cursusbijeenkomsten (en bij de B1-route de frequentie en de duur van de bijeenkomsten voor het opdoen van Kennis van de Nederlandse Maatschappij).

 

Het PIP moet wettelijk binnen 10 weken na inschrijving in het BRP van de gemeente opgesteld zijn. Het PIP heeft de vorm van een beschikking en is dus een officieel besluit van de gemeente. Dit stelt gemeenten in staat om het niet nakomen van de afspraken in het PIP te handhaven. Op hun beurt kunnen inburgeringsplichtigen ertegen in bezwaar en beroep gaan, bijvoorbeeld als het PIP niet overeenkomt met de verwachtingen en afspraken die tijdens de brede intake zijn gemaakt.

 

Het college verzendt het PIP zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 10 weken na inschrijving in de BRP aan de inburgeringsplichtige. Deze regel geldt ook als een andere gemeente voor de verhuizing van de inburgeringsplichtige een PIP voor hem had vastgesteld (artikel 5.3, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Bij het overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route (artikelen 12 en 13 van deze beleidsregels) past het college het PIP aan en wordt het nieuwe PIP aan de inburgeringsplichtige verzonden.

 

Bij het PIP worden (indien van toepassing) alle relevante beschikkingen op grond van de Participatiewet gevoegd. Dit geeft bijstandsgerechtigde inburgeringsplichtigen een overzicht van al hun rechten en plichten. Ook besluiten die op een later moment, na vaststellen van het PIP, door de gemeente worden genomen, worden toegevoegd aan het PIP.

 

Artikel 6 – Passende leerroute inburgeringsplichtigen en aanbod leerroute asielstatushouders

Voor alle inburgeringsplichtigen wordt beoordeeld welke leerroute passend is.

Het COA doet de inburgeringsplichtige in het AZC die nog niet is ingeschreven in de gemeente van uiteindelijke huisvesting een aanbod tot voorbereiding op de inburgering. Men spreekt ook wel van voorinburgering. De deelname aan voorinburgering is kosteloos en deelname kan niet worden verplicht. Het COA verstrekt via het ISI gegevens die bij de voorinburgering zijn verkregen aan het college. De informatie over de voorinburgering zegt iets over de vorderingen en capaciteiten van de inburgeringsplichtige en hebben invloed op het bepalen van de leerroute (eerste lid).

 

Het college stemt de keuze voor een leerroute ook af op een eventueel schuldhulpverleningsplan van aanpak op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (zevende lid). Asielstatushouders verkeren vaak in een kwetsbare financiële positie. Hun kwetsbare financiële positie is het gevolg van een onder deze groep wijdverspreid risico op armoede en voor hen geldende specifieke oorzaken van schulden. Zodra zij staan ingeschreven in de BRP van de gemeente kunnen zij zich voor schuldhulpverlening melden bij het college van de gemeente. Binnen vier weken na de melding vindt dan een eerste gesprek plaats waarin zij hun formele aanvraag kunnen indienen. Binnen acht weken na de formele aanvraag beslist het college op die aanvraag. Een toekenning heeft de vorm van een plan van aanpak schuldhulpverlening. Tussen de melding en het schuldhulpverleningsplan van aanpak kunnen in beginsel dus hooguit twaalf weken zitten. Daarmee is het mogelijk dat een schuldhulpverleningsplan van aanpak gereed is vóór het PIP (dat binnen maximaal tien weken na inschrijving in de BRP aan de inburgeringsplichtige wordt verzonden).

 

Alleen aan asielstatushouders biedt het college binnen maximaal drie maanden na de verzending van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen (elfde lid). Als het aanbod uitblijft, dan registreert het college dat in het ISI. Aan de hand van deze registratie beoordeelt DUO of hij een verlenging van de inburgeringstermijn wegens het ontbreken van verwijtbaarheid zal geven.

 

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige. Zij verstrekken deze gegevens aan het college (artikel 9.2 lid 4 Besluit inburgering 2021). Bij asielstatushouders doen de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling dat uit eigen beweging; bij gezinsmigranten en overige migranten doen zij dat als het college daar om vraagt.

 

De bepalingen over verstrekking van gegevens aan de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling (negende lid) zijn geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

 

Artikel 7 – PVT inburgeringsplichtigen

Om de sociale verbondenheid te vergroten en een plek te vinden in de maatschappij is het belangrijk om de Nederlandse cultuur te begrijpen. Tijdens het participatieverklaringstraject (PVT) maken de inburgeraars kennis met de Nederlandse maatschappij en normen en waarden. Ook is er tijdens het PVT ruimte voor verdieping door samen te reflecteren op de Nederlandse cultuur en eigen cultuur.

 

Het PVT is onderdeel van de inburgeringsplicht voor alle inburgeringsplichtigen en de gemeente heeft als taak om alle inburgeringsplichtigen in haar gemeente hiertoe een passend aanbod te doen. De verplichting om het PVT te volgen, wordt opgenomen in het PIP.

 

Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat het PVT (samen met de MAP) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).

 

De norm van twaalf uren (tweede lid) is gelijk aan de minimale urennorm van artikel 3.1, derde lid, Besluit inburgering 2021. Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT- activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op de urennorm van twaalf uren (artikel 3.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet.

 

Het PVT wordt afgerond door het deelnemen aan de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en door het aanwezig zijn bij de ondertekeningsbijeenkomst en het aldaar ondertekenen van de participatieverklaring. Met de ondertekening van de participatieverklaring verklaren inburgeringsplichtigen dat zij kennis hebben genomen van de belangrijkste waarden en spelregels van de Nederlandse samenleving, dat zij deze respecteren en dat zij de universele mensenrechten eerbiedigen en niet daarmee in strijd zullen handelen en dat zij actief een bijdrage willen leveren aan de Nederlandse samenleving. Een toelichting op de participatieverklaring is in meerdere talen beschikbaar.

 

Als de inburgeringsplichtige niet voor de ondertekening verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.

 

Artikel 8 –MAP inburgeringsplichtigen

De MAP is een module waarbij de inburgeraar de eigen competenties en arbeidskansen in beeld brengt. Dit wordt gecombineerd met praktische inzet op de (lokale) arbeidsmarkt. Hoe de MAP op individueel niveau wordt ingevuld, wordt vastgelegd in het PIP. In het PIP van de inburgeringsplichtige wordt opgenomen in welk tempo de inburgeringsplichtige het MAP zal doorlopen. De module sluit aan op de ambitie van de gemeente om de inburgeraar naar een betaalde baan te begeleiden.

 

Het afronden van de MAP is, samen met het afronden van het PVT en de leerroute, onderdeel van de inburgeringsplicht. Inburgeringsplichtigen die de onderwijsroute (taalschakeltraject) volgen of hebben gevolgd zijn wettelijk vrijgesteld van de plicht om de MAP te volgen en af te ronden.

 

Voor asielstatushouders die de Z-route volgen geldt dat de MAP (samen met het PVT) onderdeel is van hun 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid, Besluit inburgering 2021). Gezinsmigranten en overige migranten die de Z-route volgen hebben in het geheel geen 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid, Besluit inburgering 2021).

 

Artikel 3.1 Regeling inburgering 2021 schrijft een norm voor van veertig uren gericht op de praktische inzet van de inburgeringsplichtige op de arbeidsmarkt en deze urennorm wordt ingevuld met een stage (tweede lid, onderdeel b). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake MAP- activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op die urennorm (artikel 3.2, derde lid, Besluit inburgering 2021).

 

De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de gemeente en de inburgeringsplichtige, waarin de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring worden besproken.

 

Als de inburgeringsplichtige niet voor het eindgesprek verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht voldoet, legt DUO een boete op.

 

Artikel 9 – Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

Het is de bedoeling dat de inburgeringsplichtige de Nederlandse taal op het voor hem of haar hoogst haalbare niveau leert. Inburgeringscursussen moeten daarom van goede kwaliteit zijn. Het nieuwe inburgeringsstelsel waarborgt dit door te bepalen dat het college inburgeringscursussen alleen mag inkopen bij aanbieders met een Blik op Werk-keurmerk Inburgeren of een diploma-erkenning uit de Wet educatie- en beroepsonderwijs (WEB) via de Inspectie voor het Onderwijs.

 

Daarnaast heeft het college aanvullende (kwaliteits)criteria opgenomen in het Programma van Eisen bij de aanbesteding van de leerroutes. Zo ontstaat er op het gebied van de kwaliteit van het inburgeringsaanbod een dubbele borging.

 

Artikel 10 – Maatschappelijke begeleiding

Alleen asielstatushouders krijgen maatschappelijke begeleiding.

De gemeente heeft als taak om asielstatushouders die op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 in haar gemeente worden gehuisvest gedurende de eerste fase maatschappelijk te begeleiden. Deze begeleiding is gericht op het regelen van praktische zaken en het vergroten van de kennis van de Nederlandse samenleving.

 

In het ISI staan de asielstatushouders vermeld die in aanmerking komen voor maatschappelijke begeleiding. De maatschappelijke begeleiding begint zo snel mogelijk nadat de asielstatushouder, eventueel na een eerder verblijf in het AZC, in de BRP van de gemeente is ingeschreven.

 

Asielstatushouders die gebruik maken van de Logeerregeling van het COA moeten zich weliswaar inschrijven bij de gemeente op het logeeradres, maar deze inschrijving is niet de inschrijving die een recht op maatschappelijke begeleiding doet ontstaan. Het recht op maatschappelijke begeleiding van asielstatushouders met een verblijfsrecht op grond van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd vangt namelijk pas aan op de dag waarop de inburgeringsplichtige asielstatushouder is

ingeschreven in de BRP van de gemeente die hem volgens de taakstelling op grond van artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 moet huisvesten.

 

De Maatschappelijke begeleiding wordt uitgevoerd door een lokale partner. De begeleiding vindt individueel plaats middels een vast begeleider. De individuele begeleiding sluit (inhoudelijk) aan op andere inburgeringsactiviteiten zoals trainingen financiële zelfredzaamheid.

 

Het doel van de maatschappelijke begeleiding is het versterken van de zelfredzaamheid en de participatie van statushouders en om de juiste randvoorwaarden te scheppen, zodat asielstatushouders zo snel mogelijk kunnen beginnen met de inburgering. Met randvoorwaarden wordt in dit verband bedoeld dat de asielstatushouder geholpen wordt met het regelen van praktische zaken om te voorkomen dat onzekerheid of zorgen over basisvoorzieningen in de beginfase afleidt van een tijdige start van de inburgering.

 

De praktische hulp betreft ondersteuning en begeleiding bij het regelen van praktische zaken ten aanzien van voorzieningen zoals onder andere wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs. Ook het bevorderen van de financiële zelfredzaamheid is onderdeel van de maatschappelijke begeleiding.

 

Daarnaast wordt verwacht dat asielstatushouders in het kader van de maatschappelijke begeleiding wegwijs worden gemaakt in hun eigen woonomgeving, zodat zij zelfstandig hun weg weten te vinden naar bijvoorbeeld het gemeentehuis, de bibliotheek, de huisarts, de apotheek, de supermarkt, het consultatiebureau, de school en het kinderdagverblijf.

 

Artikel 11 – Voortgangsgesprekken

Om inburgeringsplichtigen gedurende de inburgering passend te kunnen (blijven) begeleiden en ondersteunen, is het noodzakelijk dat de gemeente een goed beeld heeft van hun vorderingen. In het nieuwe inburgeringsstelsel heeft het college daarom de verantwoordelijkheid om die voortgang op basis van de afspraken in het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) te monitoren.

Het college dient dit plan aan te passen als dat nodig is, bijvoorbeeld als de inburgeringsplichtige meer begeleiding of ondersteuning nodig heeft om binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringsplicht te voldoen. In uitzonderlijke gevallen kan de gemeente bovendien de leerroute of het gewenste taalniveau aanpassen.

 

De begeleiding van de inburgeraar, op basis van de afspraken die vastgesteld zijn in het PIP, wordt uitgevoerd door een inburgeringsconsulent. Deze consulent is de contactpersoon voor zowel de inburgeraar als de ketenpartners, en treedt op als procesbewaker, werkt coachend en ondersteunt op deze wijze de inburgeraar bij het behalen van zijn doelstellingen. Zo kan de gemeente ook gedurende het traject de regie goed in handen houden.

 

Tijdens het inburgeringstraject spreekt de consulent de inburgeraar een aantal keer over de voortgang van het traject en het PIP. Daarbij handhaaft de consulent indien nodig. Het college kan zelf bepalen hoe vaak zij voortgangsgesprekken met inburgeringsplichtigen voert. In de Wet inburgering 2021 is hiervoor geen minimum of maximum opgenomen. Wel wordt van gemeenten verwacht dat zij voldoende gesprekken voeren om de voortgang van de inburgering goed te kunnen monitoren.

Vooralsnog wordt uitgegaan van gemiddeld acht voortgangsgesprekken per inburgeraar; in het begin zal de frequentie van de gesprekken hoger liggen, om zo een goede start van het traject te waarborgen.

 

Tot slot wordt er van het college verwacht dat zij de voortgangsgesprekken gebruiken om inburgeringsplichtigen te stimuleren om binnen de inburgeringstermijn, maar liefst sneller, aan de inburgeringsplicht te voldoen. Ook hun rechten en plichten komen in die gesprekken aan de orde.

 

Voortgangsgesprekken gedurende het inburgeringstraject worden niet alleen gevoerd met asielstatushouders, maar ook met gezinsmigranten en overige migranten. Deze contactmomenten geven het college de mogelijkheid om beter zicht te houden op het verloop van de inburgering en de eventuele (door de inburgeringsplichtige zelf) ingekochte inburgeringslessen.

 

De gevolgen als de inburgeringsplichtige niet voor het voortgangsgesprek verschijnt zijn beschreven in artikel 15 van deze beleidsregels.

 

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige. Bij asielstatushouders doen de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling dat uit eigen beweging; bij gezinsmigranten en overige migranten doen zij dat als het college daar om vraagt (artikel 9.2 lid 4 Besluit inburgering 2021). Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken beziet het college de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige (vijfde lid).

 

Artikel 12 – Overschakelen naar een andere leerroute

Als blijkt dat een bepaalde leerroute te hoog gegrepen is, kan worden geschakeld naar een andere leerroute. Bij de onderwijsroute ligt het dan voor de hand over te schakelen naar de B1-route met de mogelijkheid om op niveau A2 examens te halen. Het uitgangspunt is dat ook na het switchen van de ene naar een andere leerroute aan alle onderdelen van nieuwe leerroute wordt voldaan. Zo moet bij het switchen van de onderwijsroute - waarbij een vrijstelling van de MAP geldt - naar de B1-route dus ook aan de MAP worden voldaan.

 

De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is maximaal anderhalf jaar vanaf de aanvang van de inburgeringstermijn, met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route (artikel 5.4, eerste lid, Besluit inburgering 2021). De inburgeringtermijn begint te lopen op de dag na dagtekening van het PIP. In bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen, kan het college afwijken van de termijn van anderhalf jaar (artikel 5.4, tweede lid, Besluit inburgering 2021).

 

Het overschakelen naar een andere leerroute moet worden onderscheiden van de mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2. Ná het afschalen naar niveau A2 is overschakelen naar een andere leerroute alleen dan nog mogelijk als de termijn van anderhalf jaar om over te schakelen nog niet verstreken is.

 

Artikel 13 – Afschalen

Afschalen is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen (eerste lid). Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake cursusuren Nederlands als tweede taal heeft gevolgd, waarvan alfabetiseringsonderwijs onderdeel kan zijn, dan heeft het college de mogelijkheid deze bestede uren in mindering te brengen op de urennorm van 600 uren (artikel 5.5, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Het college maakt gebruik van deze mogelijkheid als deze situatie zich voordoet (tweede lid), ook wanneer het daarbij gaat om in het kader van de brede intake gevolgd alfabetiseringsonderwijs.

 

Uiteraard staat er niets aan in de weg dat de inburgeringsplichtige op onderdelen wordt geëxamineerd op B1- of zelfs B2-niveau, als de inburgeringsplichtige daar op onderdelen toe in staat is.

 

De mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2 moet worden onderscheiden van het overschakelen naar een andere leerroute. Na 600 cursusuren Nederlands als tweede taal zal de termijn van anderhalf jaar die geldt voor het overschakelen soms al verstreken zijn.

 

Artikel 14 – Boete niet verschijnen brede intake en meewerkplicht

Vanwege de betekenis van de brede intake voor het inburgeringstraject is het van groot belang dat de inburgeringsplichtige hieraan meewerkt. Als de inburgeringsplichtige verwijtbaar niet verschijnt bij of niet meewerkt aan de brede intake zal het college handhaven middels een waarschuwing en mogelijk boetes.

 

Samenvattend ziet de systematiek van oproep en boeteoplegging er als volgt uit:

  • Oproep met oproeptermijn;

  • Niet verschenen binnen oproeptermijn? Waarschuwing, herhaalde oproep en nieuwe termijn (niet begrensd);

  • Niet verschenen binnen nieuwe termijn? Boete, herhaalde oproep en nieuwe termijn (begrensd tot 2 maanden);

  • Niet verschenen binnen deze nieuwe termijn? Boete en voltooiing brede intake in afwezigheid inburgeringsplichtige.

Bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. Dat is geen wettelijke verplichting, maar een wettelijke mogelijkheid. De in artikel 14 van deze beleidsregels genoemde overtredingen zijn namelijk zogenoemde lichte overtredingen en de bestuurlijke boete is een financiële beschikking. Uit artikel 4:12 Awb in samenhang met artikel 5:53 Awb vloeit daarom voort dat geen verplichting geldt de overtreder in de gelegenheid te stellen een zienswijze naar voren te brengen. Vanwege mogelijke factoren zoals miscommunicatie door taal- of cultuurverschillen, kiest het college ervoor om een aanvullende mogelijkheid te bieden aan de inburgeraar om zijn/haar zienswijze te delen. Hiermee is eventuele handhaving gericht in eerste instantie gericht op motiveren en prikkelen en trachten we eventuele demotivering te voorkomen.

 

De boete bedraagt € 250 (artikel 7.1, eerste lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat het college geen lagere boete kan opleggen, behoudens het geval van bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld omstandigheden die verband houden met zijn draagkracht) (artikel 5:46, derde lid, Awb).

 

Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb), waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige niet op een oproep voor de brede intake verschijnt omdat hij gehoor geeft aan een uitnodiging voor een begrafenis van een familielid.

 

Het totaal aan boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 14 van deze beleidsregels) en boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 15 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. De maximumbedragen zijn gerelateerd aan de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn enerzijds en aan de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete anderzijds.

 

Maximum tijdens (verlengde) inburgeringstermijn

Het totaal aan boetes beloopt gedurende de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn ten hoogste € 2.400.

 

Voldoet een inburgeringsplichtige verwijtbaar niet binnen de inburgeringstermijn aan de inburgeringplicht, dan legt de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een nieuwe termijn op. Als de inburgeringsplichtige zich gedurende deze verlenging niet of onvoldoende inspant en zich niet houdt aan de afspraken zoals vastgelegd in het PIP, dan kan de gemeente (opnieuw) een boete opleggen. De maximale hoogte van de boete is afhankelijk van de duur van de nieuwe termijn.

 

Maximum tijdens nieuwe termijn

Het totaal aan boetes beloopt gedurende de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete ten hoogste:

  • a.

    € 400 bij een nieuwe termijn van zes maanden;

  • b.

    € 800 bij een nieuwe termijn van een jaar;

  • c.

    € 1.200 bij een nieuwe termijn van anderhalf jaar;

  • d.

    € 1.600 bij een nieuwe termijn van twee jaar.

Onder artikel 14 van deze beleidsregels valt ook het niet meewerken aan de leerbaarheidstoets.

 

Het college registreert de boete in het ISI als DUO daarom vraagt. Deze bepaling is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

 

Artikel 15 – Boete tijdens het inburgeringstraject

Naast de gemeente heeft ook DUO een handhavende rol in het nieuwe inburgeringsstelsel. Waar DUO handhaaft op het binnen drie jaar behalen van de inburgeringsplicht, de MAP en de PVT, ziet het college toe op de handhaving van de afspraken in het PIP. Het uitgangspunt bij de rolverdeling tussen DUO en gemeenten, is dat beide partijen gegevens uitwisselen om zo een inburgeraar niet dusdanig vaak beboet wordt dat hij of zij in financiële problemen raakt. Daartoe zijn ook de nodige artikelen opgenomen in de nieuwe Wet inburgering zodat dit vanwege privacyregels ook mogelijk is.

 

In artikel 23 van de wet is vastgelegd dat gemeenten een boete opleggen als een inburgeringsplichtige:

  • 1.

    verwijtbaar niet of onvoldoende meewerkt aan de geboden begeleiding en ondersteuning die nodig is om de leerroute succesvol af te ronden of

  • 2.

    niet voldoet aan de vastgestelde intensiteit van de verschillende onderdelen.

Dit is bijvoorbeeld het geval als een inburgeringsplichtige zonder gegronde reden niet verschijnt bij een voortgangsgesprek of een onderdeel van de MAP of het PVT. Aan asielstatushouders kunnen gemeenten bovendien een boete opleggen als zij niet voldoen aan de gestelde intensiteit van de leerroute,

 

Net als bij het niet verschijnen op, of niet meewerken aan de brede intake stelt het college de inburgeringsplichtige bij het niet nakomen van de verplichtingen uit het PIP in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Zie hierover verder de toelichting op artikel 14 van deze beleidsregels.

 

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute en de aanwezigheid en geleverde inspanningen van de inburgeringsplichtige. Bij asielstatushouders doen de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling dat uit eigen beweging; bij gezinsmigranten en overige migranten doen zij dat als het college daar om vraagt (artikel 9.2 lid 4 Besluit inburgering 2021). Deze gegevens dienen niet alleen om de voortgangsgesprekken voor te bereiden (artikel 11 van deze beleidsregels) en om te beoordelen of overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route aan de orde is (artikelen 12 en 13 van deze beleidsregels). Ze dienen ook om te kunnen beoordelen of een boete aan de orde is.

 

De boete bedraagt € 50 (artikel 7.1, tweede lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat artikel 5:46, derde lid, Awb van toepassing is en dat het college een lagere bestuurlijke boete oplegt indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.

 

De boete wordt steeds met 100 procent van het boetebedrag verhoogd tot een bedrag van ten hoogste € 800, indien binnen een tijdvak van twaalf maanden voorafgaand aan de dag van constatering van de overtreding, een eerdere overtreding, bestaande uit het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen uit het PIP is geconstateerd. Voorwaarde daarbij is dat, als de nieuwe overtreding wordt begaan, de boete vanwege de eerdere overtreding onherroepelijk is geworden (artikel 7.1, derde lid, Besluit inburgering 2021). Hierbij past het college de volgende opbouw toe:

  • a.

    € 50 bij een eerste boete;

  • b.

    € 100 bij een tweede boete;

  • c.

    € 200 bij een derde boete;

  • d.

    € 400 bij een vierde boete; en

  • e.

    € 800 bij een vijfde en verdere boete.

Als de termijn tussen twee overtredingen van de afspraken uit het PIP meer dan 12 maanden is, dan moet het college opnieuw beginnen met een boete van € 50.

 

Voorbeeld:

Meneer Jansen is een asielstatushouder. In het PIP staat dat meneer Jansen elk half jaar moet deelnemen aan een voortgangsgesprek en dat hij moet deelnemen aan de inburgeringslessen. In 2022 zijn twee voortgangsgesprekken gepland, een op 1 april 2022 en een op 1 oktober 2022.

 

Meneer Jansen verschijnt met opzet niet op het voortgangsgesprek van 1 april 2022. Het college legt een boete op van € 50 bij beschikking van 1 mei 2022. Meneer Jansen maakt geen bezwaar tegen de boetebeschikking. Meneer Jansen verschijnt met opzet ook niet op het voortgangsgesprek van 1 oktober 2022. Het college legt een boete op van € 100 (100% verhoging) bij beschikking van 1 november 2022. Meneer Jansen maakt geen bezwaar tegen de boetebeschikking.

 

Meneer Jansen verschijnt vervolgens met opzet niet op de inburgeringslessen van 1 december 2022. Het college legt een boete op van € 200 (100% verhoging) bij beschikking van 1 januari 2023.

 

Bij het opleggen van de boete worden de volgende uitgangspunten in acht genomen (artikel 7.1, vierde lid, Besluit inburgering 2021):

  • a.

    indien er sprake is van opzet, wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 100 procent;

  • b.

    indien er sprake is van grove schuld, wordt de boete vastgesteld op 75 procent;

  • c.

    indien er geen sprake is van opzet of grove schuld wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 50 procent;

  • d.

    indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 25 procent.

Mate van verwijtbaarheid

Beschrijving

Hoogte boete

Opzet

Er is sprake van opzet als de inburgeringsplichtige de afspraken willens en wetens niet is nagekomen.

100%

Grove schuld

Er is sprake van grove schuld:

  • 1.

    als de inburgeringsplichtige grove onachtzaamheid kan worden verweten, dus als de inburgeringsplichtige de gevolgen van zijn of haar gedrag had moeten begrijpen.

  • 2.

    bij een samenloop van omstandigheden die elk op zich normale verwijtbaarheid opleveren, maar in samenhang wel leiden tot grove schuld.

75%

Normale verwijtbaarheid

Er is sprake van normale verwijtbaarheid als het gedrag verwijtbaar is, maar de inburgeringsplichtige geen opzet of grove schuld kan worden verweten.

50%

Verminderde verwijtbaarheid

Er is sprake van verminderde verwijtbaarheid:

  • 1.

    als het gedrag niet volledig verwijtbaar is vanwege onvoorziene en ongewenste omstandigheden van sociale, psychische of medische aard.

  • 2.

    bij een samenloop van omstandigheden die elk op zich niet, maar in samenhang wel leiden tot verminderde verwijtbaarheid.

25%

 

Het college legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten (artikel 5:41 Awb). In de Awb zijn nog meer gronden opgenomen om geen boete op te leggen, zoals de rechtvaardigingsgrond (artikel 5:5 Awb), waarbij bijvoorbeeld te denken valt aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige niet deelneemt aan een activiteit in het kader van het PVT omdat hij gehoor geeft aan een uitnodiging voor een begrafenis van een familielid.

 

Het totaal aan boetes tijdens het inburgeringstraject (artikel 15 van deze beleidsregels) en de boetes bij het niet verschijnen bij, of het niet meewerken aan de brede intake (artikel 14 van deze beleidsregels) is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid, Besluit inburgering 2021. Zie hierover verder de toelichting op artikel 14 van deze beleidsregels.

 

Het college registreert de boete in het ISI als DUO daarom vraagt. Deze bepaling is geënt op hoofdstuk 9 van het Besluit inburgering 2021 over gegevensuitwisseling.

 

Artikel 16 – Nazorg

Na het doorlopen van het inburgeringstraject houdt de rol van de gemeente niet op. De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners volwaardig mee kunnen doen. Het is belangrijk dat inburgeraars na het doorlopen van het traject blijven participeren, anders lopen zij een verhoogde kans dat zij in een sociaal isolement raken, te maken krijgen met financiële en/of psychosociale problematiek en onnodig een achterstand oplopen. Daarom vindt de gemeente het belangrijk dat er aandacht is voor nazorg.

 

Waar nodig worden inburgeringsplichtige aansluitend op het inburgeringstraject verder begeleid onder bijvoorbeeld de Participatiewet (indien zij nog bijstandsafhankelijk zijn) of de Wmo (als zij verdere ondersteuning nodig hebben).

 

Ook wanneer na het inburgeringstraject geen aanvullende ondersteuning nodig is, wordt na zes maanden na het behalen van het inburgeringsexamen door de consulent contact gezocht met de inburgeraar om te kijken hoe het gaat en of er nog steeds geen behoefte is aan verdere ondersteuning.

 

Artikel 17 – Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Naar boven