Gemeenteblad van Almere
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2022, 219405 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Almere | Gemeenteblad 2022, 219405 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nadere regels jeugdhulp Almere 2022
Het college van burgemeester en wethouders van Almere,
Gelet op Verordening Jeugdhulp gemeente Almere 2022,
Deze Nadere regels zijn een uitwerking van de Verordening Jeugdhulp Almere 2022 en vormen samen met de genoemde verordening en het Financieel besluit de basis van de wijze waarop de gemeente Almere de Jeugdwet uitvoert.
Nadere regels jeugdhulp Almere 2022
Het stelsel van jeugdhulp is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. Deze inzet vloeit ook voort uit het VN-Verdrag over de rechten van het kind (Kinderrechtenverdrag).
De ingezette transformatie in het Sociaal Domein wordt gekenmerkt door:
De gemeenteraad heeft op 10 maart 2022 de verordening Jeugdhulp gemeente Almere 2022 vastgesteld, waarin zij regels stelt op grond van artikel 2.9 Jeugdwet. De gemeenteraad heeft ten aanzien van een aantal onderwerpen de nadere uitwerking overgelaten aan het college van burgemeester en wethouders. In deze nadere regels wordt omschreven hoe het college van burgemeester en wethouders omgaat met deze bevoegdheid.
Hoofstuk 1: Algemene bepalingen
budgetplan: een plan waarin staat omschreven aan wie het persoonsgebonden budget zal worden besteed, op welke wijze de ondersteuning zal worden verleend en op welke resultaten zullen worden behaald. Uit het plan blijkt voldoende dat de ondersteuning conform de geldende kwaliteitseisen zal worden verleend;
cliëntondersteuning: cliëntondersteuning is het bieden van informatie, advies en algemene ondersteuning bij de aanvraag van jeugdhulp, die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie, of is gericht op ondersteuning bij bezwaar en beroep. Wanneer een jeugdige en/of een ouder zich meldt met een hulpvraag, moet hij gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning;
DSM (-IV;-5): staat voor 'Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders'. Het is een codering en classificatie schema voor het vaststellen van psychiatrische ziek- ten zodat er eenduidigheid bestaat in de medische wereld. Per stoornis en syndroom wordt aangegeven welke symptomen aan- of afwezig moeten zijn;
Wet langdurige zorg ( Wlz ): De Wet langdurige zorg is er voor jeugdigen die blijvend permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben. Het gaat vooral jeugdigen met een ernstige verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. Om zorg vanuit de Wlz te krijgen, is een Wlz-indicatie nodig;
Hoofdstuk 1 nadere invulling individuele voorzieningen
Artikel 1.7 Jeugdhulp gedurende onderwijstijd
Alle hierboven genoemde gegevens (verslagen van het basisteam, het dossier van de jeugdige, het OPP, de stukken rondom de aanvraag van een TLV of arrangement) en daarnaast alle andere stukken die van belang zijn voor het besluit van de gemeente, zoals handelingsplannen, aan de gemeente worden gegeven.
Artikel 1.9 Echtscheidingsproblematiek
De rechtbank kan besluiten dat de gemeente een individuele voorziening moet inzetten. Als ouders niet meewerken aan die hulp, of als de hulp te weinig effect heeft, stuurt de gemeente een bericht naar de rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming zullen dan besluiten hoe het verder gaat.
Hoofdstuk 3 toegang tot jeugdhulp
In gedwongen kader: Het is de verantwoordelijkheid van de GI om voor de jongere een soepele overgang van 18- naar 18+ te realiseren. Ze nemen (ruim voor meerderjarigheid) contact op met ouders en de JGZ om afspraken te maken over eventueel noodzakelijke vervolghulp en eventueel noodzakelijke overdracht van de perspectiefregie aan de JGZ.
Jeugdreclassering tot 23 jaar. Jeugdreclassering is een combinatie van intensieve hulp aan en controle op een jongere. het belangrijkste doel van jeugdreclassering is te voorkomen dat de jongeren opnieuw strafbare feiten pleegt. Jeugdreclassering kan opgelegd worden door de kinderrechter, het openbaar ministerie, de directeur van een justitieel inrichting of de Raad voor de Kinderbescherming.
Artikel 3.3 Cliëntondersteuning
De cliëntondersteuning helpt bij het verduidelijken van de hulpvraag, het maken van keuzes en het organiseren van de juiste hulp. Ook draagt de cliëntondersteuning bij aan een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, welzijn, wonen, werk en inkomen.
Een cliëntondersteuner kan geraadpleegd worden via Cliëntondersteuning
Artikel 3.4 Inlichtingenplicht en meewerkplicht
De jeugdige en/of zijn ouders hebben inlichtingenplicht. Die houdt in dat de cliënt op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling moet doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van de verstrekking van een voorziening. Concreet betekent dit dat een jeugdige en/of ouder het college bijvoorbeeld actief moet informeren over:
Het niet of niet volledig nakomen van de inlichtingenplicht kan leiden tot intrekking of herziening van de individuele voorziening. Het is dan ook belangrijk dat de jeugdige en/ of ouder op de hoogte is van de inlichtingenplicht en dat hij of zij, als hij twijfelt of bepaalde informatie relevant is, hierover actief contact legt met de gemeente.
Indien de jeugdige en/of zijn ouder niet voldoende meewerken aan het onderzoek, kan dit reden zijn om objectief vast te stellen wat de benodigde hulp is (door bijvoorbeeld observatie). Indien het college onvoldoende onderzoek kan doen, waardoor niet duidelijk wordt welke jeugdhulp noodzakelijk is kan dit leiden tot afwijzing van de aanvraag tot jeugdhulp.
Artikel 3.5.2 Stap 2: vaststellen beperkingen en problematiek
Het college heeft de juiste deskundigheid in huis om de (specifieke) problematiek goed in kaart te kunnen brengen en te kunnen beoordelen wat nodig is. Indien die specifieke deskundigheid niet aanwezig is kan het college een (externe) deskundige inschakelen om te beoordelen wat de beperkingen en problematiek van de jeugdige is.
Artikel 3.5.3 Stap 3: vaststellen aard en omvang
Het college draagt zorg voor deskundigen die voldoende gekwalificeerd zijn om vast te stellen welke jeugdhulp naar aard en omvang passend is. Indien die specifieke deskundigheid niet aanwezig is kan het college een (externe) deskundige inschakelen om vast te stellen welke jeugdhulp naar aard en omvang passend is.
Artikel 3.6 Opvragen gegevens bij derden en deskundigenadvies
Indien informatie wordt opgevraagd bij derden, worden de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierover geïnformeerd. Aan de jeugdige en/of zijn ouders wordt uitgelegd waarom er contact wordt opgenomen met de derde, welke informatie wordt opgevraagd en waarom het opvragen van deze informatie noodzakelijk is.
De gemeente kan een (medisch en/of onafhankelijk) advies aanvragen bij een deskundige. Indien hiervan sprake is, worden de jeugdige en/of zijn ouder(s) hierover geïnformeerd. Het is noodzakelijk is dat jeugdige en/ of ouder hieraan moeten meewerken De jeugdige en/of zijn ouder(s) ontvangen een kopie van het advies.
Hoofdstuk 4 Afbakening jeugdhulp
Artikel 4.1 Geen toegang tot individuele voorzieningen
Het uitgangspunt van de jeugdwet is dat ouders op de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen. De gemeente Almere treft geen individuele voorziening indien de jeugdigen of zijn ouders zelf in staat zijn de problemen op te lossen, eventueel met hulp van mensen uit het sociaal netwerk.
Artikel 4.3 Afbakening met andere wetten
De Jeugdwet, de Wet passend onderwijs, de Wet langdurige zorg, de Wmo 2015, de Zorgverzekeringswet, de Participatiewet en de Leerplichtwet vinden elkaar in een gemeenschappelijke ambitie: jeugdigen groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten op school, thuis en in hun vrije tijd en participeren naar vermogen.
Artikel 4.3.1 Afbakening Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
Begeleiding en dagbesteding is zowel een voorziening in de Jeugdwet als in de Wmo 2015. De jeugdige onder 18 jaar komt in aanmerking voor deze voorziening op grond van de Jeugdwet; is hij 18 jaar of ouder dan komt hij in principe in aanmerking voor dezelfde voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Er is dan een eigen bijdrage verschuldigd.
Artikel 4.3.5 Wet op de Kinderopvang
Als kinderen opgroei-, opvoedings- en/of psychische problemen en stoornissen hebben kan daarvoor noodzakelijke begeleiding tijdens de opvang echter wel op grond van de Jeugdwet geboden worden. De gemeente beoordeelt of inzet van aanvullende begeleiding tijdens de opvang in een individuele situatie noodzakelijk is in verband met opgroei-, opvoedings- op- voedings- en psychische problemen en/of stoornissen van de jeugdige.
Artikel 4.4 Eigen mogelijkheden
Op de eerste plaats zijn ouders zelf verantwoordelijk voor het gezond en veilig opgroeien van hun kinderen het college treft geen individuele voorziening voor jeugdhulp indien de jeugdige en/of zijn ouder zelf in staat zijn om de problemen zelf op te lossen, eventueel met hulp van personen uit het sociaal netwerk.
Bij het onderzoek naar eigen mogelijkheden wordt onderzocht of de ouder in staat is de noodzakelijke hulp te bieden, of de ouder beschikbaar is om de noodzakelijke hulp te bieden, of de ouder overbelast raakt door het bieden van de hulp en of de ouder in de problemen komt zonder een vergoeding voor het verlenen van de boven gebruikelijke hulp.
Artikel 4.4.1 Gebruikelijke hulp
De zorgplicht van ouder(s) strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die de ouder(s), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over.
Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een ouder. Dat betekent dat het college, in het geval ouders die gescheiden zijn, ook rekening kan houden met de ouder waar de jeugdige niet woonachtig is. Is er sprake van co-ouderschap dan spreekt het voor zich dat voor beide ouders wordt beoordeeld of sprake is van gebruikelijke hulp.
Artikel 4.4.3 Dreigende overbelasting
Het college zal bij de beoordeling van (dreigende) overbelasting ook rekening moeten houden met de omstandigheid dat de ouders gebruikelijke zorg/hulp bieden in het kader van andere regelgeving. Hierbij kan gedacht worden aan verpleging en verzorging op grond van de Zorgverzekeringswet en/of het overnemen van huishoudelijke taken op grond van de Wmo 2015.
Van een ouder wordt verwacht dat hij een beroep doet op familie en vrienden – zijn sociale netwerk- alvorens hij bij de gemeente een aanvraag indient voor een individuele voorziening. Het benutten van de eigen kracht van het gezin en diens netwerk gaat voor op het inzetten van (andere) professionals.
Artikel 5.1 Veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgerichte zorg
veilig: met het begrip ‘veilig’ wordt bedoeld dat de cliënt de ondersteuning met weinig risico’s kan ontvangen/gebruiken. Het gaat om risico’s ten aanzien van zijn fysieke, sociale of psychische gesteldheid. Een aspect waarnaar gekeken wordt bij het beoordelen of de ondersteuning veilig is, is de aard van de relatie tussen de zorgverlener en de jeugdige. De relatie tussen jeugdige en zorgverlener is voor de jeugdige vertrouwd en stabiel, de privacy wordt in acht genomen en de zorgverlener onder- neemt actie bij gesignaleerde onveiligheid in de situatie van de jeugdige;
doeltreffend (effectief): de zorgverlener heeft de vereiste kennis, houding en vaardigheden om passende ondersteuning in te zetten bij de betreffende doelgroep, is aantoonbaar gericht op behalen van resultaten, werkt waar nodig samen met andere hulpverleners en onderhoudt contact met de sociale omgeving van de jeugdige. De geboden hulp moet passend zijn bij (de achtergrond van) de problematiek van de jeugdige. Het maatwerk dat een zorgverlener vooraf/tussentijds aantoonbaar, met een zorgplan of evaluatieverslag, kan leveren, bepaalt in grote mate of de ondersteuning passend en toereikend (doeltreffend) is voor de jeugdige;
doelmatig (efficiënt) en cliëntgericht: de intensiteit en hoeveelheid ondersteuning is afgestemd op de persoonlijke situatie van de jeugdige. Het bereiken van het doel wordt behaald met zo weinig mogelijk middelen. Er vindt afstemming plaats met andere vormen van zorg om ondoelmatigheden te voorkomen. De ondersteuning is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige en op andere vormen van ondersteuning of hulp die de jeugdige ontvangt.
Artikel 5.2. Uitgangspunten inzet ondersteuning
De gemeente heeft nog geen besluit genomen, maar de in te zetten passende aanbieder heeft een wachtlijst. Als door een wachtlijst niet tijdig de benodigde hulp ingezet kan worden dan onderzoekt de gemeente in overleg met de jeugdige en/ of ouder of een andere (gecontracteerde) aanbieder passende ondersteuning kan bieden.
Inzet van onderaannemers is alleen toegestaan indien de gemeente hier schriftelijk toestemming voor heeft gegeven. Bij jeugdhulp zonder verblijf heeft de aanbieder de vrijheid om een onderaannemer in te zetten. De aanbieder dient bij de gemeente te melden dat de onder- aannemer wordt ingezet en er dient een onderaannemingscontract opgesteld te zijn. De gecontracteerde aanbieder is verantwoordelijk voor de kwaliteit van uitvoering jeugdhulp door de onderaannemer.
Artikel 5.4 Verklaring omtrent gedrag (VOG)
Vrijwilligers die in contact komen met een jeugdige dienen eveneens een VOG te bezitten. Deze verklaring dient specifiek voor de betreffende functie bij de formele aanbieder te zijn afgegeven. De VOG is niet eerder afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop de vrijwilliger voor de aanbieder ging werken.
Alleen als de ondersteuning wordt geboden door een persoon uit het sociale netwerk, kan ervoor worden gekozen geen verklaring omtrent gedrag te eisen. Bij directe familie (familie in de eerste of tweede graad) zal dit eerder het geval zijn dan bij personen die verder van de ondersteuningsvrager af staan (denk aan kennissen) die de ondersteuning leveren.
Artikel 5.5 Kwaliteitskeurmerk
Onder een volledig geïntegreerd kwaliteitssysteem dat voldoet aan de landelijke eisen worden tenminste verstaan:
Artikel 5.7 Inzet personeel en vrijwilligers
Personeel en vrijwilligers van de (professionele)aanbieder hebben respect voor de jeugdige ongeacht afkomst, cultuur, religie en seksuele geaardheid dan wel andere persoonlijke voor- keuren of opvattingen. De (professionele) aanbieder staat er voor in dat discriminatie van jeugdigen door eigen medewerkers niet plaatsvindt. Ook zorgt de (professionele) aanbieder ervoor dat discriminatie van personeelsleden binnen de organisatie, alsook bij werving en selectie evenmin plaatsvindt.
Artikel 7.4 Verantwoord uitvoeren van taken verbonden aan een Pgb
Schuldenproblematiek maakt de kans groot en aannemelijk dat jeugdige en/of ouder voor het beheren van een pgb belangrijke financiële vaardigheden en verantwoordelijkheden ontbeert. Het is daarom niet wenselijk dat een jeugdige en/of ouder, zolang hij zijn financiële zaken niet goed en zelfstandig op orde heeft, zelf een pgb beheert.
Signalen die kunnen wijzen op problematische schulden bij de jeugdige (of zijn vertegenwoordiger), zijn bijvoorbeeld dat de jeugdige en/ of ouder zelf aangeeft dat er (verwijtbare) schulden zijn, jeugdige en/ of ouder in de schuldsanering zit, onder bewindvoering staat, dan wel een indicatie heeft gekregen voor de ondersteuning bij de administratie, zonder een vertegenwoordiger te hebben.
Ernstige verslavingsproblematiek bij een jeugdige en/of ouder maakt dat deze vanwege de verslaving niet in staat is regie te voeren over zijn eigen leven, laat staan over een pgb. Ook de omstandigheid van een problematische ex-verslaving of de omstandigheid dat de jeugdige en/ of ouder bezig is de verslaving de baas te worden maakt dat de client minder in staat geacht wordt om regie te voeren over zijn eigen leven, of over een pgb. Bij vermoedens van ernstige verslaving kan daar in het onderzoek nader onderzoek naar gedaan worden, bijvoorbeeld door het opvragen van een medische verklaring dan wel inschakeling van het verslavingsteam of expertiseteam jeugd.
Wanneer een cliënt eerder frauduleus heeft gehandeld, op welk terrein dan ook, is het aannemelijk dat de verleidingsrisico’s bij het verstrekken van een pgb te groot zijn. Dit geldt te meer indien de cliënt, dan wel pgb-beheerder, dan wel het bedrijf waar de pgb- beheerder werkt, eerder betrokken is geweest bij pgb-fraude.
Een indicatie voor een verstandelijke beperking is een (zeer) laag IQ. Tevens zijn er beperkingen in de sociale aanpassing die- zonder ondersteuning- participatie in de weg staan. Er is vaak sprake van moeite met concentratie en aandacht en een laag zelfbeeld; soms zijn er bijkomende lichamelijke problemen dan wel een kwetsbare gezondheid.
Bij GGZ-problematiek die in ernstige mate aanwezig is, is de kans groot dat het vrijwel onmogelijk is voor de jeugdige en/of ouder om op stabiele en consistente wijze de regie te kunnen voeren over een pgb. Met name de beoordeling of de geleverde zorg doeltreffend en professioneel is, zal ingewikkeld zijn. Dat maakt dat er een verhoogd risico is op niet wenselijke afhankelijkheidsrelaties tussen de jeugdige en/of ouder en de pgb-aanbieder. Een aanbod van zorg in natura past vaak beter in het (zorg)belang van jeugdige.
Wanneer een client een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis heeft, is het aannemelijk dat cliënt daarmee de regie over zijn leven niet in de hand heeft. Voorbeelden van blijvende cognitieve stoornissen zijn de diverse vormen van dementie, niet aangeboren hersenletsel (NAH) en de ziekte van Korsakov.
Het beheren van een Pgb is niet mogelijk wanneer de jeugdige en/of ouder de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Het voldoende kunnen begrijpen (en dus kunnen lezen) van alle voorwaarden en eisen ten aanzien van een Pgb, zijn niet mogelijk bij een onvoldoende beheersing van het Nederlands. Ook het opstellen en afsluiten van bijvoorbeeld zorgovereenkomsten, is dan buiten bereik. Hiervan afgeleid kan tevens worden gesteld dat men voldoende kennis dient te hebben van de Nederlandse samenleving, zodat men bijvoorbeeld de vraag kan beantwoorden wat de SVB is en doet in relatie tot het Pgb.
Er kunnen, naast de eerdergenoemde omstandigheden, ook twijfels zijn op andere gronden over de pgb-vaardigheid van de jeugdige en/ ouder, dan wel vertegenwoordiger, waardoor sterk de indruk bestaat dat iemand niet in staat is om een pgb te beheren. Een beslissing hieromtrent dient goed onderbouwd en gemotiveerd worden door het college.
Artikel 7.5 Vertegenwoordiger Pgb-zaken
Het beheer van het budget mag worden uitgevoerd door een persoon uit de directe vertrouwde omgeving, die niet de zorgverlener is. In verband met het kunnen toetsen (via de Basis Registratie Personen) in welke relatie de budgetbeheerder staat tot de ondersteuningsvrager is de kring van personen beperkt die als budgetbeheerder mogen optreden. Als budgetbeheerder mogen optreden:
Indien de jeugdige en/of ouder ondersteuning wenst in te kopen bij een formele aanbieder waar een familielid eigenaar of werkzaam is, dan moet er beoordeeld worden of er sprake is van een (financieel) belang. Zie hiervoor sub c en d. Indien de ondersteuning wordt verleend door een professional, niet zijnde een familielid, dan kan een familielid vertegenwoordiger Pgb-zaken zijn. Indien de ondersteuning wordt verleend door een familielid, dan wordt dit aangemerkt als informele ondersteuning.
Indien de mentor, curator of bewindvoerder het Pgb gaat beheren is het van belang dat alle taken, zoals omschreven in artikel 5.6 lid 1 van de verordening, met betrekking tot het beheren van het pgb worden uitgevoerd. Het kan dus niet zo zijn dat een bewindvoerder enkel de administratie van de jeugdige en/of ouder overneemt. De belangen van de jeugdige en/of ouder moeten voldoende behartigd worden en alle taken die aan een Pgb verbonden zijn moeten worden uitgevoerd. Wel is het mogelijk dat de bewindvoerder de administratie voor zijn rekening neemt en een andere vertegenwoordiger Pgb-zaken de overige taken uitvoert. De kosten voor het Pgb beheer mogen niet uit het Pgb betaald worden.
Uitgangspunt is dat degene die de jeugdige en/of ouder vertegenwoordigt, de belangen van de jeugdige en/of ouder centraal stelt. De vertegenwoordiger Pgb-zaken kan niet de uitvoerder van de ondersteuning zijn die met het pgb wordt ingekocht. De vertegenwoordiger Pgb-zaken mag geen (financiële) relatie hebben met de zorgverlener. Hierdoor wordt immers een objectieve beoordeling van wat noodzakelijk is voor de jeugdige en/of ouder, en de aansturing van de werkzaamheden bemoeilijkt. Dit kan ten koste gaan van het bereiken van de gewenste resultaten. Zo mag de vertegenwoordiger Pgb-zaken bijvoorbeeld niet betaald worden door de zorgverlener voor de betreffende cliënt.
Het uitgangspunt is dat er geen belangenverstrengeling mag ontstaan. Zo mag niet een kennis of familielid van de pgb-aanbieder geen vertegenwoordiger Pgb-zaken zijn. Hierdoor kan het probleem ontstaan dat niet de belangen van de jeugdige en/of ouder behartigd worden, maar dat het belang van de formele aanbieder vooropgesteld wordt.
Het juist behartigen van de belangen van de jeugdige en het uitvoeren van de aan een pgb verbonden taken kan alleen plaatsvinden indien de vertegenwoordiger Pgb-zaken voldoende fysiek aanwezig is bij de jeugdige en voldoende tijd heeft om de aan de pgb verbonden taken uit te voeren. Hieronder wordt verstaan dat de pgb-beheerder minstens 1 keer per week aanwezig is bij de jeugdige. De vertegenwoordiger Pgb-zaken moet wekelijks voldoende tijd besteden aan het signaleren van de hulpvraag, het controleren van de (kwaliteit van de) ondersteuning, het aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Almere van 18 januari 2022
Burgemeester en wethouders van Almere,
de secretaris, de burgemeester,
R. Wielinga, A.T.B. Bijleveld-Schouten
Het aantal minuten geldt per keer dat de activiteit wordt uitgevoerd. Wanneer er geen frequentie vermeld wordt, wordt dit aantal minuten maximaal 1 keer per dag toegekend. In de categorie zwaar geldt dat begeleiden niet voldoende is en de activiteit volledig moet worden overgenomen. Wanneer jeugdigen in deze categorie scoren dient (opnieuw) onderzocht te worden of er voorliggende voorzieningen beschikbaar zijn (zorgverzekeringswet, WLZ). De zorgzwaarte is per categorie nader uitgewerkt in bijlage 4.
Nadere uitwerking zorgzwaarte per activiteit
Licht: de jeugdige kan het zelf, maar iemand anders moet toezien of stimuleren. Bij categorie 12 tot 18 jaar: dit kan indien van toepassing ook op afstand.
Matig: de jeugdige kan dit slechts met veel moeite, iemand anders moet helpen. Dit kan ook betekenen: ernaast staan.
Zwaar: de jeugdige kan dit niet zelfstandig of met hulp. De activiteit moet volledig worden overgenomen.
De tabel is toepasbaar bij alle leeftijdscategorieën. We zetten het zorgmomenten overzicht af tegen het normale ontwikkelingsprofiel zoals beschreven in de AWBZ 2014 (bijlage 1). Omdat voor alle leef- tijdscategorieën dezelfde criteria voor licht, matig en zwaar worden gebruikt kan het zijn dat een jon- ger kind aan die criteria voldoet, maar er geen minuten worden toegekend omdat het gebruikelijk is dat een kind van die leeftijd hulp nodig heeft bij die activiteit
Normenkader voor aanbieders jeugdhulp zonder verblijf bij een algemene verwijzing van JGZ Almere en een gecertificeerde instelling
Normenkader voor aanbieders jeugdhulp zonder verblijf bij een verwijzing van een huisarts of medisch specialist
Normenkader voor inzet van jeugdhulp aanvullend op onderwijsondersteuning
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-219405.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.