Gemeenteblad van Midden-Groningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Groningen | Gemeenteblad 2022, 218317 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Groningen | Gemeenteblad 2022, 218317 | ander besluit van algemene strekking |
Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2022
Hoofdstuk 2 Nadere regels melding, onderzoek, aanvraag en beschikking
Artikel 4. Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan
Voor het gesprek verschaft de inwoner het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij de beschikking heeft of kan krijgen. De inwoner verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.
Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de inwoner door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening. Bij de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden 1 worden, voorzover niet gaat om een verlenging of herindicatie, ook de eigen financiële mogelijkheden meegewogen bij de beoordeling van de eigen kracht;
de mogelijkheden om door middel van andere voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;
Artikel 8. Advisering, informatieplicht en medewerking aan de beoordeling
De inwoner met beperking die een melding heeft gedaan of voor wie dat is gedaan dan wel een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet, de verordening en deze nadere regels. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
De inwoner met beperking die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen omtrent begeleiding en ondersteuning
Artikel 10. Hulp bij het huishouden
Voor de maatwerkvoorziening HH1, zoals genoemd in het tweede lid, aanhef en onderdeel a, wordt ook de financiële draagkracht meegewogen in de beoordeling van eigen kracht. Hierbij wordt een inkomensgrens gehanteerd die afgeleid is van het bruto wettelijk minimumloon. Dit minimumloon wordt tweemaal per jaar op 1 januari en 1 juli gewijzigd en is per 1 januari 2022 vastgesteld op € 1.725 per maand voor een persoon van 21 jaar of ouder.
Wanneer er sprake is van een gezinsinkomen hoger dan 150% van het bruto wettelijk minimumloon wordt in principe geen maatwerkvoorziening HH1 toegekend omdat er sprake is van financiële zelfredzaamheid waarbij de inwoner op eigen kracht in een oplossing kan voorzien. Het college neemt het afwegingskader in bijlage 5 van deze nadere regels in acht voor de beoordeling van de financiële draagkracht.
Als een inwoner gebruik maakt van particuliere hulp, of in de periode van vier maanden voorafgaand aan de aanvraag gebruik heeft gemaakt van particuliere hulp, wordt geen hulp bij het huishouden toegekend als met de inzet van deze particuliere hulp de belemmeringen van deze inwoner als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, naar het oordeel van het college voldoende zijn opgeheven en wanneer er naar het oordeel van het college enkel sprake is van een financieel voordeel voor deze inwoner als hij gebruik zou kunnen maken van de voorziening hulp bij het huishouden.
In afwijking van het achtste lid kan het college in uitzonderlijke gevallen de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden blijven verstrekken als een inwoner tijdelijk niet in zijn hoofdverblijf verblijft en als hij wenst dat de voorziening betrekking heeft op de woning of het deel van de woning binnen de gemeente Midden-Groningen waar hij tijdelijk verblijft. Het college weegt daarbij af of het wenselijk danwel noodzakelijk is om de voorziening te blijven verstrekken.
Artikel 11. Individuele begeleiding
Artikel 12. Maatwerkvoorziening persoonlijke verzorging
Een inwoner komt in aanmerking voor de maatwerkvoorziening persoonlijke verzorging als de maatwerkvoorziening begeleiding is toegekend en er ondersteuning nodig is bij de Algemene Dagelijkse levensverrichtingen (ADL); namelijk zich wassen, zich kleden, zich bewegen, eten en drinken.
Artikel 13. Algemene voorziening dagbesteding
Het college kan met het oog op het bieden van structuur, sociale contacten alsmede het ontlasten van eventuele mantelzorgers, zorgen voor de aanwezigheid van algemene voorzieningen dagbesteding.
Artikel 14. Maatwerkvoorziening begeleiding groep
Hoofdstuk 5 Maatwerkvoorzieningen wonen, opvang en verblijf
Artikel 16. Maatwerkvoorziening opvang en beschermd wonen
Het college verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen overeenkomstig de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2022.
Artikel 17. Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf
Kortdurend verblijf wordt als maatwerkvoorziening verstrekt als kortdurend verblijf basis en kortdurend verblijf plus. Daarbij geldt dat:
bij kortdurend verblijf plus extra begeleiding of zorg nodig is zoals het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte; en/of ondersteuning of zorg op ongeregelde en/of frequente tijden, omdat de inwoner zelf niet (meer) in staat is om hulp in te roepen; en/of het preventief ingrijpen bij gedragsproblemen (voorkomen van escalatie en gevaar).
Artikel 18. Een woonvoorziening
Het bezoekbaar maken van één woonruimte waarbij de inwoner met een beperking in ieder geval de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken wordt beschouwd als een bouwkundige of woontechnische aanpassing wanneer de persoon met een beperking woonachtig is in een instelling voor langdurige zorg.
De in het zevende lid bedoelde voorziening wordt niet verstrekt als:
een inwoner met beperking is verhuisd voordat op zijn aanvraag voor tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor verhuis- en inrichtingskosten is beschikt, tenzij het college vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, of de persoon met beperking de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de nieuwe woning ten opzichte van de oude woning aantoont;
Artikel 19. Terugbetaling bij verkoop
Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag van de woningaanpassing na verkoop van een aangepaste woning wordt uitgegaan van de kostprijs van de woningaanpassing verminderd met de eventueel ingebrachte eigen middelen. Zie bijlage 1 voor de berekening van het terug te betalen bedrag.
Artikel 22. Collectief vervoer
In afwijking van het vierde lid kunnen inwoners met een beperking eveneens voor het tarief als genoemd in artikel 9, vierde lid van de verordening reizen naar en van de ziekenhuizen in Groningen, Scheemda en Stadskanaal, Centrum voor revalidatie Beatrixoord in Haren en de verpleeg- en verzorgingshuizen in Groningen, Veendam, Delfzijl, Appingedam, Winschoten en Zuidlaren.
Artikel 23. Door spierkracht voortbewogen vervoermiddel
Artikel 25. Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten vastframe handbike of sportrolstoel
Het college kan op aanvraag een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor een vastframe handbike voor sportdoeleinden of een sportrolstoel verstrekken en onderscheidt daarbij kosten van aanschaf en kosten voor onderhoud.
Hoofdstuk 8 Bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen, pgb en tegemoetkoming aannemelijke meerkosten
Artikel 27. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorziening, pgb en tegemoetkoming aannemelijke meerkosten
De bijdrage in de kosten is verschuldigd over het resultaat dat staat beschreven in het ter zake door het college genomen besluit tot het verstrekken van de maatwerkvoorziening of pgb. De bijdrage in de kosten moet ook voldaan worden als de inwoner meent dat het afgesproken resultaat met de maatwerkvoorziening in de praktijk niet wordt gerealiseerd.
De kosten van de voorziening per maand worden als volgt vastgesteld:
voor voorzieningen in natura: de werkelijke of gemiddelde nieuwprijs (inclusief afkoop accessoires, onderhoud, verzekering, en dergelijke) gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorziening omgerekend naar een bedrag per maand. Het college kan voor deze berekening de noemer hoger maken dan de feitelijke gemiddelde levensduur;
voor bouwkundige of woontechnische woningaanpassingen, voor een woonunit, woningsanering en verhuizen in natura: de werkelijke of gemiddelde kosten, omgerekend naar een bedrag per maand. De kostprijs wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte of op basis van vaste prijsafspraken, dan wel de werkelijke kosten indien deze lager zijn;
voor een pgb voor een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing voor een woonunit, woningsanering en verhuizen in natura: de hoogte van het budget, omgerekend naar een bedrag per maand. De kostprijs wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte of op basis van vaste prijsafspraken, dan wel de werkelijke kosten indien deze lager zijn.
De bedragen per maand, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening, pgb of, indien het college dat heeft bepaald, tegemoetkoming aannemelijke meerkosten zijn gelijk aan de maxima die zijn genoemd in paragraaf een en twee van hoofdstuk drie van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015.
Het college kan op grond van artikel 3.1, vierde lid, onderdeel b, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK, een vrijstelling van de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening geven wanneer die bijdrage in de kosten tot mishandeling, verwaarlozing, of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige kunnen leiden.
De bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening wordt eveneens in rekening gebracht als de inwoner aan wie deze maatwerkvoorziening is toegekend, hier tijdelijk geen gebruik van maakt. Als de periode waarin tijdelijk geen gebruik wordt gemaakt van de maatwerkvoorziening langer is dan zes weken, wordt de maatwerkvoorziening beëindigd.
Artikel 28. Formele zorgaanbieders
Het eerste lid is niet van toepassing op de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner van de zorgbehoevende, de bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de zorgbehoevende of de bloed- en aanverwanten in de eerste of tweede graad van de echtgenoot, geregistreerd partner of andere levenspartner van de zorgbehoevende. Zij worden beschouwd als informele zorgaanbieders.
Hoofdstuk 11 Huurderving bij geschikte woonruimte
De financiële tegemoetkoming voor huurderving van woonruimte geschikt voor mensen met een beperking is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, maar bedraagt niet meer van de werkelijke kosten met een maximum van € 233,35 per maand en kan worden verstrekt gedurende maximaal zeven maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een vergoeding in aanmerking komt.
Hoofdstuk 12 Heronderzoek en terugvordering
Het college is bevoegd om, voor een voorziening die op grond van deze of een aan deze verordening voorafgaande verordening is verstrekt, een heronderzoek uit te voeren om vast te kunnen stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot de verlening van de voorziening, gewijzigd zijn.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Nadere regels door het college vastgestelde bedragen verhogen of verlagen. Het college kan per tarief en voorziening bepalen welke prijsindex hierbij wordt gehanteerd.
Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Midden-Groningen 2022.
Vastgesteld in de collegevergadering van 26 april 2022.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen,
Adriaan Hoogendoorn, Burgemeester
Henk Mulder, Secretaris
Bijlage 1: Financiële Bijlage bij Nadere regels Maatschappelijke ondersteuning 2022
Hoogte Zorg in natura tarieven en PGB
Tabel 1 Tarieven ondersteuning Wmo; Zin en PGB
Tabel 2 Tarieven Beschermd wonen; Zin en PGB
Hoogte forfaitaire tegemoetkoming aannemelijke meerkosten
Tabel 3 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten woningsanering
Tabel 4 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten vervoer
Tabel 5 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten wonen
Tabel 6Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten sportrolstoel of vastframe handbike
Afschrijvingsduur woningsanering en terugbetaling bij verkoop
Tabel 7 Afschrijvingsduur woningsanering
Tabel 8 Terugbetaling bij verkoop
Tabel 2 Tarieven Beschermd wonen
Hoogte Forfaitaire tegemoetkoming aannemelijke meerkosten (tabel 3 t/m 6)
Over deze tegemoetkomingen moet door de klant een eigen bijdrage betaald worden.
Tabel 3 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten woningsanering
Tabel 4 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten vervoer
Tabel 5 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten wonen
* De genoemde bedragen zijn maximumbedragen.
Tabel 6 Tegemoetkoming aannemelijke meerkosten sportrolstoel of vastframe handbike
Afschrijvingsduur woningsanering en terugbetaling bij verkoop
Tabel 7 Afschrijvingsduur woningsanering
Tabel 8 Terugbetaling bij verkoop
Percentage van de kostprijs van een woningaanpassing die terug dient te worden betaald na verkoop van de woning binnen tien jaar na gereedmelding van woningaanpassing* |
||
* Waardestijging dient betrekking te hebben op de ontvangen woningaanpassing. Het terug te betalen bedrag is de volledige waardestijging die betrekking heeft op de woningaanpassing, met als maximum de kostprijs van de woningaanpassing. Door belanghebbende ingebrachte middelen worden in mindering gebracht.
BIJLAGE 2 NORMTIJDEN BIJ HET HUISHOUDEN
De normtijden zijn indicatief. Afwijkingen zijn gemotiveerd mogelijk
Het doen van boodschappen voor het dagelijkse leven
Hieronder vallen het samenstellen van een boodschappenlijst en het inkopen en opbergen van boodschappen. Dit kan 1x per week worden gedaan en daar kan tot en met 4 personen 60 minuten per week voor worden toegekend.
Als het gaat om meer dan 4 personen of als er kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig zijn, kan 2x per week boodschappen worden toegekend.
Indien de afstand tot de winkels groot is, kan maximaal 30 minuten extra worden toegekend. Dat betekent dat voor boodschappen de marge voor toekennen bedraagt 60 tot 150 minuten. Eigen keuzen, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop aangeboden wordt, zodat extra gereisd moet worden, of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, worden in principe niet gehonoreerd.
Alleen medisch noodzakelijke afwijkingen kunnen gehonoreerd worden.
Maaltijdverzorging: broodmaaltijd, warme maaltijd
Hieronder vallen wat betreft de broodmaaltijd: broodmaaltijd klaarzetten, tafel dekken en afruimen, koffie/thee zetten en afwassen, met de machine of handmatig.
Wat betreft de warme maaltijd vallen hieronder: eten bereiden (voorbereiden en koken) tafel dekken en afruimen, afwassen en opruimen plus opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad.
Voor de broodmaaltijd of het opwarmen van een warme maaltijd kan per keer 15 minuten worden toegekend, voor bereiding van de warme maaltijd per keer 30 minuten.
Zijn er kinderen jonger dan 12 jaar dan kan per keer 20 minuten extra worden toegekend.
Per dag kan het dus gaan om 2 broodmaaltijden en 1 warme maaltijd, waarbij de variatie kan liggen tussen 45 minuten en 120 minuten.
Licht poetswerk in huis, kamers opruimen
Hieronder vallen de volgende activiteiten:
Indien geen maaltijdvoorziening is geïndiceerd: afwassen, handmatig 15-30 minuten per keer, machine in- en uitruimen 10 minuten per keer.
Opruimen, stoffen, bedden opmaken; dit is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van de gezinssamenstelling en bedraagt 15 tot 40 minuten per keer.
Bij kinderen onder de 12 jaar, bij allergie (alleen als het gaat om een gesaneerde woning) bij ernstige beperkingen in armen en handen die leidt tot extra rommel kan meer tijd worden toegekend. Dit geldt alleen voor de kamers die in gebruik zijn en uitgaande van een woning niveau sociale woningbouw. Extra toegekende tijd in principe maximaal 3 maal per week 20-30 minuten.
Hieronder vallen: stofzuigen, stoffen, schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken, bedden verschonen, opruimen huishoudelijk afval en wekelijkse beurt interieur.
Omvang bij een eenpersoonshuishouden en een huis met 2 kamers maximaal 1 x 3 uur per 14 dagen, of 90 minuten per week, Bij een meerpersoonshuishouden en een huis met meer dan 3 kamers geldt de omvang van maximaal 3 uur per week. Bij kleine woningen of een lagere bezettingsgraad van de woning kunnen minder uren worden toegekend. In grote woningen met een hoge bezettingsgraad, bij een hoge vervuilingsgraad (door de situatie, niet door verwaarlozing) bij COPD-problematiek in een gesaneerde woning, bij aanwezigheid van jonge kinderen kunnen extra uren, afhankelijk van de situatie, worden toegekend. Verzorging huisdieren wordt niet meegenomen en niet extra geïndiceerd.
Hier wordt onder gerekend: sorteren en wassen kleding met behulp van een wasmachine, was drogen in droger, vouwen, strijken en opbergen wasgoed. Hiervoor wordt bij 1 persoon maximaal 60 minuten per week toegekend, bij 2 personen maximaal 90 minuten per week afhankelijk van de hoeveelheid was (alleen bij bed verschonen of ook kleding).
Meer per week: bij kinderen onder de 16 jaar maximaal 30 minuten per week extra, bij bedlegerige personen maximaal 30 minuten per week extra, bij extra wassen door overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies etc. maximaal 30 minuten per week extra. Bij huishoudens met kleine kinderen kan tot maximaal 3x per week wassen worden toegekend, in andere situaties wordt uitgegaan van eenmaal per week.
Organisatie van het huishouden
Hiertoe worden gerekend opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden.
Het gaat hierbij ook om een ouder die tijdelijk (maximaal 6 weken) niet in staat is de ouderrol op zich te nemen.
Totaal omvang tot maximaal 40 uur per week aanvullend op de eigen mogelijkheden, te besteden aan wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, maaltijd voorbereiden, sfeer scheppen, spelen, opvoedingsactiviteiten.
Meer of minder kan worden geïndiceerd vanwege het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, de gezondheidssituatie, het functioneren van kinderen/huisgenoten, aanwezigheid gedragsproblematiek, samenvallende activiteiten.
Dagelijkse organisatie van het huishouden
Organiseren, plannen en beheren van middelen en de huishoudelijke werkzaamheden.
Indien hier aanleiding toe bestaat kan hier maximaal 30 minuten per week voor worden geïndiceerd.
Hiervan kan worden afgeweken bij communicatieproblemen, kinderen onder de 16 jaar of andere tijdvragende huisgenoten, of psychosociale of andere problematiek bij meerdere huisgenoten.
Advies, instructie, voorlichting (AIV) gericht op het huishouden
Instructie omgaan met hulpmiddelen, instructie licht huishoudelijk werk, instructie textielverzorging, instructie boodschappen doen, instructie koken.
Maximaal 30 minuten per week gedurende maximaal 6 weken.
Gebruikelijke hulp wil zeggen dat als de hulpvrager huisgenoten heeft die het huishoudelijk werk over kunnen nemen, zij verondersteld worden dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe is gebaseerd op de achterliggende gedachte dat een huishouden in gezamenlijkheid verantwoordelijk is voor het huishoudelijke werk. Dat betekent dat als degene die gewend is het huishoudelijk werk te doen hiertoe niet meer in staat is, andere leden van het huishouden dit overnemen.
Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten ouder dan 18 jaar. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld in verband met studie op kamers te kunnen wonen en een eenpersoonshuishouden te kunnen draaien. Vanaf 23 jaar wordt verondersteld een volledig huishouden te kunnen draaien. Onder 18 jaar wordt men verondersteld te helpen bij het huishouden, zoals afwassen, bed opmaken, eigen kamer opruimen, eigen speelgoed/troep opruimen, of de hond uitlaten (afgestemd op de leeftijd, zie verderop). Ook met deze activiteiten wordt rekening gehouden bij de afweging. Er zal altijd worden beoordeeld of er geen sprake is van onredelijkheid en onbillijkheid om schrijnende situaties te voorkomen.
Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een partner, een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen, voordeur e.d. door elkaar lopen.
Geen rekening wordt gehouden met de vraag of huisgenoten het huishouden willen doen of al dan niet gewend is het huishouden te doen. In situaties dat personen uit de leefeenheid die nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan, dit niet kunnen, wordt via een tijdelijke indicatie (maximaal 6 weken) hulp geboden bij het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd.
Studie of werkzaamheden vormen geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Immers, iedereen die werkt moet naast zijn werk het huishouden doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp). Ook ouderen die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk vallen onder de gebruikelijke hulp. Een (zeer) hoge leeftijd kan in omstandigheden aanleiding te zijn niet te vragen het huishoudelijk werk aan te leren.
Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Er wordt alleen rekening gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Het gaat te ver chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de offshore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken. Maar in alle situaties dat daarbij sprake is van een eigen keuze, wordt daar geen rekening mee gehouden. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk, wasverzorging en boodschappen doen gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel voor gecompenseerd moeten worden.
Onder personen die lid zijn van de leefeenheid worden niet verstaan personen die een (pension)kamer huren. Het moet dan gaan om personen die geen familie zijn van de aanvrager en er moet een huurovereenkomst overgelegd kunnen worden. In die situaties worden overigens de werkzaamheden ten aanzien van de huurder door de verhuurder als zijnde beroepsmatig niet geïndiceerd!
Aanvullende richtlijnen bij het bepalen van gebruikelijke hulp
Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting
College kan besluiten dat een huisgenoot geen gebruikelijke hulp kan leveren als deze zodanige gezondheidsproblemen heeft dat redelijkerwijs moet worden geconcludeerd dat de betreffende taken niet door de huisgenoot uitgevoerd kunnen worden.
Onderzocht moet worden of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke hulp, door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt.
Wanneer een huisgenoot gezondheidsproblemen en beperkingen heeft of door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zullen de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd. Het College moet zich daar dan een geobjectiveerd oordeel over vormen.
Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke hulp voor.
Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om geen gebruikelijke hulp te kunnen leveren.
In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan ondersteuning worden geboden op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal dit van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.
In geval de aanvrager een zeer korte, bekende levensverwachting heeft kan ter ontlasting van de leefeenheid van de aanvrager afgeweken worden van de normering van gebruikelijke hulp.
Ingeval een huisgenoot mantelzorg levert en wil blijven leveren, kan voor het aandeel dat van hem/haar wordt verwacht op het terrein van de gebruikelijke hulp een indicatie worden gesteld als er sprake is van dreigende overbelasting.
Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.
Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren.
De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn:
schoonhouden van sanitaire ruimtes,
Te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week.
Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.
Bijdrage van kinderen aan het huishouden
In geval de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de adviseur ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.
Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.
Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien.
Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.
Het aanleren van huishoudelijke activiteiten
Redenen als 'niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het overnemen van huishoudelijke taken. Indien hiervoor motivatie aanwezig is- kan er hulp voor 6 weken worden ingezet voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.
Opvang en verzorging van kinderen bij uitval van een van de ouders
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun
persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles).
Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte.
Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over.
Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Opvang is niet structureel Wmo-ondersteuning. Verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel deel uitmaken van de maatwerkvoorziening.
Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. De indicatiesteller onderzoekt, in geval er mantelzorg aanwezig is, wat in redelijkheid met mantelzorg kan worden opgevangen. Is dit niet mogelijk dan dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van) crèche, opvang op school, buitenschoolse opvang, gastouder ed. (de zogenaamde algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen is redelijk,
onafhankelijk van de financiële omstandigheden.
Voorkomen van crisis en ontwrichting
Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurend overbrugging nodig in noodgevallen, dan kan de functie huishoudelijke verzorging worden ingezet.
Structurele opvang van kinderen valt niet onder de Wmo .
Niet-structurele opvang van kinderen kan alleen bij ontwrichting of calamiteiten tijdelijk tot een Wmo-toekenning leiden.
Verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel onder de Wmo (HH) vallen.
Uitval van ouder in éénoudergezin
Indien er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang en verzorging van de kinderen, wordt er eerst nagegaan wat mantelzorg opvangt, en wat vrijwilligers als vervangende mantelzorg, voorliggende voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen opvangen.
Oppas en opvang van gezonde kinderen zijn in principe geen Wmo-voorzieningen, daarvoor zijn andere, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen voorhanden. Wel is er ondersteuning mogelijk voor de verzorging van de kinderen conform leeftijd.
Gebruik van kinderopvang/crèche als voorliggende voorziening voor oppas en opvang van gezonde kinderen tot 5 dagen per week is redelijk.
Als de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen niet aanwezig of niet toepasbaar zijn of zijn uitgeput is bij uitval van de ouder in een éénoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind ondersteuning mogelijk tot 40 uur per week voor oppas en opvang van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (max. 3 maanden), de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden.
BIJLAGE 4 AFWEGING PRIMAAT VAN VERHUIZEN
Het primaat verhuizing wil zeggen dat als vast staat dat een aanpassing noodzakelijk is, eerst wordt beoordeeld of verhuizen naar een reeds aangepaste woning, of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een oplossing is voor het woonprobleem.
In feite gaat het bij het hanteren van het primaat van de verhuizing om een uitwerking van het principe dat wordt gekozen voor de goedkoopst-compenserende oplossing.
Er zijn echter wel grenzen aan het hanteren van het primaat van de verhuizing. Met name op het gebied van de woonlasten, het tijdsbestek waarbinnen een oplossing kan/moet worden gevonden en de verhouding tussen de besparing van de gemeente bij toepassing van het primaat en de negatieve gevolgen voor de aanvrager. In alle gevallen zal een goed gemotiveerd besluit worden genomen, waarin alle relevante factoren, in onderling verband, zijn afgewogen. Daarbij gaat het dus om factoren die spelen aan de kant van de gemeente en aan de kant van de belanghebbende. Als op verantwoorde wijze inhoud gegeven is aan toepassing van het primaat van de verhuizing, is daarmee een adequate oplossing geboden.
Het is niet mogelijk een uitputtend overzicht te geven van alle mogelijke afwegingsfactoren die een rol kunnen spelen, omdat elke situatie weer anders is. Wel wordt hieronder in grote lijnen een overzicht gegeven van een aantal vaak voorkomende factoren, die afhankelijk van de situatie, een rol kunnen spelen bij de besluitvorming.
1. De snelheid waarmee het probleem kan worden gecompenseerd
De snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost speelt een rol in het afwegingsproces. In een aantal gevallen kan verhuizen het woonprobleem sneller oplossen, als er snel een geschikte aangepaste of eenvoudig aan te passen woning beschikbaar is. Het hele traject van het maken van een plan, het vragen van offertes, de uitvoering en keuring vervalt dan of speelt een minder belangrijke rol. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat het aanpassen van een woning een snellere oplossing biedt als er niet binnen een bepaalde tijd een geschikte woning vrij komt. Uit de jurisprudentie blijkt dat het essentieel is dat uit het advies blijkt binnen welke medisch aanvaardbare termijn een oplossing gevonden moet zijn voor het woonprobleem.
2. Rekening houden met sociale factoren
Sociale omstandigheden waarmee burgemeester en wethouders rekening kunnen houden zijn bijvoorbeeld:
de binding van de aanvrager met de huidige woonomgeving;
de nabijheid van voor de aanvrager belangrijke voorzieningen;
Ook de waardering van de aanwezigheid van vrienden, kennissen en familie in de nabijheid van de woning van de aanvrager kan een rol spelen in het afwegingsproces, met name in situaties waarin sprake is van mantelzorg.
De sociale omstandigheden moeten in het onderzoek zoveel mogelijk geobjectiveerd worden. De sociale factor zal minder zwaar wegen in het voordeel van aanpassen, als dicht in de buurt van de huidige woning een geschikte of goedkoper aan te passen woning kan worden gevonden. Als de beoogde nieuwe woning dicht bij belangrijke voorzieningen, zoals winkels en werkplek is gelegen, kan dat de beslissing in het voordeel van verhuizen beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat dan ook minder vervoersvoorzieningen nodig zijn. Als de aanvrager zijn werk ‘aan huis’ heeft (eigen bedrijf), moeten de consequenties van verhuizing ook vanuit de bedrijfsmatige kant meegewogen worden. Het is immers mogelijk dat de vestiging van het bedrijf op een andere, in commercieel opzicht minder aantrekkelijke, locatie negatieve gevolgen voor het inkomen uit eigen bedrijf kan hebben.
3. Rekening houden met woonlasten en financiële draagkracht van de gehandicapte
Rekening houdend met eventuele mogelijkheden op het gebied, maakt het college een vergelijking tussen de woonlasten van de huidige en de mogelijke nieuwe woning. Alle relevante woonlasten moeten daarbij in aanmerking worden genomen.
Als de aanvrager eigenaar van de woonruimte is, brengt een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich mee dan wanneer deze de woning huurt. Bij het verkopen van een huis komen meer aspecten aan de orde dan bij het verlaten van een huurwoning. Een aantal aspecten pleit voor het verkopen van de woning en verhuizen naar een huurwoning. Andere aspecten daarentegen zullen de balans naar het aanpassen van de eigen woning doen doorslaan.
Een punt betreft de vraag in hoeverre vermogenswinsten of -verliezen optreden. Een eigenaar heeft doorgaans geld geleend en/of een hypotheek op het huis. Ook indien de aanvrager, al dan niet geheel op eigen kosten, veel aan de woning heeft verbeterd of aanpassingen heeft getroffen, ligt verhuizing minder voor de hand.
4. Vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte
Het college maakt een kostenafweging tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief eventuele aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds. Daarbij worden de volgende kosten in elk geval meegenomen in de overwegingen:
huidige en voorzienbare toekomstige aanpassingskosten van de reeds bewoonde woonruimte;
de eventuele aanpassingskosten van de nieuwe woning;
kosten van het eventueel vrijmaken van de woning;
een eventuele financiële tegemoetkoming voor huurderving.
De kosten zijn het uitgangspunt bij deze afweging, maar ook andere factoren kunnen een rol spelen.
5. De mogelijke gebruiksduur van de aanpassing
Er wordt ook rekening gehouden worden met het feit dat een aan te passen koopwoning
naar alle waarschijnlijkheid minder makkelijk kans heeft om voor hergebruik in
Consequentie hiervan zal zijn dat eigen woningen meestal voor één enkele belanghebbende aangepast worden.
Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan personen met een beperking, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol.
Ook de medische prognose speelt hier een rol. Als vaststaat dat iemands toestand naar verwachting zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizen en (eventuele toekomstige) aanpassingen.
Als de bovenomschreven afweging in het voordeel van verhuizing uitvalt, is die wens niet meer doorslaggevend. Het weigeren van aangeboden geschikte woningen heeft gevolgen. Na het weigeren van adequate woningen beoordeelt het college of er voldoende is gedaan door de gemeente ten aanzien van een compenserende oplossing. Dit wordt afgemeten aan de oorzaak voor het weigeren. Na het afwegen van deze factoren kan een beslissing worden genomen over het al dan niet hanteren van het primaat van de verhuizing.
Als mensen blijven weigeren dan bestaat voor de klant de mogelijkheid de verhuiskostenvergoeding in de vorm van een pgb te ontvangen en deze aan te wenden voor een duurdere woningaanpassing. Voorwaarde is dat de vergoeding alleen wordt gebruikt voor een woningaanpassing conform het programma van eisen zoals dat bij de beschikking zal worden gevoegd.
Bijlage 5: financiële zelfredzaamheid bij de maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden (HH1)
Bij de beoordeling van de mogelijke financiële zelfredzaamheid wordt een inkomensgrens gehanteerd die afgeleid is van het op dat moment geldende bruto wettelijk minimumloon. Het bruto wettelijk minimumloon wordt twee keer per jaar (op 1 januari en 1 juli) vastgesteld en bedraagt voor een persoon van 21 jaar of ouder vanaf 1 januari 2022 € 1.725,00 per maand.
Wanneer er sprake is van een gezinsinkomen hoger dan 150% van het bruto wettelijk minimumloon wordt in principe geen maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden toegekend omdat er sprake is van financiële zelfredzaamheid waarbij men zelf in een oplossing kan voorzien.
Hiermee komt de grens van het maandinkomen waarop in principe geen aanspraak meer bestaat op de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden op € 2.587,50 (1 januari 2022).
Indien er sprake is van een gezinsinkomen dat hoger is dan 150% van het bruto wettelijk minimumloon dient nog steeds verder onderzocht te worden wat de omstandigheden van de cliënt zijn. Het uitsluitend afwijzen van een aanvraag vanwege een te hoog inkomen is niet toegestaan.
In alle gevallen dient er een volledig onderzoek plaats te vinden wat de omstandigheden zijn van de cliënt, welke mogelijkheden en beperkingen er zijn. Dit alles dient goed vastgelegd te worden. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraken keer op keer het belang benadrukt van het doen van een zorgvuldig onderzoek, eventueel ondersteund door een deskundig advies en een goed onderbouwde motivering in de verslaglegging.
Omstandigheden die kunnen leiden tot een toekenning hulp bij het huishouden bij een inkomen hoger dan 150% van het bruto wettelijk minimumloon
Er zijn omstandigheden waarbij iemand een inkomen heeft dat hoger is dan 150% van het bruto wettelijk minimumloon en dat er toch aanspraak kan zijn op de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden.
Een mogelijk aanwezige hypotheekschuld van de woning waar ook feitelijk verbleven wordt telt hierin in principe niet mee, aangezien de betaling van de rente en aflossing in dat geval tot de reguliere woonlasten behoort.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-218317.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.