Besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Verordening afvalstoffenheffing 2022

Zaaknummer: Z21-074172

 

De raad van de gemeente Aalsmeer;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b Gemeentewet en artikel 15.33 Wet milieubeheer;

besluit vast te stellen de:

Verordening afvalstoffenheffing 2022

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’: gebruik maken in

de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

  • 2.

    de afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

  • 3.

    onder perceel wordt gelijkgesteld een stacaravan, een woonboot, een woonwagen en een demontabel zomer – of vakantiehuisje.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

  • a.

    degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

  • b.

    ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruik heeft afgestaan.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De heffing bedraagt per perceel € 267,00 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon.

  • 2.

    De heffing bedraagt per perceel € 333,00 indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee of meer personen;

  • 3.

    Voor een perceel dat niet permanent mag worden bewoond en bestemd is voor en gebezigd wordt als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden bedraagt het tarief 50% van het tarief zoals vermeld in lis 1 en lid 2 van dit artikel

  • 4.

    De belasting als bedoeld in lid 1 of lid 2 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening aan het perceel is verstrekt):

• per extra container van 80 liter bestemd voor restafval € 72,69

• per extra container van 120 liter bestemd voor restafval € 109,02

• per extra container van 240 liter bestemd voor restafval € 219,26

• per extra container van 120 lier bestemd voor bestemd voor groente-, fruit- en tuinafval € 72,69

  • 5.

    Voor het op aanvraag ophalen van grof huishoudelijk afval (zoals bankstellen, huishoudelijke apparaten etc).:

  • - Het laten ophalen van grofvuil is tot 3 m³ per kalenderjaar is gratis.

  • - Hierboven bedraagt het tarief per m³ € 86,22

  • 6.

    Het omwisselen van een rolcontainer van groot naar klein is gratis. Het tarief voor het omwisselen van een rolcontainer van klein naar groot bedraagt € 23,62

  • 7.

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats.

  • 8.

    Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

De belasting bedoeld in artikel 4 lid 1, lid 2 en lid 3, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 1.

    Indien de belastingplicht, zoals bedoeld in artikel 4 lid 1, lid 2 en lid 3, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 2.

    Indien de belastingplicht, zoals bedoeld in artikel 4 lid 1, lid 2 en lid 3, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 4.

    De belasting zoals bedoeld in artikel 4 lid 4 en lid 5 is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door een automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven in dat geval moeten de aanslagen worden betaald in negen opeenvolgende gelijke, met uitzondering van kleine afrondingsverschillen, maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Een verzoek tot kwijtschelding van de afvalstoffenheffing moet worden ingediend bij de invorderingsambtenaar van de gemeente.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening afvalstoffenheffing 2021" van 03 december 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing 2022.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 02 december 2021.

De griffier,

drs. O. van Kolck

De voorzitter,

mr. G.E. Oude Kotte

Naar boven