Verordening jeugdhulp 2022

De raad van de gemeente Almere,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 januari 2022;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

  • de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen;

  • de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

  • de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

  • de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

  • de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

  • de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

  • regels worden vastgelegd waarin is opgenomen aan welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt moet voldoen en onder welke voorwaarden een PGB wordt verstrekt voor jeugdhulp geboden door iemand uit het sociale netwerk.

 

besluit de Verordening jeugdhulp gemeente Almere 2022 vast te stellen

 

Inhoud

 

Hoofdstuk 1 Wat staat er in de verordening en voor wie is het?

Artikel 1.1 Wat staat er in deze verordening?

Artikel 1.2 Definities

 

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Toegang algemene voorziening

Artikel 2.2 Beschikbare algemene voorzieningen

 

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Paragraaf 1 Voorzieningen

Artikel 3.1 Beschikbare individuele voorzieningen

 

Paragraaf 2 Toegang

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of GI

Artikel 3.4 Aanvraag

 

Paragraaf 3 beoordeling

Artikel 3.5 Onderzoek

 

Paragraaf 4 Besluit

Artikel 3.6 Besluit

Artikel 3.7 Inhoud en geldigheidsduur beschikking

 

Paragraaf 5 Beoordeling voorzieningen

Artikel 3.8 Algemene criteria individuele voorzieningen

Artikel 3.9 Algemene weigeringsgronden

 

Paragraaf 6 Jeugdhulp met verblijf

Artikel 3.10 Criteria Jeugdhulp met Verblijf

 

Paragraaf 7 Jeugdhulp zonder verblijf

Artikel 3.11 Criteria begeleiding individueel en groep basis

Artikel 3.12 Criteria begeleiding individueel specialistisch

Artikel 3.13 Criteria groep specialistisch

Artikel 3.14 Criteria kortdurend verblijf begeleiding

Artikel 3.15 Criteria vervoer

Artikel 3.16 Criteria behandeling regulier en specialistisch

Artikel 3.17 Criteria behandeling ernstige enkelvoudige dyslexie

Artikel 3.18 Criteria kortdurend verblijf, grondslag psychiatrie

Artikel 3.19 Criteria behandeling met grondslag LVB

Artikel 3.20 Criteria behandeling groep basis, grondslag LVB

Artikel 3.21 Criteria behandeling groep specialistisch, grondslag LVB

Artikel 3.22 Criteria kortdurend verblijf, grondslag LVB

Artikel 3.23 Criteria persoonlijke verzorging

 

Paragraaf 8 Jeugd-ggz essentiële functies

Artikel 3.24 Criteria Forensische GGZ

Artikel 3.25 Criteria Verslavingszorg

Artikel 3.26 Criteria Transculturele/interculturele psychiatrie

Artikel 3.27 Criteria Behandeling eetstoornissen

Artikel 3.28 Criteria Klinische GGZ/ bereikbaarheidsdienst/ hoog complexe behandeling

Artikel 3.29 Inzet interventieteam

 

Hoofdstuk 4 Kwaliteit en afstemming

Paragraaf 1 Kwaliteit

Artikel 4.1 Algemene kwaliteitseisen

Artikel 4.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Artikel 4.3 Cliëntparticipatie

Artikel 4.4 Melding incidenten, calamiteiten, geweld en misbruik

 

Paragraaf 2 Afstemming

Artikel 4.5 Afstemming met gezondheidszorg

Artikel 4.6 Afstemming met gecertificeerde instellingen

Artikel 4.7 Afstemming met justitiedomein

Artikel 4.8 Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

Artikel 4.9 Afstemming Veilig Thuis Flevoland

Artikel 4.10 Afstemming Wmo-voorzieningen

Artikel 4.11 Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

 

Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget

Artikel 5.1 Ondersteuning inkopen met een Pgb

Artikel 5.2 Onderscheid formele aanbieder en informele aanbieder

Artikel 5.3 Voorwaarden voor ondersteuning door een formele aanbieder

Artikel 5.4 Voorwaarden ondersteuning door een informele aanbieder

Artikel 5.5 Weigeringsgronden Pgb

Artikel 5.6 Voorwaarden vertegenwoordiger Pgb-zaken

Artikel 5.7 Hoogte van het PGB

Artikel 5.8 Besteding en verantwoording Pgb

 

Hoofdstuk 6 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 6.1 Aanwijzen toezichthouder rechtmatigheid

Artikel 6.2 Meewerkplicht aan toezichthouder

Artikel 6.3 Controles

Artikel 6.4 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening en intrekking

 

Hoofdstuk 7 Klachten en medezeggenschap

Artikel 7.1 Klachtregeling

Artikel 7.2 Klachtregeling, medezeggenschap en cliënttevredenheid

Artikel 7.3 Vertrouwenspersoon

 

Hoofdstuk 8 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Artikel 8.2 Overgangsbepalingen

Artikel 8.3 Intrekking oude verordening, inwerkingtreding en citeertittel

 

Hoofdstuk 1 Wat staat er in de verordening en voor wie is het?

Artikel 1.1 Wat staat er in deze verordening?

Deze verordening bevat de regels van de gemeente Almere op grond van de Jeugdwet die de gemeenteraad heeft vastgesteld.

 

Artikel 1.2 Definities

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviesraad Sociaal Domein: deze raad adviseert de gemeente Almere bij het maken van regelgeving op grond van de Jeugdwet en de uitvoering daarvan. De leden brengen vanuit de praktijk ervaringen in die belangrijk zijn bij het maken van beleid.

  • b.

    andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

  • c.

    budgethouder: de persoon die een pgb ontvangt op grond van de wet;

  • d.

    eigen kracht: hetgeen binnen het eigen probleemoplossend vermogen van de ouders of jeugdige zelf valt. Het kan gaan om gebruikelijke of bovengebruikelijke hulp of het aanspreken van een verzekering. De eigen kracht van ouders wordt onderzocht en hierbij worden alle feiten en omstandigheden meegenomen;

  • e.

    formele aanbieder: een derde die de jeugdige en/ of ouder(s) hebben betrokken om ondersteuning in te kopen die voldoet aan alle kwaliteitseisen op basis van de wet, gemeentelijke regelgeving en de geldende professionele standaard.

  • f.

    fraude: opzettelijk en doelbewust in strijd met de regels handelen met het oog op eigen of andermans (financieel) gewin;

  • g.

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;

  • h.

    gecontracteerde aanbieder: formele aanbieder waarmee de gemeente Almere een contract heeft voor het leveren van maatwerkvoorzieningen: zorg in natura;

  • i.

    individuele voorziening: een op de jeugdige en/ of ouder(s) toegesneden jeugd-hulpvoorziening die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

  • j.

    informele aanbieder: dit is een aanbieder die niet-professionele hulp verleent vanuit het sociale netwerk of iemand die door de jeugdige en/ of ouder zelf is gezocht en gevonden. Er hoeft tussen de jeugdige en/ of ouder(s) en de hulpverlener geen bestaande relatie te zijn en de ondersteuning wordt niet verleend vanuit een hulpverlenend beroep;

  • k.

    ingangsdatum: de ingangsdatum van een individuele werkvoorziening is de datum van de toekenning (datum besluit), tenzij in de beschikking anders is bepaald en bijzondere omstandigheden van het geval daar aanleiding voor geven;

  • l.

    nadere regels: Nadere regels jeugdhulp gemeente Almere 2022;

  • m.

    ondersteuningsplan/meldformulier: een door het College vastgesteld document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of ouder(s) is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren;

  • n.

    Pgb-aanbieder: een aanbieder die via een persoonsgebonden budget jeugdhulp verleent. Dit kan zowel een formele als informele aanbieder zijn;

  • o.

    sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de jeugdige en/ of ouder(s) een sociale relatie onderhouden;

  • p.

    uitvoeringsplan: in dit plan omschrijft de budgethouder of zijn vertegenwoordiger Pgb-zaken hoe hij de ondersteuning gaat inkopen, op welke wijze de kwaliteit gewaarborgd wordt en op welke wijze de ondersteuning gefinancierd wordt;

  • q.

    vertegenwoordiger Pgb-zaken: een vertegenwoordiger die ingesteld is door de budgethouder en het Pgb-budget beheert én toezicht houdt op de kwaliteit van de met een Pgb ingekochte ondersteuning/hulp. Een bewindvoerder is weliswaar een vertegenwoordiger maar geen vertegenwoordiger Pgb zaken in de zin van de Jeugdwet aangezien alleen het financiële gedeelte in de gaten wordt gehouden en niet de kwaliteit;

  • r.

    wet: de Jeugdwet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Toegang algemene voorziening

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en/ of ouder(s).

 

Artikel 2.2 Beschikbare algemene voorzieningen

  • 1.

    Er zijn algemene voorzieningen beschikbaar voor opvoed- en opgroeiondersteuning.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

 

Hoofdstuk 3 Individuele voorzieningen

Paragraaf 1 Voorzieningen

 

Artikel 3.1 Beschikbare individuele voorzieningen

  • 1.

    De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Jeugdhulp met verblijf

  • I.

    Begeleid wonen

  • II.

    Behandeld wonen

  • III.

    Crisisopvang

  • IV.

    Pleegzorg

  • V.

    Gesloten jeugdzorg (Jeugdzorg Plus)

  • VI.

    SG- LVG

  • VII.

    Intensieve ambulante jeugdhulp

  • b.

    Jeugdhulp zonder verblijf

  • I.

    Begeleiding individueel basis

  • II.

    Begeleiding individueel specialistisch

  • III.

    Begeleiding groep basis

  • IV.

    Begeleiding groep specialistisch

  • V.

    Kortdurend verblijf begeleiding

  • VI.

    Vervoer zonder rolstoel of 12 jaar en ouder

  • VII.

    Vervoer met rolstoel of jonger dan 12 jaar

  • VIII.

    Behandeling regulier/generalistisch psychiatrie

  • IX.

    Behandeling specialistisch psychiatrie

  • X.

    Behandeling ernstige enkelvoudige dyslexie

  • XI.

    Kortdurend verblijf, grondslag psychiatrie

  • XII.

    Behandeling individueel, grondslag LVB

  • XIII.

    Behandeling groep LVB basis

  • XIV.

    Behandeling groep LVB specialistisch

  • XV.

    Kortdurend verblijf, grondslag LVB

  • XVI.

    Ambulante Crisis Hulpverlening

  • c.

    Jeugd-ggz essentiële functies (behandeling hoog specialistisch psychiatrie)

  • I.

    Forensische GGZ

  • II.

    Verslavingszorg

  • III.

    Transculturele/interculturele psychiatrie

  • IV.

    Behandeling eetstoornissen

  • V.

    Crisis en consultatie

  • VI.

    Klinisch verblijf

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen over welke individuele voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

 

Paragraaf 2 Toegang

 

Artikel 3.2 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen en/ of ouder(s) kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en/ of ouder(s) kunnen zich rechtstreeks, zonder beschikking van de gemeente, wenden tot een overige voorziening.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de toegang tot jeugdhulp.

 

Artikel 3.3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of GI

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist, jeugdarts of gecertificeerde instelling naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Het college maakt afspraken over de invulling van de verwijsmogelijkheid en de voorwaarden waaronder een verwijzer verwijst.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of verzoekt het college om een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Als de jeugdige en/ of ouder(s) na een verwijzing door de huisarts, de medisch specialist of de jeugdarts kiezen voor een aanbieder van jeugdhulp die geen contract met de gemeente heeft en de gemeente soortgelijke jeugdhulp wel kan laten leveren door een gecontracteerde aanbieder, is de gemeente niet gehouden deze andere keuze te vergoeden.

  • 5.

    Het college legt op verzoek van de jeugdige en/ ouder(s) de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

 

Artikel 3.4 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een individuele voorziening kan digitaal worden ingediend door middel van het invullen van een daarvoor door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Het college bevestigt de aanvraag en neemt contact op met de jeugdige en/of ouder(s).

  • 3.

    Het college wijst de jeugdige en/of ouder(s) op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 4.

    Indien de jeugdige en/ of ouder(s) een familiegroepsplan aan het college heeft overhandigd voor zijn ondersteuning, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

  • 5.

    Het college dient binnen 8 weken na ontvangst van de melding een beschikking af te geven.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening.

 

Paragraaf 3 beoordeling

 

Artikel 3.5 Onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/ of ouder(s) zo spoedig mogelijk en voor zover nodig in het kader van de hulpvraag:

  • a.

    Welke gemeente verantwoordelijk is op grond van het woonplaatsbeginsel;

  • b.

    Wat de hulpvraag is van de jeugdige en/ of ouder(s);

  • c.

    Of de jeugdige en/ of ouder(s) tot de doelgroep van de wet behoort;

  • d.

    Of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, een licht verstandelijke beperking, psychische problemen en/of stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn;

  • e.

    Welke hulp naar aard en omvang nodig is om, rekening houdend met zijn leeftijd en ont-wikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

  • f.

    In hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend zijn;

  • g.

    Of de jeugdige en/ of ouder(s) aanspraak kan maken op voorliggende voorzieningen;

  • h.

    Of de jeugdige en/ of ouder(s) aanspraak kan maken op algemene voorzieningen;

  • i.

    Of specifieke deskundigheid is vereist, in dat geval zal een specifiek deskundig oordeel en advies worden opgevraagd.

  • 2.

    Bij het onderzoek naar de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/ of ouder(s) dient het college de volgende vragen te onderzoeken:

  • a.

    Is de ouder in staat de noodzakelijke gebruikelijke of bovengebruikelijke hulp te bieden?

  • b.

    Is de ouder beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?

  • c.

    Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?

  • d.

    Ontstaan er (financiële) problemen in het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden?

  • 3.

    Het college kan, met instemming van de jeugdige en/ of ouder(s), informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts, en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.

  • 4.

    Het college en de jeugdige en/of ouder(s) leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in het ondersteuningsplan.

  • 5.

    Met toestemming van de jeugdige en/of ouder(s) worden in het ondersteuningsplan afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het ondersteunings-plan met de jeugdige en/of ouder(s), deskundigen of de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling en de jeugdhulpaanbieder besproken worden.

  • 6.

    De gemeente hoeft alleen een voorziening voor jeugdhulp te treffen als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 7.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

 

Paragraaf 4 Besluit

 

Artikel 3.6 Besluit

  • 1.

    Het college legt in beginsel de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van een individuele voorziening naar aanleiding van een hulpvraag vast in een beschikking. De jeugdige en/ of ouder(s) moeten zich binnen 3 maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulp-aanbieder, dan wel zijn gestart met de inzet van het Pgb.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de inzet van zorg na verwijzing naar een gecontracteerde aanbieder door de huisarts of medisch specialist of jeugdarts; hiervoor zal in de regel geen formele beschikking worden afgegeven. Dit geldt ook voor bepalingen jeugdhulp die door de voor jeugdbescherming gecertificeerde instellingen worden afgegeven en voor crisishulp.

  • 3.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van de aanvraag zoals bedoeld in artikel 3.4, evenals het onderzoek en het daaruit volgende ondersteuningsplan als bedoeld in artikel 3.5.

 

Artikel 3.7 Inhoud en geldigheidsduur beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt vastgelegd:

  • a.

    Welke individuele voorziening verstrekt wordt, wie de jeugdhulp gaat bieden en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    Wat ingangsdatum en de geldigheidsduur en van de individuele voorziening is.

  • c.

    Hoe de voorziening wordt verstrekt;

  • d.

    Welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2.

    Het ondersteuningsplan maakt deel uit van de beschikking.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een Pgb vermeldt de beschikking naast de in lid 1 genoemde zaken bovendien:

  • a.

    Voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

  • b.

    De hoogte van het Pgb en hoe deze is bepaald;

  • c.

    Ingangsdatum en duur van de verstrekking;

  • d.

    Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het Pgb;

  • e.

    De wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb.

  • 4.

    Bij het besluit wordt informatie verstrekt over de rechten en de plichten van de jeugdige en/ of ouder(s) op grond van de wet- en regelgeving.

  • 5.

    Het college kan periodiek onderzoeken of er aanleiding is een besluit te heroverwegen en kan hierover nadere regels vaststellen.

  • 6.

    Bij verhuizing naar een andere gemeente vindt er een warme overdracht plaats tussen gemeenten. De einddatum van de voorziening wordt bij verhuizing aangepast naar de datum waarop de jeugdige en/ of ouder(s), volgens het woonplaatsbeginsel, woonplaats heeft in een andere gemeente.

  • 7.

    Een beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt niet met terugwerkende kracht gegeven.

 

Paragraaf 5 Beoordeling voorzieningen

 

Artikel 3.8 Algemene criteria individuele voorzieningen

  • 1.

    Jeugdigen en/of ouder(s) kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

  • a.

    Binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen;

  • b.

    Door gebruik te maken van een algemene voorziening, of;

  • c.

    Door gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    De jeugdige en/ of ouder(s) werken binnen hun vermogen in voldoende mate mee aan het opstellen en nakomen van het ondersteuningsplan en de afspraken met de zorgverlener van de individuele voorziening of het Pgb.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in dit artikel.

 

Artikel 3.9 Algemene weigeringsgronden

  • 1.

    Een jeugdige en/ of ouder(s) komen niet in aanmerking voor een individuele voorziening als:

  • a.

    De jeugdige en/ of ouder(s) aanspraak maken op een voorliggende voorziening die voorziet in de ondersteuningsbehoefte, of de mogelijkheid bestaat dat zij aanspraak kunnen maken op een voorliggende voorziening die voorziet in de ondersteuningsbehoefte, maar zij hiervoor geen aanvraag wensen in te dienen. Voorziet de voorliggende voorziening gedeeltelijk in de ondersteuningsbehoefte dan kan aanvullend alsnog een individuele voorziening worden afgegeven;

  • b.

    De jeugdige en/of ouder(s) onvoldoende meewerken aan het onderzoek waardoor de gemeente geen juist onderzoek kan uitvoeren en hierdoor de ondersteuningsbehoefte niet op een juiste wijze kan vaststellen;

  • c.

    Er ondersteuning is aangevraagd die zal worden verleend buiten Nederland, tenzij het college van oordeel is dat het inzetten van ondersteuning buiten de landsgrenzen een bijzondere bijdrage levert aan het behalen van het beoogde resultaat;

  • d.

    De individuele voorziening niet voldoet aan de eisen met betrekking tot kwaliteit zoals bedoeld in paragraaf 4.1 van de wet;

  • 2.

    Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige en/ of ouder(s) voorafgaand aan de aanvraag heeft gemaakt dan worden deze kosten niet vergoed.

 

Paragraaf 6 Jeugdhulp met verblijf

 

Artikel 3.10 Criteria Jeugdhulp met Verblijf

  • 1.

    Jeugdhulp met verblijf betreft intensieve hulp in de vorm van persoonlijke verzorging, begeleiding en/of behandeling in combinatie met verblijf. Jeugdhulp met Verblijf is bestemd voor jeugdigen met problemen op het gebied van gedrag, opvoeding en/of de gezinssituatie. Soms is ook een (lichte) verstandelijke beperking aan de orde. Binnen Jeugdhulp met Verblijf vinden zij een veilige woonplek wanneer ze (tijdelijk) niet bij het eigen gezin of netwerk kunnen wonen.

  • 2.

    Jeugdhulp met verblijf kan slechts worden ingezet indien de jeugdige of jong volwassene geen aanspraak kan maken op ondersteuning vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz)

  • 3.

    Binnen Jeugdhulp met Verblijf worden de volgende voorzieningen onderscheiden:

  • a.

    Behandeld Wonen

  • I.

    Is inzetbaar indien jeugdige is aangewezen op behandeling als gevolg van meervoudige opgroei- en opvoedproblemen bij de jeugdige, veroorzaakt door ernstige psychosociale problemen en/of verslavingsproblemen en/of een (ernstig vermoeden van een) psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking.

  • II.

    Er is sprake van een behandelperspectief en er kan sprake zijn van (ernstige) gedragsproblematiek.

  • III.

    Behandeld wonen is specifiek bestemd voor jeugdigen waarvoor de noodzakelijke behandeling (nog) niet geboden kan worden vanuit de thuissituatie waardoor de jeugdige voor de noodzakelijke behandeling (tijdelijk) is aangewezen op een behandelgroep in een instelling voor residentiële jeugdhulp.

  • IV.

    Voor jeugdigen die reeds verblijven binnen Pleegzorg of het Begeleid Wonen is het mogelijk dat aanvullend op hun verblijf tijdelijk ook behandeling wordt geboden.

  • b.

    Begeleid Wonen

  • I.

    Begeleid Wonen is specifiek bedoeld voor jeugdigen voor wie thuis wonen (tijdelijk) niet langer kan of niet meer veilig is en er geen Pleeggezin beschikbaar is waar de jeugdige verder kan opgroeien, of de jeugdige meer ondersteuning en begeleiding nodig heeft dan vanuit een Pleeggezin geboden kan worden.

  • II.

    Begeleid wonen voor een jeugdige wordt bij voorkeur geboden in een gezinshuis en kan geboden worden op een leefgroep in een instelling voor residentiele jeugdhulp als er geen gezinshuis beschikbaar is of de jeugdige meer ondersteuning en begeleiding nodig heeft dan vanuit een gezinshuis geboden kan worden.

  • c.

    Crisisopvang

  • I.

    Is specifiek bedoeld voor jeugdigen die als gevolg van een acute crisissituatie en/of acute onveiligheid in hun gezin of directe omgeving per direct niet meer thuis kunnen verblijven.

  • II.

    Crisisopvang kan in deze situatie voor maximaal 28 dagen ingezet worden

  • III.

    Door een erkende verwijzer.

  • IV.

    Crisisopvang wordt bij voorkeur ingezet in combinatie met Ambulante Crisis-hulp zodat gedurende het verblijf in de crisisopvang er onderzocht kan worden wat nodig is om jeugdige weer terug te laten keren naar het eigen gezin of netwerk.

  • V.

    Crisisopvang wordt bij voorkeur geboden in een pleeggezin of gezinshuis. Als er voor de crisisopvang geen pleeggezin of gezinshuis beschikbaar is of de jeugdige meer ondersteuning en begeleiding nodig heeft dan vanuit een pleeggezin of gezinshuis geboden kan worden dan zal de crisisopvang geboden worden op een crisisgroep binnen een residentiële instelling.

  • d.

    Intensieve ambulante jeugdhulp

  • I.

    Intensieve ambulante jeugdhulp is bedoeld om het mogelijk te maken dat een jeugdige die verblijft binnen jeugdhulp met verblijf middels de inzet van ambulante hulp (versneld) kan terugkeren naar het eigen gezin of netwerk, of naar zelfstandigheid.

  • II.

    Intensieve ambulante jeugdhulp kan gelijktijdig plaatsvinden met het verblijf in een instelling, pleeggezin, of gezinshuis, of kan hier direct op volgen.

  • III.

    Intensieve ambulante jeugdhulp kan ook een tussenstap zijn van jeugdhulp met verblijf naar lichtere vormen van ambulante jeugdhulp op lokaal niveau. Pleegzorg

  • e.

    Pleegzorg

  • I.

    Als wonen thuis (tijdelijk) niet langer kan of niet meer veilig is, kan een jeugdige opgroeien in een pleeggezin als het best denkbare alternatief. Het liefst gebeurt dat bij familie in de eigen gemeente of bij een gezin in het eigen sociale netwerk (via school, vereniging, kerkelijke kring).

  • II.

    Bij de uitvoering van pleegzorg stelt de zorgaanbieder alles in werk om terugkeer van de jeugdige naar eigen (pleeg)gezin of netwerk te bevorderen.

  • III.

    Het belang van de jeugdige prevaleert.

  • IV.

    Aanvullende hulp is systeemgericht en beschikbaar voor de jeugdige, de pleegouder(s) en/of het gezin van herkomst.

  • f.

    Gesloten jeugdzorg (JeugdzorgPlus)

  • I.

    Gesloten jeugdzorg is jeugdhulp met verblijf voor jeugdigen met ernstige gedrags- en opvoedproblemen.

  • II.

    Deze jeugdigen krijgen op last van de kinderrechter een gesloten behandeling om te voorkomen dat zij zich aan zorg onttrekken of daaraan worden onttrokken.

  • III.

    Het doel is om de jeugdigen succesvol te laten terugkeren in de samenleving en waar mogelijk terug te laten keren naar het eigen gezin of netwerk.

  • g.

    Gesloten jeugdzorg voor sterk gedragsgestoorde en licht verstandelijk beperkte jeugdigen (SG-LVG)

  • I.

    Betreft jeugdhulp met verblijf voor jeugdigen met een Licht Verstandelijke Beperking en ernstige gedrags- en opvoedproblemen, soms in combinatie met psychiatrische problematiek.

  • II.

    Deze jeugdigen zijn als gevolg van hun (gedrags-)problematiek aangewezen op een integrale behandeling in een gesloten behandelsetting om te voorkomen dat zij zich aan zorg onttrekken of daaraan worden onttrokken.

  • III.

    Het doel is om de jeugdigen succesvol te laten terugkeren in de samenleving en waar mogelijk terug te laten keren naar het eigen gezin of netwerk

  • h.

    Intensieve ambulante jeugdhulp

  • I.

    Intensieve ambulante jeugdhulp is inzetbaar om afschaling mogelijk te maken van jeugdhulp met verblijf naar het eigen gezin of netwerk of naar zelfstandigheid.

  • II.

    Het kan ook een tussenstap zijn van jeugdhulp met verblijf naar lichtere vormen van ambulante jeugdhulp op lokaal niveau.

  • III.

    Intensieve ambulante jeugdhulp kan gelijktijdig plaatsvinden met het verblijf in een instelling of pleeggezin of kan erop volgen.

 

Paragraaf 7 Jeugdhulp zonder verblijf

 

Artikel 3.11 Criteria begeleiding individueel en groep basis

  • 1.

    Begeleiding individueel basis en groep basis kan worden ingezet als er sprake is van als deze is gericht op het oefenen, structureren en bestendigen van dagelijkse vaardigheden.

 

Artikel 3.12 Criteria begeleiding individueel specialistisch

  • 1.

    Begeleiding individueel specialistisch kan worden ingezet als er sprake is van meervoudige opgroei- en opvoedproblemen veroorzaakt door psychosociale problemen en/of verslavingsproblemen en/of (een ernstig vermoeden van) een psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking én als deze problemen dusdanig verweven zijn dat een systeemgerichte aanpak nodig is.

 

Artikel 3.13 Criteria groep specialistisch

  • 1.

    Begeleiding groep specialistisch kan worden ingezet als jeugdige als gevolg van psychosociale problemen en/of verslavingsproblemen en/of (een ernstig vermoeden van) een psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking dermate grote ondersteuningsvraag dat jeugdige is aangewezen op het verblijf.

  • 2.

    Een groep is niet groter dan 5 jeugdigen.

 

Artikel 3.14 Criteria kortdurend verblijf begeleiding

  • 1.

    Kortdurend verblijf begeleiding is alleen mogelijk vanuit de (pleeg-)gezinssituatie en heeft als doel in opvoedsituaties met grote belasting van de ouders het thuis blijven wonen mogelijk te blijven maken.

  • 2.

    Het is een aanvulling op het wonen in de gezinssituatie (respijtzorg) en niet het wonen in een instelling voor het grootste deel van de week (4 etmalen of meer per week).

  • 3.

    Het kortdurend verblijf omvat maximaal drie etmalen per week. Het kan hierbij zowel gaan om geplande etmalen ter ontlasting van (pleeg)ouder(s)/verzorger(s) als om ongepland verblijf bij het plotseling wegvallen van een (pleeg)ouder/verzorger waarbij er in het eigen netwerk van de Jeugdige geen oplossing voorhanden is.

 

Artikel 3.15 Criteria vervoer

  • 1.

    De individuele voorziening vervoer betreft het vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt.

  • 2.

    Vervoer is alleen mogelijk bij medische noodzaak of in uitzonderingssituaties waarbij het vervoer in het belang van de jeugdige is en ouders niet in staat zijn om met hulp van het eigen netwerk het vervoer zelfstandig uit te voeren.

  • 3.

    Bij het beoordelen van de medische noodzaak is de mate van zelfredzaamheid bepalend. De gemeente beoordeelt in hoeverre de (pleeg)ouder(s)/verzorger(s) of het eigen netwerk het vervoer zelf kunnen organiseren.

  • 4.

    Er wordt geen individuele voorziening vervoer verstrekt wanneer:

  • a.

    Er een andere regeling is op grond waarvan de jeugdige en/ of ouder(s) gebruik kunnen maken van vervoer, waaronder leerlingenvervoer en vervoer vanuit de Wlz;

  • b.

    Wanneer de jeugdige en/ of ouder(s) voldoende zelfredzaam zijn om zelf vervoer te regelen, bijvoorbeeld met behulp van personen uit het eigen netwerk of vrijwilligers;

  • c.

    Wanneer het vervoer valt onder de gebruikelijke hulp. Hiervan is in ieder geval sprake als het gaat om het halen en brengen van en naar de jeugdhulplocatie binnen een straal van 6 kilometer voor kinderen onder de 12 jaar;

  • d.

    Indien de jeugdige in staat is het met openbaar vervoer te reizen.

  • 5.

    Het ontbreken van financiële draagkracht is geen beperking in de zelfredzaamheid. Indien de financiële draagkracht ontoereikend is voor het regelen van vervoer kunnen ouders verzoeken om een financieel tegemoetkoming voor het vervoer op grond van de Participatiewet.

  • 6.

    De goedkoopst adequate voorziening wordt verstrekt. Dit betekent dat wanneer er een individuele voorziening voor vervoer wordt ingezet het college uitgaat van de dichtstbijzijnde adequate (jeugdhulp)voorziening. Wanneer een jeugdig en/ of ouder kiest voor een aanbieder verder weg dan de dichtstbijzijnde aanbieder met een kwalitatief goed/voldoende passend aanbod, kan dit consequenties hebben voor het te verstrekken van een individuele voorziening voor vervoer.

  • 7.

    Er kan een uitzondering worden gemaakt op de criteria zoals genoemd in de leden 4,5 en 6 wanneer er sprake is van:

  • a.

    Ernstige ontwrichting van het gezinsleven door het halen en brengen van de jeugdige naar de jeugdhulp locatie;

  • b.

    Jeugdhulp in het gedwongen kader;

 

Artikel 3.16 Criteria behandeling regulier en specialistisch

  • 1.

    Behandeling met de grondslag psychiatrie kan worden ingezet voor jeugdigen bij wie er sprake is van (sterke aanwijzingen voor) een DSM-stoornis. Hierbij hanteren we de meest recente versie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. De duur van de klachten zijn conform de DSM- beschrijvingen.

  • 2.

    Behandeling regulier kan worden ingezet bij licht tot matig complexe psychische problemen of stabiele chronische problemen. Er is sprake van een licht tot matig risico.

  • 3.

    Bij behandeling specialistisch kan worden ingezet bij matig tot ernstig complexe psychische problemen of niet-stabiele chronische problemen met matige tot ernstige beperkingen in het dagelijks functioneren en een matig tot hoog risico.

  • 4.

    Het beoogde resultaat is dat de ernst van de klachten en symptomen zo veel mogelijk verminderen of verdwijnen. Dat draagt ertoe bij dat de jeugdige functioneert, dat hij zich leeftijdsadequaat ontwikkelt en dat het probleemoplossend vermogen van de jeugdige én het systeem groeit. Hierbij laat hij zowel thuis, op school als in de vrije tijd positieve ontwikkelingen zien.

 

Artikel 3.17 Criteria behandeling ernstige enkelvoudige dyslexie

  • 1.

    De individuele voorziening dyslexie kan worden ingezet als er sprake van ernstige enkelvoudige dyslexie. Hieronder wordt verstaan een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of een lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking, waarbij de klachten zo hardnekkig zijn dat er gespecialiseerde ondersteuning en behandeling nodig is.

  • 2.

    Er wordt op de basisscholen gewerkt met een landelijk protocol ‘Leesproblemen en dyslexie’ dat vier ondersteuningsniveaus beschrijft: ondersteuningsniveau 1 tot en met 3 is de verantwoordelijkheid van de scholen en de schoolbesturen (zorgen dat zowel dyslectische leerlingen als leerlingen met zwakke prestaties op het gebied van lezen en spelling onderwijs krijgen dat goed is afgestemd op hun specifieke leerbehoeften en – mogelijkheden). Ondersteuningsniveau 4 valt onder de wet.

  • 3.

    Bij onvoldoende resultaat of bij vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED), kan de basisschool het kind doorverwijzen naar specialistische dyslexiezorg. Het kind heeft in dit geval de eerste drie niveaus binnen het ondersteuningsniveau doorlopen.

  • 4.

    De zorgplicht van de gemeente geldt alleen voor jeugdigen tussen de 7 en 13 jaar in het basisonderwijs.

  • 5.

    De behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie mag in beginsel niet langer dan 62 uur duren (maximaal twaalf uur diagnostiek en maximaal vijftig uur behandeling).

 

Artikel 3.18 Criteria kortdurend verblijf, grondslag psychiatrie

  • 1.

    Voor kortdurend verblijf met de grondslag psychiatrie gelden dezelfde specifieke eisen als bij kortdurend verblijf in artikel 3.14.

  • 2.

    Gedurende het verblijf zet de gecontracteerde aanbieder de behandeling van de jeugdige voort of hij start met de noodzakelijke behandelinterventies waar mogelijk.

  • 3.

    Kortdurend verblijf met grondslag psychiatrie is voorbehouden aan jeugdigen met zeer ernstige gedragsproblemen veroorzaakt door een psychiatrische stoornis, die zonder deze vorm van hulp zouden zijn aangewezen op 24-uursverblijf binnen de jeugdpsychiatrie.

 

Artikel 3.19 Criteria behandeling met grondslag LVB

  • 1.

    Behandeling met de grondslag Lichte Verstandelijke Beperking (LVB) is bedoeld voor Jeugdigen met een IQ vanaf 50 of met een IQ van 70 tot 85 in combinatie een psychiatrische stoornis.

  • 2.

    Bij een IQ van 70-85 wordt door een kinder- en jeugdpsychiater, gz-psycholoog of orthopedagoog-generalist vastgesteld dat de Lichte Verstandelijke Beperking de dominante grondslag en het aangrijppunt voor de behandeling van de jeugdige is.

  • 3.

    Als er slechts een vermoeden is dan kan behandeling LVG slechts voor 3 maanden ingezet worden en is de doelstelling dat in die 3 maanden vastgesteld wordt dat de jeugdige wel of niet tot de doelgroep behoort. Een jeugdige komt in aanmerking voor behandeling met de grondslag LVB wanneer:

  • a.

    er sprake is van een (vermoeden van een) verstandelijke beperking en van meervoudige opvoed- en opgroeiproblemen veroorzaakt door ernstige psychosociale problemen en/of verslavingsproblemen en/of een (ernstig vermoeden van een) psychische stoornis.

  • b.

    de (pleeg)ouder(s)/verzorger(s) en de omgeving (bijvoorbeeld de school) opvoed- en opgroeiproblemen ervaren.

 

Artikel 3.20 Criteria behandeling groep basis, grondslag LVB

  • 1.

    Groepsbehandeling wordt geleverd op locatie van de gecontracteerde aanbieder voor jeugdigen met ontwikkelings- en opgroeiproblemen en/of problemen die samenhangen met hun beperking.

  • 2.

    Het betreft een integrale voorziening alle noodzakelijke behandeling en diagnostiek gedurende het verblijf op de groep moet worden ingezet.

  • 3.

    Een groep bestaat uit maximaal 8 jeugdigen.

 

Artikel 3.21 Criteria behandeling groep specialistisch, grondslag LVB

  • 1.

    Groepsbehandeling wordt geleverd op locatie van de gecontracteerde aanbieder voor jeugdigen met ontwikkelings- en opgroeiproblemen en/of problemen die samenhangen met hun beperking. In aanvulling daarop richt behandeling groep specialistisch zich op jeugdigen met ernstige ontwrichting in relatie tot hun omgeving vanwege hun Lichte Verstandelijke Beperking.

  • 2.

    Begeleiding groep specialistisch kan worden ingezet als jeugdige als gevolg van psychosociale problemen en/of verslavingsproblemen en/of (een ernstig vermoeden van) een psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking dermate grote ondersteuningsvraag dat jeugdige is aangewezen op het verblijf in een groep.

  • 3.

    Een groep bestaat uit maximaal 5 jeugdigen.

  • 4.

    Het betreft een integrale voorziening alle noodzakelijke behandeling en diagnostiek gedurende het verblijf op de groep moet worden ingezet.

 

Artikel 3.22 Criteria kortdurend verblijf, grondslag LVB

  • 1.

    Voor kortdurend verblijf met de grondslag LVB gelden dezelfde specifieke eisen als bij kortdurend verblijf in artikel 3.14.

  • 2.

    Gedurende het verblijf zet de aanbieder de behandeling van de jeugdige voort of hij start met de noodzakelijke behandelinterventies waar mogelijk.

 

Artikel 3.23 Criteria persoonlijke verzorging

  • 1.

    Persoonlijke verzorging is ondersteuning bij algemene dagelijkse levensverrichtingen en zelfverzorging als een jeugdige daar zelf niet (voldoende) toe in staat is. De hulp kan plaatsvinden thuis bij de jeugdige, op een kinderdagverblijf of op school, in een kinderhospice en op locatie bij een aanbieder.

 

Paragraaf 8 Jeugd-ggz essentiële functies

 

Artikel 3.24 Criteria Forensische GGZ

  • 1.

    Deze individuele voorziening betreft Hoog Specialistische Jeugd GGZ van jeugdigen die vanuit zeer complexe psychiatrische problematiek grensoverschrijdend gedrag of delict gedrag vertonen.

  • 2.

    Meer specifiek gaat het daarbij om:

  • a.

    Diagnostiek en behandeling op ‘vrijwillige basis’ van jeugdigen met grensoverschrijdend gedrag zonder maatregel.

  • b.

    Diagnostiek en behandeling van jeugdigen in het kader van een civielrechtelijk onderzoek of civielrechtelijke maatregel.

  • c.

    Diagnostiek en behandeling van jeugdigen van binnen een strafrechtelijke kader.

 

Artikel 3.25 Criteria Verslavingszorg

  • 1.

    Deze individuele voorziening betreft de diagnostiek en behandeling van verslavingsproblemen (conform DSM V) bij jeugdigen (Specialistische Jeugd GGZ).

  • 2.

    Het gaat dan om verslavingsproblemen zoals alcohol, drugs, gokken, gamen etc.

 

Artikel 3.26 Criteria Transculturele/interculturele psychiatrie

Deze individuele voorziening betreft de Specialistische Jeugd GGZ waarbij men in de behandeling van jeugdigen specifiek rekening houdt met hun (niet Nederlandse) culturele achtergrond en de behandeling indien nodig plaatsvindt in de (niet Nederlandse) taal van de jeugdige.

 

Artikel 3.27 Criteria Behandeling eetstoornissen

Deze individuele voorziening betreft de diagnostiek en behandeling (Specialistische Jeugd GGZ ) van eetstoornissen (diagnose conform DSM V).

 

Artikel 3.28 Criteria Klinische GGZ/ bereikbaarheidsdienst/ hoog complexe behandeling

  • 1.

    Hoogcomplexe GGZ is een Multidisciplinaire GGZ behandeling voor jeugdigen met een (DSMV)stoornis met complexe problematiek zoals blijkt uit een combinatie van:

  • a.

    Een hoge mate van ernst en een hoge mate van complexiteit (disfunctioneren op meerdere levensgebieden)

  • b.

    En/of een hoge mate van risico.

  • 2.

    Klinische GGZ

  • 3.

    Het bieden van een 24-uurscrisisdienst. Waar nodig wordt er gezorgd voor klinische opname in crisisgevallen.

 

Artikel 3.29 Inzet interventieteam

  • 1.

    Bij complexe en vastgelopen problematiek, die niet via de reguliere gemeentelijke toegang tot passende ondersteuning heeft geleid, wordt het interventieteam ingeschakeld.

  • 2.

    Het interventieteam kan na onderzoek via maatwerk passende jeugdhulp inzetten.

  • 3.

    Het Interventieteam legt de uitkomsten van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 3.5 vast en stelt een beschikking zoals bedoeld in artikel 3.6 op ter verstrekking van een individuele voorziening.

  •  

Hoofdstuk 4 Kwaliteit en afstemming

Paragraaf 1 Kwaliteit

 

Artikel 4.1 Algemene kwaliteitseisen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat minimaal de uitvoering van de wettelijke kwaliteitseisen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de wet, worden opgenomen in de contracten met de aanbieders

  • 2.

    Het college kan de aanbieder onderwerpen aan een screening welke kan bestaan uit:

  • a.

    Het door een zorgaanbieder laten overleggen van schriftelijke bewijsstukken die aantonen dat hij aan de geschiktheidseisen en/of kwaliteitseisen voldoet waaronder een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG);

  • b.

    Het doen van onderzoek in open dan wel gesloten bronnen;

  • c.

    Het vragen van een Bibob-advies van het Landelijk Bureau Bibob of het zelf uitvoeren van een (pre)Bibob-onderzoek.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de veiligheid, kwaliteit van zorg, doeltreffendheid, doelmatigheid en cliëntgerichtheid.

  • 4.

    De aanbieder past het kwaliteitskader Jeugd en het besluit Jeugdwet en de hierin opgenomen norm voor verantwoorde werktoedeling uitlegbaar toe. Dit houdt in dat de zorgaanbieder:

  • d.

    Taken laat uitvoeren door of met vakbekwame, geregistreerde professionals;

  • e.

    Voor jeugdhulp in de vorm van behandeling specialistisch een GZ-psycholoog, geregistreerd in het BIG-register, wordt ingezet of een geregistreerde professional onder verantwoordelijkheid van een GZ-psycholoog wordt ingezet.

  • f.

    Aan begeleiding specialistisch stelt de gemeente hogere kwaliteitseisen dan aan begeleiding basis. Van uitvoerend hulpverleners wordt verwacht dat zij minimaal een hbo-opleiding hebben.

  • g.

    Professionals inzet met een hbo- of wo opleiding die beschikking over een actuele registratie in het kwaliteitsregister jeugd (SKJ) of het BIG-register;

  • h.

    Niet-geregistreerde professionals kunnen worden ingezet als er geen nadelige gevolgen zijn voor de kwaliteit van de hulp of als dit juist noodzakelijk is voor de kwaliteit van de hulp en zij een voor de zorg relevante opleiding op minimaal MBO 4 hebben afgerond;

  • i.

    Zorgt dat professionals kunnen werken volgens hun professionele standaarden.

  • 5.

    Zorgverleners die beroepsmatig in contact komen met jeugdigen beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag. De VOG dient gescreend te zijn op functieprofiel 40, 45, 75, 84 of 85 (algemeen).

  • 6.

    De aanbieder beschikt over een vrijwilligersbeleid.

  • 7.

    Voor zover er sprake is van een keurmerk voor de branche waarbinnen de jeugdhulpaanbieder van een individuele voorziening in het kader van een overeenkomst met de gemeente opereert, kan het college slechts aanbieders contracteren die beschikken over dit keurmerk of vergelijkbare kwaliteitseisen.

  • 8.

    Het college draagt op dat de door de jeugdhulpaanbieder van een individuele voorziening ingeschakelde medewerkers, voldoen aan de voor de functie vereiste deskundigheid, vaardigheden en wettelijke eisen. Zij dienen te beschikken over een adequate zorgopleiding.

  • 9.

    Het college kan nadere regels stellen over welke opleidingen als adequate zorgopleiding worden aangemerkt.

  • 10.

    De jeugdhulpaanbieder houdt zich aan de Governance-code Zorg.

  • 11.

    De jeugdhulpaanbieder voldoet aan de Wet Normering Topinkomens (WNT);

  • 12.

    De jeugdhulpaanbieder voldoet aan de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp;

  • 13.

    De jeugdhulpaanbieder legt zijn kwaliteitsborging vast in een toetsbaar plan dat past bij de aard van de ondersteuning. Op verzoek van de gemeenten overlegt de jeugdhulpaanbieder zijn plan en geeft de jeugdhulpaanbieder inzicht in de daadwerkelijke uitvoering.

  • 14.

    De jeugdhulpaanbieder van een individuele voorziening houdt rekening met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van jeugdigen. De jeugdhulpaanbieder zorgt ervoor dat binnen de organisatie als vanzelfsprekend wordt omgegaan met verschillen in o.a. seksuele oriëntatie, genderdiversiteit en intersekse-conditie. De samenstelling van het team van zorgverleners past bij de diversiteit van (de vraag van) jeugdigen.

  • 15.

    De jeugdhulpaanbieder heeft aandacht voor de achtergrond van de jeugdige in de breedte en houdt rekening met een mogelijke taalbarrière tussen zorgverleners en de jeugdigen. De inzet van een tolk valt onder de verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieder.

  • 16.

    Ingeschakelde zorgverleners kunnen niet zelf ook jeugdhulp en/of Wmo zorg direct of indirect, ontvangen voor de hulpvraag waarvoor zij hulp verlenen.

  • 17.

    De inzet van onderaannemers en externe inhuur valt onder de verantwoordelijkheid van de hoofdaannemer. Onderaannemers en externen dienen ook te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals genoemd in deze verordening.

  • 18.

    Het college kan nadere regels opstellen voor nadere invulling van dit artikel en de wijze waarop de invulling van de kwaliteitseisen wordt gewogen in toetsingskaders.

 

Artikel 4.2 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbe-schermingsmaatregelen en jeugdreclassering

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door jeugdhulpaanbieders te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    De aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    De voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie en deskundigheid;

  • c.

    Een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, reiskosten, scholing en werkoverleg;

  • e.

    Kosten voor bijscholing van het personeel;

  • f.

    Andere kosten die het gevolg zijn van verplichtingen voor leveranciers, zoals rapportage- en administratieve verplichtingen.

  • 2.

    De jeugdhulpaanbieder betaalt zorgverleners volgens een toepasselijke Cao en neemt hierbij de geldende wetgeving omtrent arbeidsomstandigheden in acht. Een werknemer kan maximaal een 40-urige werkweek hebben en dient minimaal te worden uitbetaald conform de wet minimum loon.

 

Artikel 4.3 Cliëntparticipatie

  • 1.

    Het college stelt inwoners, ondersteunde inwoners, Adviesraad Sociaal Domein en Inwoners-organisatie(s), bij het Jeugdhulp beleid in staat om gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen.

  • 2.

    Het college betrekt in ieder geval de Adviesraad Sociaal Domein bij het bepalen hoe inwoners worden betrokken.

  • 3.

    De Adviesraad Sociaal Domein bestaat uit leden met een breed netwerk in de stad die in staat zijn de belangen van de inwoners, in relatie tot de opdracht in de wet, te behartigen.

  • 4.

    De inwonerorganisatie(s), bedoeld in het eerste lid:

  • a.

    Wordt of worden door het college betrokken bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;

  • b.

    Is of zijn bevoegd om het college te voorzien van ongevraagd advies ten aanzien van verordeningen en beleidsvoorstellen;

  • c.

    Is of zijn bevoegd om onderwerpen voor overleg aan te dragen.

  • 5.

    Het college draagt er zorg voor dat de inwonerorganisatie(s) tijdig over informatie kan beschikken die noodzakelijk is om haar adviesrol naar behoren en binnen een redelijke termijn uit te oefenen.

  • 6.

    Het college kan de Adviesraad Sociaal Domein ondersteunen bij de uitoefening van haar taken.

  • 7.

    Het college kan nadere regels ter uitwerking van deze verordening opstellen met betrekking tot het functioneren van de Adviesraad Sociaal Domein.

 

Artikel 4.4: Melding incidenten, calamiteiten, geweld en misbruik alsmede (seksueel-) grensoverschrijdend gedrag

  • 1.

    Een jeugdhulpaanbieder stelt schriftelijk een interne procedure vast waarin stapsgewijs wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met signalen van incidenten, geweld in de zorgrelatie alsmede van (seksueel-) grensoverschrijdend gedrag en op grond van artikel 9 Wet kwaliteit klachten geschillen zorg (Wkkgz).

  • 2.

    Een jeugdhulpaanbieder doet op grond van artikel 11 Wkkgz bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) onverwijld melding van iedere calamiteit die bij de zorgverlening heeft plaatsgevonden, geweld in de zorgrelatie of opzegging, ontbinding of niet voortzetting van een overeenkomst met een zorgverlener op grond van zijn oordeel dat de zorgverlener ernstig is tekort geschoten in zijn functioneren.

  • 3.

    Meldingen van huislijk geweld en kindermishandeling worden gedaan bij Veilig Thuis Flevoland.

  • 4.

    De jeugdhulpaanbieder meldt de genoemde meldingen in de leden 1,2 en 3 tevens onverwijld aan de met toezicht belaste ambtenaar.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop meldingen van incidenten, calamiteiten en geweld aan het college worden gedaan.

 

Paragraaf 2 Afstemming

 

Artikel 4.5 Afstemming met gezondheidszorg

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel e van de wet en artikel 3 lid 3 van deze verordening, plaatsvindt.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die jeugdhulp ontvangen en bijvoorbeeld doordat ze de leeftijd van 18 jaar bereiken onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.

  • 3.

    Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of ouder(s) ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

 

Artikel 4.6 Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

  • a.

    Het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet,

  • b.

    Het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

  • c.

    De vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt.

  • 2.

    Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.

 

Artikel 4.7 Afstemming met justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.

  • 2.

    Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 4.6 lid 3 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.

 

Artikel 4.8 Afstemming met voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat alle locaties voor kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het toegangsteam van de gemeente.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in lid 1 genoemde contactpersonen en de leerplichtambtenaren.

  • 3.

    Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het ondersteuningsplan van de jeugdige en/of zijn ouder(s).

 

Artikel 4.9 Afstemming Veilig Thuis Flevoland

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang naar algemene en individuele voorzieningen.

 

Artikel 4.10 Afstemming Wmo-voorzieningen

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de andere gezinsleden binnen het gezin op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen en/of ouder(s) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

 

Artikel 4.11 Afstemming met voorzieningen werk en inkomen

Het college draagt zorg dat het toegangsteam, jeugdhulpaanbieders en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en/ of ouder(s) helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke voorzieningen –zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen en armoedevoorzieningen - te krijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

 

Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget

Artikel 5.1 Ondersteuning inkopen met een Pgb

  • 1.

    Als een jeugdige en/ of ouder(s) in aanmerking komen voor een individuele voorziening, dan kan deze voorziening enkel door middel van een Pgb, indien de jeugdige en/of ouder(s) gemotiveerd kunnen aangeven dat het gecontracteerde aanbod niet passend is.

  • 2.

    De formele aanbieder dient aan dezelfde kwaliteitseisen te voldoen als de gecontracteerde aanbieder, zoals onder andere opgenomen in artikel 4.1 en artikel 4.2 van deze verordening.

  • 3.

    De gemeente beoordeelt of de in te kopen individuele voorziening die de jeugdige en/ of ouder(s) met een Pgb wensen in te kopen van goede kwaliteit, en dus veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is, aan de hand van het uitvoeringsplan zoals bedoeld in lid 7.

  • 4.

    De gemeente beoordeelt -met behulp van een Pgb vaardighedentoets als bedoeld in artikel 5.6 - of de jeugdige en/ of ouders of zijn vertegenwoordiger Pgb-zaken voldoende in staat zijn om de aan een Pgb verbonden taken op een verantwoorde manier uit te voeren.

  • 5.

    De aan een Pgb verbonden taken zijn onder andere:

  • a.

    Overeenkomsten afsluiten met zorgverleners;

  • b.

    De kwaliteit van de hulp waarborgen;

  • c.

    Zorgverleners aansturen;

  • d.

    Administratie bijhouden

  • e.

    Verantwoording afleggen over het ingezette budget;

  • 6.

    De jeugdige en/ of ouder(s) of de vertegenwoordiger Pgb-zaken levert bij de aanvraag voor een Pgb de volgende documenten aan:

  • a.

    Een uitvoeringsplan persoonsgebonden budget jeugd, volgens een door het college ter beschikking gesteld format;

  • b.

    Een diploma van de zorgverlener;

  • c.

    Een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) van de zorgverlener.

  • 7.

    In het uitvoeringsplan is opgenomen:

  • a.

    De motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een Pgb gewenst is;

  • b.

    De voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

  • c.

    Op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

  • d.

    De kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief;

  • e.

    Welke resultaten met de in te kopen individuele voorziening worden bereikt en hoe deze resultaten behaald zullen worden. Deze resultaten moeten overeenkomen of voortvloeien uit hetgeen is vastgelegd in het ondersteuningsplan;

  • f.

    Op welke wijze de in te kopen individuele voorziening af wordt gestemd op andere ondersteuning die binnen de leefeenheid aanwezig is;

  • g.

    Hoe de continuïteit van de ondersteuning gewaarborgd is tijdens vakantie of ziekte van de zorgverlener.

  • 8.

    Het college beoordeelt of de jeugdige en/ of ouder(s) of de vertegenwoordiger Pgb-zaken in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen. Het college kan een Pgb-vaardigheden toets uitvoeren of de jeugdige en/ of ouder(s), of de vertegenwoordiger Pgb-zaken een Pgb-test laten doen, zoals bedoeld in artikel 5.6 lid 1 van deze verordening.

  • 9.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het Pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

 

Artikel 5.2 Onderscheid formele aanbieder en informele aanbieder

  • 1.

    Van een formele aanbieder is sprake indien de hulp verleend wordt door één van de onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

  • a.

    Personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante zorggerelateerde diploma’s en een recent afgegeven VOG die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

  • b.

    Personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP). Daarnaast moeten deze personen ten aanzien van de voor het Pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante zorggerelateerde diploma’s en recente VOG die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

  • c.

    Personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 2.

    Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is er altijd sprake van een informele aanbieder.

  • 3.

    Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is sprake van informele aanbieder.

 

Artikel 5.3 Voorwaarden voor ondersteuning door een formele aanbieder

  • 1.

    De kwaliteit van de met het Pgb ingekochte professionele ondersteuning, voldoet minimaal aan dezelfde eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren, hierbij moeten deze aanbieders in elk geval voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    Ingeschreven staan in het handelsregister;

  • b.

    Voldoende passend opgeleid, volgens de normen die gelden voor gecontracteerde aanbieders zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 3 van deze verordening, personeel in dienst hebben;

  • c.

    Het personeel dient te beschikking over een recente Verklaring Omtrent het Gedrag, welke maximaal 3 maanden voor indiensttreding is afgegeven functieprofiel 40, 45, 75, 84 of 85 (algemeen).

  • d.

    Beschikken over een volledig geïntegreerd kwaliteitssysteem dat voldoet aan de normen die gelden voor gecontracteerde aanbieders;

  • e.

    Een recente verklaring betalingsgedrag belastingdienst kunnen tonen;

  • f.

    Een afschrift van de meest recente jaarrekening - of in het geval van een ZZP’er een balans en een winst- en verliesrekening -kunnen tonen;

  • g.

    Aantoonbaar verzekerd zijn tegen beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid.

 

Artikel 5.4 Voorwaarden ondersteuning door een informele aanbieder

  • 1.

    Er wordt geen Pgb verstrekt wanneer het gebruikelijk is dat de activiteiten door de wettelijke vertegenwoordigers dan wel het sociaal netwerk worden verricht gelet op de leeftijd van de jeugdige, zoals:

  • a.

    (sociale) Activiteiten ondernemen met de jeugdige;

  • b.

    Toezicht houden bij jeugdigen tot 12 jaar;

  • c.

    Toezien op inname van medicijnen;

  • d.

    1 à 2 dagen per week oppassen door een familielid zoals opa of oma;

  • e.

    Het maken van afspraken en/of het meegaan naar afspraken met specialisten;

  • f.

    Vervoer naar afspraken met specialisten;

  • g.

    Vervoer naar school bij jeugdigen tot 12 jaar.

  • 2.

    Een jeugdige en/ of ouder(s) hebben de mogelijkheid om dienstverlening te betrekken van een persoon behorende tot het sociale netwerk:

  • a.

    Als een gelijkwaardig of beter resultaat kan worden behaald dan door een formele aanbieder en;

  • b.

    Als dit leidt tot gelijkwaardige dienstverlening die veilig, doeltreffend en doelmatig is en;

  • c.

    Als het niet gaat om ggz-behandeling.

 

Artikel 5.5 Weigeringsgronden Pgb

  • 1.

    Er wordt geen PGB verstrekt:

  • a.

    Als het Pgb hoger is dan de kosten van jeugdhulp voorziening in natura.

  • b.

    Voor vervoer als de jeugdige en/ of ouder(s) in deze behoefte kunnen voorzien door gebruik te maken van een vorm van collectief vervoer;

  • c.

    Als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 3.2 lid 3;

  • d.

    De ondersteuning die de jeugdige en/ of ouder(s) met het Pgb wensen in te kopen naar het oordeel van het college niet of niet in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het beoogde resultaat;

  • e.

    Onafhankelijk advies heeft uitgewezen dat de verantwoorde ondersteuning niet geborgd is;

  • f.

    De ondersteuning die door één en dezelfde persoon geleverd wordt meer bedraagt dan 40 uur per week. Bij het vaststellen of deze 40 uur per week overschreden wordt kan ook betrokken worden de hoeveelheid ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een Pgb, levert aan andere personen of gezinsleden;

  • g.

    Het Pgb gebruikt wordt voor het betalen van belangenbehartigers of een beheerder, of voor andere kosten dan het leveren van de ondersteuning. Onder andere kosten wordt ook verstaan reiskosten of begeleidings- of administratiekosten in verband met het beheren van een Pgb;

  • h.

    De jeugdige en/ of ouder(s) of zijn Pgb-vertegenwoordiger naar het oordeel van het college:

  • I.

    De aanvraag niet kunnen motiveren en/ of toelichten;

  • II.

    Een bespreking van het uitvoeringsplan weigeren of, na daartoe te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnen;

  • III.

    De Nederlandse taal niet voldoende beheersen;

  • IV.

    Geen vaste woon- of verblijfplaats hebben;

  • V.

    Problematische schulden hebben, een schuldsaneringstraject doorlopen of onder de wet schuldsanering natuurlijke personen vallen;

  • VI.

    Verwijtbaar onder toezicht staan of een bewindvoerder hebben tenzij de bewindvoerder het volledige beheer van het Pgb op zich neemt. De kosten die hiermee gemoeid zijn komen ten laste van de jeugdige en/ of ouder(s). Onder verwijtbaar wordt in dit geval verstaan dat de persoon handelingen heeft verricht of keuzes heeft gemaakt die ertoe hebben geleid dat toezicht of bewindvoering noodzakelijk is;

  • VII.

    Redelijkerwijs niet in staat kunnen worden geacht het Pgb te beheren en de persoon die als beheerder optreedt niet voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een vertegenwoordiger Pgb zaken zoals bedoeld in artikel 5.6;

  • i.

    Indien de jeugdige en/ of ouder(s) ondersteuning wensen in te kopen bij een Pgb-aanbieder die in het verleden bewezen fraude heeft gepleegd.

  • j.

    Indien er twijfels zijn over de integriteit van de zorgverlener, dat zich in ieder geval voordoet indien de zorgverlener in de afgelopen vijf jaar:

  • I.

    Betrokken is geweest bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan die de veiligheid en de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar brengen;

  • II.

    Veroordeeld is geweest wegens een misdrijf;

  • III.

    Bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd heeft gekregen;

  • IV.

    Bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd heeft gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom;

  • V.

    Er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de Pgb-aanbieder en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;

  • VI.

    Zich niet professioneel gedraagt. Hiervan is onder andere sprake indien de PGB-aanbieder zich intimiderend opstelt, geen voorbeeldfunctie toont of incidenten hebben plaatsgevonden binnen de uitvoering van zijn functie;

  • VII.

    Er naar het oordeel van het college andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking.

  • k.

    Het college kan de Pgb-aanbieder onderwerpen aan een screening zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 2 van deze verordening. Het college kan een Pgb weigeren naar aanleiding van een negatief advies van het Landelijk Bureau Bibob of na een eigen onderzoek.

  • l.

    Als het college eerder een beslissing heeft herzien of ingetrokken omdat:

  • I.

    De jeugdige en/ of ouder(s) of zijn vertegenwoordiger Pgb-zaken onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • II.

    De jeugdige en/ of ouder(s) of zijn vertegenwoordiger Pgb-zaken niet hebben voldaan aan de aan de individuele voorziening of het Pgb verbonden voorwaarden;

  • III.

    De jeugdige en/ of ouder(s) of zijn vertegenwoordiger Pgb-zaken het Pgb niet of voor een ander doel hebben gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

 

Artikel 5.6 Voorwaarden vertegenwoordiger Pgb-zaken

  • 1.

    De vertegenwoordiger Pgb-zaken dient in staat te zijn de aan een Pgb verbonden taken verantwoordelijk te kunnen uitvoeren. Dit betekent in ieder geval dat hij:

  • a.

    Zijn eigen situatie, dan wel die van de zorgvrager, overziet en een duidelijk beeld heeft van de zorgvraag.

  • b.

    Op de hoogte is van de regels en verplichtingen die horen bij het Pgb, of hij weet zelf de desbetreffende instanties (online) te vinden.

  • c.

    In staat is om een overzichtelijke Pgb administratie bij de houden, waardoor hij inzicht heeft in de bestedingen van het Pgb.

  • d.

    Voldoende vaardig is om (in de Nederlandse taal) te communiceren met de gemeente, de zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de Svb en de zorgverleners.

  • e.

    In staat is om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen.

  • f.

    In staat is om afspraken te maken en vast te leggen en om dit te verantwoorden aan de verstrekkers van het Pgb.

  • g.

    Kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is.

  • h.

    Kan de inzet van zorgverleners coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte.

  • i.

    In staat is om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken of het functioneren.

  • j.

    Heeft voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap, of weet deze kennis te vinden.

  • 2.

    De vertegenwoordiger Pgb-zaken mag niet tevens de zorgverlener zijn.

  • 3.

    Er mag geen sprake zijn van belangenverstrengeling tussen de vertegenwoordiger Pgb-zaken en de zorgverlener.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen over de voorwaarden aan de vertegenwoordiger Pgb-zaken.

 

Artikel 5.7 Hoogte van het PGB

  • 1.

    De hoogte van het Pgb wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het Pgb toereikend is om goede kwaliteit ondersteuning, van derden te betrekken.

  • 2.

    De omvang van het Pgb bedraagt niet meer dan de kosten van de best passende voorziening in natura.

  • 3.

    Indien het Pgb is gebaseerd op een bedrag per uur, dagdeel of etmaal, of een gemiddeld tarief per resultaat, wordt onderscheid gemaakt tussen ondersteuning geleverd door een formele aanbieder en een informele aanbieder:

  • a.

    Het tarief voor een formele aanbieder bedraagt 85% van het tarief dat voor gecontracteerde jeugdhulp wordt gehanteerd, tenzij de passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief via het Pgb kan worden ingekocht.

  • b.

    Het tarief voor een informele aanbieder bedraagt 120% van het minimum uurloon (vastgesteld op 1 januari van het betreffende jaar), inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek.

  • 4.

    Bij een individuele voorziening die wordt verleend op basis van een verklaring als bedoeld in artikel 8ab lid 1 Regeling Jeugdwet bedraagt het Pgb:

  • a.

    de maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 8ab lid 1 van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het uitvoeringsplan van de jeugdige kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming, of

  • b.

    de tegemoetkoming per kalendermaand voor schoonmaakmiddelen, levensmiddelen, kleding of reiskosten zoals bedoeld in artikel 8ab lid 1 van de Regeling Jeugdwet. De tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van de door het college vastgestelde vergoedingenlijst die waar mogelijk gebaseerd is op richtbedragen van het Nibud.

  • 5.

    Het tarief voor het Pgb blijft tijdens de hele toekenningsperiode hetzelfde.

 

Artikel 5.8 Besteding en verantwoording Pgb

  • 1.

    De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een Pgb:

  • a.

    Kosten voor bemiddeling

  • b.

    Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers

  • c.

    Kosten voor het voeren van een Pgb-administratie

  • d.

    Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een Pgb

  • e.

    Kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering

  • f.

    Kosten voor wonen, huren, voeding en reiskosten.

  • 2.

    Bij uitbetaling van het Pgb aan de zorgverlener mag geen gebruik gemaakt worden van vaste maandlonen of maandbedragen, tenzij hiervoor door het college schriftelijk toestemming wordt verleend.

  • 3.

    Het aantal gewerkte en betaalde uren per zorgverlener mag niet afwijken van het Arbeidstijdenbesluit en mag indien het Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is, niet meer bedragen dan veertig uur per week.

  • 4.

    Het college kan de budgethouder verplichten gebruik te maken van standaard documenten voor het aanleveren van informatie voor het trekkingsrecht via de SVB.

  • 5.

    In de beschikking kan het college eisen stellen aan de verantwoording van het Pgb.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen voor het gebruik van, de controle op en de verantwoording van de besteding van het Pgb.

 

Hoofdstuk 6 Bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik

Artikel 6.1 Aanwijzen toezichthouder rechtmatigheid

  • 1.

    Het college informeert jeugdige en/ of ouder(s) in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

 

Artikel 6.2 Meewerkplicht aan toezichthouder

  • 1.

    Een jeugdhulpaanbieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 2.

    Bij schending van de meewerkplicht zoals bedoeld in het eerste lid is het college bevoegd een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te leggen.

 

Artikel 6.3 Controles

  • 1.

    Om oneigenlijk gebruik van de wet te voorkomen, controleert het college de rechtmatigheid van de verstrekte individuele voorziening en de besteding van het Pgb. Dit kan in de vorm van een steekproef.

  • 2.

    Het college is gerechtigd tot het uitvoeren van controles waaronder materiële controle, calamiteiten- en fraudeonderzoek. Het college kan nadere regels ter uitwerking van deze verordening opstellen met betrekking tot de wijze waarop deze onderzoeken vorm worden gegeven.

  • 3.

    Het college zoekt waar mogelijk samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;

  • 4.

    Het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaat-sturing en accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties.

  • 5.

    Het college voert een grondige toets aan de voorkant uit bij de verstrekking van een Pgb op:

  • a.

    De regiemogelijkheden van de jeugdige of degene die de jeugdige als vertegenwoordiger wenst in te schakelen;

  • b.

    De kwaliteit van de invulling van het door de jeugdige en/ of ouder(s) te overleggen Pgb-uitvoeringsplan, mede met het oog op de te bereiken resultaten;

  • 6.

    Het college draagt zorg voor een meldpunt waar signalen over oneigenlijk gebruik en fraude kunnen worden gemeld in het kader van uitvoering van de wet.

  • 7.

    Het college kan, bij een ernstig vermoeden van een omstandigheid (zoals bedoeld in artikel 8b lid 6 regeling van de wet) de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken.

 

Artikel 6.4 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening en intrekking

  • 1.

    Degene aan wie een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht onverminderd artikel 8.1.2 van de wet op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan onverminderd artikel 8.1.4 van de wet een besluit met betrekking tot een individuele voorziening herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de jeugdige en/ of ouder(s) onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de jeugdige en/ of ouder(s) niet langer op de individuele voorziening en het eventuele daarmee samenhangende Pgb zijn aangewezen;

  • c.

    de individuele voorziening en het eventuele daarmee samenhangende Pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de jeugdige en/ of ouder(s) niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het Pgb, of

  • e.

    de jeugdige en/ of ouder(s) de individuele voorziening en het eventuele daarmee samenhangende Pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid onderdeel a heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldwaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten Pgb.

 

Hoofdstuk 7 Klachten en medezeggenschap

Artikel 7.1 Klachtregeling

  • 1.

    Het college behandelt klachten van de jeugdige en/of ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de regeling afhandeling klachten.

  • 2.

    Indien de jeugdige en/ of ouder(s) niet tevreden zijn over de afhandeling van de klacht door het college dan kan de klacht worden voorgelegd aan de Gemeentelijke Ombudsman.

 

Artikel 7.2 Klachtregeling, medezeggenschap en cliënttevredenheid

  • 1.

    In de contracten en/of subsidie afspraken tussen het college en de jeugdhulpaanbieders wordt vastgelegd dat jeugdhulpaanbieders een regeling vaststellen voor een kosteloze behandeling van klachten van cliënten over gedragingen van de aanbieder richting de cliënt.

  • 2.

    In de contracten en/of subsidie afspraken tussen het college en de jeugdhulpaanbieders wordt vastgelegd dat jeugdhulpaanbieders een regeling vaststellen voor medezeggenschap. Deze regeling ziet in ieder geval toe op voorgenomen besluiten van de jeugdhulp-aanbieder die voor de cliënten van belang zijn.

  • 3.

    In de contracten en/of subsidie afspraken tussen het college en de jeugdhulpaanbieders wordt vastgelegd op welke wijze de jeugdhulpaanbieders de cliënttevredenheid vaststellen.

  • 4.

    Het college kan besluiten de voorwaarden genoemd in de voorgaande drie leden, niet of anders aan de jeugdhulpaanbieder op te leggen, indien deze niet in verhouding staat tot de omvang van de organisatie van de jeugdhulpaanbieder of de omvang van de opdracht.

  • 5.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen en medezeggenschapsregeling van aanbieders en voert zij een cliëntervaringsonderzoek uit.

 

Artikel 7.3 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Jeugdigen en/ of ouder(s) kunnen een beroep doen op een onafhankelijk vertrouwenspersoon van het Advies en Klachtenbureau Jeugdzorg (www.akj.nl).

  • 2.

    Het college informeert de jeugdige en/ of zijn ouder(s) tijdig over de beschikbaarheid van een vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 8 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van dat artikel gelet op het belang van de jeugdige en/of ouder(s) leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

  • 2.

    Over de toepasbaarheid van de hardheidsclausule kan het college nadere regels vaststellen.

 

Artikel 8.2 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Aanvragen voor ondersteuning die bij het college zijn ingediend voor het in werking treden van deze verordening en waarop nog niet is beslist op het moment van in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld volgens deze verordening.

 

Artikel 8.3 Intrekking oude verordening, inwerkingtreding en citeertittel

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp gemeente Almere 2018 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze Verordening treedt in werking op 20 april 2022.

  • 3.

    Deze Verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Almere 2022.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 maart 2022

de raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

G.J. Broer, A.T.B. Bijleveld-Schouten

Naar boven