Subsidieregeling Uitvoeringstafels NP Onderwijs Eindhoven

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat het in de vergadering van 21 december 2021 heeft besloten tot het vaststellen van de:

 

Subsidieregeling Uitvoeringstafels NP Onderwijs Eindhoven

 

Gelet op artikel 2, derde lid, 3, 5, 6, vierde lid, 7, 8, 9 van de ASV Eindhoven;

Gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

 

  • 1.

    De definities, genoemd in artikel 1 van de ASV Eindhoven, zijn op deze subsidieregeling van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteiten: een initiatief dat voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 4 lid 2 van deze subsidieregeling

  • b.

    Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs): dit programma is opgericht voor het herstel van de ontwikkeling van het onderwijs tijdens en na corona. Het budget dat de gemeente Eindhoven ontvangt moet ingezet worden om de onderwijsvertragingen (cognitief, executief, sociaal-emotioneel en motorisch) in te halen die kinderen hebben opgelopen als gevolg van de coronapandemie. Deze maatregelen moeten aansluiten bij de interventies die de scholen al uitvoeren.

  • c.

    Uitvoeringstafel: dit is een door de gemeente Eindhoven ingestelde tafel waar maatschappelijke partners samenkomen om activiteiten te ontwikkelen, te volgen en te evalueren. Voor elke onderwijstype (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, mbo en speciaal onderwijs) is een uitvoeringstafel ingericht onder de regie van de gemeente Eindhoven waar maatschappelijke partners vanuit het onderwijs, jeugdzorg en welzijn aan kunnen deelnemen.. Per tafel zijn opgaves beschreven.

 

Artikel 2 Doel

 

Met deze subsidieregeling wordt beoogd:

  • a.

    de negatieve impact van de coronapandemie op jongeren en kinderen te dempen en bij te dragen aan een duurzame aanpak van problemen die door de coronapandemie nog urgenter zijn geworden; of

  • b.

    de lokale en regionale samenwerking te bevorderen tussen schoolbesturen, samenwerkingsverbanden passend onderwijs, en andere lokale partijen voor de aanpak van onderwijsvertragingen en integrale ondersteuning van jongeren op sociaal, emotioneel, executief en cognitief vlak.

 

Artikel 3 Subsidieaanvrager

 

Voor subsidie komen uitsluitend rechtspersonen uit Eindhoven in aanmerking.

 

Artikel 4 De te subsidiëren activiteiten

 

Een subsidie, mits deze bijdraagt aan de doelen zoals omschreven in artikel 2, wordt verleend voor de volgende uitvoeringstafels en de daarop betrekking hebbende activiteiten:

  • a.

    primair onderwijs: activiteiten richten zich op het bevorderen van gelijke kansen; of

  • b.

    voorgezet onderwijs: activiteiten richten zich op het realiseren van een school die als gemeenschap dient en waar gelijke kansen worden bevorderd; of

  • c.

    speciaal onderwijs: activiteiten richten zich op het analyseren van de invloeden op de toename van de instroom in het speciaal onderwijs en het opstellen van een plan van aanpak om deze toename te beïnvloeden of activiteiten richten zich op verbeterde aansluiting tussen voorschool en primair onderwijs en jeugdhulp; of

  • d.

    middelbaar beroepsonderwijs: activiteiten richten zich op het realiseren van passende ondersteuning gericht op het voorkomen en verbeteren van mentale en psychosociale problemen voor alle mbo-studenten zonder daarbij gehinderd te worden door gemeentegrenzen.

 

Artikel 5 Subsidievereisten

 

  • 1.

    De subsidie wordt middels een daartoe opgesteld aanvraagformulier aangevraagd.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4 wordt voor alle uitvoeringstafels voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de aanvraag wordt gedaan door een aan de uitvoeringstafel verbonden maatschappelijk partner; en

  • b.

    inhoudelijk sluiten de activiteiten aan bij een of meer van de doelen van het NP Onderwijs zoals beschreven in de Regeling specifieke uitkering inhalen COVID-19 gerelateerde onderwijsvertragingen (bijlage 1).

 

Artikel 6 Subsidieplafond/de verdeling van de subsidie

 

  • 1.

    Het subsidieplafond voor het subsidiëren van activiteiten, zoals bedoeld in deze subsidieregeling, wordt jaarlijks vastgesteld met dien verstande dat voor de uitvoeringstafels genoemd in artikel 4, vier deelplafonds worden vastgesteld.

  • 2.

    Indien het bedrag waarvoor op grond van de subsidieregeling zou moeten worden verleend aan degenen die daartoe tijdig een aanvraag hebben ingediend groter is dan het op grond van de in het eerste lid vastgestelde deelplafonds, wordt op de aanvragen beslist in de volgorde waarin de aanvragen zijn binnengekomen.

 

Artikel 7 Bij aanvraag in te dienen gegevens

 

In aanvulling op de ASV Eindhoven bevat de aanvraag:

  • a.

    de leeftijdscategorie/doelgroep waar aanvrager zich op richt; en

  • b.

    hoe de activiteiten aansluiten op de beschreven doelen van deze subsidieregeling en voornoemde leeftijdscategorie/doelgroep; en

  • c.

    een opgave van de samenwerkingspartners waarmee de activiteiten binnen de uitvoeringstafel uitgevoerd worden in een ondertekende intentieverklaring waarin alle deelnemende partijen van de uitvoeringstafel zich committeren aan de subsidieaanvraag en het uitvoeren van de activiteiten, en

  • d.

    hoe u de resultaten van uw activiteiten inzichtelijk maakt voor het onderzoeksbureau dat de activiteiten per uitvoeringstafel monitort.

 

Artikel 8 Aanvraagtermijn

 

Een aanvraag voor een subsidie wordt, in afwijking van het gestelde in artikel 7 van de ASV Eindhoven, ingediend tenminste acht weken voor aanvang van de activiteiten.

 

Artikel 9 Beslistermijn

 

In afwijking van artikel 8 van de ASV Eindhoven beslist het college op een aanvraag uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding

 

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking en geldt tot en met 31 juli 2023.

 

Artikel 11 Citeertitel

 

De citeertitel van deze subsidieregeling is Subsidieregeling Uitvoeringstafel NPO Eindhoven.

 

 

 

 

 

Eindhoven, 21 december 2021

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

,burgemeester

,secretaris

Bijlage 1: bestedingsdoelen Nationaal Programma Onderwijs

 

Artikel 3. Verstrekken van de specifieke uitkering

In artikel 3 is bepaald met welk doel gemeenten een eenmalige specifieke uitkering ontvangen en in welke periode deze uitkering besteed kan worden.

Het doel van de regeling is het (financieel) mogelijk maken dat gemeenten in samenwerking met scholen, kinderopvang, (jeugdgezondheids)zorg, sociaal werk, welzijn, sport en cultuur maatregelen treffen om de COVID-19 gerelateerde vertragingen van kinderen in te lopen. Hierbij worden niet alleen cognitieve vertragingen bedoeld maar ook vertragingen op executief en sociaal en emotioneel vlak. Door het missen van fysiek onderwijs, zorgondersteuning, sport etc. zijn brede vertragingen opgetreden. Leergebiedoverstijgende kerndoelen (zoals leren leren) en welzijn zijn belangrijke voorwaarden voor het presteren op school en dienen daarmee ook aandacht te krijgen binnen de aanpak. Gemeenten nemen aanvullende maatregelen in overleg met en ter ondersteuning aan de inzet van scholen.

In artikel 3 worden de kosten die in aanmerking komen voor de specifieke uitkering opgesomd. De specifieke uitkering mag niet aan andere kosten worden besteed dan genoemd in dit artikel. Hieronder worden de kosten toegelicht door middel van enkele niet uitputtende voorbeelden.

In aanmerking komende kosten voor de specifieke uitkering zijn:

  • a.

    kosten voor het nemen van (bovenschoolse) maatregelen die nodig zijn om COVID-19 vertragingen in te halen bij kinderen, en waarvan gemeenten en scholen in gezamenlijk overleg constateren dat de gemeente hier een toegevoegde waarde heeft, zoals de organisatie van een zomerschool, bijles, huiswerkbegeleiding, voorleeshulp thuis, activiteiten op het terrein van sport/cultuur/techniek, ouderbetrokkenheid, (bovenschoolse) samenwerking met universiteiten, HBO- en MBO-instellingen waar het gaat om professionalisering van schoolleiders en docenten. Gemeenten kunnen deze activiteiten in samenwerking met andere partijen zoals kinderopvang, bibliotheken, sport, cultuur vormgeven.

  • b.

    het inhalen van vertragingen opgelopen door COVID-19 in de voorschoolse periode, zoals het inhalen van uren voorschoolse educatie, extra begeleiding in de groep, en extra inspanningen gericht op de toeleiding van kinderen. Het gaat bij deze activiteit om kinderen die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie en al geïndiceerd zijn, maar ook kinderen die wel onder de VE-doelgroep vallen volgens de gemeente maar nog niet geïndiceerd zijn.

  • c.

    kosten verband houdend met maatregelen gericht op zorg en welzijn in de school of in de verlengde leertijd om vertragingen op sociaal en emotioneel vlak als gevolg van COVID-19 in te halen, zoals extra jeugdhulp in de school of schoolmaatschappelijk werk, de M@ZL aanpak bij ziekteverzuim, zorg en welzijn in de zomerschool. Het gaat hier om aanvullende interventies of extra beschikbaarheid van zorg op school naast de reguliere verantwoordelijkheden en inzet van de gemeenten voor de jeugd (vanuit de Jeugdwet) die uit gezamenlijk overleg tussen gemeenten en schoolbesturen en op basis van analyse van de vertragingen nodig worden geacht.

  • d.

    kosten van gemeenten gericht op het bevorderen van de lokale samenwerking tussen schoolbesturen, samenwerkingsverbanden, kinderopvang, (jeugdgezondheids-)zorg, sociaal werk en andere lokale jeugdpartijen, ten behoeve van de aanpak van COVID-19 vertragingen en een integrale ondersteuning van jongeren op sociaal, emotioneel, executief en cognitief vlak. Het gaat hier bijvoorbeeld om het bevorderen van de inzet van pedagogisch medewerkers en jeugdartsen in het onderwijs.

  • e.

    kosten gericht op het betrekken van (dreigende) thuiszitters bij de aanpak van het inlopen van vertragingen als gevolg van COVID-19, zowel thuiszitters met (langdurig) relatief verzuim als de groep thuiszitters met absoluut verzuim. Gemeenten kunnen deze kinderen en jongeren verbinden met school bijvoorbeeld door samenwerking tussen onderwijs en zorg te bevorderen of deelname te bevorderen van deze groep aan activiteiten van de gemeente of school.

De specifieke uitkering moet aan één of meer van de bovenstaande in aanmerking komende kosten worden besteed. Daarnaast kan een gemeente de specifieke uitkering ook aan de volgende onderdelen besteden:

  • a.

    kosten voor tijdelijke extra huur van bestaande (onderwijs)huisvesting voor de uitvoering van maatregelen die scholen of gemeenten in het kader van het Nationaal Programma onderwijs nemen. Wanneer gemeenten en scholen in overleg vaststellen dat een interventie op schoolniveau niet georganiseerd kan worden vanwege een gebrek aan adequate huisvesting, dan kan een gemeente tijdelijk voorzien in de huisvestingsbehoefte door middel van het bijdragen aan de kosten voor de tijdelijke huur van een bestaande locatie. Ook kunnen huisvestingskosten ontstaan door gemeentelijke maatregelen in het kader van het Nationaal programma onderwijs.

  • b.

    kosten voor ambtelijke capaciteit van de gemeente (totale werkgeverslasten) of inkoop van expertise voor de uitvoering van het Nationaal Programma Onderwijs. Dit betreft ook het opstellen van een lokaal beeld van hoe het met kinderen gaat ten aanzien van de leervertragingen én hun welbevinden, het analyseren van de plannen en voorgestelde interventies van de scholen, het ontwikkelen en uitvoeren van een gemeentelijke aanpak ter bestrijding van deze vertragingen aanvullend op de voorgenomen interventies van scholen, of het signaleren van scholen die moeite hebben met het bestrijden van de vertragingen en deze doorverwijzen van deze scholen naar de landelijke ondersteuning vanuit het Nationaal Programma Onderwijs.

De gemeente bepaalt op basis van lokale behoefte de verdeling van de specifieke uitkering over bestedingsdoelen. De gemeente kan de specifieke uitkering in samenwerking met scholen, samenwerkingsverbanden, kinderopvang en andere lokale partijen besteden aan de genoemde doelen.

Gemeenten bepalen zelf op welke wijze zij de middelen verdelen. Zo kunnen zij ervoor kiezen om meer middelen in te zetten voor scholen waarbij in overleg met de school wordt geconstateerd dat intensieve samenwerking van meerwaarde is, bijvoorbeeld scholen in de gemeente met extra uitdagingen versterkt door COVID-19, omdat zij een beperkte organisatiekracht hebben of te maken hebben met een opeenstapeling van problematiek.

 

 

 

Naar boven