Aanwijzingsbesluit houden van hinderlijke of schadelijke dieren gemeente Woensdrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht, in vergadering bijeen op 11 januari 2022;

 

overwegende dat:

zich situaties kunnen voordoen waarbij het houden van bepaalde diersoorten, binnen de bebouwde kom, niet verenigbaar is met de (woon)omgeving;

het houden van deze diersoorten in die gevallen kan leiden tot overmatige hinder en schade aan de gezondheid;

 

gelet op artikel 2:60 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

 

besluit:

Het navolgende ‘Aanwijzingsbesluit houden van hinderlijke of schadelijk dieren gemeente Woensdrecht’ vast te stellen:

Artikel 1: Aanwijzing dieren

  • 1.

    Voor de volgende diersoorten geldt het verbod uit artikel 2:60 van de Algemene plaatselijke verordening:

     

  • a.

    varkens, zwijnen;

  • b.

    runderen;

  • c.

    paarden, pony’s en ezels;

  • d.

    schapen, geiten;

  • e.

    herten, alpaca’s, lama’s, kangoeroes;

  • f.

    struisvogels, emoes.

  • 2.

    Dit aanwijzingsbesluit is voor 1 of meer dan de onder lid 1 aangeduide diersoorten uitsluitend van toepassing indien het houden van bedoelde diersoorten in de zin van de Wet Milieubeheer geen bedrijfsmatige activiteit is of een activiteit in omvang alsof zij bedrijfsmatig is.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd andere diersoorten aan te wijzen dan hiervoor vermeld als de omstandigheden daartoe aanleiding geven en zulks in het belang van de openbare gezondheid is vereist of ter voorkoming van directe overlast aan omwonenden.

Artikel 2: Aanwijzing plaatsen

Artikel 1 is slechts van toepassing indien de hierin aangewezen dieren gehouden worden binnen de bebouwde kom, zoals bedoeld in artikel 1.1 lid d van de APV Woensdrecht en voorts alle gebieden die binnen een straal van 100 meter uit de grens van deze bebouwde kommen.

Artikel 3: ontheffing

  • 1.

    De ontheffing als bedoeld in artikel 2:60, tweede lid van de Algemene plaatselijke verordening wordt slechts verleend indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat het houden van de dieren niet leidt tot onevenredige hinder aan derden en de openbare gezondheid niet schaadt.

  • 2.

    een ontheffingsverzoek dient minimaal aan de volgende voorwaarden te voldoen:

    • a.

      naam;

    • b.

      postadres;

    • c.

      telefoonnummer;

    • d.

      (adres van) de locatie waar de dieren worden gehouden;

    • e.

      diersoorten met aantallen;

    • f.

      omschrijving van de wijze van huisvesting;

    • g.

      omschrijving van de aanwezige voorzieningen en installaties;

    • h.

      een situatietekening van de dierverblijven in relatie tot omwonenden te zijn opgenomen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen van de rechthebbende verlangen dat deze een burenakkoord overlegt, waaruit blijkt dat de direct-omwonenden instemmen met het aanwezig hebben van de dieren.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de ontheffing nadere voorschriften verbinden om overlast of schade aan de openbare gezondheid verder te voorkomen of te beperken.

Artikel 4: hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in die gevallen waarin de toepassing van dit aanwijzingsbesluit naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager daarvan af te wijken.

Artikel 5: overgangsbepaling

Dit aanwijzingsbesluit is niet van toepassing als kan worden aangetoond dat het houden van dieren al plaatsvond voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 6: inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 11 januari 2022,

burgemeester en wethouders van Woensdrecht,

de secretaris de burgemeester

A.P.E. Baart MBA drs. J.J.C. Adriaansen

Toelichting

Aanleiding en doel

De bestuurlijke wens bestaat om het houden van bepaalde dieren in woongebieden te beperken.

 

Juridisch kader

Het houden van dieren wordt in Woensdrecht gereguleerd via het bestemmingsplan en de Wet milieubeheer. Van regulering is pas sprake indien het houden van dieren in zodanige omvang plaatsvindt dat er sprake is van een ‘inrichting’. Om dit te kunnen bepalen heeft Woensdrecht, op basis van jurisprudentie, de Beleidsregel kleinschalig houden van dieren vastgesteld. Indien sprake is van een inrichting is het houden van dieren onder een woonbestemming niet toegestaan en zal de activiteit onder de Wet milieubeheer vallen. Dat laatste betekent dat de normen uit het Activiteitenbesluit Milieubeheer van toepassing zijn. Indien er geen sprake is van een inrichting wordt het houden van dieren in Woensdrecht niet nader gereguleerd.

 

De Algemene plaatselijke verordening biedt de mogelijkheid om het houden van dieren nader te reguleren. Artikel 2:60 van de APV luidt als volgt:

 

Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren

1. Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

a. aanwezig te hebben;

b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

c. aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven; of

2. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een plaats die krachtens het eerste lid is aangewezen, ontheffing verlenen van een of meer verboden bedoeld in het eerste lid.

3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Uitgangspunten

Voorgesteld wordt om, voor de regulering van het houden van dieren, de volgende uitgangspunten te hanteren:

- Regulering beperkt zich tot de bebouwde kommen en de gebieden 100 meter uit de grens van deze bebouwde kommen

- Er wordt volledig recht gedaan aan de rechtszekerheid van bestaande situaties: door middel van een overgangsregeling geldt het nieuwe aanwijzingsbesluit slechts voor nieuwe gevallen.

- Regulering blijft beperkt tot soorten die als ‘vee’ kunnen worden aangemerkt. Dat zijn namelijk de soorten die zich potentieel niet verenigen met een woonomgeving, bijvoorbeeld vanwege de noodzakelijke voorzieningen en impact op de omgeving.

- Administratieve lasten blijven zoveel mogelijk beperkt.

 

Toelichting aanwijzingsbesluit

In het belang van de uitvoerbaarheid is ervoor gekozen om pluimvee en pelsdieren niet mee te nemen, ook al worden die soms als vee aangemerkt. Het aanwijzen van pluimvee zal de toezichtlast en administratieve lasten aanzienlijk doen toenemen, zowel voor gemeente als inwoners.

 

Voorgesteld wordt om het houden van alle diersoorten die worden genoemd ontheffing plichtig te maken, als ze binnen de bebouwde kom gehouden worden. Er worden bewust geen aantallen dieren genoemd en er wordt ook geen afstandsnorm opgenomen: steeds moeten omgevingsfactoren afgewogen worden. Door ‘vee’ aan te wijzen wordt er vanuit gegaan dat een enkel dier potentieel al niet te verenigen is met een woonomgeving en dat elk geval afgewogen moet worden.

 

Afwegingsruimte college

Als voorwaarde om in aanmerking te komen voor een ontheffing, moet de aanvrager aannemelijk maken dat het houden van de dieren niet leidt tot onevenredige hinder aan derden en de openbare gezondheid niet schaadt. Dat wil zeggen dat het college er standaard van uit kan gaan dat er onevenredige hinder en gezondheidsschade optreedt, tenzij de aanvrager kan onderbouwen dat hier geen sprake van is. Dat betekent dat het college bij enige twijfel de ontheffing kan weigeren.

 

Waarom overgangsregeling?

Belangrijk is de overgangsregeling: inwoners mogen er van uit gaan dat de overheid voorspelbaar handelt. Indien door een besluit de rechtszekerheid van inwoners wordt aangetast, kunnen zij hier schade van ondervinden.

Daarom is in het aanwijzingsbesluit een overgangsregeling opgenomen die regelt dat het besluit alleen voor nieuwe gevallen geldt.

 

Voor een overgangsregeling zijn er twee mogelijke opties:

1. bestaande gevallen krijgen een ontheffing;

2. bestaande gevallen worden buiten de reikwijdte van de aanwijzing gehouden.

 

In artikel 4 wordt expliciet gekozen voor de tweede optie. Daarmee worden administratieve lasten voorkomen voor zowel de gemeente als dierenhouders. Potentieel zijn er veel bestaande gevallen die onder het aanwijzingsbesluit vallen. In het geval van optie 1 moeten deze allemaal in beeld worden gebracht en moet voor alle gevallen ontheffing worden verleend. Door deze gevallen buiten de reikwijdte van de aanwijzing te houden zullen de meeste gevallen pas aan het licht komen indien er sprake is van overlastmeldingen.

Naar boven