Wijzigingsverordening monumentenverordening Almere 2016

De raad van de gemeente Almere,

 

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet (in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988) en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

Besluit:

 

vast te stellen de volgende

VERORDENING tot wijziging van de Monumentenverordening Almere 2016:

 

I

  • 1.

    In artikel 1 wordt in de begripsbepaling onder a de zinsnede

    “zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde”

    vervangen door

    “de waarden zoals vastgelegd in Handleiding waardering Almeers erfgoed”

  • 2.

    In artikel 1 wordt in de begripsbepaling onder e de zinsnede

    “haar schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel haar wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde”

    vervangen door

    “de waarden zoals vastgelegd in Handleiding waardering Almeers erfgoed”

 

II

  • 1.

    In artikel 3, eerste lid, wordt de zinsnede

    “al dan niet.”

    vervangen door

    “op eigen initiatief of”

  • 2.

    Artikel 3, tweede lid, komt als volgt te luiden:

    “Voordat het college op de aanvraag een besluit neemt, stelt het een cultuurhistorische waardestelling op (of laat deze opstellen) en vraagt het advies aan de monumentencommissie bedoeld in hoofdstuk 6 van deze verordening.”

  • 3.

    Na het tweede lid wordt – onder vernummering van de leden 3 en 4 naar 4 en 5 - een nieuw lid ingevoegd, luidende:

    3. “In afwijking van het tweede lid kan het college op de aanvraag een besluit nemen zonder advisering door de monumentencommissie indien de aanvraag naar het oordeel van het college:

    a. niet door een belanghebbende is ingediend dan wel anderszins niet-ontvankelijk is

    b. gelet op het vierde lid van dit artikel dan wel het vastgestelde erfgoedbeleid kennelijk niet voor aanwijzing als monument in aanmerking komt.”

  • 4.

    In artikel 3, derde lid, wordt de zinsnede

    “waarderingscriteria gehanteerd, zoals die zijn opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (zie Bijlage I).”

    vervangen door

    “waarderingscriteria Almeers erfgoed gehanteerd zoals vastgelegd in de Handleiding waardering Almeers erfgoed (Bijlage 1) en wordt het voornemen getoetst aan het vastgestelde erfgoedbeleid”

 

III

  • 1.

    In artikel 8, eerste lid, wordt de zinsnede

    “al dan niet.”

    vervangen door

    “op eigen initiatief of”

  • 2.

    In artikel 8, tweede lid, wordt de zinsnede

    “Artikel 3, tweede en derde lid,” vervangen door “Artikel 3, tweede, derde en vierde lid,”.

 

IV

Na artikel 9 wordt een artikel 9a toegevoegd, luidende als volgt:

 

Artikel 9a. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een zaak of terrein aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 3 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5.

  • 3.

    Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

 

V

Aan artikel 10, tweede lid, wordt een nieuw sub d toegevoegd, luidende:

 

d. voor monumenten die als begraafplaats in gebruik zijn met inachtneming van de culturele waarden:

  • 1.

    plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

  • 2.

    doen van begravingen of asbijzettingen;

  • 3.

    ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als cultureel erfgoed.

 

VI

Na artikel 10 wordt een artikel 10a toegevoegd, luidende als volgt:

 

Artikel 10a. Gegevens en bescheiden voor het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een gemeentelijk monument

  • 1.

    Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10, lid 1, worden ten aanzien van een gemeentelijk monument, de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    kleurenfoto’s die een duidelijke indruk geven van het monument in relatie tot de voorgenomen activiteit:

  • b.

    voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de aanvraag de volgende tekeningen:

  • 1.

    als sprake is van het slopen van een deel van het monument waarbij de omvang van het monument wijzigt: situatietekeningen van de bestaande en de nieuwe situatie;

  • 2.

    opnametekeningen van de bestaande toestand :

  • 3.

    slooptekeningen; en

  • c.

    een omschrijving van de sloopmethode en de aard van en bestemming voor het vrijkomend materiaal.

  • 2.

    zo nodig worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    een nadere bepaling van de monumentale waarde van het monument aan de hand van een cultuurhistorische rapport

  • b.

    een beschrijving van de technische staat van het monument of het onderdeel van het monument waarop de voorgenomen activiteit betrekking heeft; of

  • c.

    een onderbouwing van de beschrijving van de technische staat aan de hand van technische rapporten.

 

VII

  • 1.

    In artikel 11, tweede lid, wordt het woord “zes” vervangen door “acht”

  • 2.

    Aan artikel 11 wordt een nieuw lid 3 toegevoegd, luidende

  • 3.

    Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie.

 

VIII

In artikel 14, tweede lid, wordt het woord “zes” vervangen door “acht”

 

IX

Artikel 16 wordt geschrapt.

 

X

In artikel 19, vierde lid, wordt het woord “zes” vervangen door “acht”

 

XI

In artikel 22, tweede lid, wordt na de zinsnede

“van geschiedkundige, architectonische, stedenbouwkundige, cultureel of sociaal-historisch belang.”

toegevoegd

“De waarderingscriteria Almeers Post 65 erfgoed en het vastgestelde erfgoedbeleid vormen het kader voor de advisering van de commissie”

 

XII

Bijlage 1 WAARDERINGSCRITERIA opgesteld de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

wordt vervangen door

Bijlage I

 

WAARDERINGSCRITERIA

Almeers erfgoed

 

Primaire waarderingscriteria

 

I Cultuurhistorische waarden

Belang van het object, structuur of landschap

– als bijzondere uitdrukking van (een) culturele, sociaaleconomische en/of bestuurlijke/beleidsmatige en/of geestelijke ontwikkeling(en);

– als bijzondere uitdrukking van (een) geografische, landschappelijke en/of historisch-ruimtelijke ontwikkeling;

– als bijzondere uitdrukking van (een) technische en/of typologische ontwikkeling(en);

– wegens innovatieve waarde of pionierskarakter;

– wegens bijzondere herinneringswaarde

 

II Architectuurhistorische, kunsthistorische en ruimtelijk-historische waarden

Belang van het object, structuur of landschap

– voor de geschiedenis van de architectuur, bouw(techniek), kunst, stedenbouw en/of tuin- en landschapsarchitectuur;

– vanwege het motief van de opdrachtgever;

– vanwege de ontwerpideologie;

– voor het oeuvre van een ontwerper;

– wegens de hoogwaardige ruimtelijke ontwerpkwaliteiten;

– wegens het bijzondere gebruik van (bouw- of plant) materialen, elementen, kleur en/of details.

 

III Situationele en ensemblewaarden

Belang van het object, structuur of landschap

– als essentieel onderdeel van een groter geheel dat cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en ruimtelijk-historisch van betekenis is;

– vanwege de bijzondere, beeldbepalende betekenis voor het aanzien van zijn omgeving, wijk, stad en eventueel regionaal/landelijk;

– vanwege de hoogwaardige kwaliteit in relatie met de ruimtelijke context;

– wegens de bijzondere situering/verkaveling/inrichting;

– wegens de bijzondere samenhang tussen samenstellende onderdelen (o.a. exterieur en interieur) en omgeving.

 

IV Identiteitswaarden

Het object, structuur of landschap

– bepaalt mede de identiteit van de stad;

– is van belang voor de identiteit van het gebied waarin het is gelegen of onderdeel van uitmaakt;

– fungeert als ruimtelijk herkenningspunt waaraan de geschiedenis van het gebied is af te lezen;

– is van bijzondere betekenis voor de stad en haar inwoners als onderdeel van het collectief geheugen en wordt beschouwd als lokale en/of eventueel regionale/nationale trots.

– draagt bij aan identiteitsvorming en een gevoel van saamhorigheid onder inwoners.

– bepaalt mede de identiteit van een organisatie en/of een lokale, en eventueel regionale/nationale gemeenschap;

– heeft een belangwekkende functie bij gebruiken, tradities, bezoeken of activiteiten van de gemeenschap;

– zou in geval van schade of verlies een gevoel van verlies of boosheid geven bij een gemeenschap, die waarde hecht aan het behoud.

 

V Belevingswaarden

Het object, structuur of landschap

– wordt vanwege de materiële en/of immateriële kwaliteiten in belangrijke mate gewaardeerd door een collectief aan inwoners, bezoekers en/of andere belanghebbenden;

– draagt in belangrijke mate bij aan het woon- en leefklimaat van de stad;

– is van belang door het gebruik voor recreatieve doeleinden en/of draagt bij aan de cultuur toeristische attractiviteit van de stad (cultuurtoerisme);

– ademt een bepaalde tijdsgeest of sfeer en spreekt bij een grote groep mensen tot de verbeelding. Dit kan een gevoel van nostalgie of tijdloosheid geven (tijdscapsule);

– het neemt een belangrijke plek in binnen de herinneringen en getuigenissen van een grote groep inwoners of belanghebbenden;

– geniet publieke bekendheid en wordt op grote schaal vastgelegd op foto’s, in film of muziek. Het inspireert hedendaagse ontwerpers, de gebouwde omgeving of kunstenaars en heeft een plek in de literatuur of geschiedschrijving van of over de stad;

– draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit vanwege de uitzonderlijke visuele kwaliteiten of combinaties van schalen (groot en klein), vormen, materialen, texturen, kleuren, details, bewegingen, eenheid, proporties, etc.;

– geeft op macroschaal (bijvoorbeeld bewegend oogpunt) een scenografische beleving;

– roept een sterke, en breed gedragen zintuigelijke ervaring op, zoals geluid (horen), licht (zien), geur (ruiken), voelen, proeven. Het kan daarnaast verrassen (ontgoochelend werken);

– het geeft een beleving van de gelaagdheid van het erfgoed.

 

Secundaire waarderingscriteria

 

VI Gaafheid en herkenbaarheid

Het object, structuur of landschap is van belang

– wegens de visuele gaafheid en herkenbaarheid wat betreft de ontwerpgedachte, situering en/of vorm;

– wegens de visuele gaafheid van oorspronkelijke (bouw of plant)materialen, elementen, kleur en/of details;

– wegens de visuele gaafheid en herkenbaarheid van het gehele ensemble van de samenstellende onderdelen (gebouwonderdelen, groenaanleg e.d.);

– in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke en/of landschappelijke omgeving;

– als nog goed herkenbare uitdrukking van de oorspronkelijke of een belangrijke historische functie.

 

VII Zeldzaamheid

Het object, structuur of landschap is van belang

– wegens absolute zeldzaamheid in architectuurhistorisch (waaronder typologisch en bouwtechnisch), kunsthistorisch en ruimtelijk-historische opzicht, binnen de gemeentelijke en eventueel regionale/landelijke context;

– wegens relatieve zeldzaamheid in relatie totéén of meer van de onder I t/m VI genoemde kwaliteiten.

 

XIII Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.

 

 

 

Almere, 17 februari 2022

 

De raad voornoemd,

 

de griffier, de voorzitter,

 

 

 

G.J. Broer, A.T.B. Bijleveld-Schouten

 

 

TOELICHTING

I

Artikel 1, sub a en sub e

De begripsbepaling van 'gemeentelijk monument' en ‘beschermd gemeentelijk stadsgezicht’ is nu toegesneden op specifiek Almeerse waarden zoals vastgelegd in de “Handleiding waardering Almeers erfgoed”.

 

II

Artikel 3, lid 1

Dit artikel verduidelijkt dat het college actief monumenten kan aanwijzen, maar dat ook kan overwegen te doen na een aanvraag van een belanghebbende.

 

Wat onder belanghebbende wordt verstaan volgt uit de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Een belanghebbende is iemand wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (artikel 1:2, eerste lid van de Awb). In rechterlijke uitspraken is een nadere invulling gegeven aan het begrip belanghebbende bij besluiten tot het aanwijzen van (gemeentelijke) monumenten.

 

Uit de rechterlijke uitspraken volgt dat in de eerste plaats alleen de eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde van een zaak een belanghebbende is bij een besluit om deze zaak als (gemeentelijk) monument aan te wijzen. Omwonenden, huurders, andere gebruikers van een zaak en andere individuele personen zijn geen belanghebbende bij zo’n besluit. Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 september 2003 met zaaknummer 200205030/1, op 17 januari 2007 met zaaknummer 200602860/1 en op 2 februari 2011 met zaaknummer 201005345/1/H2.

 

Ondanks de hoofdregel dat eigenlijk alleen de eigenaar of zakelijk gerechtigde belanghebbende kan zijn bij een aanwijzingsbesluit, besloot de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat een vereniging óók als belanghebbende kan worden aangemerkt. De statuten zijn van belang om te bepalen of de vereniging belanghebbende is. Een vereniging is niet in haar belang geraakt als dat belang niet in de statuten staat. Zie bijvoorbeeld zaaknummer 201709997/1/A2 op 14 november 2018.

 

Artikel 3, lid 1a

Dit artikel geeft aan dat aanvragen door derden niet automatisch in behandeling worden genomen. Er wordt getoetst of zij als belanghebbende kunnen worden aangemerkt, en of de aanvraag past binnen de kaders van het vastgestelde erfgoedbeleid.

 

Artikel 3, lid 2

Verduidelijking dat de gemeente verantwoordelijk is voor het opstellen van de cultuurhistorische waardestelling.

 

Artikel 3, lid 3

De waarderingscriteria Almeers Post 65 erfgoed en de Cultureel Erfgoed (2021) vormen het kader voor de advisering door de monumentencommissie. Voorheen waren dat de meer algemene criteria zoals opgesteld door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

 

III

Artikel 8, lid 1

Dit artikel verduidelijkt dat het college actief de status van monumenten kan wijzigen, maar dat ook kan overwegen te doen na een aanvraag van een belanghebbende.

 

IV

Artikel 9a is toegevoegd omdat in de praktijk is gebleken dat bij onverwachte aanvragen voor een monumentenstatus de inwerkingtreding van voorbescherming soms niet kan wachten op het opstellen van een cultuurhistorische waardestelling. De regel is ontleend aan een voorbeeld van de Vereniging van de Nederlandse Gemeenten.

 

Het moment van inwerkingtreding van de voorbescherming is zodanig gedefinieerd dat er op gehandhaafd kan worden.

 

V

Artikel 10, lid 4

Naar voorbeeldregel van de VNG een uitzonderingsregel voor begraafplaatsen toegevoegd.

 

VI

Artikel 10 a geeft en precisering waar de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een gemeentelijk monument aan moet doen voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van die aanvraag.

 

Lid 1, onder b

De opnametekeningen van de bestaande toestaand kunnen bestaan uit bijvoorbeeld plattegronden, . doorsneden, gevelaanzichten; of dakaanzichten.

 

VII

Artikel 11, lid 2

De wettelijke termijn is acht weken

 

Artikel 11, lid 3

De beslistermijn voor het college was eerder niet vermeld.

 

VIII

Artikel 14, lid 2

De wettelijke termijn is acht weken

 

IX

Artikel 16 was onnodig en onjuist. Termijnen en besluitvorming ten aanzien van beschermde stadsgezichten zijn al geregeld in artikel 15.

 

X

Artikel 19, lid 4

De wettelijke termijn is acht weken

 

XI

Artikel 22, lid 2

Dit artikel specificeert de kaders voor advisering door de monumentencommissie.

 

De gecombineerde monumenten en -welstandscommissie heet “Commissie Welstand en Erfgoed”. Tot de invoering van de Omgevingswet zijn het juridisch gezien nog twee aparte entiteiten.

 

XII

De nieuwe waarderingscriteria zijn nu toegespitst op de Almeerse situatie en tot stand gekomen door middel van burgerparicipatie.

 

XIII

Dit regelt de inwerkingtreding van de wijzigingsverordening.

 

Naar boven