Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Assen 2022

Het college van burgemeester en wethouders;

  • gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

  • gelet op de artikelen 4 van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • gelet op het gestelde in de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Assen 2022;

  • Overwegende, dat het wenselijk is ten behoeve van de praktische uitvoering van het leerlingenvervoer beleidsregels vast te stellen;

  • dat enkele bepalingen van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Assen 2022 nadere uitleg behoeven;

B E S L U I T:

vast te stellen de Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Assen 2022

 

 

 

Algemeen

In deze beleidsregels wordt nader ingegaan op afspraken, regels en mogelijkheden betreffende de bekostiging van het leerlingenvervoer van de gemeente Assen. Leerlingenvervoer is bedoeld om de toegankelijkheid van het onderwijs te waarborgen. De gemeente heeft de wettelijke taak om te zorgen voor passend vervoer naar de dichtstbijzijnde, toegankelijke school die aansluit op de levensovertuiging van de ouders en/of de beperking van het kind. Ieder kind heeft recht op passend onderwijs. In sommige gevallen kunnen kinderen niet zelfstandig naar school, of kunnen ze niet door hun ouders/verzorgers worden gehaald of gebracht. Als aan bepaalde criteria is voldaan, kunnen de ouders/verzorgers daarvoor dan een beroep doen op de gemeente. De gemeente Assen heeft hiervoor een gemeentelijke verordening opgesteld. De Verordening gaat over de bekostiging van een vervoersvoorziening in het kader van het leerlingenvervoer.

 

In de navolgende beleidsregels wordt de volgorde aangehouden van de artikelen van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Assen 2022. Niet alle artikelen uit de Verordening behoeven een nadere uitleg.

 

Artikel 1. Definities

Reistijd

Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep B.V. beschikbaar gestelde informatie, www.9292.nl. Er wordt uitgegaan van de adressen van de verblijfplaats en de school.

 

Taalklas

Conform de toelichting op het begrip ‘school’ wordt een taalklas beschouwd als de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’. In de regio Assen zijn er twee taalklassen en een school gekoppeld aan een asielzoekerscentrum:

  • De Feniks (Plateau) op het terrein van het asielzoekerscentrum in Assen;

  • Taalklassen gekoppeld aan de Lichtbaak (CKC-Drenthe/Plateau) in Assen;

  • Taalklas gekoppeld aan De Veenvlinder (stichting Baasis) in Eelde.

 

De taalklassen bieden (tijdelijk) onderwijs aan nieuwkomers in de leeftijd van ongeveer 6-12 jaar.

Als een leerling naar een ‘taalklas’ gaat, dan fungeert er altijd een basisschool als school van herkomst.

 

Deze school blijft betrokken en is verantwoordelijk voor het bieden van onderwijs na afloop van de periode dat de taalklas bezocht is. Bovengenoemde taalklassen vallen daardoor voor het leerlingenvervoer onder het regulier basisonderwijs. Er kunnen in de loop van de tijd taalklassen bijkomen of verdwijnen.

 

Artikel 2  

behoeft geen nadere uitleg.

 

Artikel 3. Aanvraagprocedure

Gescheiden ouders /co-ouderschap

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de Verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake; doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders, afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is.

 

De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen Verordening, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de Verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het kan voorkomen dat slechts voor één van beide woningen aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de betreffende school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

 

Indien het drempelbedrag en de eigen bijdrage van toepassing is, zoals bedoeld in artikel 23 en 24 van de verordening, dan wordt dit berekend naar verhouding tot het aantal dagen dat de leerling bij de betrokken co-ouder verblijft.

 

Looptijd van de vervoersvoorziening

Het uitgangspunt voor de duur van een vervoersvoorziening is dat er voor maximaal één (school)jaar wordt toegekend. Er kunnen zich namelijk gewijzigde feiten en omstandigheden voordoen.

 

Artikel 4. Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij de aanvraag

  • 1.

    Indien de aanvrager nooit eerder een aanvraag voor een vervoersvoorziening heeft ingediend, dan vindt er een gesprek plaats met degene(n) die de aanvraag heeft ingediend en, desgewenst de leerling en/of een deskundige, over de noodzakelijk te achten vervoersvoorziening.

  • 2.

    Indien de aanvrager al eerder een aanvraag voor een vervoersvoorziening heeft ingediend, er destijds een vervoersvoorziening is toegekend en als op basis van dossieronderzoek en de door de ouders ingediende informatie/aanvraagformulier voldoende duidelijk wordt dat de nieuwe aanvraag wordt toegekend, hoeft er geen gesprek plaats te vinden.

  • 3.

    Indien de aanvrager al eerder een aanvraag voor een vervoersvoorziening heeft ingediend, er destijds een vervoersvoorziening is toegekend en burgemeester en wethouders vermoeden dat de omstandigheden ten opzichte van de vorige aanvraag gewijzigd zijn, dan vindt er wel een gesprek plaats. Dit gesprek kan ook gedurende de looptijd van de toekenning plaatsvinden (artikel 4, lid 3). Het spreekt voor zich dat een schoolwissel of adreswijziging zo’n nieuwe omstandigheid is, maar ook het gegeven, dat de leerling ouder wordt en zich ontwikkelt kan gezien worden als een gewijzigde omstandigheid. Indien de leerling niet de dichtstbijzijnde school bezoekt is dit eveneens onderwerp van gesprek.

 

Artikel 5  

behoeft geen nadere uitleg.

 

Artikel 6. Algemene bepalingen bij toekenning van de vervoersvoorziening

Nadere voorwaarden (zesde lid)

  • 1.

    Uitkomsten die voortkomen uit het onderzoek naar de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling worden beschreven in de toekenning van een vervoersvoorziening. Daarbij wordt aangegeven of het een voorwaarde voor toekenning betreft.

  • 2.

    Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening en de leerling naar het oordeel van burgemeester en wethouders onder begeleiding gebruik kan maken van het vervoer per fiets of openbaar vervoer, dan verstrekken burgemeester en wethouders aan de ouders van de leerling bekostiging op basis van de kosten van vervoer per fiets of het openbaar vervoer van de begeleider van de leerling (zie artikel 18). Conform de toelichting op artikel 18 is begeleiding in het vervoer primair een taak van de ouders. Als zij niet in staat zijn hun kind te begeleiden, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Bij de toekenning van een vervoersvoorziening wordt aangegeven of dit een voorwaarde voor toekenning betreft.

 

Artikel 7. Herziening, opschorting, intrekking of terugvordering van de vervoersvoorziening

Terugvordering ten onrechte genoten bekostiging (zesde lid)

Bij een lopende of een nieuwe toekenning wordt de ten onrechte genoten bekostiging verrekend. In situaties dat er geen verrekening kan plaats vinden, dan worden bedragen tot 50,00 euro niet teruggevorderd.

 

Artikel 8. Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school

Tussenvoorzieningen

  • 1.

    Er kan sprake zijn dat er formeel geen schoollocatie is, maar dat het in de praktijk wel bedoeld is voor leerlingen die, in het kader van passend onderwijs, een lessenaanbod of programma volgen op een andere locatie dan waar ze zijn ingeschreven. Dit kan gaan om dislocaties en nevenvestigingen, zoals beschreven in de toelichting op artikel 8. Het kan ook gaan om een tussenvoorziening: een locatie behorend bij een school(bestuur) of een samenwerkingsverband waar voortijdig schooluitval van een leerling wordt voorkomen, maar deze locatie valt formeel niet binnen de definitie van een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs en Wet op de expertisecentra. Een samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de inrichting van deze locatie(s);

  • 2.

    We maken onderscheid in tussenvoorzieningen die

    • a.

      tijdens de voortgezet onderwijs (hierna: VO) periode worden ingezet. Deze voorzieningen worden door een school of het samenwerkingsverband verzorgd en zijn toegankelijk voor alle leerlingen in de regio Assen die naar het VO gaan. Dit geldt ook voor praktijkonderwijs (hierna: pro) en voortgezet speciaal onderwijs (hierna: VSO). Plaatsing in de voorziening leidt niet tot een andere schoolinschrijving. De voorzieningen worden niet altijd op een formele schoollocatie aangeboden en kennen daarom geen BRIN nummer;

    • b.

      na het VSO of pro worden ingezet voorafgaand aan de start op het middelbaar beroepsonderwijs (hierna mbo). Deze zijn voor leerlingen voor wie een overgang vanuit het VSO of pro naar het mbo een te grote stap is.

  • 3.

    In geval van een tussenvoorziening wordt de feitelijke locatie van deze tussenvoorziening die door de leerling wordt bezocht, aangemerkt als ‘school’ als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de leerling is ingeschreven bij regulier voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs;

    • b.

      door de ouders aan burgemeester en wethouders genoegzaam is aangetoond wat de specifieke en noodzakelijke onderwijskundige onderwijsbehoefte van de leerling is; en

    • c.

      door de ouders aan burgemeester en wethouders genoegzaam is aangetoond dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen niet toegankelijk is vanwege het niet kunnen bieden van het noodzakelijke specifieke onderwijsaanbod en de leerling aangewezen is op een tussenvoorziening.

  • 4.

    Bij de aanvraag voor een vervoersvoorziening wordt beoordeeld of er aan de voorwaarden van lid 3 wordt voldaan. Net als bij een dichtstbijzijnde school voor voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs zijn de bepalingen van de Verordening van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 9. Afstandsgrens

Advies vragen aan een onafhankelijk medisch deskundige (Artikel 9, lid 2)

Burgemeester en wethouders vragen advies aan een onafhankelijk medisch deskundige als zij onvoldoende kennis/expertise hebben om te kunnen beoordelen of het om een gehandicapte leerling gaat of als er getwijfeld wordt over het 'genoegzaam aantonen' door de ouders/leerling.

 

Artikel 10. Aanwijzing opstapplaats

Burgemeester en wethouders nemen een advies van de vervoerder van het aangepast vervoer mee in de overweging bij het aanwijzen van een opstapplaats. Uitgangspunt daarbij is dat de leerling de opstapplaats zelfstandig kan bereiken of daarbij begeleidt kan worden als dat noodzakelijk is (zie artikel 10, lid 2 en 3).

 

Als het gebruik van een opstapplaats leidt tot hogere kosten dan aangepast vervoer vanaf de woning van de leerling, dan wordt beoordeeld of de leerling met de opstapplaats zelfstandiger leert reizen. Is dat het geval dan wordt alsnog een opstapplaats aangewezen, omdat de zelfstandigheid van de leerling zwaarder weegt dan de hogere kosten.

 

Artikel 11 en 12

behoeven geen nadere uitleg.

 

Artikel 13. Schooltijden en wachttijden

Voor het vervoeren van leerlingen van dezelfde locatie of van meerdere locaties gecombineerd in één route, die afwijkende begintijden of eindtijden hebben, geldt als uitgangspunt dat de leerlingen zoveel mogelijk op dezelfde begin- en/of eindtijden worden vervoerd. Wachttijden tot maximaal twee uur (120 minuten) voor het regulier voortgezet onderwijs worden daarbij geaccepteerd. Het kan dus voorkomen dat leerlingen twee uur op school moeten wachten omdat ze gecombineerd vervoerd worden met leerlingen van dezelfde school of van een school waarmee een combinatie gemaakt wordt.

 

Conform de toelichting op artikel 13, tweede en derde lid, kan er in een voorkomend geval tijdens de schooltijd vervoerd worden, namelijk wanneer de leerplichtige leerling door een structurele handicap slechts een deel van het onderwijsprogramma kan volgen. Sociale omstandigheden, lichamelijke problemen van tijdelijke aard of leeftijd zijn geen grond voor het vervoer tijdens schooltijd. De ouders dienen hun verzoek om een vervoersvoorziening op deze afwijkende tijden te onderbouwen.

 

Artikel 14 en 15

behoeven geen nadere uitleg.

 

Artikel 16. Verstrekking van de vervoersvoorziening

Burgemeester en wethouders vragen vervoersadvies aan een deskundige als zij onvoldoende kennis/expertise hebben om de aard en omvang van de vervoersvoorziening vast te kunnen stellen.

 

Artikel 17. Bekostiging van de kosten van openbaar vervoer en vervoer per fiets

Uitgangspunten met betrekking tot de maximale fietsafstand

Bij het verstrekken van een vergoeding voor vervoer per fiets wordt in principe uitgegaan van een bepaalde afstand die kinderen zelf kunnen fietsen of samen met de ouder/begeleider. Het gaat hier om de afstand van en naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school (enkele reis).

  • een kind van 4 jaar tot en met 8 jaar 6 kilometer

  • een kind van 9 jaar 7 kilometer

  • een kind van 10 jaar 8 kilometer

  • een kind van 11 jaar 9 kilometer

  • een kind van 12 jaar 12 kilometer

 

Uitbetaling van de bekostiging van vervoer per fiets

De uitbetaling van bekostiging van vervoer per fiets vindt plaats naar rato van het aantal schooldagen en wordt vooraf uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen. Een volledig schooljaar betreft tien maandelijkse termijnen.

 

De kilometervergoeding voor de fiets is gelijk aan het bedrag genoemd in de jaarlijkse brief van de VNG waarin de bedragen voor leerlingenvervoer staan. De totale bekostiging wordt berekend door dit bedrag te vermenigvuldigen met het (resterende) aantal schooldagen per schooljaar en de afstand. Voor het meten van de afstand geldt de omschrijving van het begrip 'afstand’ (zie artikel 1) en daarbij wordt de afstand op de heenreis gelijkgesteld aan de afstand op de terugreis.

 

Artikel 18  

behoeft geen nadere uitleg.

 

Artikel 19. Vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer

Tweede afzet- of ophaaladres bij aangepast vervoer

Als structurele verblijfplaats mag per leerling die recht heeft op bekostiging van vervoer twee adressen worden opgegeven. Met structureel wordt bedoeld een tweede adres waar de leerling volgens een vast stramien feitelijk verblijft. Dit tweede adres dient gelegen te zijn maximaal 1 kilometer verder dan de afstand zoals bedoeld in artikel 1 van de verordening. Vervoer van of naar het tweede adres vindt uitsluitend plaats na goedkeuring van de vervoerder. Leerlingen hebben recht op maximaal twee vervoersbewegingen per dag. Ouders van leerlingen uit het leerlingenvervoer kunnen bijvoorbeeld de buitenschoolse opvang gebruiken als ‘structurele verblijfplaats’. Dit betekent dat leerlingen na bezoek aan school (waarvoor aan een leerling leerlingenvervoer is toegekend) gebracht kunnen worden naar het tweede adres in plaats van naar het thuisadres. Ouders halen vervolgens de leerling/hun kind weer op van dit adres.

 

Individuele reistijd bij aangepast vervoer

De individuele reistijd per leerling in het voertuig is gelimiteerd tot maximaal 90 minuten tenzij het door de afstand niet mogelijk is om binnen deze maximale tijdsduur te blijven of er sprake is van onvermijdbare verkeershinder. Als er gecombineerd vervoerd wordt dan mag dit niet leiden tot overschrijding van dit criterium.

 

Loosmeldingen

Op de heenrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien een leerling niet aanwezig is op het ophaaladres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie.

 

Op de terugrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien er niemand aanwezig is op het afzetadres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie. De leerling blijft in het voertuig en de chauffeur rijdt aan het einde van de route nogmaals langs het afzetadres. Indien er nog niemand aanwezig is wordt de leerling mogelijk bij de buren afgezet en zo nodig bij de politie.

 

Indien één van bovenstaande situaties zich voordoet dan is dit per rit één loosmelding. Bij drie loosmeldingen in een schooljaar wordt de gemeente geïnformeerd en volgt vanuit de gemeente een waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers en/of de leerling. Indien burgemeester en wethouders vaststellen dat nadien, in hetzelfde schooljaar, nog een loosmelding volgt dan kunnen burgemeester en wethouders het besluit als bedoeld in de verordening herzien, opschorten dan wel intrekken.

 

Artikel 20. Bekostiging op basis van de kosten van eigen vervoer

Uitbetaling van de bekostiging (tweede lid, onderdeel c)

Als ouders in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer en zij met toestemming van of op verzoek van het college de leerling zelf vervoeren, wordt een vergoeding per kilometer verstrekt. De uitbetaling van bekostiging van eigen vervoer vindt plaats naar rato van het aantal schooldagen en wordt vooraf uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen. Een volledig schooljaar betreft tien maandelijkse termijnen.

 

De kilometervergoeding sluit aan bij de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding (peil 01-04-2021: € 0,19) gerekend over de kortste afstand tussen de woning en de school. De totale bekostiging wordt berekend door dit bedrag te vermenigvuldigen met het (resterende) aantal schooldagen per schooljaar en de afstand. Voor het meten van de afstand geldt de omschrijving van het begrip 'afstand’ (zie artikel 1) en daarbij wordt de afstand op de heenreis gelijkgesteld aan de afstand op de terugreis.

 

Artikel 21 tot en met 28

behoeven geen nadere uitleg

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 5 april 2022

M.L.J. Out, burgemeester

T. Dijkstra, secretaris

Naar boven