Beleidsregel integrale aanpak illegaal vuurwerk gemeente Moerdijk 2022

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van 22 maart 2022 alsmede de burgemeester, zulks ieder voor zover het hun eigen bevoegdheid betreft;

 

overwegende dat,

 

het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omtrent:

  • De gezamenlijke bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak van illegaal vuurwerk in panden en op erven en terreinen binnen de gemeente Moerdijk

Omdat:

  • De aanwezigheid van illegaal vuurwerk in panden of op erven, zonder benodigde veiligheidsvoorzieningen en door ondeskundig gebruik, gevaarlijk is voor de gezondheid, veiligheid en leefbaarheid van de directe leefomgeving van een locatie;

  • Het integraal voorkomen van (verdere) vuurwerkoverlast en overtredingen wenselijk is;

 

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en het bij of krachtens het gestelde in;

  • Artikelen 1a (oud), 1b, en 17 Woningwet;

  • Het Bouwbesluit 2012 (oud), in het bijzonder artikel 7.10 (oud) en 7.22 (oud);

  • Het Vuurwerkbesluit;

  • De Omgevingswet, in het bijzonder artikelen 1.6 en 4.3, 4.21;

  • Het Besluit bouwwerken leefomgeving, in het bijzonder artikelen 6.1 t/m 6.4;

  • Artikel 174a Gemeentewet;

  • Voorschriften van bestemmings- en/of omgevingsplannen binnen de gemeente Moerdijk.

 

 

b e s l u i t

vast te stellen de volgende beleidsregel: Beleidsregel integrale aanpak illegaal vuurwerk gemeente Moerdijk 2022

 

Paragraaf 1. Algemeen

 

Artikel 1. Begrippen en definities

In het kader van deze beleidsregel en bijlagen wordt onder de volgende begrippen en definities verstaan:

  • Vuurwerk: pyrotechnische artikelen voor vermaak;

  • Pyrotechnisch artikel; artikel dat explosieve stoffen of een explosief mengsel van stoffen bevat, die tot doel hebben warmte, licht, geluid, gas of rook, dan wel een combinatie van dergelijke verschijnselen te produceren door middel van een zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties;

  • Vuurwerkbesluit: Besluit van 22 januari 2002 van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, inhoudende nieuwe regels met betrekking tot consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk;

  • Consumentenvuurwerk: vuurwerk dat is ingedeeld in Categorie F1, F2, F3 en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik;

  • Professioneel vuurwerk: vuurwerk dat is ingedeeld Categorie F4 van het Vuurwerkbesluit, alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in Categorie F2 of F3 van het Vuurwerkbesluit, en dat bij of krachtens dat besluit niet is aangewezen als vuurwerk, dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik, alsmede een door de Minister aangewezen stof of een preparaat, een voorwerp of een onderdeel van een voorwerp, dan wel een stof of preparaat, een voorwerp of een onderdeel van een voorwerp dat behoort tot een door de Minister bij ministeriële regeling aangewezen categorie, voor zover die stof of dat preparaat of dat voorwerp of dat onderdeel van dat voorwerp kennelijk is bestemd of wordt gebruikt om voor vermakelijkheidsdoeleinden effecten te bewerkstelligen;

  • Theatervuurwerk: met het oog op de opslag daarvan door de Minister aangewezen pyrotechnische artikelen, ingedeeld in Categorie T1 of Categorie T2

  • Categorie F1, F2, F3, F4: Categorie-indeling van consumenten- en professioneel vuurwerk zoals bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

  • Categorie F1: Vuurwerk dat zeer weinig gevaar oplevert en een te verwaarlozen geluidsniveau oplevert en bestemd is voor gebruik in een besloten ruimte, inclusief vuurwerk dat bestemd is voor gebruik buitenshuis;

  • Categorie F2: Vuurwerk dat weinig gevaar en een laag geluidsniveau oplevert en bestemd is voor buitenshuis in een afgebakende plaats;

  • Categorie F3: Vuurwerk dat middelmatig gevaar oplevert en is bestemd voor gebruik buitenshuis in een grote open ruimte en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;

  • Categorie F4: Vuurwerk dat veel gevaar oplevert en uitsluitende bestemd is voor gebruik door personen met gespecialiseerde kennis en waarvan het geluidsniveau niet schadelijk is voor de menselijke gezondheid;

  • Categorie T1, T2: Categorie-indeling van theatervuurwerk, zoals bedoeld in artikel 1A.1.3 van het Vuurwerkbesluit;

  • Categorie T1: Pyrotechnische artikelen voor podiumgebruik met gering gevaar;

  • Categorie T2: Pyrotechnische artikelen voor podiumgebruik, die uitsluitend zijn bestemd om door personen met gespecialiseerde kennis te worden gebruikt.

  • Regeling overige pyrotechnische artikelen: regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, d.d. 11 oktober 2010, nummer nr. BJZ2010027165, inhoudende regels betreffende overige pyrotechnische regels;

  • Categorie P1/P2: Categorie-indeling van overige pyrotechnische artikelen, zoals bedoeld in artikel 7, derde lid Regeling overige pyrotechnische artikelen;

  • Categorie P1: pyrotechnische artikelen die weinig gevaar opleveren;

  • Categorie P2 : pyrotechnische artikelen die uitsluitende bedoeld zijn om door personen met gespecialiseerde kennis te worden gehanteerd of gebruik.

  • Illegaal vuurwerk: Vuurwerk dat niet aan de daarvoor bij of krachtens het Vuurwerkbesluit gestelde eisen voldoet, daaronder begrepen het in Nederland brengen van, handel in, ter beschikking stellen van, opslag van, het vervaardigen van, het voorhanden hebben van, bewerken van en/of afsteken buiten toegestane tijden van vuurwerk;

  • Handreiking bestuurlijke aanpak illegaal vuurwerk: Een door het functioneel parket van de Politie en het Openbaar Ministerie op 14 augustus 2020 opgestelde handreiking voor de gezamenlijke bestuursrechtelijke aanpak van illegaal vuurwerk;

  • Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten: Aanwijzing op grond van artikel 130 Wet RO, opgesteld door het College van procureurs-generaal, Versie 2020R001 of latere versies;

  • Regeling aanwijzing consumenten en theatervuurwerk: Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 juli 2010, nr. BJZ2010018765, tot aanwijzing van consumenten- en theatervuurwerk ;

  • Lijsten: Indeling van soorten vuurwerk in lijsten, zoals vermeld in de Richtlijn Strafvordering voor vuurwerkdelicten, waarbij deze lijsten een indeling bevatten in de algemene gevaarzetting, die van dat vuurwerk uitgaat, onafhankelijk van de omstandigheden waaronder het vuurwerk is aangetroffen;

  • Lijst I: In Nederland toegestaan consumenten vuurwerk, zoals aangegeven in de Regeling aanwijzing consumenten en theatervuurwerk;

  • Lijst II: Professioneel vuurwerk, dat is ingedeeld in Categorie F2 en F3 van het Vuurwerkbesluit en niet is aangewezen als consumentenvuurwerk in de Regeling aanwijzing consumenten en theatervuurwerk, alsmede rookbommen in de Categorie T1 en T2 van het Vuurwerkbesluit en handfakkels:

  • Lijst III : Professioneel vuurwerk, dat is ingedeeld in Categorie F4 van het Vuurwerkbesluit of vuurwerk dat volgens opschrift niet is voorzien van een F1, F2, F3 Categorie van het Vuurwerkbesluit en daarnaast vuurwerk in categorie P1/P2 met uitzondering van handfakkels;

  • Lijst IV: Geïmproviseerd vuurwerk, te weten zelfgemaakt vuurwerk of vuurwerk waaraan geknutseld is;

  • Locatie. Een pand, lokaal, bouwwerk en/of open erf of terrein of anderszins besloten ruimte(n)/gebied;

Paragraaf 1. Handhavingsmaatregelen door het college van burgemeester en wethouders

 

Artikel 2. Handhavingsmaatregelen door het college van burgemeester en wethouders

  • 1.

    Bij aangetroffen illegaal vuurwerk op een locatie kan het college van burgemeester en wethouders, afhankelijk van de gevaarzetting, ernst en aard van de overtreding een waarschuwing geven aan de overtreder/rechthebbende van die locatie, of bij ernstigere gevaarzetting een last onder dwangsom opleggen om herhaling van de overtreding(en) te voorkomen;

  • 2.

    Bij herhaalde overtreding van bij of krachtens het Vuurwerkbesluit, Woningwet en/of, Omgevingswet gestelde eisen op dezelfde locatie, waarbij eerder wegens aangetroffen illegaal vuurwerk een waarschuwing is afgegeven of een last onder dwangsom is opgelegd, en die eerdere last onder dwangsom volledig is uitgewerkt, kan het college van burgemeester en wethouders de locatie tijdelijk sluiten op grond van artikel 17 Woningwet;

  • 3.

    Indien er naast het aangetroffen illegale vuurwerk aanvullend sprake is van (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde, dan sluit de burgemeester op basis van artikel 6 en volgende van deze beleidsregel direct de locatie op grond van artikel 174a Gemeentewet;

  • 4.

    Indien de burgemeester toepassing geeft aan de in voorgaand lid, alsmede in artikel 6 en volgende van deze beleidsregel genoemde bevoegdheid, dan merkt het college van burgemeester en wethouders de situatie aan als een eerste keer. In dat geval past het college van burgemeester en wethouders bij de eerst volgende herhaling van illegaal vuurwerk op de locatie de in tabel 1 t/m 4 van deze beleidsregel genoemde maatregel voor eerste herhaling toe door dan gelijk een dwangsom op te leggen of zelfs de locatie direct te sluiten, waar van toepassing;

  • 5.

    Bij het afgeven van een waarschuwing, het opleggen van een last onder dwangsom en/of het sluiten van een locatie hanteert het college van burgemeester en wethouders de in Tabel 1 t/m 4 gegeven handhavingsmatrix en de daar weergegeven uitgangspunten voor hoogten van dwangsommen en lengten van sluitingstermijnen;

  • 6.

    De handhavingsmatrix is gebaseerd op de indeling in algemene gevaarzetting, zoals verwoord in Lijst I t/m Lijst IV van Richtlijn strafvordering voor vuurwerkdelicten, waarbij geldt hoe hoger het lijstnummer, hoe groter de potentiële gevaarzetting voor gezondheid, veiligheid en leefbaarheid op of in de directe nabijheid van de locatie;

  • 7.

    De in tabel 1 t/m 4 gebruikte criteria zijn slechts een richtpunt. Per situatie kan de opgelegde dwangsomhoogte of sluitingstermijn aangepast worden, als verzwarende of verzachtende omstandigheden, zoals bedoeld in lid 8 en 9, dit rechtvaardigen;

  • 8.

    Van verzwarende omstandigheden, zoals bedoeld in lid 7, is in ieder geval sprake als de overtreder volgens de door de politie verstrekte gegevens, voorafgaand aan de eerste ontdekking op huidige locatie, eerdere strafrechtelijke vuurwerkovertredingen of vuurwerk gerelateerde overtredingen elders heeft begaan, waardoor de kans op herhaling op de huidige locatie groter is. In geval van verzwarende omstandigheden kan de hoogte van de dwangsom met maximaal 50% worden verhoogd, alsmede de sluitingstermijnen met maximaal 4 weken worden verlengd;

  • 9.

    Van verzachtende omstandigheden, zoals bedoeld in lid 7, is in ieder geval sprake als de vuurwerk overtreding door een minderjarige is gepleegd, die ten tijde van het plegen van de overtreding jonger dan 12 jaar was. De in tabel 1 t/m 4 genoemde dwangsomhoogten worden in dat geval met maximaal 50% verminderd, alsmede de sluitingstermijnen verminderd met maximaal 4 weken;

  • 10.

    Bij de toepassing van in tabel 1 t/4 van deze beleidsregel genoemde sluitingstermijnen, maakt het college van burgemeester en wethouders omwille van de overzichtelijkheid en eenduidigheid geen onderscheid in lengte van de sluitingstermijn tussen te sluiten woningen en niet-woningen (lokalen) of erven. Alle termijnen zijn namelijk van te voren afgestemd op de (doorgaans kortere) sluitingstermijn voor sluiting van een woning.

 

Tabel 1. Lijst I betreft in Nederland toegestaan consumentenvuurwerk zoals aangegeven in de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk

Aantal hoeveelheid/ vuurwerk

Maatregel 1ste keer

Maatregel 1ste herhaling

Maatregel 2e herhaling

Maatregel 3e herhaling

26-50 kg

waarschuwing

Opleggen Dwangsom van € 1.500 per overtreding met een maximum van € 3.000,-

Verbeuring 1ste dwangsom van € 1.500,--

Verbeuring 2e dwangsom van € 1.500,--

51-100 kg

Opleggen dwangsom van € 2.000,- per overtreding met een maximum van € 4.000,--

Verbeuring 1ste dwangsom van € 2.000,--

Verbeuring 2e dwangsom van € 2.000,--

Sluiting locatie voor 3 weken

> 100 kg

Opleggen dwangsom van € 2.500 ,-- per overtreding met een maximum van € 5.000,--

Verbeuring 1ste dwangsom van 2.500,--

Verbeuring 2e dwangsom van € 2.500,--

Sluiting locatie voor 6 weken

 

Tabel 2 . Lijst II professioneel vuurwerk, dat is ingedeeld in categorie F2 of F3 en niet als consumentenvuurwerk is aangewezen in de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk en daarnaast rookbommen T1/T2 en handfakkels

Aantal hoeveelheid/ vuurwerk

Maatregel 1ste keer

Maatregel 1ste herhaling

Maatregel 2e herhaling

Maatregel 3e herhaling

10 tot en met 100 kg of

20 tot en met 100 stuks

Opleggen dwangsom van € 3.000,- per overtreding met een maximum van € 6.000,--

Verbeuring 1ste dwangsom van € 3.000,--

Verbeuring 2e dwangsom van € 3.000,--

Sluiting locatie voor 9weken

>100 kg of

> 100 stuks

Opleggen dwangsom van € 3.500 per overtreding met een maximum van € 7.000,--

Verbeuring 1ste dwangsom van € 3.500,--

Verbeuring 2e dwangsom van € 3.500,--

Sluiting locatie voor 12 weken

 

Tabel 3 . Lijst III professioneel vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F4 of vuurwerk dat volgens opschrift niet is voorzien van een F categorie (categorie F1,F2,F3) en daarnaast vuurwerk P1/P2 met uitzondering van handfakkels.

Aantal hoeveelheid/ vuurwerk

Maatregel 1ste keer

Maatregel 1ste herhaling

Maatregel 2e herhaling

Maatregel 3e herhaling

10 tot en met 100 kg/ of

20 tot en met 100 stuks

Opleggen dwangsom van € 4.000,- per overtreding met een maximum van € 8.000,--

Verbeuring 1ste dwangsom van € 4.000,--

Verbeuring 2e dwangsom van € 4.000,--

Sluiting locatie voor 15weken

>100 kg

> 100 stuks

Opleggen dwangsom van € 5.000,-- per overtreding met een maximum van € 10.000,--

Verbeuring 1ste dwangsom van € 5.000,--

Verbeuring 2e dwangsom van € 5.000,--

Sluiting locatie voor 18weken

 

Tabel 4 . Lijst IV : geïmproviseerd vuurwerk (vuurwerk dat zelf is vervaardigd of is aangepast).

Aantal hoeveelheid/ vuurwerk

Maatregel 1ste keer

Maatregel 1ste herhaling

Maatregel 2e herhaling

Maatregel 3e herhaling

Tot en met 5 kg

Tot en met 10 stuks

Opleggen dwangsom van € 7.500 per overtreding met een maximum van € 15.000,--

Verbeuring 1ste dwangsom van € 7.500

Verbeuring 2e dwangsom van € 7.500,--

Sluiting locatie 21 weken

> 5 kg

> 10 stuks

Opleggen dwangsom van € 9.000,-- per overtreding met een maximum van 18.000,--

Verbeuring 1ste dwangsom van € 9.000,--

Verbeuring 2e dwangsom van € 9.000,--

Sluiting locatie voor 24 weken

 

Artikel 3. Samenloop van lijsten/vuurwerksoorten

  • 1.

    Wanneer op een locatie tegelijkertijd illegaal vuurwerk wordt aangetroffen van meerdere lijsten/vuurwerksoorten, dan past het college van burgemeester en wethouders de lijst/tabel met het hoogste nummer toe;

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan het college van burgemeester en wethouders in genoemde situatie een lagere lijst/tabel toepassen indien:

    • a.

      de aangetroffen hoeveelheden/aantallen van een lagere lijst aanzienlijk hoger zijn/ dan de hoeveelheden/aantallen van die hogere lijst én;

    • b.

      de totale hoeveelheden/aantallen van alle aangetroffen vuurwerksoorten bij elkaar opgeteld, gelet op de gezamenlijke gevaarzetting van al deze vuurwerksoorten bij elkaar, toepassing van een lagere lijst/tabel niet verhinderen;

  • 3.

    In afwijking van het lid 1 en 2 past het college van burgemeester en wethouders bij aantreffen van illegaal vuurwerk uit lijst IV (geïmproviseerd vuurwerk), gelet op de ernstige gevaarzetting van dit soort vuurwerk, in elk geval altijd lijst IV/tabel 4 toe, ongeacht eventueel aangetroffen hoeveelheden/aantallen vuurwerk uit lagere lijsten;

Artikel 4 . Mogelijkheid tot tijdelijke opheffing sluiting ex artikel 17 Woningwet

  • 1.

    Elke betrokkene( gebruiker, eigenaar, huurder of anderszins rechthebbende ) van de gesloten locatie, kan het college van burgemeester en wethouders gedurende een sluitingsperiode tussentijds schriftelijk verzoeken om tijdelijk in verband met (het voorkomen van verdere) calamiteiten of noodzakelijke onderhoudsactiviteiten, de sluiting tijdelijk te schorsen;

  • 2.

    Onder calamiteiten vallen in ieder geval niet:

    • a.

      Voorafgaand aan de sluiting al voorzienbare feiten en omstandigheden;

    • b.

      Het rondleiden van geïnteresseerde kopers/huurders (met uitzondering van verzekeringsmedewerkers);

  • 3.

    Het schriftelijke verzoek bevat tenminste;

    • a.

      De reden en noodzaak voor tijdelijke opheffing;

    • b.

      De gewenste aanvangsdatum en -tijdstip;

    • c.

      De einddatum en -tijdstip;

    • d.

      Een overzicht van de te verrichten activiteiten/werkzaamheden;

    • e.

      De namen van de toe te laten personen, inclusief functie en organisatie;

  • 4.

    Indien voorzienbaar na sluiting, wordt het onder lid 1 en 3 genoemde verzoek tenminste een week van te voren schriftelijk ingediend;

  • 5.

    In de uitzonderlijke situatie dat een schriftelijk verzoek niet kan worden afgewacht vanwege spoedeisendheid, geeft de betrokkene de onder lid 3 genoemde noodzakelijke gegevens telefonisch of per e-mail door aan de gemeente;

  • 6.

    Indien het college van burgemeester en wethouders in kan stemmen met het verzoek, dan verwijderen de Boa’s tijdelijk de verzegeling gedurende de periode van de tijdelijke opheffing. Aan het einde van de activiteiten wordt de locatie opnieuw verzegeld tot aan het einde van de opgelegde sluitingstermijn;

  • 7.

    Uitzonderingen en noodzaak daartoe daargelaten, stemt het college van burgemeester en wethouders gedurende de sluitingstermijn slechts eenmalig in met een tijdelijke opheffing van de sluiting.

Artikel 5 . Mogelijkheid tot matiging sluiting ex artikel 17 Woningwet

  • 1.

    Een niet bij de (eerdere) overtreding(en) betrokken verhuurder van een locatie kan gedurende de eerste sluiting van een pand of erf, een gemotiveerd schriftelijk verzoek tot matiging van de sluitingstermijn indienen bij het college van burgemeester en wethouders;

  • 2.

    Het in lid 1 genoemde verzoek is niet mogelijk bij herhaalde sluiting, waarbij de verhuurder al verhuurder was. Dit geldt in het bijzonder als bijvoorbeeld bij een eerdere sluiting op dezelfde locatie al is ingestemd met een eerder verzoek tot matiging. In dat geval heeft namelijk het eerdere geaccepteerde plan van aanpak, zoals genoemd in lid 3, nieuwe overtredingen niet kunnen voorkomen;

  • 3.

    Het verzoek moet bestaan uit een plan van aanpak en motivering hoe de verhuurder zal voorkomen dat er opnieuw sprake is van illegaal vuurwerk op deze locatie;

  • 4.

    Een gevonden nieuwe gebruiker/huurder alleen is op voorhand onvoldoende reden om de sluiting te matigen;

  • 5.

    Indien het college van burgemeester en wethouders in kan stemmen met het verzoek, dan wordt de sluitingstermijn verminderd tot maximaal 1/3 van de opgelegde termijn.

Paragraaf 2. Handhavingsmaatregelen door de burgemeester

Artikel 6 . Sluitingsmaatregel burgemeester in verband met aanvullende verstoring openbare orde ex 174a Gemeentewet

  • 1.

    Wanneer er door de aanwezigheid van illegaal vuurwerk op een locatie, naast de algemene gevaarzetting voor gezondheid, veiligheid en leefbaarheid in de directe omgeving die uitgaat van die aanwezigheid, aanvullend ook sprake is van (ernstige vrees voor herhaling) van verstoring van de Openbare orde door eerdere gedragingen in die woning of het lokaal of op het erf van de locatie, dan kan de burgemeester in het uiterste geval de locatie tijdelijk sluiten op grond van artikel 174a Gemeentewet;

  • 2.

    Een geconstateerde eerdere vuurwerkovertreding op een locatie is hier, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de sluitingsbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 17 Woningwet, niet voor noodzakelijk. In plaats daarvan is de vraag of ernstige vrees voor herhaling van Openbare orde verstorende feiten zich volgens de politiegegevens zich opnieuw voor kunnen doen of zich voort kunnen zetten, als niet ingegrepen wordt;

  • 3.

    Bij de sluiting hanteert de burgemeester de sluitingstermijnen, zoals weergegeven in tabel 5 van deze beleidsregel;

  • 4.

    Er is in het kader van deze beleidsregel alleen sprake van een (ernstige vrees voor) verstoring van de Openbare orde, indien volgens de door Politie aangeleverde gegevens aanvullend op de ook geconstateerde vuurwerkovertredingen sprake is van één of meer van de volgende ernstige feiten of omstandigheden:

    • a.

      Ernstige (dreiging van) vernielingen als gevolg van misbruik van vuurwerk, brandstichting of anderszins in de direct omgeving van het pand of erf;

    • b.

      Ernstige (dreiging van) bedreigingen of feitelijk toegepast geweld door middel van inzet van vuurwerk of anderszins, door de betrokkene (eigenaar /bewoner /rechthebbende /huurder etc.) van het pand of erf;

    • c.

      Grootschalige illegale handel in vuurwerk vanuit het pand of vanaf het erf met vastgestelde verkeersbewegingen van en naar het pand door klanten. De loop moet dan uit de locatie worden genomen, zodat duidelijk is dat daar geen illegaal vuurwerk verkocht wordt, of andere criminele activiteiten plaatsvinden;

    • d.

      Aanwezigheid van verboden wapens of andere overtredingen van de Wet wapens en munitie;

    • e.

      Aanwezigheid van verboden middelen en stoffen of verboden voorbereidingshandelingen, zoals bedoeld in artikel 13, lid 1 onder a en b Opiumwet. (in dat geval sluit de burgemeester het pand op grond van de uitgangspunten van het gemeentelijke Damoclesbeleid);

    • f.

      De aanwezigheid van onverklaarbaar grote hoeveelheden cashgeld, die kunnen duiden op criminele activiteiten;

    • g.

      Andere ernstige feiten of omstandigheden, waaruit blijkt dat er gerechtvaardigde vrees is voor (herhaalde) ernstige verstoring van de openbare orde;

  • 5.

    Indien er volgens de politiegegevens niet 1 of meer van de in lid 4 genoemde aanvullende verzwarende omstandigheden zijn aangetroffen, dan maakt de burgemeester geen gebruik van de sluitingsbevoegdheid van artikel 174a Gemeentewet. In dat geval past het college van burgemeester en wethouders één van de in artikel 2 t/m 5 genoemde herstelmaatregelen toe;

  • 6.

    Indien er volgens de politiegegevens wel 1 of meer van de in lid 4 genoemde aanvullende verzwarende omstandigheden zijn aangetroffen, dan past de burgemeester artikel 174a Gemeentewet met voorrang op de collegebevoegdheden, zoals genoemd in artikel 2 t/m 5 van deze beleidsregel, toe;

  • 7.

    Bij de toepassing van in tabel 5 van deze beleidsregel genoemde sluitingstermijnen, maakt de burgemeester omwille van de overzichtelijkheid en eenduidigheid geen onderscheid in lengte van de sluitingstermijn tussen te sluiten woningen en niet-woningen (lokalen) of erven. Alle termijnen zijn namelijk van te voren afgestemd op de (doorgaans kortere) sluitingstermijn voor sluiting van een woning.

  • 8.

    De in tabel 5 van deze beleidsregel genoemde sluitingstermijnen, kunnen eenmalig met 4 weken worden verlengd als meerdere feiten en omstandigheden, zoals bedoeld lid 3 van dit artikel, gelijktijdig aanwezig zijn vastgesteld volgens de Politierapportage. De burgemeester motiveert dat in zijn besluitvorming;

  • 9.

    In tegenstelling tot artikel 2, lid 9 van deze beleidsregel kent een sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet op voorhand geen verzachtende omstandigheden, wanneer de feiten tegen de Openbare orde gepleegd worden door een kind, dat op het moment van plegen van de overtreding jonger is dan 12 jaar. De aard en ernst van deze aanvullende feiten, zoals bedoeld in artikel 6, lid 3 van deze beleidsregel, zijn dermate ernstig, zeker als deze door een jong persoon worden gepleegd, dat coulance niet op zijn plaats is.

 

Tabel 5 . Sluitingstermijnen bij toepassing bevoegdheid ex artikel 174a Gemeentewet

Lijst I + openbare orde aspecten

Sluiting locatie voor 6 weken

  • Genoemde termijnen kunnen eenmalig met maximaal 4 weken worden verlengd, wanneer meer dan 1 van de in artikel 6, lid 3 genoemde feiten of omstandigheden zijn aangetroffen;

Lijst II +openbare orde aspecten

Sluiting locatie voor 12 weken

 

Lijst III + openbare orde aspecten

Sluiting locatie voor 18 weken

 

Lijst IV +openbare orde aspecten

Sluiting locatie voor 24 weken

 

 

Artikel 7 Mogelijkheid tot tijdelijke opheffing sluiting ex artikel 174a Gemeentewet

De burgemeester kan op verzoek van een bij de al gesloten locatie betrokkene op basis van de in artikel 4 van deze beleidsregel genoemde criteria en voorwaarden besluiten om tijdelijk de sluiting op te heffen.

Artikel 8 Mogelijkheid tot matiging sluiting ex artikel 174a Gemeentewet

  • 1.

    De burgemeester kan op verzoek van een niet bij de vuurwerkovertreding noch bij de verstoring van de Openbare orde betrokken verhuurder van de locatie op basis van de in artikel 5 van deze beleidsregel genoemde criteria en voorwaarden besluiten de sluitingsperiode te matigen tot maximaal 1/3 van de toegepaste sluitingstermijn;

  • 2.

    Aanvullende voorwaarde is wel dat de verhuurder, naast het voorkomen van herhaling van illegale vuurwerkovertredingen, ook aantoont hoe verdere overtredingen van de Openbare orde aantoonbaar in de toekomst worden voorkomen;

  • 3.

    De burgemeester kan gedurende een uitgevoerde sluiting in specifieke gevallen altijd ambtshalve de sluitingsmaatregel alsnog matigen of opheffen, indien daar concrete aanleiding voor is volgens verkregen aanvullende politiegegevens.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel integrale aanpak illegaal vuurwerk gemeente Moerdijk 2022 .

 

Aldus vastgesteld door college burgemeester en wethouders van de gemeente Moerdijk in de vergadering van 22 maart 2022

Namens het college,

De secretaris, De burgemeester

Ir. J.C. Slagboom A.J. Moerkerke

alsmede,

De burgemeester van Moerdijk.

A.J. Moerkerke

Bijlage I Toelichting

1.1 Probleemstelling

Sinds 2019 neemt het aantal locaties waar (zwaar) illegaal vuurwerk voor handen is in de gemeente Moerdijk, maar ook in de omliggende buurtgemeenten toe. Door het illegaal voorhanden hebben, opslaan en/of handelen in en afsteken, of zelf bewerken van (zwaar) vuurwerk, ontstaat niet alleen een overtreding van het Vuurwerkbesluit, maar ook van diverse overtredingen van het Bouwbesluit 2012 (oud), de Woningwet (oud), bestemmingsplannen en, na inwerkingtreding, ook de nieuwe Omgevingswet en het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Immers, deze illegale activiteiten en gebruik zorgen voor een ernstige gevaarzetting qua gezondheid, veiligheid en leefbaarheid voor niet alleen de overtreder zelf, maar ook voor andere gebruikers van een pand of omliggende panden. Door bijvoorbeeld ondeskundige en onveilige opslag of gebruik is er ernstig verhoogd brand- en/of explosiegevaar. Dit is niet wenselijk.

Bij calamiteiten kan de onbekende aanwezigheid van zeer brandbaar en explosief illegaal vuurwerk zelfs een extra risico vormen voor te hulp schietende personen of hulpdiensten, indien zij niet op de hoogte zijn van de aanwezigheid van het vuurwerk. De brandweer zal bijvoorbeeld anders moeten blussen bij de aanwezigheid van explosief materiaal. En toegesnelde personen, weten niet dat zij een verhoogd risico lopen als zij hulp willen bieden, waardoor zij niet voldoende afstand kunnen bewaren.

Kortom, de aanwezigheid, het illegale gebruik en de handel in verboden vuurwerk is geheel onwenselijk. Waar mogelijk moet ingegrepen worden als zich zo’n verboden situatie voordoet of al heeft plaatsgevonden.

Het probleem is echter dat er geen eenduidige en duidelijke aanpak is vastgesteld. Dit komt in de eerste plaats door de verschillende organisaties (Politie, OM, Gemeenten) , die er bij de betrokken zijn, maar ook omdat er verschillende wettelijke grondslagen denkbaar zijn om het geconstateerde probleem aan te pakken. Om daar verandering in aan te brengen, is deze beleidsregel opgesteld. Doel is om bepaalde obstakels voor een integrale aanpak van de problematiek weg te nemen.

Een aantal voorbeelden.

Allereerst constateert de politie vaak de overtredingen en rapporteert dit aan de burgemeester in het kader van de handhaving van de openbare orde. Bijvoorbeeld artikel 174a Gemeentewet (openbare orde handhaving door sluiting panden en erven) kan worden ingezet door de burgemeester om de situatie tegen te gaan als (ook) sprake is van een direct gevaar voor de openbare orde.

Echter, vaak is de noodzaak voor handhaving van de directe openbare orde al verdwenen, omdat het verboden vuurwerk altijd automatisch al in beslag genomen is door de politie bij constatering. Wat zijn dan de afwegingsmomenten en kaders voor de burgemeester om eventueel toch over te gaan tot sluiting op grond van verstoring van de openbare orde?

Ten tweede heeft het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om via de Woningwet, Bouwbesluit 2012 (oud) en/of Omgevingswet en Besluit bouwwerken leefomgeving ook:

  • preventief te waarschuwen om herhaling te voorkomen;

  • herstelsancties (last onder dwangsom) op te leggen om herhaling te voorkomen

  • bij feitelijke herhaling panden te sluiten;

Maar wanneer gebruik je welke maatregel?

Samenvattend, zijn er dus meerdere bestuursorganen (burgemeester of college) die elk voor zich meerdere wettelijke bevoegdheden kunnen gebruiken om gevaarzetting door illegaal vuurwerk tegen te gaan en herhaling daarvan te voorkomen.

Centrale vraag is: wanneer zet wie welke bevoegdheid in? Deze beleidsregel geeft antwoord op die vraag.

1.2 Achtergrond ; Strafrecht elijke én bestuursrechtelijke aanpak.

De aanpak van illegaal vuurwerk begint bij de politie en het Openbaar Ministerie. Leidend voor de gemeentelijke bestuursrechtelijk aanpak is de Handreiking bestuurlijke aanpak illegaal vuurwerk van het Openbaar Ministerie (OM) van 14 augustus 2020. In deze Handreiking omschrijft het OM hoe en onder welke voorwaarden gemeentebestuurders geïnformeerd worden over locaties waar de vuurwerkregels overtreden worden.

Doel is om, naast de strafrechtelijke aanpak door politie en OM, in samenwerking met lokale bestuurders ook een bestuursrechtelijke aanpak mogelijk te maken om zo nieuwe situaties en gevaarzetting op de geconstateerde locatie te voorkomen. Een integrale aanpak dus. Hiervoor biedt deze beleidsregel een goed afwegingskader.

1.3 Achtergrond: Lijst en Richtlijn voor Strafvordering voor Vuurwerkdelicten

De genoemde Handreiking gaat uit van zogenaamde Lijsten (Lijst I t/m IV). Deze Lijsten zijn apart nader uitgewerkt in de door het College van Procureurs-Generaal aangewezen Richtlijn voor Strafvordering voor vuurwerkdelicten. (laatste versie 2020R001 of later). Hierin wordt aangegeven welke straf voor welk soort vuurwerk overtreding wordt toegepast.

Deze Lijsten lopen op in de mate van de algemene gevaarzetting die van bepaalde soorten vuurwerk uitgaat, ongeacht de omstandigheden waaronder dit vuurwerk wordt aangetroffen, waarbij Lijst I de lichtste overtreding/gevaarzetting heeft en Lijst IV de zwaarste. Deze Lijsten komen overigens niet (geheel) overeen met de op basis van het Vuurwerkbesluit (Vwb) gebruikte indeling in categorie F1 t/m F4, al wordt daar in de Lijsten van de Richtlijn wel naar verwezen.

1.3.1 Soorten vuurwerk per Lijst

De Lijsten van de Richtlijn zijn als naar soort vuurwerk ingedeeld.

  • Lijst I, Consumentenvuurwerk

    • In Nederland toegestaan (lichter) consumenten vuurwerk, zoals aangegeven in de Regeling aanwijzing consumenten- en Theatervuurwerk (RACT);

    • Dit vuurwerk is ingedeeld in categorie F1 Vuurwerkbesluit:

    • Consumenten mogen dit lichtere vuurwerk op bepaalde tijdstippen kopen en afsteken. Zij mogen maximaal 25 kg voorhanden hebben/opgeslagen hebben;

  • Lijst II, Lichter p rofessioneel vuurwerk en niet gedefinieerd vuurwerk

    • ingedeeld in categorie F2-F3 Vuurwerkbesluit,

    • niet aangewezen in de RACT;

    • omvat daarnaast rookbommen in categorie T1/T2 en handfakkels;

    • knalvuurwerk met minder dan 6 gram Netto Massa Explosief;

    • Per stuk is het vuurwerk niet langer dan 55 millimeter;

    • Lijst II is sinds 1 oktober 2020 opgedeeld in A en B. Het volgt daarbij de categorie-indeling F2 en F3 van het Vuurwerkbesluit. Beide categorieën zijn verboden, maar verschillen iets in gevaarzetting. Zowel A als B zijn illegaal en het verschil in gevaarzetting is gering;

  • Lijst III Specifieke soorten professioneel vuurwerk en niet gedefinieerd vuurwerk dat levensgevaarlijk is ,

    • ingedeeld in categorie F4 Vuurwerkbesluit

    • vuurwerk dat niet voorzien is van voorgeschreven categorie (F1, F2,F3) op de verpakking

    • vuurwerk in de categorie P1/P2 met uitzondering van handfakkels;

    • Knalvuurwerk van meer dan 6 gram Netto Massa Explosief;

    • Vuurwerk langer dan 55 millimeter;

    • Te denken valt aan professioneel siervuurwerk, (Flash)bangers, Shells( Mortierbommen), Vuurpijlen met hoofdzakelijk knaleffect (lawinepijlen, signaalrakketten etc.) en zwaar knalvuurwerk;

  • Lijst IV Geïmproviseerd vuurwerk (vuurwerk zonder categorie dat zelf is aangepast of vervaardigd) Te denken valt aan zelfgemaakte explosieven van bijvoorbeeld andere al dan niet illegale vuurwerksoorten.

1.3.2 Samenloop van Lijsten/soorten vuurwerk

De in de handhavingsmatrix gebruikte tabelindeling is gebaseerd op de genoemde Lijsten en soorten vuurwerk. In de praktijk wordt vrijwel nooit 1 soort vuurwerk of vuurwerk uit 1 Lijst aangetroffen. Er kan dan een samenloop van vuurwerkfeiten zijn.

Uitgangspunt voor de treffen maatregelen is dat in principe de Lijst met het zwaarste vuurwerk (en daarbij behorende dwangsomhoogten en sluitingstermijnen) wordt toegepast, tenzij aangetroffen feiten en omstandigheden concreet rechtvaardigen dat een lichtere Lijst wordt toegepast.

Als er bijvoorbeeld 26 kg vuurwerk van Lijst I wordt aangetroffen en een beperkt of kleinere hoeveelheden of aantallen van Lijst III, dan is Lijst I het uitgangspunt, tenzij de totale aantallen/hoeveelheden van alle soorten vuurwerk gezamenlijk toepassing van Lijst III rechtvaardigen.

Hetzelfde voorbeeld maar dan met een beperkt aantal individuele stuks vuurwerk van Lijst IV. (zelf geïmproviseerd vuurwerk). In dat geval gaat er een zodanige gevaarzetting van die zelf geproduceerde explosieven uit, dat dan juist wel de zwaarste Lijst (IV) dient te gelden.

Welke Lijst wordt toegepast, is dus afhankelijk van de specifiek aangetroffen feiten en omstandigheden en de daarbij passende belangenafweging. De uiteindelijke keuze wordt in de feitelijke besluitvorming altijd nader gemotiveerd.

1.4 Achtergrond. Risico’s en gevaarzetting

De hiervoor genoemde Lijsten lopen op in mate van gevaarzetting. Hoe hoger de Lijst, Hoe groter de potentiële gevaarzetting voor de leefbaarheid, gezondheid en veiligheid van betrokken en de directe leefomgeving. De gevaarzetting door illegaal vuurwerk is bijna in alle gevallen terug te leiden tot de hoeveelheid en de aard van aangetroffen vuurwerk. Dit heeft met name te maken met de aard van de toegepaste springstof.

Toegestaan consumentenvuurwerk gebruikt bijvoorbeeld alleen minder zwaar zwart buskruit en bovendien lagere hoeveelheden (tot maximaal 2,5 gram)

Niet toegestaan vuurwerk bevat vaak 5 tot 50 gram aan flitspoeder. Flitspoeder heeft de nare eigenschap om massa-explosief te zijn. Dit betekent dat als 1 stuk ontbrandt, overige aanwezige stukken ongewild gelijk ook (kunnen) ontbranden, waardoor een massa-explosie kan ontstaan.

Deze zwaardere hoeveelheden en andere soorten springstof komen vooral vanaf Lijst II en verder voor. De mate van gevaarzetting loopt dus op per Lijst, waarbij Lijst I (consumentenvuurwerk) de minste gevaarzetting kent n Lijst IV (geïmproviseerd vuurwerk) het meest onvoorspelbaar en gevaarlijk is.

Toegepast op deze beleidsregel, betekent dit dat de aard van de toegepaste sanctiemaatregelen op voorhand is afgestemd op de ernst en de aard van de overtreding. Een overtreding van de lichtere Lijst I krijgt in principe ook een lichtere maatregel opgelegd, dan een overtreding van de zwaardere Lijst IV en omgekeerd.

Opgemerkt wordt tot slot dat ook grote hoeveelheden van Lijst I (consumentenvuurwerk) bij elkaar een ernstige gevaarzetting kunnen opleveren. Immers, hoewel een individueel stuk vuurwerk uit deze categorie bij normaal gebruik weinig gevaar oplevert, is dit anders als grote hoeveelheden van dit vuurwerk ondeskundig of zonder de juiste voorzieningen en veiligheidsafstanden worden opgeslagen op een locatie.

1.5 Achtergrond. Gevolgen i nvoering O mgevingswet

Ten tijde van het opstellen van deze beleidsregel is nog onduidelijk of de Omgevingswet en aanverwante regelgeving daadwerkelijk zoals gepland op 1 januari 2023 ingevoerd wordt. Na invoering van de Omgevingswet veranderen er wel een aantal voorschriften van bijvoorbeeld de Woningwet. Zo vervallen bijvoorbeeld artikel 1a (algemene zorgplicht) en artikel 92a Woningwet (mogelijkheid college om bij herhaling van overtreding een bestuurlijke boete op te leggen), en wijzigt de inhoud van artikel 17 (mogelijkheid college om bij herhaling een pand/erf tijdelijk te sluiten).

Daarnaast is het zelfs niet uitgesloten dat de invoering van de Omgevingswet (opnieuw) wordt uitgesteld. Deze onzekere gebeurtenis kan echter niet worden afgewacht.

Om te voorkomen dat de aanpak van illegaal vuurwerk tot die tijd in een vacuüm komt, treedt deze beleidsregel toch al in werking. Deze beleidsregel is primair gericht op de situatie na invoering van de Omgevingswet, maar kan desondanks ook nog steeds voor de oude situatie gelden. In bijlage II zijn daarom zowel de oude als nieuwe wettelijke voorschriften opgenomen.

Zijn er voorafgaand aan de invoering van de Omgevingswet vuurwerkovertredingen, dan wordt aangeschreven op basis van die oude wet- en regelgeving. Behalve dat de mogelijkheid van een bestuurlijke boete dus vervalt na inwerkingtreding van de Omgevingswet, verandert er voor bijvoorbeeld de wijze van aanschrijven of de afwegingsmomenten etc. voor het opleggen van een last onder dwangsom niet veel (met uitzondering van de wettelijke grondslagen dus).

De hierna gegeven toelichtingen gaan verder uit van de nieuwe situatie.

1.6 Achtergrond. Waarom een beleidsregel?

Vuurwerkovertredingen werden met name aan het eind van het jaar ontdekt en waren beperkt in aantal. De reden is dat de politie dan vaak controleert. De vraag is of het opstellen van een beleidsregel dan noodzakelijk is? Het antwoord is ja.

  • Een beleidsregel zorgt er voor dat voor elke overtreding een gelijke en proportionele maatregel volgt;

  • Zwaar illegaal knalvuurwerk wordt steeds vaker gebruikt tegen hulp- en/of ordediensten. Door het voorhanden hebben van dit vuurwerk bij de bron aan te pakken, kan dergelijk ongewenst gebruik zo veel mogelijk worden voorkomen;

  • Het aantal vuurwerkovertredingen neemt ook elk jaar toe en de overtredingen worden steeds ernstiger;

  • Steeds meer vuurwerk, zoals (zwaar) knalvuurwerk is/wordt landelijk verboden. De verwachting is dat hierdoor juist steeds meer illegaal vuurwerk uit andere landen (België, Oost-Europa) wordt gehaald en opgeslagen, dat niet aan de bij of krachtens het Vuurwerkbesluit gestelde eisen voldoet Dat vuurwerk voldoet dan vaak niet aan de eisen die Nederland aan vuurwerk stelt en is onberekenbaar. Het zorgt er verder voor dat de periode van opslag niet meer beperkt is tot het eind van het jaar (voorheen de verkoopperiode). Immers, in feite kan men het hele jaar door vuurwerk via internet etc. in huis halen. Naar verwachting zal dus het aantal locaties, waar illegaal vuurwerk wordt opgeslagen, blijven stijgen.

  • Aanpak van de opslag voorkomt ook de uiteindelijke overlast. Ook het aantal overlastmeldingen door vuurwerk stijgt. Als vuurwerk eerder en meer in beslag wordt genomen en aanvullend ook bestuurlijke aanpak volgt om herhaling te voorkomen, dan heeft dat automatisch een effect op het afsteken van vuurwerk zelf.

  • Het geeft tot slot een signaal aan de klagers dat de gemeente het vuurwerkprobleem ook serieus aanpakt.

  • Voor een goede en integrale bestuursrechtelijke en strafrechtelijke aanpak is het noodzakelijk dat wanneer de gemeente actie onderneemt tegen illegaal vuurwerk, deze aanpak juridisch de toets der kritiek kan doorstaan. Een beleidsregel geeft per soort situatie en bevoegdheid maatwerk en een afgewogen maatregel. Gelijke gevallen worden hierdoor ook daadwerkelijk gelijk behandeld. Het slagingspercentage van een succesvolle juridische procedure neemt hierdoor ook toe.

2. Mogelijke bestuursrechtelijke maatregelen

Deze beleidsregel kent afhankelijk van de gevaarzetting meerdere mogelijkheden voor het bestuur om na invoering van de Omgevingswet bepaalde maatregelen te treffen bij geconstateerd illegaal vuurwerk. Het kan daarbij gaan om de volgende maatregelen, die toegepast kunnen worden na invoering van de Omgevingswet. Voor de volledigheid nogmaals: de bestuurlijke boete van artikel 92a Woningwet is niet meer mogelijk na invoering van de Omgevingswet.

Over blijven dan de volgende maatregelen:

  • Waarschuwing door het college;

  • Een last onder dwangsom door het college op grond van overtreding van bijvoorbeeld voorschriften voor gebruik van bouwwerken of overtreding van het omgevingsplan;

  • Een sluiting van een pand op grond van artikel 1.17 Woningwet en 1b Woningwet door het college, bij feitelijk herhaalde overtreding van de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving (= het nieuwe Bouwbesluit 2012) of omgevingsplannen;

  • Het direct sluiten van een pand/erf door de burgemeester wegens (ernstige vrees voor) verstoring van de Openbare orde op grond van artikel 174 Gemeentewet.

2.1 Maatregel: De waarschuwing door het college

De waarschuwing door het college is de lichtste maatregel volgens de in deze beleidsregel gehanteerde handhavingsmatrix. Deze maatregel is vooral bedoeld om aan te geven richting de overtreder: “niet meer doen joh, of anders” . Het heeft geen direct gevolg voor de overtreder. Een waarschuwing is vooral bedoeld voor overtreding bij Lijst I vuurwerk en heeft primair als doel om bewustwording bij de overtreder te scheppen en hem te informeren over de onmogelijkheden van de geconstateerde situatie. Niet iedereen weet bijvoorbeeld dat je als consument maar maximaal 25 kg voorhanden mag hebben/af mag steken. Enige coulance is dus in sommige gevallen op zijn plaats.

Een waarschuwing wordt alleen bij de eerste keer gegeven. Bij een volgende overtreding volgt wel een zwaardere maatregel, afhankelijk van de zwaarte van die herhaalde overtreding.

2.2. Maatregel : Last onder dwangsom door het college .

Een iets zwaardere maatregel dan de waarschuwing, is de zogenaamde last onder dwangsom door het college. Dit houdt in dat de overtreder iets moet doen of nalaten binnen een bepaalde termijn. Doet hij dat niet of niet volledig, dan moet hij een geldbedrag betalen aan, in dit geval, de gemeente. Het opgelegde geldbedrag is afhankelijk van de aard, omvang en ernst en gevaarzetting van de overtreding.

2.2.1 Gewijzigde grondslagen na invoering Omgevingswet

De grondslag van die overtredingen is, voorafgaand aan de invoering van de Omgevingswet, voornamelijk het Bouwbesluit 2012 en de Woningwet (zie voor de inhoud bijlage II van deze beleidsregel)

Voor de nieuwe situatie na invoering van de Omgevingswet zijn de algemene zorgplicht van artikel 1.6 Omgevingswet en de specifieke zorgplichten van het Besluit bouwwerken leefomgeving (bijvoorbeeld artikel 6.4 (brandveiligheid) een grondslag.

Opgemerkt wordt dat bijvoorbeeld het oude artikel 7.22 Bouwbesluit (restrisico gebruik/staat van open erven) niet meer terugkomt in het nieuwe Besluit bouwwerken leefomgeving zelf. Dat kan dus niet meer als grondslag voor handhaving dienen.

Gemeenten kunnen er echter wel voor kiezen deze oude grondslag uit het Bouwbesluit wel via zogenoemde maatwerkregels in het omgevingsplan (= nieuwe term bestemmingsplan) op te nemen. Als dat gedaan is, dan kan dit ook als grondslag dienen voor aanschrijving van vuurwerk, bijvoorbeeld via het nieuw geformuleerde artikel 1b Woningwet.

Daarnaast kunnen bepaalde vormen van opslag, zeker als er sprake is van illegale handel in vuurwerk, ook in strijd zijn met de gebruiksvoorschriften zelf van een bestemmingsplan/omgevingsplan. Ook dat kan dus als (aanvullende) grondslag voor een maatregel gelden.

2.2.2 doel last onder dwangsom: Voorkomen van herhaling

In geval van illegaal vuurwerk is ongewenste directe gevaarzetting per definitie aanwezig. Opslag van vuurwerk moet bijvoorbeeld aan bepaalde afstandseisen voldoen of er moeten brandbestrijdingsvoorzieningen etc. aanwezig zijn. Bij particuliere opslag zijn deze voorzieningen/afstanden etc. er niet.

Het aangetroffen illegaal vuurwerk wordt altijd door de politie in beslag genomen. De directe gevaarzetting is daarmee in de meeste gevallen weggenomen. Een eventuele lastgeving onder dwangsom kan dus in de meeste gevallen niet gericht zijn op het wegnemen van de directe gevaarzetting.

Echter, de kans op herhaling van overtreding is door inbeslagname niet weggenomen. Vuurwerk heeft voor bepaalde personen een verslavend effect. Zij kopen jaar in jaar uit (Illegaal) vuurwerk en bij sommige personen is zelfs sprake van een feitelijke stoornis (met name bij de personen die zelf vuurwerk improviseren of vernielingen aanrichten). Een landelijk vuurwerkverbod heeft voor dit soort personen dus geen enkele remmende werking.

Bij vuurwerkovertredingen wordt de lastgeving daarom primair gericht op het voorkomen van herhaling van een nieuwe overtreding.

Of er kans is op herhaling, kan vooral blijken uit de door de politie aan te leveren informatie (bijvoorbeeld uit antecedenten (al dan niet vuurwerk gerelateerd), aangerichte vernielingen, maar ook uit de aard, ernst en hoeveelheid vuurwerk.

Voor dit laatste geldt voor toepassing van deze beleidsregel het algemene uitgangspunt dat hoe meer en hoe zwaarder het vuurwerk er wordt aangetroffen, hoe groter de kans dat herhaling van overtreding aannemelijk is. Immers, vaak is er bij zwaarder vuurwerk eerder sprake van een verslavingselement/gewoonte. In die laatste gevallen wordt dus een dwangsom ter voorkoming van herhaling opgelegd.

2.2.3 Vorm van dwangsom: per overtreding

Lasten onder dwangsom kunnen volgens meerdere vormen (modaliteiten) hebben, bijvoorbeeld ineens, per overtreding of per tijdseenheid.

In deze beleidsregel is gekozen voor de last onder dwangsom per overtreding om herhaling te voorkomen. Waarom?

  • Een last onder dwangsom per overtreding voor de Lijsten I, II, III en IV ondervangt meerdere eventuele toekomstige overtredingen. De kans op herhaling wordt namelijk groot geacht. Een last onder dwangsom met een hoger geldbedrag ineens kan op zich ook hier afschrikwekkend zijn, maar als deze verbeurd is, dan is er geen stimulans meer om nieuwe overtredingen te voorkomen. Het college staat dan met lege handen. Immers, een dwangsom ineens is bij de eerste overtreding verbeurd en daarmee uitgewerkt. Het college wordt dan gedwongen bij nieuwe overtreding een nieuwe last onder dwangsom op te leggen of zelf over te gaan tot sluiting. Legt het college echter een last onder dwangsom per overtreding op, dan verbeurt de overtreder weliswaar bij de eerste herhaling een eerste dwangsom, maar de overige nog niet verbeurde bedragen blijven in stand om verdere herhaling te blijven voorkomen. Dit scheelt uiteindelijk tijd, geld en energie voor zowel de overtreder als de gemeente;

  • De aanvullende mogelijkheid om na inwerkingtreding van de Omgevingswet nog een bestuurlijke boete op te leggen op grond van artikel 92a Woningwet, is verdwenen. Er ontstaat dus een gat in de aanpak. De last onder dwangsom moet dus op dit ontstane gat inspelen door een langere werkingsmogelijkheid. Een last onder dwangsom per overtreding is hier het meest voor geschikt;

  • Bovendien is een last onder dwangsom in het algemeen minder ingrijpend dan bijvoorbeeld de aanvullende mogelijkheid om bij herhaling van de overtreding op grond van het (aangepaste) artikel 17 Woningwet een pand te sluiten. Door dus aan de voorkant minder ingrijpende en langer werkende last onder dwangsom op te leggen, die voor meerdere toekomstige overtredingen kan gelden, gaat hierdoor in de meeste gevallen voldoende dreiging uit om juist te voorkomen dat in een later stadium de vaak ingrijpendere stap van sluiting van een pand noodzakelijk wordt;

  • Aansluitend op het vorige punt: als in bepaalde specifiek gevallen een nog niet uitgewerkte dwangsom toch niet de gewenste bescherming tegen herhaling blijkt te bieden, dan kan deze (resterende) dwangsom altijd worden ingetrokken en alsnog de zwaardere sluiting worden opgelegd. Maatwerk blijft dus altijd mogelijk.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de in de handhavingsmatrix genoemde aantallen overtredingen niet gelinkt zijn aan de jaarlijkse vuurwerkafsteekmomenten. Immers, zeker in de tijd van bestellingen via internet en landelijke vuurwerkverboden, is de aanwezigheid van vuurwerk buiten vaste verkooptijden/perioden niet uitgesloten.

Daarnaast wordt een niet afgestoken deel van het vuurwerk vaak bewaard om bijvoorbeeld op speciale momenten (bijvoorbeeld verjaardag of huwelijk etc.) alsnog gedurende het jaar af te steken.

2.2.4 Op wie is een dwangsom van toepassing?

Een lastgeving onder dwangsom kan alleen worden opgelegd aan een overtreder. Wie overtreder is, bepaalt het te handhaven voorschrift. Dit betekent dat de oorspronkelijke overtreder niet opnieuw dezelfde overtreding mag veroorzaken. Anders verbeurt hij de opgelegde dwangsom. Bij de aanwezigheid van illegaal vuurwerk is in principe elke betrokken gebruiker/bewoner/huurder/eigenaar hoofdelijk aanspreekbaar en als overtreder aan te merken. Zorgplichten gelden bijvoorbeeld namelijk bijna altijd voor “een ieder” .

Bijvoorbeeld ook de ouders van de minderjarige overtreder, die nagelaten hebben de vuurwerkovertreding van hun minderjarige kind te voorkomen, kunnen worden aangesproken op overtreding van een zorgplicht. Zij zijn ook aan te merken als overtreder. Een last onder dwangsom wordt dan opgelegd aan alle gezinsleden gezamenlijk en individueel.

2.2.5 Geen verschil hoogte dwangsom tussen woning en niet-woningen (lokalen)

Voor de hoogte van de dwangsom maakt het niet uit of er sprake is van een woning of niet-woning. Anders dan bijvoorbeeld een sluiting, waarbij direct een gerechtvaardige inbreuk op het woonrecht van betrokkenen, is de dwangsom objectneutraal.

Immers, relevante wet- en regelgeving maakt ook dit onderscheid niet. Het gebruikt bijvoorbeeld niet de indeling (woning-lokaal) maar spreek van de algemene term bouwwerk.

Daarnaast worden zowel een woning, als een niet-woning gebruikt voor de illegale opslag van vuurwerk.

De hoogte van de in deze beleidsregel voorgeschreven dwangsommen is dus gelijk voor elk soort pand/erf en is omwille van de overzichtelijkheid en eenduidigheid afgestemd op de doorgaans minder hoge dwangsom voor woningen.

2.3 Maatregel: Sluiting van een pand op grond van artikel 17 Woningwet door het college.

Voorgaande maatregelen waren vooral bedoeld om lichte vormen van herhaling van de gevolgen van vuurwerkovertreding te voorkomen. Het college heeft de mogelijkheid om bij daadwerkelijke herhaling nog een stap verder te gaan. Het college kan namelijk op grond van artikel 17 Woningwet (zie voor de gewijzigde tekst, zoals deze geldt na invoering van de Omgevingswet, Bijlage III van deze beleidsregel) besluiten bij herhaalde overtreding van de regels van het Besluit leefomgeving Bouwwerken, een pand en/of erf /terrein te sluiten als er naar haar oordeel sprake is bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid.

Gelet op de gevaarzetting, die van illegaal vuurwerk uitgaat, is de bedreiging voor de leefbaarheid of gevaar voor de gezondheid of veiligheid vrijwel altijd aantoonbaar. Desondanks moet het college dit altijd per geval aantonen.

Afhankelijk van de aard, ernst en omvang van de herhaalde vuurwerkovertreding, kan het college bij herhaalde overtreding, dan besluiten om over te gaan tot tijdelijke sluiting, waar bij de aard, ernst en omvang van die overtreding gekoppeld worden aan lengte van de sluitingstermijn door middel van de gekozen handhavingsmatrix (zie tabellen).

2.3.1. Geen vervangende woonruimte bij sluiting woning

Als het te sluiten pand een woning is, dan zorgt het college niet voor vervangende woonruimte. Immers, sluiting op grond van artikel 17 Woningwet vindt per definitie alleen plaats bij herhaling van overtreding. Een eerdere waarschuwingsbrief of last onder dwangsom, met daarin de nadrukkelijke verwijzing naar mogelijke gevolgen bij herhaling, heeft klaarblijkelijk dan geen effect gehad op de overtreder. De overtreder heeft er dus zelf voor gekozen en zich aan het risico (van de gevolgen) van sluiting blootgesteld. Dit is een vorm van “eigen schuld, dikke bult”.

Het enige dat de gemeente wel doet, is in geval van de aanwezigheid van minderjarige kinderen, de situatie melden bij het meldpunt “Veilig Thuis”. Deze organisatie bekijkt dan eventuele opvang mogelijkheden en aanvullende beschermingsmaatregelen ten behoeve van het kind. (tijdelijk uithuisplaatsing, opvang etc.).

Meerderjarige bewoners worden echter geacht zelfredzaam te zijn.

Voor de volledigheid: Ook bij de eerste keer dat sprake is van een ernstige vuurwerkovertreding meldt de gemeente dit bij genoemd meldpunt in geval van aanwezigheid van minderjarige kinderen. Voor een kind is de aanwezigheid van grote hoeveelheden vuurwerk in een woning geen goede leefomgeving.

2.3.2 Tijdelijke schorsing na sluiting op grond van artikel 17 Woningwet

Is een pand of erf eenmaal voor de eerste keer op grond van artikel 17 Woningwet door het college gesloten vanwege herhaling, dan bestaat de mogelijkheid voor elke betrokkene om ná de eerste sluiting het college schriftelijk te verzoeken om de sluiting tijdelijk te schorsen. Dit kan onder de volgende voorwaarden.

  • Het moet gaan om ten tijde van de besluitvorming niet eerder door betrokkene aangegeven of onvoorzienbare feiten en omstandigheden of calamiteiten, waarmee het college per saldo dus ten tijde van de besluitvorming omtrent de sluiting zelf geen rekening mee kon houden;

  • De betrokkene geeft in zijn verzoek het volgende aan:

    • Doel en noodzaak van de tijdelijke opheffing, (bijvoorbeeld voorkomen van of herstel van verdere schade, bezichtiging door schade/verzekeringsexpert. Het rondleiden van een nieuwe huurder/koper/makelaar is geen reden voor opheffing van de schorsing);

    • De gewenste duur van schorsing van de sluiting;

    • Welke personen en partijen tijdens de schorsing noodzakelijk in het pand of op het erf aanwezig moeten zijn;

Indien het college in kan stemmen met het verzoek, dan verbreken de gemeentelijke Boa’s de verzegeling en kan gedurende de akkoord bevonden periode het gesloten pand betreden worden om de noodzakelijke maatregelen te treffen. Na deze periode wordt het pand opnieuw verzegeld tot het einde van de sluitingstermijn.

2.3.3 Opheffing sluiting na sluiting op grond van artikel 17 Woningwet

Is een pand of erf eenmaal voor de eerste keer op grond van artikel 17 Woningwet gesloten, dan bestaat de mogelijkheid voor niet bij de (eerdere) overtreding(en) betrokken verhuurder om het college schriftelijk te verzoeken om de feitelijke sluiting de sluitingsperiode permanent op te heffen onder de volgende voorwaarden:

  • De niet bij de (eerdere) overtreding(en) betrokken verhuurder stelt een plan van aanpak op, waarin hij concreet aantoont dát en op welke wijze een nieuwe vuurwerkovertreding wordt voorkomen;

  • Een nieuwe huurder of koper, of derving van huurinkomsten door sluiting, is onvoldoende reden om de sluiting permanent op te heffen;

  • Het gesloten pand of erf blijft minimaal 1/3 van de sluitingstermijn gesloten om bijvoorbeeld de loop er uit te nemen en/of een duidelijk signaal naar de directe omgeving te blijven geven dat illegaal vuurwerk wordt aangepakt;

  • Indien het college in kan stemmen met het verzoek en plan van aanpak, dan kan de sluiting daarna worden opgeheven.

2. 4 Maatregel. Sluiting pand door burgemeester op grond van artikel 174a Gemeentewet

Voor de hiervoor besproken sluitingsmaatregel is het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het gaat dan om normale handhavingsbevoegdheden op basis van vooral omgevingsrecht regelgeving.

Aanvullend heeft de burgemeester ook bijzondere zelfstandige bevoegdheden op grond van artikel 174a Gemeentewet (zie bijlage II onder punt V) . Die bevoegdheden zijn vooral terug te leiden tot (ernstige vrees voor) openbare orde verstoringen. (Voor de volledigheid: Deze bevoegdheid is niet afhankelijk van het tijdstip van invoering van de Omgevingswet.)

Bij (ernstige vrees voor) verstoring van de Openbare orde door gedragingen in een woning of lokaal of op een (bijbehorend) erf, kan de burgemeester die woning en/of dat lokaal of erf tijdelijk sluiten.

2.4.1 Geen herhaling(sgevaar) noodzakelijk

Anders dan bijvoorbeeld sluiting op grond van artikel 17 Woningwet door het college van burgemeester en wethouders, is een “herhalingselement” niet voor de burgemeester noodzakelijk om te sluiten. Er hoeft namelijk geen sprake te zijn van eerdere overtredingen van de ruimtelijke wet- en regelgeving. Een dreigend gevaar voor verstoring van de Openbare orde is al voldoende.

Dit betekent echter per saldo niet dat deze maatregel dan makkelijker ingezet kan worden als bijvoorbeeld vervanging van artikel 17 Woningwet. Sterker, de motivering zal vanwege het zeer ingrijpende karakter (=direct sluiten) en het bredere begrip “Openbare Orde” juist vaak veel lastiger zijn om te motiveren.

In het kader van deze beleidsregel is toepassing van deze maatregel dus het laatste redmiddel. Er moet dus aantoonbaar en concrete reden voor zijn om deze maatregel toe te passen.

2.4.2 (Ernstige vrees voor) verstoring van de Openbare orde

De aanwezigheid van grote hoeveelheden illegaal vuurwerk in een pand is op zich al voldoende om directe gevaarzetting en/of verstoring van de Openbare orde aan te nemen. Echter, door automatische inbeslagname door de politie van het aangetroffen vuurwerk is de directe gevaarzetting in principe verdwenen.

Sluiting door de burgemeester op grond van artikel 174a Gemeentewet heeft verder een ander uitgangspunt dan uit de omgevingsrecht afkomstige gevaarzetting voor sluiting door het college op grond van artikel 17 Woningwet.

In plaats daarvan is het oogmerk van een sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet primair gekoppeld aan en gericht op voorkoming van het bredere begrip “ verstoring van de Openbare orde”.

Sluiting van een woning is slechts gerechtvaardigd bij overlast, die wat de risico’s voor de omgeving betreft, te vergelijken is met drugsoverlast. Het moet gaan om overlast, die maatschappelijk onaanvaardbare vormen heeft aangenomen en die niet met andere minder ingrijpende maatregelen kan worden bestreden.

Bij de totstandkoming van artikel 174a Gemeentewet heeft de wetgever voor een juiste toepassing van deze bevoegdheid met “verstoring van de openbare orde” een ernstige bedreiging van de veiligheid en gezondheid van de directe omgeving van de woning noodzakelijk geacht (Kamerstukken II 1996/97, 24699, nr. 5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt deze, (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 april 2017, ECLI:NL:2017: 923 en latere gerechtelijke uitspraken (zie bijvoorbeeld Rechtbank Gelderland 14 december 2020, ECLI:RBGEL:2020: 6540).

Samengevat, kan de bevoegdheid van artikel 174a Gemeentewet, mits aantoonbaar en noodzakelijk, ingezet worden om verdere verstoring van de Openbare orde tegen te gaan. Volgens rechtspraak is dit op zich al voldoende aantoonbaar en noodzakelijk, als er grote hoeveelheden illegaal vuurwerk in een pand zijn aangetroffen.

Sluiting kan dan proportioneel (staat de maatregel in verhouding tot het te realiseren doel?) en subsidiair (kan het doel met minder zwaardere maatregelen worden gerealiseerd?) zijn.

Hoewel dus de simpele aanwezigheid van grote hoeveelheden en/of gevaarlijk vuurwerk op zich volgens vaste rechtspraak sluiting van een locatie op grond van artikel 174a Gemeentewet kan rechtvaardigen, kent deze beleidsregel echter daar bovenop zelfs extra noodzakelijke criteria om deze sluitingsbevoegdheid in te zetten.

In het kader van deze beleidsregel wordt namelijk (ernstige vrees voor) verstoring van de Openbare orde pas aangenomen, indien uit de bestuurlijke rapportage van de politie aanvullend 1 of meer van de verzwarende feiten en omstandigheden van artikel 6, derde lid van deze beleidsregel volgens de politie worden aangetroffen en er volgens deze politiegegevens sprake is van een grote kans op herhaling van deze openbare orde feiten.

Zowel de aanwezigheid van grote hoeveelheden gevaarlijk of illegaal vuurwerk plus 1 of meer van deze verzwarende feiten en omstandigheden moeten gezamenlijk in het kader van deze beleidsregel aanwezig zijn voor toepassing van artikel 174a Gemeentewet door de burgemeester.

Zijn deze verzwarende feiten en omstandigheden niet aanvullend aanwezig, of als blijkt dat een directe sluiting te zwaar is, dan past het college van burgemeester, in plaats van de burgemeester op grond van artikel 174a Gemeentewet, de minder vergaande maatregelen (waarschuwing 1ste keer, dwangsom om herhaling te voorkomen, sluiting locatie op grond van artikel 17 Woningwet etc. bij herhaling van de overtreding) toe.

In zoverre houdt deze beleidsregel dus op voorhand in voldoende mate rekening met de vereiste proportionaliteit en subsidiariteit én de toepassing van de verschillende bevoegdheden van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders.

Toepassing van de directe sluitingsmaatregel van artikel 174a Gemeentewet door de burgemeester blijft dus altijd een uiterste redmiddel.

2.4.3 Geen vervangende woonruimte tijdens de sluiting ex artikel 174a Gemeentewet

De burgemeester heeft, net zoals het college bij toepassing van artikel 17 Woningwet, ook bij een sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet geen plicht om vervangende woonruimte aan te bieden. Kortheidshalve wordt hier verwezen naar de tekst van paragraaf 2.3.1 hiervoor. De daar genoemde uitgangspunten gelden ook hier.

Aanvullend geldt in geval van sluiting op grond artikel 174a Gemeentewet dat deze juist zeer terughoudend wordt toegepast (alleen bij de genoemde verzwarende omstandigheden). Ieder weldenkend mens had kunnen, dan wel had behoren te weten dat genoemde verzwarende omstandigheden niet wenselijk zijn.

Ook hier geldt dan dat betrokkenen er zelf doelbewust voor gekozen hebben om genoemde vaak zeer ernstige feiten te begaan.

2.4.4. Lengte sluitingstermijnen op grond van artikel 174a Gemeentewet.

De in de tabel 5 genoemde lengte van de sluitingstermijnen zijn richttermijnen. Deze kunnen, afhankelijk van de aard, ernst en omvang van de verzwarende omstandigheden, per situatie afwijken van de genoemde termijnen.

De daar genoemde sluitingstermijnen kunnen met maximaal 4 weken verlengd worden, als blijkt dat er meer dan 1 van de in artikel 6, derde lid van deze beleidsregel genoemde feiten of omstandigheden zijn vastgesteld.

2.4.5 Tijdelijke schorsing na sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet

Onder verwijzing naar de inhoud van paragraaf 2.3.3 van deze toelichting en de daar genoemde criteria kan de burgemeester ná de feitelijke sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet op verzoek besluiten om tijdelijk de sluiting te schorsen.

2.4.6 Mogelijkheid tot permanente opheffing na sluiting op grond van artikel 174a Gemeentewet.

Ook de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester kent een mogelijkheid voor een niet betrokken verhuurder om de burgemeester te verzoeken om matiging/opheffing van de sluiting. Dezelfde voorwaarden zijn van toepassing.

Wel moet de verhuurder aanvullend op de vuurwerkovertreding ook aantonen hoe men nieuwe overtredingen van de Openbare orde voorkomt in de toekomst.

Zijn er tot slot tijdens de sluiting nieuwe feiten of omstandigheden die matiging van de sluiting rechtvaardigen, dan zal de burgemeester, na advies van de politie en het Openbaar Ministerie te hebben ingewonnen, ambtshalve kunnen beslissen tot opheffing van de sluiting.

 

Bijlage II Relevante wetgeving

De volgende wet- en regelgeving kan o.a. van toepassing zijn voor toepassing van deze beleidsregel. Onder punt II en III is de regelgeving weergegeven, zoals deze gold voorafgaand aan de invoering van de Omgevingswet.

In punt I, IV en V is de regelgeving weergegeven, zoals die (ook) geldt na invoering van de Omgevingswet

I) Voorschriften voor vuurwerk

Art. 1.2.2 Vuurwerkbesluit

1. Het is verboden professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, indien bestemd voor particulier gebruik, binnen het grondgebied van Nederland te brengen, op te slaan, te vervaardigen, voorhanden te hebben of aan een ander ter beschikking te stellen.

(…)

4. Het is verboden vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik binnen het grondgebied van Nederland te brengen, op te slaan, te vervaardigen, toe te passen, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen of tot ontbranding te brengen, indien dat niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens dit besluit.

Art. 1.2.2a Vuurwerkbesluit

Het is verboden, behoudens het bepaalde in artikelen 1.3.1, derde lid, 2.1.2, tweede lid, 2.1.3., zesde lid, dan wel 3.1.1, zesde lid en 3a.1.1, zesde lid, vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik op te slaan of te bewerken, indien niet wordt voldaan aan de voorschriften, die zijn gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. lid 3 Wet milieubeheer, dan wel krachten dit besluit

II) Voorschriften (brand) gevaarlijk gebruik bouwwerken (voorafgaand aan omgevingswet)

Artikel 1a, tweede lid Woningwet (algemene zorgplicht)

Een ieder die een bouwwerk (…) gebruikt, laat gebruiken (…) danwel een open erf gebruikt of laat gebruiken, draagt er voor zover het in diens vermogen ligt, zorg voor dat als gevolg van dat (…) gebruik geen gevaar voor de gezondheid van of veiligheid ontstaat of voortduurt.

 

Artikel 1b, derde lid Woningwet (handelen in strijd met voorschriften Bouwbesluit 2012)

Het is verboden een bouwwerk, open erf of terrein in gebruik te nemen, te gebruiken of te laten gebruiken, anders dan in overeenstemming met de op die ingebruikneming of dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel c, aanhef en onderdeel b, derde en vierde lid.

Artikel 7.10 Bouwbesluit 2012 (aansturingsartikel)

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde, is het verboden in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken, of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:

a) brandgevaar wordt veroorzaakt of

b) bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt.

Artikel 7.22 Bouwbesluit 2012 (restrisico gebruik)

Onverminderd het bij of krachtens dit besluit bepaalde, is het verboden in, op, aan een bouwwerk of op een open erf of terrein voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen, handelingen te verrichten of na te laten of werktuigen te gebruiken waardoor

(…)

d) instortings-, omval of ander gevaar wordt veroorzaakt

III) Specifieke h andhavingsgrondslagen voor afgaand aan invoering van de O mgevingswet

Artikel 17 Woningwet (sluitingsmogelijkheid bij herhaaldelijke overtreding)

Indien herhaaldelijk overtreding van artikel 1a of artikel 1b naar het oordeel van het bevoegd gezag gepaard gaat met bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of de veiligheid, kan het bevoegd gezag besluiten dat gebouw, open erf of terrein te sluiten. Het bevoegd gezag kan van de overtreder de ingevolge van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten (=kosten bestuursdwang) invorderen bij dwangbevel.

Artikel 92a Woningwet (mogelijkheid opleggen bestuurlijke boete voorafgaand aan invoering omgevingswet )

1) het bevoegd gezag kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van een overtreding van artikel 1b Woningwet;

2) de bestuurlijke boete, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht;

3) Indien de overtreding, bedoeld in het eerste lid, gepaard gaat met bedreiging van de leefbaarheid of een gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan het bevoegd gezag de bestuurlijke boete verhogen tot ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht;

4) Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de hoogte van de bestuurlijke boete.

Artikel 174a Gemeentewet (mogelijkheid sluiting pand/erf bij ernstige vrees voor openbare ordeverstoring)

(Zie tekst onder punt V, hierna)

I V ) Voorschriften (brand)gevaarlijk gebruik bouwwerken (na invoering van de Omgevingswet)

De volgende voorschriften zijn, of kunnen aanvullend van toepassing zijn ná invoering van de Omgevingswet en aanverwante regelgeving. Na invoering van Omgevingswet worden de regels van het oude Bouwbesluit 2021 inhoudelijk in ieder geval vervangen door de voorschriften van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).

Artikel 1.6 Omgevingswet (algemene zorgplicht)

Een ieder draagt voldoende zorg voor de fysieke leefomgeving

Artikel 4.3 Omgevingswet (grondslag rijksregels)

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de volgende activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving;

a) bouwactiviteiten, sloopactiviteiten en het gebruik en het in stand houden van bouwwerken

Artikel 4.21 Omgevingswet (grondslag en uitwerking Besluit bouwwerken leefomgeving)

Lid 1) De in artikel 4.3 bedoelde regels over bouwactiviteiten, sloopactiviteiten en het gebruik en het in stand houden van bouwwerken worden gesteld met het oog op:

a) het waarborgen van de veiligheid

b) het beschermen van de gezondheid

c) duurzaamheid en bruikbaarheid

Lid 2) De regels strekken er in ieder geval toe dat:

(…)

b) een brandveilig gebruik van bouwwerken is gewaarborgd.

Artikel 6.1 Besluit bouwwerken leefomgeving (toepassingsbereik activiteiten)

Dit hoofdstuk is van toepassing op het gebruik van bouwwerken

Artikel 6.2 Besluit bouwwerken leefomgeving (toepassingsbereik oogmerken)

De regels in dit hoofdstuk zijn gesteld met het oog op:

a) Het waarborgen van de brandveiligheid

(…)

Artikel 6.3. Besluit bouwwerken leefomgeving (toepassingsbereik normadressaat )

Aan de regels in dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die het bouwwerk gebruikt. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over die activiteit.

Artikel 6.4 Besluit bouwwerken leefomgeving (specifieke zorgplicht brandveilig gebruik bouwwerken)

Diegene die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat als gevolg van het gebruik één van de volgende situaties kan ontstaan, is verplicht alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs kunnen worden gevraagd om te voorkomen dat:

a) Brandgevaar wordt veroorzaakt

b) Bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt;

c) bij melding van, alarmering bij of bestrijding van brand wordt belemmerd;

d) het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd;

e) het redden van personen of dieren bij brand worde belemmerd en

f) er op een andere manier gevaar voor de brandveiligheid ontstaat of voortduurt

V) Specifieke handhavingsgrondslagen na invoering van de Omgevingswet

Artikel 5.1, aanhef onder a) Omgevingswet

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende activiteiten te verrichten:

a) een omgevingsplanactiviteit

Artikel 17 Woningwet

1) Indien herhaaldelijke overtreding van op grond van artikel 4.3 van de Omgevingswet gestelde voorschriften voor bouwactiviteiten, sloopactiviteiten en het gebruik en het in stand houden van bouwwerken of van voorschriften over het gebruik of de staat van open erven en terreinen gegeven in een omgevingsplan naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gepaard gaat met een gevaar voor de gezondheid of veiligheid kan het college van burgemeester en wethouders besluiten dat gebouw, open erf of terrein te sluiten;

2) Indien herhaaldelijke overtreding van voorschriften over het gebruik van gebouwen, open erven of terreinen of het tegen gaan van hinder gegeven in een omgevingsplan naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gepaard gaat met een bedreiging van de leefbaarheidkan het college van burgemeester en wethouders besluiten dat gebouw, open erf of terrein te sluiten.

3) Het college van burgemeester en wethouder kan bij de sluiting bedoeld in het eerste en tweede lid van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel;

4) Het college van burgemeester en wethouders bepaalt in het besluit bedoeld in het eerste en tweede lid, de duur van de sluiting.

Artikel 174a Gemeentewet

1) De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in die woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord;

2) De in het eerste lid genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken, dat die woning, dat lokaal of dat erf op een zodanig wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid gesloten is en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf waarvan hij rechthebbende is eveneens op zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken;

3) De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.

4) Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen, waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. De eerste volzin is niet van toepassing indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is.

5) De artikel 5:25 t/m 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing. De burgemeester kan van de overtreder de ingevolge artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde kosten invorderen bij dwangbevel.

 

 

Naar boven