Gemeenteblad van Arnhem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Arnhem | Gemeenteblad 2022, 140759 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Arnhem | Gemeenteblad 2022, 140759 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Gewijzigde regeling Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein centraal Gelderland (MGR)
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Wageningen, Westervoort en Zevenaar, ieder voor zover zij bevoegd zijn, overwegen het volgende:
doelmatigheid in de samenwerking tussen de gemeenten in de regio gerealiseerd;
Gelet op de artikelen 1, eerste en derde lid en 8, eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
Gelet op de verkregen toestemming van de gemeenteraden voor het wijzigen van deze regeling;
Gelet op de wens van deelnemende gemeenten om samenhang aan te brengen in de taken die in het sociaal domein worden uitgevoerd binnen de samenwerkingsmodules, worden de samenwerkingsmodules ondergebracht bij drie Programma’s; Zorg (samenwerkingsmodule Inkoop Zorg), Onderwijs (samenwerkingsmodule RBL) en Participatie (samenwerkingsmodules WSP, WgSW en Contractmanagement Inburgeringstrajecten). Ieder Programma heeft een bestuurscommissie;
Gelet op de wens van gemeenten die willen deelnemen in de samenwerkingsmodule Contractmanagement Inburgeringstrajecten en deze samenwerkingsmodule daarom onder willen brengen bij het Programma Participatie in de regeling;
Gelet op de wens om enkele actualisaties te doen in de regeling als het gaat om de formulering van de archiefverplichting en formulering van de taken van samenwerkingsmodules.
MODULAIRE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SOCIAAL DOMEIN CENTRAAL GELDERLAND
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur
Een lid van het algemeen bestuur heeft zitting in het algemeen bestuur gedurende dezelfde periode als de zittingsduur van het college die het vertegenwoordigt. Indien het lid in de nieuwe zittingsperiode opnieuw deel uitmaakt van het college kan hij terstond opnieuw worden aangewezen als lid van het algemeen bestuur.
HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 12 Taken en bevoegdheden
Tot de taken en de bevoegdheden van het dagelijks bestuur van de regeling behoren naast de bevoegdheden in artikel 33b van de wet:
HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Artikel 18 Het dagelijks bestuur ten opzichte van het algemeen bestuur (inlichtingenplicht)
Het dagelijks bestuur geeft -in aanvulling op artikel 19a, tweede lid van de wet- het algemeen bestuur de door één of meer leden gevraagde inlichtingen.
Artikel 19 De voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur (inlichtingen- en verantwoordingsplicht en ontslag)
Artikel 20 Het dagelijks bestuur, algemeen bestuur, bestuurscommissies en de voorzitter ten opzichte van raden (inlichtingenplicht)
Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, bestuurscommissies en de voorzitter geven aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van de door hen uitgevoerde activiteiten nodig is. Daarnaast geven zij aan de raden van de deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.
HOOFDSTUK 9 HET UITVOERINGSPLAN EN HET UITVOERINGSPROGRAMMA
Artikel 25 Uitvoeringsprogramma
Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een uitvoeringsprogramma vast, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven. Het uitvoeringsprogramma bevat voorts in ieder geval een overzicht van de voor de verwezenlijking van de activiteiten benodigde financiële en personele middelen.
HOOFDSTUK 10 FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 27 Begrotingsprocedure
Het dagelijks bestuur zendt vóór 1 april een ontwerpbegroting van het samenwerkingsverband voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De ontwerpbegroting van het samenwerkingsverband bestaat uit de geconsolideerde ontwerpbegrotingen van de modules aangevuld met de overhead kosten van de MGR.
De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
Artikel 28 Bijdragen van de gemeenten
Het algemeen bestuur bepaalt met tweederde meerderheid van stemmen de algemene kostenverdeelsleutel voor de kosten van de basistaken, niet zijnde de kosten voor de samenwerkingsmodules. Als algemene kostenverdeelsleutel geldt een kostenverdeling naar rato van het jaarlijks op 1 januari bepaald inwonertal van de deelnemende gemeenten op basis van de meest recente CBS-cijfers.
Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen jaar en het jaarverslag, daarbij gevoegd de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, van de Gemeentewet en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, van de Gemeentewet, jaarlijks vóór 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de raden van de gemeenten.
Artikel 30 Zorg voor archiefbescheiden
Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het samenwerkingsverband, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling (Archiefverordening), die aan Gedeputeerde Staten wordt meegedeeld. Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het samenwerkingsverband gedelegeerde taken. De zorg voor archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de deelnemende gemeenten gemandateerde taken berust bij deze gemeenten.
De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden waarvoor MGR SDCG zorgdrager is en voor de archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de deelnemende gemeenten gemandateerde taken, voor zover MGR SDCG de enige archiefvormer is en voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgedragen naar de archiefbewaarplaats.
HOOFDSTUK 12 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 32 Uittreding uit de regeling
Een deelnemer kan uit de regeling treden onder betaling van een uittreedsom die gelijk is aan de bijdrage die de deelnemer op grond van de kostenverdeelsleutel als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van deze regeling verschuldigd was aan het samenwerkingsverband over het jaar voorafgaand aan het moment dat de deelnemer het besluit tot uittreding kenbaar heeft gemaakt.
Artikel 34 Deelname aan een bestaande samenwerkingsmodule en submodule(s)
De deelnamekosten, zoals bedoeld in het vierde lid, worden alleen ten laste van de nieuwe deelnemer gebracht indien het besluit tot deelname daadwerkelijk is genomen. De deelnamekosten zijn opgebouwd uit eenmalige kosten, bestaande uit de noodzakelijke investeringen die ten behoeve van de start van de deelname worden gemaakt en contant gemaakte tijdelijke kosten, bestaande uit de transitiekosten die gedurende 2 jaar na toetreding noodzakelijk zijn om projectmatig de bedrijfsvoeringsactiviteiten te integreren.
Artikel 35 Beëindiging deelname aan een samenwerkingsmodule dan wel submodule
In de regels als bedoeld in het derde lid wordt indien noodzakelijk opgenomen dat ten behoeve van de vaststelling van de beëindigingskosten een onafhankelijke registeraccountant wordt ingeschakeld. De opdracht daartoe wordt verstrekt door het algemeen bestuur in overleg met de deelnemer die de deelname aan een samenwerkingsmodule dan wel submodule beëindigt.
In de vaststellingsovereenkomst wordt in ieder geval opgenomen dat de deelnemer na beëindiging van een samenwerkingsmodule dan wel submodule, ook in het geval de deelnemer is uitgetreden uit de regeling overeenkomstig artikel 32, maximaal vijf jaar na beëindiging van de deelname aan een samenwerkingsmodule dan wel submodule aansprakelijk blijft bij het intreden van risico’s voortvloeiende uit de periode dat de betreffende deelnemer afnemer was van een samenwerkingsmodule dan wel submodule indien en voor zover deze intredende risico’s leiden tot een kostenverhoging voor het samenwerkingsverband en betrekking hebben op de periode dat de betreffende deelnemer nog afnemer was van de samenwerkingsmodule dan wel submodule.
Artikel 36 Wijziging van de regeling
Elke deelnemende gemeente en het algemeen bestuur is bevoegd een wijziging in de regeling aan de besturen van de deelnemende gemeenten in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van de deelnemende gemeenten of het algemeen bestuur toe aan de besturen van de deelnemende gemeenten.
Artikel 37 Opheffing en liquidatie van de regeling
Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorgdragen voor de nakoming van de verplichtingen van het samenwerkingsverband. Daarbij wordt uitgegaan van de kostenverdeelsleutel als bedoeld in artikel 28, tweede lid, van de regeling.
De regeling treedt in werking op 1 januari 2022, nadat deze op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 40 Intrekking oude regeling
Deze regeling dient ter vervanging van de bestaande Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein centraal Gelderland. De Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein centraal Gelderland in werking getreden op 1 januari 2019, wordt ingetrokken.
De regeling wordt aangehaald als: Modulaire gemeenschappelijke regeling sociaal domein centraal Gelderland.
Artikel 42 Toezending aan Gedeputeerde Staten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het samenwerkingsverband is gevestigd draagt zorg voor de in artikel 26, eerste lid van de wet voorgeschreven toezending en de in artikel 26, derde lid, van de wet voorgeschreven bekendmaking van de regeling aan Gedeputeerde Staten.
Aldus vastgesteld door de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Wageningen, Westervoort en Zevenaar
BIJLAGE 1 Samenwerkingsmodule Inkoop Zorg
In deze samenwerkingsmodule wordt verstaan onder:
inkoop: inkoop van individuele voorzieningen in het kader van de Jeugdwet en maatwerkvoorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO 2015)
contractbeheer: het registreren en actualiseren van contractinformatie zoals productcodes, tarieven e.d.;
contractmanagement: het meten (monitoren) van de contractafspraken en het sturen op de kwaliteit en de kosten van de contracten en indien nodig, het voeren van escalatiegesprekken;
projecten: op inkoop gerichte projecten op basis van vraag en behoefte vanuit de gemeente(n);
samenwerkingsmodule: onderhavige samenwerkingsmodule Inkoop Zorg;
submodule: de zorgvormen binnen deze samenwerkingsmodule, gericht op specifieke individuele voorzieningen in het kader van de Jeugdwet en specifieke maatwerkvoorzieningen in het kader van de WMO 2015 en komen tot stand zoals weergegeven in artikel 5 van deze bijlage.
Het samenwerkingsverband behartigt binnen de samenwerkingsmodule Inkoop Zorg de belangen van de aan de samenwerkingsmodule deelnemende gemeenten op het gebied van inkoop van dienstverlening dan wel goederen binnen het sociaal domein.
Artikel 3 Samenwerkingsmodule Inkoop Zorg
De samenwerkingsmodule Inkoop Zorg bevat de volgende taken:
inkoop van dienstverlening dan wel goederen binnen het sociaal domein die wordt georganiseerd vanuit de MGR;
het contractbeheer samenhangend met de inkoop;
het contractmanagement samenhangend met de inkoop;
uitvoeren van op inkoop gerichte projecten;
De deelnemer is gehouden bij deelname aan een submodule ook deel te nemen aan het contractbeheer- en contractmanagement van die submodule.
Artikel 4 Beëindiging deelname aan een samenwerkingsmodule en submodule
Beëindiging van deelname aan de samenwerkingsmodule dan wel submodule kan plaatsvinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van samenwerkingsverband met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
Artikel 5 Keuze en taken Submodules Inkoop Zorg
Op advies van de bestuurscommissie stelt het algemeen bestuur conform art. 25 en 27 jaarlijks in het uitvoeringsprogramma en begroting vast welke taken voor welke submodules worden uitgevoerd;
De deelnemers bepalen middels een DVO aan welke submodules zij deelnemen;
Deelname aan submodules wordt afgerekend conform artikel 6 van deze bijlage.
Artikel 6 Financiële bijdragen
De kosten van een submodule worden in de verrekening uitsluitend ten laste gebracht van de aan de submodule deelnemende gemeenten naar rato van het jaarlijks op 1 januari bepaalde inwonertal van de deelnemende gemeenten op basis van de meest recente CBS-cijfers.
Artikel 7 Verkoop van diensten
Het samenwerkingsverband kan op niet-commerciële basis diensten verkopen aan derden binnen de kaders van de op grond van deze samenwerkingsmodule gemandateerde bevoegdheden.
Indien een bestuurscommissie is ingesteld, dient zij akkoord te gaan met het aangaan van de dienstverlening zoals bedoeld in het eerste lid.
BIJLAGE 2 Samenwerkingsmodule Regionaal Bureau Leerlingzaken (RBL)
In deze samenwerkingsmodule wordt verstaan onder:
Regionaal Bureau Leerlingzaken (RBL): organisatieonderdeel van het samenwerkingsverband MGR.
RMC-functie: Regionale Meld- en Coördinatiefunctie zoals bedoeld in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), Wet op de expertisecentra (WEC) en Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO).
Samenwerkingsmodule: onderhavige samenwerkingsmodule RBL.
Regionale middelen: bestaan uit de uitkering regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC). Voor RMC is het zowel de specifieke uitkering regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten als de specifieke uitkering regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten.
VSV: jongeren van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten. Een startkwalificatie is een havo of vwo diploma of minimaal een mbo-2 diploma.
Het samenwerkingsverband behartigt binnen de samenwerkingsmodule Regionaal Bureau Leerlingzaken de belangen van de aan de samenwerkingsmodule deelnemende gemeenten op het gebied van de Leerplichtwet 1969 en de RMC-functie.
Artikel 3 Samenwerkingsmodule Regionaal Bureau Leerlingzaken
De samenwerkingsmodule Regionaal Bureau Leerlingzaken bestaat uit twee submodules: Leerplichtwet en RMC
De samenwerkingsmodule Regionaal Bureau Leerlingzaken bevat de volgende taken:
De submodule Leerplicht bevat de volgende taak: uitvoering Leerplichtwet 1969
De submodule RMC bevat de volgende taak: uitvoering wettelijke taken RMC
Bij deelname aan de submodule Leerplichtwet worden alle bevoegdheden die volgens de Leerplichtwet 1969 aan de colleges toekomen gemandateerd aan het samenwerkingsverband.
Bij deelname aan de submodule RMC worden alle bevoegdheden die volgens de WEB, WEC en WVO inzake de RMC-functie aan het college van de gemeente Arnhem als contactgemeente toekomen gemandateerd aan het samenwerkingsverband.
De gemandateerde bevoegdheden kunnen in ondermandaat worden gegeven aan medewerkers die de samenwerkingsmodule uitvoeren, met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van de instructie voor de leerplichtambtenaren.
Artikel 5 Beëindiging deelname aan een samenwerkingsmodule dan wel submodule
Beëindiging van deelname aan de samenwerkingsmodule dan wel submodule kan plaatsvinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van samenwerkingsverband met inachtneming van een opzegtermijn van 1 jaar.
Artikel 6 Financiële Bijdragen
Ten behoeve van de uitvoering van de activiteiten genoemd in artikel 3 is een deelnemende gemeente aan deze samenwerkingsmodule financiële bijdragen verschuldigd op basis van de volgende berekeningswijze per submodule:
De totale loonsom voor de verschillende functies wordt vastgesteld, uitgaande van de loonsom op 1 januari 2021;
De gemeentelijke bijdragen worden, evenredig verdeeld op basis van leerlingenaantallen (1 fte voor 3.800 leerplichtige leerlingen) en gecorrigeerd naar VSV problematiek;
De gemeentelijke bijdragen worden telkens voor vier jaar vastgesteld, voor het eerst weer in 2025.
Evenredige verdeling van de kosten van de management-, beleids-, gegevensbeheer en administratieve functies tussen VSV en leerplicht;
RMC: wordt gefinancierd vanuit Rijksmiddelen voor RMC regio Arnhem.
Artikel 7 Verkoop van diensten
Het samenwerkingsverband kan op niet-commerciële basis diensten verkopen aan derden binnen de kaders van de op grond van deze samenwerkingsmodule gemandateerde bevoegdheden.
Indien een bestuurscommissie is ingesteld, dient zij akkoord te gaan met het aangaan van de dienstverlening zoals bedoeld in het eerste lid.
BIJLAGE 3 Samenwerkingsmodule Werkgeversservicepunt
In deze samenwerkingsmodule wordt verstaan onder:
Samenwerkingsmodule: onderhavige samenwerkingsmodule Werkgeverservicepunt.
Het samenwerkingsverband behartigt binnen de samenwerkingsmodule Werkgeversservicepunt de belangen van de aan de samenwerkingsmodule deelnemende gemeenten en het UWV op het gebied van de dienstverlening aan werkgevers in relatie tot het plaatsen van de doelgroepen waarvoor zij een re-integratieverantwoordelijkheid hebben.
Artikel 3 Doel en taken samenwerkingsmodule Werkgeversservicepunt
De basisdienstverlening van het WSP bestaat uit:
Het WSP is strategisch partner voor werkgevers met betrekking tot arbeidsmarkt-, wervings- en HR vraagstukken.
Het vervullen van vacatures bij werkgevers voor werkzoekenden met bijzondere aandacht voor de volgende doelgroepen:
Participatiewet- uitkeringsgerechtigden, waaronder doelgroep Banenafspraak;
Wajong-uitkeringsgerechtigden;
Het opbouwen, onderhouden en uitdragen van kennis en informatie ten aanzien van de arbeidsmark en sociale wet- en regelgeving, en waar nodig doorverwijzen naar betrokken ketenpartners.
Het adviseren over en faciliteren van werkgevers bij het aanvragen van voorzieningen en subsidies.
Het adviseren over en faciliteren van het anders organiseren van werk zodat ook mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een duurzame werkplek kunnen krijgen. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van een aanbodgerichte benadering, bijvoorbeeld functiecreatie.
Het bevorderen van een inclusieve arbeidsmarkt in de arbeidsmarktregio Midden-Gelderland door onder meer te bouwen aan een stevig netwerk van werkgevers en de in de regio actieve ondernemersnetwerken.
De bevoegdheden die de Participatiewet en de Wet banenafspraak toebedelen aan de colleges en betrekking hebben op de onder artikel 3 lid 1 omschreven taken, worden gemandateerd aan het samenwerkingsverband.
De gemandateerde bevoegdheden kunnen in ondermandaat worden gegeven aan medewerkers die de samenwerkingsmodule uitvoeren.
Artikel 5 Beëindiging deelname aan een samenwerkingsmodule en submodule
Beëindiging van deelname aan de samenwerkingsmodule dan wel submodule kan plaatsvinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van samenwerkingsverband met inachtneming van een opzegtermijn van één jaar.
Artikel 6 Financiële bijdragen
Ten behoeve van de uitvoering van de taken genoemd in artikel 3, worden de kosten die samenhangen met het WSP gezamenlijk gedragen door de aan deze module deelnemende gemeenten. De kosten worden verdeeld op basis van het inwoneraantal per gemeente naar rato van het op 1 januari bepaalde inwonertal van de deelnemende gemeenten op basis van de meest recente CBS-cijfers.
Artikel 7 Verkoop van diensten
Het samenwerkingsverband kan op niet-commerciële basis diensten verkopen aan derden binnen de kaders van de op grond van deze samenwerkingsmodule gemandateerde bevoegdheden.
De bestuurscommissie dient akkoord te gaan met het aangaan van de dienstverlening zoals bedoeld in het eerste lid.
BIJLAGE 4 Samenwerkingsmodule Werkgeverschap SW
In deze samenwerkingsmodule wordt verstaan onder:
Wsw: Wet sociale werkvoorziening
Samenwerkingsmodule: de onderhavige samenwerkingsmodule Werkgeverschap SW, hierna: WgSW;
Buitengemeente: de gemeente die geen deelnemer is aan de samenwerkingsmodule WgSW.
Het samenwerkingsverband behartigt binnen de samenwerkingsmodule de belangen van de aan de samenwerkingsmodule WgSW deelnemende gemeenten op het gebied van het op rechtmatige en doelmatige wijze invulling geven aan de wettelijke taken op het gebied van het werkgeverschap voor de SW-medewerkers en de overige taken zoals benoemd in artikel 4, eerste lid, sub b.
Artikel 3 Deelname aan de samenwerkingsmodule
Deelname aan deze samenwerkingsmodule is slechts mogelijk onder de voorwaarde dat de deelnemende gemeente aan deze samenwerkingsmodule een rechtsgeldig aanwijzingsbesluit heeft genomen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wsw voor de uitvoering van de activiteiten die gericht zijn op arbeidstoeleiding en -begeleiding van SW-medewerkers aan een andere organisatie.
Artikel 4 Samenwerkingsmodule Werkgeverschap SW
De samenwerkingsmodule WgSW bevat de volgende taken:
het uitvoeren van de taken behorend bij het werkgeverschap van SW medewerkers, als bedoeld in artikel 2 eerste lid van de Wsw. Hieronder wordt in elk geval verstaan: het zorgdragen voor de uitbetaling en financiering van de loonlasten en hiermee samenhangende kosten van werknemers zoals het bijhouden van de salarisadministratie, besluiten over in- en uitdiensttreding, de aanpassing van het dienstverband, de individuele aanpassing van het salaris (niet zijnde als gevolg van cao-afspraken) en de eventueel daaruit voortvloeiende (gerechtelijke) procedures. Daarnaast betreft het taken op het terrein van personeels- en arbeidsomstandighedenbeleid en -uitvoering die via een DVO zijn opgedragen aan de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de arbeidstoeleiding en – begeleiding van de SW-medewerkers op basis van het aanwijzingsbesluit van deelnemende gemeenten.
Overige taken en verplichtingen die voortvloeien uit de opheffing van Werkvoorziening Midden-Gelderland (handelend onder de naam Presikhaaf Bedrijven) en het onderbrengen van de verplichtingen van de Stichting Personeel Presikhaaf bij de samenwerkingsmodule WgSW.
Indien een bestuurscommissie is ingesteld kan de bestuurscommissie het algemeen bestuur voorstellen de samenwerkingsmodule te wijzigen.
Ter uitvoering van de in artikel 4, eerste lid, onder a, genoemde taak dragen de deelnemende gemeenten hun bevoegdheden en verplichtingen uit de Wsw over aan het samenwerkingsverband.
Artikel 6 Beëindiging deelname aan de samenwerkingsmodule
Deelname aan onderhavige samenwerkingsmodule eindigt zodra het huidige aanwijzingsbesluit niet wordt voortgezet, tenzij er blijvend wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3 van deze samenwerkingsmodule en over de uitvoerbaarheid van artikel 4 eerste lid.
Beëindiging van deelname als bedoeld in het eerste lid, geschiedt onder de voorwaarden zoals geregeld in artikel 35, tweede, derde, vierde en vijfde lid, van de regeling, als ware de deelnemende gemeente zijn deelname aan deze samenwerkingsmodule zelf heeft beëindigd.
Onverminderd het eerste en tweede lid kan beëindiging van deelname aan deze samenwerkingsmodule als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de regeling plaatsvinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van samenwerkingsverband met inachtneming van een opzegtermijn van één jaar.
Artikel 7 Financiële bijdragen
Ten behoeve van de uitvoering van de taken genoemd in artikel 4, eerste lid, worden de kosten gezamenlijk gedragen door de aan deze module deelnemende gemeenten.
De kosten voor jaar t worden jaarlijks verdeeld op basis van het procentuele aandeel in het aantal arbeidsjaren (AJ) per gemeente op basis van de bezettingsaantallen zoals bekend op 31 oktober t-1 voor de deelnemende gemeenten gezamenlijk.
De kosten die samenhangen met het Werkgeverschap van de Sw medewerkers uit de buitengemeenten worden conform de in het tweede lid gedefinieerde verdeelsleutel verdeeld over de deelnemende gemeenten waarbij de bijdrage door het Rijk wordt ontvangen via één gemeente.
Artikel 8 Verkoop van diensten
Het samenwerkingsverband kan op niet-commerciële basis diensten verkopen aan derden binnen de kaders van de op grond van deze samenwerkingsmodule gemandateerde bevoegdheden.
Indien een bestuurscommissie is ingesteld, dient zij akkoord te gaan met het aangaan van de dienstverlening zoals bedoeld in het eerste lid.
Bijlage 5: Samenwerkingsmodule Contractmanagement inburgeringstrajecten:
In deze samenwerkingsmodule wordt verstaan onder:
Wet inburgering: De Wet Inburgering die op 1 januari 2022 in werking treedt.
Inburgeringstrajecten: De trajecten die de deelnemende gemeenten hebben ingekocht teneinde de nieuwkomer in staat te stellen aan zijn inburgeringsplicht als bedoeld in art 6, eerste lid, Wet Inburgering te voldoen.
De samenwerkingsmodule behartigt de belangen van de aan de deelnemende gemeenten op het gebied van contractmanagement van inburgeringstrajecten op basis van de taken zoals vermeld in artikel 3.
Artikel 3 Doel en taken submodule contractmanagement inburgeringstrajecten
Het hoofddoel van het contractmanagement inburgeringstrajecten is de uitvoering van de inburgeringstrajecten volgen en zo nodig bijsturen.
contractbeheer en contractmanagement;
toegankelijk maken contractinformatie;
informatie ophalen over behalen van resultaten;
contractgesprekken op grond van informatie en signalen;
De bevoegdheden die de Wet Inburgering toebedeelt aan de colleges en betrekking heeft op de onder artikel 3 omschreven taken, worden gemandateerd aan het samenwerkingsverband.
De gemandateerde bevoegdheden kunnen in ondermandaat worden gegeven aan medewerkers die de samenwerkingsmodule uitvoeren.
Artikel 5 Beëindiging deelname aan een samenwerkingsmodule
Beëindiging van deelname aan de samenwerkingsmodule kan plaatsvinden door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van het samenwerkingsverband met inachtneming van een opzegtermijn van één jaar.
Artikel 6 Financiële bijdragen
Ten behoeve van de uitvoering van de taken genoemd in artikel 3, worden de kosten die samenhangen met het Contractmanagement Inburgeringstrajecten gezamenlijk gedragen door de aan deze samenwerkingsmodule deelnemende gemeenten. De kosten worden verdeeld op basis van het inwoneraantal per gemeente naar rato van het op 1 januari bepaalde inwonertal van de deelnemende gemeenten op basis van de meest recente CBS-cijfers.
Artikel 7 Verkoop van diensten
Het samenwerkingsverband kan op niet-commerciële basis diensten verkopen aan derden binnen de kaders van de op grond van deze samenwerkingsmodule gemandateerde bevoegdheden.
De bestuurscommissie dient akkoord te gaan met het aangaan van de dienstverlening zoals bedoeld in het eerste lid.
Deze toelichting hoort bij de MODULAIRE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING SOCIAAL DOMEIN CENTRAAL GELDERLAND (MGR).
Bij het opstellen van deze regeling is uitgegaan van de door de colleges vastgestelde Notitie G12 regionale samenwerkingsvorm van 3 november 2015. Daarin staat dat bij het kiezen van de meest passende samenwerkingsvorm wordt uitgegaan van de volgende inrichtingsprincipes:
een samenwerkingsvorm die het flexibel kunnen toe-en uittreden mogelijk maakt en met een zo beperkt mogelijke uittredingssanctie
een samenwerkingsvorm waarin het publiekrechtelijk toezicht optimaal geborgd is, met oog voor en ruimte aan de positie voor de raden en de colleges
daarnaast is het streven om de bestuurlijke drukte te beperken waar dat kan zodat tempo en daadkracht aan de dag gelegd kan worden
een ondersteuningsstructuur die mean en lean is: niet meer personele inzet dan nodig voor een goede regionale procesgang en uitvoering van taken
een besluitvormingsprocedure die uitgaat van gelijkwaardigheid en consensus waarbij een kwalitatieve meerderheid van stemmen bepalend is als consensus niet mogelijk blijkt.
In november 2015 hebben de colleges hun voorkeur uitgesproken voor een gemeenschappelijk openbaar lichaam met een modulaire gemeenschappelijke regeling (MGR)
Daarnaast is in januari 2016 een bestuurlijke opdracht gegeven dat in deze regeling niet wordt opgenomen wat al bij wet is geregeld en waarvan niet afgeweken wordt.
In april 2016 besluiten de colleges besluiten deel te nemen aan het Interactief aankoop systeem (IAS) en geven aan voor welke percelen. Dit IAS vormt de basis voor de MGR. Na oprichting van de MGR wordt de samenwerkingsmodule inkoop in feite gevormd door het IAS.
In december 2016 is de bestuurlijke afspraak gemaakt om artikelen over het beëindigen van een samenwerkingsmodule in de regeling op te nemen en het dienstverleningshandvest niet in de regeling te laten terugkomen.
In september 2017 besluit het algemeen bestuur van de MGR aan de deelnemende gemeenten een gewijzigde regeling voor te leggen waarin de samenwerkingsmodules Onderwijszaken en Werkgeverservicepunt aan de regeling worden toegevoegd en voorwaarden voor het deelnemen aan en het beëindigen van een samenwerkings- en submodule zijn verwerkt.
Op 4 juli 2018 heeft het algemeen bestuur van de MGR een voorgenomen besluit genomen om de nieuwe module Werkgeverschap SW onder te brengen bij de MGR. Dit vraagt om een aanpassing van de regeling. Het algemeen bestuur heeft daarom besloten aan de deelnemende gemeenten een gewijzigde regeling voor te leggen waarin de samenwerkingsmodule Werkgeverschap SW aan de regeling wordt toegevoegd en enkele verbeteringen aan te brengen in de formulering van de regeling.
Op 23 september 2021 heeft het algemeen bestuur van de MGR een voorgenomen besluit genomen om de nieuwe samenwerkingsmodule Contractmanagement Inburgeringstrajecten onder te brengen bij de MGR. Dit vraagt om een aanpassing van de regeling. Het algemeen bestuur heeft daarom besloten aan de deelnemende gemeenten een gewijzigde regeling voor te leggen waarin de samenwerkingsmodule Contractmanagement Inburgeringstrajecten aan de regeling wordt toegevoegd en waarin enkele verbeteringen zijn aangebracht in de formulering van de regeling. Om de integraliteit te bevorderen is besloten om uit te gaan van drie Programma’s te weten: Zorg, Onderwijs en Participatie en daar de betreffende samenwerkingsmodules onder te brengen en per Programma met één bestuurscommissie te gaan werken.
Artikelsgewijze toelichting MGR
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel bevat enkele algemene begripsbepalingen die gelden voor de gehele gemeenschappelijke regeling.
Dit artikel bepaalt dat er een zogenoemd gemeenschappelijk openbaar lichaam wordt ingesteld krachtens artikel 1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8, eerste lid, van de wet. Het gemeenschappelijk openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en kan dus zelfstandig privaatrechtelijke rechtshandelingen verrichten. Er is onder meer gekozen voor een gemeenschappelijk openbaar lichaam om de optie open te houden om in de toekomst beleidsmatige taken in te brengen.
Tot slot bepaalt het artikel dat het gemeenschappelijk openbaar lichaam gevestigd is te Arnhem (volgens artikel 10 lid 3 van de wet is het aanwijzen van een plaats van vestiging vereist). Deze vestigingsplaats bepaalt onder andere welke rechtbank bevoegd is kennis te nemen van eventuele procedures en dat de gedeputeerde staten van de provincie Gelderland interbestuurlijk toezichthouder is.
Daarnaast is de vestigingsplaats van belang in verband met artikel 42 van deze regeling. Het gemeentebestuur van de vestigingsplaats zendt de regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Gelderland en maakt de regeling bekend in de Staatscourant.
Het bestuur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter (art. 12, eerste lid, van de wet). Daarnaast kunnen bestuurscommissies worden ingesteld. In deze regeling is die mogelijkheid geopend in artikel 17. De directie of een directielid is geen bestuursorgaan.
HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
De regio wil de mogelijkheid hebben om modules onder de MGR te kunnen brengen. Om dit mogelijk te maken wordt het belang van de MGR in zo breed mogelijk perspectief beschreven in artikel 4. De regeling behartigt immers de belangen van de deelnemers binnen het sociaal domein. Het belang bakent de bevoegdheden van (het bestuur van) het gemeenschappelijk openbaar lichaam af. De specifieke belangen van een samenwerkingsmodule worden geconcretiseerd in de artikelen over de samenwerkingsmodule.
De regeling is modulair opgebouwd om deze eenvoudig te kunnen uitbreiden met nieuwe samenwerkingsmodules. Om samenhang te brengen in de samenwerkingsmodules wordt vanaf 2022 gewerkt met 3 Programma’s Zorg, Onderwijs en Participatie. Er kunnen meerdere samenwerkingsmodules onder één Programma worden gebracht.
Artikelen 6 Taken samenwerkingsverband en samenwerkingsmodules
Als de deelnemers in een later stadium nieuwe samenwerkingsmodules aan de MGR willen toevoegen, betekent dit een wijziging van de regeling (artikel 36, tweede lid, van de regeling). Als daar eenmaal toe is besloten wordt de regeling gewijzigd in die zin dat een nieuw artikel over die samenwerkingsmodule in een bijlage bij de regeling wordt toegevoegd, waarin de taken van die nieuwe samenwerkingsmodules worden omschreven. De bijlage bij de regeling maakt integraal onderdeel uit van de regeling. Ook een wijzing van de bijlage moet dus worden aangemerkt als een wijziging van de regeling waarop artikel 36 van toepassing is. Deelnemers kunnen vervolgens besluiten om aan deze nieuwe samenwerkingsmodule deel te nemen (zie artikel 34 van de regeling). Er wordt vervolgens op grond van artikel 6, tweede lid, een afzonderlijke dienstverleningsovereenkomst afgesloten met het openbaar lichaam, de MGR. Op de dienstverleningsovereenkomsten zijn algemene bepalingen van toepassing.
Als in de toekomst raadsbevoegdheden worden overgedragen aan de MGR, hebben de raden een verdergaande rol dan het geven van toestemming voor het treffen van de regeling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de wet. De raden moeten in dat geval ook instemmen met het treffen van de regeling als deelnemer aan de regeling. De regeling moet bij het overdragen van raadsbevoegdheden op verschillende punten worden gewijzigd, bijvoorbeeld de bepalingen over vertegenwoordiging in het algemeen bestuur dan wel de term deelnemers.
De deelnemers dragen geen bevoegdheden over aan de MGR. Bij afzonderlijk besluit mandateren de deelnemers de bevoegdheden. Een uitzondering hierop zijn de taken uit module Werkgeverschap SW, zoals verwoord in bijlage 4. Voor het overdragen van het werkgeverschap van de wsw medewerkers naar de MGR is delegatie nodig.
Artikel 8 Beperking privaatrechtelijke bevoegdheden
Met deze bepaling worden de bevoegdheden van de bestuursorganen van het openbaar lichaam beperkt. Dit zijn bevoegdheden die het openbaar lichaam vanwege zijn rechtspersoonlijkheid op grond van de wet zelf heeft. Met deze bepaling worden de financiële risico’s voor de deelnemers die hiermee samenhangen beperkt, omdat de deelnemers vooraf eerst hiermee dienen in te stemmen. Wanneer het algemeen bestuur hiertoe over wil gaan is hiervoor vooraf toestemming nodig van deelnemende gemeenten.
HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR
Artikel 9 Taken en bevoegdheden
Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van het gemeenschappelijk openbaar lichaam (art. 12, tweede lid, van de wet). Dit betekent onder meer dat het algemeen bestuur eindverantwoordelijk is voor het gemeenschappelijk openbaar lichaam. In het algemeen bestuur zijn alle deelnemers vertegenwoordigd.
Dit artikel beschrijft de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden overdragen aan het dagelijks bestuur met uitzondering van de taken benoemd in artikel 33a, tweede lid, van de wet en artikel 9, derde lid, van de regeling.
Artikel 10 Samenstelling en zittingsduur
Deze regeling omvat een collegeregeling omdat het gaat om collegebevoegdheden die het samenwerkingsverband gaat uitvoeren. Het betreft in beginsel een samenwerkingsverband gericht op uitvoerende taken. Op grond van artikel 13, zesde lid van de wet kiest iedere deelnemer (in dit geval het college) uit zijn midden het lid van het algemeen bestuur (artikel 13, zesde lid, van de wet). In de regeling is gekozen voor één lid van het algemeen bestuur per deelnemer. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege wanneer men ophoudt lid te zijn van het college dat het lid heeft aangewezen (artikel 13, zesde lid van de wet dat artikel 13, tweede lid van overeenkomstige toepassing verklaart).
Om te voldoen aan de gedachte van verlengd lokaal bestuur is het van belang dat deelnemers vertegenwoordigd zijn in het algemene bestuur. Daarom is in de regeling bepaald dat een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur wordt aangewezen om op die wijze vertegenwoordiging van de deelnemer in het algemeen bestuur zoveel mogelijk te borgen. De plaatsvervanging geldt uitsluitend voor de werkzaamheden als lid van het algemeen bestuur. Mocht het lid van het algemeen bestuur ook voorzitter zijn of lid van het dagelijks bestuur, dan geldt de plaatsvervanging niet voor de werkzaamheden als voorzitter of lid van het dagelijks bestuur. De plaatsvervanging van de voorzitter (een zelfstandig bestuursorgaan) is geregeld in artikel 15, vierde lid van de regeling. Voor leden van het dagelijks bestuur kunnen geen plaatsvervangers worden benoemd. Bij vervanging met een tijdelijk of incidenteel karakter kan worden volstaan met een interne vervangingsregeling binnen het dagelijks bestuur, zoals gebruikelijk is bij het college.
Artikel 11 Werkwijze en vergaderorde
Bij de totstandkoming van het aantal stemmen is rekening gehouden met de volgende inwonersaantallen per 1-1-2021:
De uitkomst van de staffel is dat de leden van het algemeen bestuur per 1 januari 2022 het volgende aantal stemmen hebben:
In het algemeen bestuur worden besluiten genomen met een meerderheid van stemmen. Een stemming is geldig wanneer meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft aan de stemming heeft deelgenomen (artikel 29, eerste lid Gemeentewet). Daarbij mag geen rekening worden gehouden met meervoudige stemrechten, het gaat om het aantal leden. Leden die zich onthouden van stemming tellen daarbij niet mee.
In artikel 11, vierde lid van de regeling is bepaald over welke onderwerpen het algemeen bestuur niet in beslotenheid kan vergaderen. Het uitgangspunt van de wet (art. 22 lid 3) is dat de vergaderingen van het algemeen bestuur van een gemeenschappelijk openbaar lichaam openbaar zijn. In artikel 22 van de wet is bepaald dat het algemeen bestuur een uitzondering op dit uitgangspunt kan maken. Vergaderingen kunnen in beslotenheid worden gehouden als de voorzitter van het algemeen bestuur dit nodig oordeelt óf als een vijfde van de aanwezige leden daar om verzoekt. Op een dergelijk verzoek beslist het algemeen bestuur, waarbij een afweging gemaakt moet worden tussen het belang van openbaarheid en het belang van vertrouwelijkheid.
In artikel 22, eerste lid van de wet worden artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur, voor zover de wet daarvan niet is afgeweken:
artikel 16: vaststellen reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden
artikel 17: frequentie van vergaderen
artikel 20: quorum voor opening vergadering
artikel 22: onschendbaarheid en verschoningsrecht
artikel 26: handhaving orde vergadering
artikel 28: niet deelname aan stemming
artikel 29: quorum voor geldige stemming
artikel 30: totstandkoming beslissing
artikel 31: geheime stembriefjes
artikel 32: overige stemmingen
artikel 33a: ondertekening stukken
artikel 33: ambtelijke bijstand
Een lid van het algemeen bestuur heeft altijd stemrecht. Dit stemrecht kan het lid niet worden ontnomen. Een lid van het algemeen bestuur stemt alleen niet wanneer het besluit een gelegenheid betreft die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken, of over de vaststelling of goedkeuring van de rekening van een lichaam waartoe hij rekenplichtig is of tot wiens bestuur hij hoort (artikel 28, eerste lid Gemeentewet). Deze bepaling moet terughoudend worden uitgelegd omdat het onthouden van stemrecht een inbreuk zou zijn op de rechten van de vertegenwoordiger en daarmee op het democratisch proces (vergelijk Abrs d.d. 1 april 2015, ECLI:NL:RVS: 2015:1010). Het ligt niet voor de hand dat het lid zich moet onthouden van stemmen over zaken die de gemeente aangaat.
In de regeling kan derhalve niet worden bepaald, dat slechts die deelnemers die de taken ook daadwerkelijk afnemen (lees deelnemen aan een samenwerkingsmodule dan wel submodule) in het algemeen bestuur mogen stemmen over die taken. Mochten er in de toekomst meer samenwerkingsmodules worden toegevoegd en het aantal deelnemers daaraan sterk verschilt dan kan het een optie zijn om bestuurscommissies voor (bepaalde) samenwerkingsmodules in te stellen, waarin vertegenwoordigers van de aan die samenwerkingsmodules deelnemende gemeenten zitten.
Het algemeen bestuur draagt dan haar bevoegdheden ten aanzien van die samenwerkingsmodule over aan de bestuurscommissie. Om bestuurlijke drukte te voorkomen zou je in de bestuurscommissie de leden van het algemeen bestuur kunnen benoemen die de deelnemers vertegenwoordigen die aan de samenwerkingsmodule meedoen. Vervolgens plan je de vergadering van een bestuurscommissie achter de vergadering van het algemeen bestuur. Dit zou je -voor zover gewenst- ook op submoduleniveau kunnen doen.
Een andere mogelijkheid is een gentlemensagreement dat de leden van het algemeen bestuur van de deelnemers die niet deelnemen aan een samenwerkingsmodule, zich onthouden van stemrecht.
Dat is echter niet geheel in lijn met hetgeen hiervoor uiteen is gezet over het onthouden van stemrecht.
HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR
Artikel 12 Taken en bevoegdheden
Dit artikel regelt de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur.
Artikel 13 Samenstelling en zittingsduur
Leden van het dagelijks bestuur blijven aan totdat in hun opvolging is voorzien. Hierdoor wordt geregeld dat er in de tussenliggende periode tussen verkiezingen en het kiezen van een dagelijks bestuur uit het midden van het nieuwe algemeen bestuur geen dagelijks bestuur aanwezig is.
Een lid van het dagelijks bestuur dat ontslag wil nemen legt dat voor aan het algemeen bestuur. Pas wanneer het algemeen bestuur een nieuw lid van het dagelijks bestuur heeft aangewezen, kan het ontslag van het lid van het dagelijks bestuur ingaan.
De wet bevat geen bepalingen over het benoemen van plaatsvervangers voor de leden van het dagelijks bestuur. Bij vervanging met een tijdelijk of incidenteel karakter kan worden volstaan met een interne vervangingsregeling binnen het dagelijks bestuur, zoals gebruikelijk is bij het college.
Artikel 14 Werkwijze en vergaderorde
Op grond van artikel 14 van de wet bestaat het dagelijks bestuur uit de voorzitter en ten minste twee andere leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen. Er is in de regio afgesproken dat het dagelijks bestuur uit drie leden bestaat.
De wet bevat geen bepalingen over de besluitvorming en vergaderorde van het dagelijks bestuur, zoals bij het algemeen bestuur. Dat is vrij te regelen in de regeling of in het door het dagelijks bestuur vast te stellen reglement van orde. Het ligt voor de hand daarbij aan te sluiten bij de bepalingen over het college: artikel 52-54, 56, 58, 59 en 59a Gemeentewet. Het is niet mogelijk om geheimhouding (vergelijk artikel 55 Gemeentewet) of immuniteit (vergelijk artikel 57 Gemeentewet) te regelen, omdat daarvoor een expliciete grondslag in een wet in formele zin is vereist omdat daarbij wordt afgeweken van algemene wettelijke normen.
Artikel 15 Taken en bevoegdheden
Dit artikel regelt de aanwijzing van de (plaatsvervangend) voorzitter. Op grond van artikel 13, negende lid, van de wet moet de voorzitter door en uit het algemeen bestuur aangewezen worden. De voorzitter is een eenhoofdig bestuursorgaan (artikel 12, eerste lid, van de wet) en is voorzitter van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur (artikel 12, derde lid, van de wet). De voorzitter beschikt over één stem in beide bestuursorganen. De aanwijzing van de voorzitter kan niet aan het dagelijks bestuur worden gedelegeerd.
De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter zowel in het algemeen bestuur als in het dagelijks bestuur.
Dit artikel is gebaseerd op artikel 24 van de wet. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling van deze commissies van advies. Er kunnen eventueel raadsleden in een adviescommissie worden benoemd.
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van het algemeen bestuur om bestuurscommissies in te stellen (op grond van artikel 25, eerste lid, van de wet). Het is aan het algemeen bestuur om bestuurscommissies in te stellen. Het algemeen bestuur regelt de samenstelling van de bestuurscommissie, haar taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties jegens het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Op grond van artikel 25, tweede lid, van de wet gaat het algemeen bestuur pas over tot de instelling van de in het eerste lid bedoelde commissies
nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
De bestuurscommissie is verantwoordelijk voor de inhoudelijke voorbereiding op de begroting en het activiteitenplan- en programma. De bestuurscommissie geeft hierover een advies aan het algemeen bestuur.
De bestuurscommissie heeft een rol voor de samenwerkingsmodules die vallen onder het betreffende programma. Dit wordt in het instellingsbesluit van de betreffende bestuurscommissie vastgesteld.
Er is bewust voor gekozen om geen bepaling in de regeling op te nemen over een eventuele vergoeding aan leden van een advies- of bestuurscommissie, omdat burgemeester, wethouders, raadsleden, ambtenaren en gemeentesecretarissen reeds uit hoofde van hun functie een vergoeding ontvangen.
HOOFDSTUK 7 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG
Artikel 18 Het dagelijks bestuur ten opzichte van het algemeen bestuur (inlichtingenplicht)
Dit artikel is slechts beperkt van omvang omdat artikel 19a, eerste lid van de wet reeds bepalingen bevat over de verantwoordings- en inlichtingenplicht, almede het ontslag.
Artikel 19a, eerste lid, van de wet regelt de verantwoording van de (leden van het) dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur. Het tweede lid gaat over het verstrekken van inlichtingen die het algemeen bestuur nodig heeft voor het uitoefenen van zijn taak. Het derde lid gaat over het ontslag van een lid van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur bij een gebrek aan vertrouwen. Een ontslagen lid van het dagelijks bestuur blijft wel lid van het algemeen bestuur. De rechter treedt niet in de beoordeling van de gronden waarop het algemeen
bestuur tot ontslag van het lid van het dagelijks bestuur heeft besloten.
Het informatierecht voor individuele leden van het algemeen bestuur ontbreekt echter in artikel 19a, van de wet. Vandaar dat dit in dit artikel is opgenomen.
Als één of meer leden van het algemeen bestuur inlichtingen vragen aan het dagelijks bestuur dan verstrekt het dagelijks bestuur deze inlichtingen niet alleen aan degenen die inlichtingen vragen, maar ook aan de overige leden van het algemeen bestuur. Hiermee wordt bewerkstelligd dat alle leden van het algemeen bestuur over dezelfde inlichtingen beschikken.
Artikel 19 De voorzitter ten opzichte van het algemene bestuur (inlichtingen- en verantwoordingsplicht en ontslag)
De voorzitter is een apart orgaan. De wet zwijgt over de verantwoordingsplicht van de voorzitter, maar dat wil niet zeggen dat de voorzitter geen verantwoordingsplicht heeft. Het ligt voor de hand dit te regelen in de regeling analoog aan artikel 180 Gemeentewet. Daarmee zijn deelnemende gemeentebesturen vrij om te bepalen of de voorzitter kan worden ontslagen, door wie en op welke gronden. Het ligt voor de hand aan te sluiten bij artikel 13, negende lid, van de wet en het algemeen bestuur die bevoegdheid te verlenen. Volgens de Memorie van Toelichting bij de wet wordt het ontslagrecht van de leden van het dagelijks bestuur ook van toepassing geacht op de voorzitter. Dit past echter niet in de systematiek dat de voorzitter een apart orgaan is. Hij wordt benoemd als voorzitter en is als zodanig lid van het dagelijks bestuur en wordt niet benoemd als lid van het dagelijks bestuur en zou dus ook niet als zodanig ontslagen moeten worden.
Artikel 20 Het dagelijks bestuur, algemeen bestuur, bestuurscommissies en de voorzitter ten opzichte van de raden (inlichtingenplicht)
Net als bij artikel 19 worden de inlichtingen niet alleen verstrekt aan degenen die inlichtingen vragen, maar aan de voltallige raad. Hiermee wordt bewerkstelligd dat alle leden van de raad over dezelfde inlichtingen beschikken.
Het verstrekken van inlichtingen door het algemeen bestuur aan de raad is al geregeld in artikel 18, eerste lid van de wet.
Er geldt geen verantwoordingsplicht van leden van het dagelijks bestuur jegens raden of colleges, zodat het artikel hierover niets bepaalt. Dit zou de collegialiteit van het dagelijks bestuur doorbreken. Zie ook artikel van Rob de Greef in de Gemeentestem van 14 november 2013, nr. 7395/13, nr. 110 “Wet gemeenschappelijke regelingen en de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur; De wijziging van de Wet gemeenschappelijk regelingen en aanverwante regelgeving onder de loep genomen (deel 1)”.
Artikel 21 Leden algemeen bestuur ten opzichte van hun college en hun raden (inlichtingen, en verantwoordingsplicht en ontslag)
Op grond van artikel 19, eerste lid van de wet is bij een collegeregeling artikel 16, eerste lid (verantwoordingsplicht), tweede lid (inlichtingenplicht) en vijfde lid (geheimhouding) van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden respectievelijk één of meer leden van die raden. Artikel 16 spreekt over het lid van het algemeen bestuur dat door de raad is aangewezen en daarvoor moet worden gelezen het lid van het algemeen bestuur dat door het college is aangewezen. Dit betekent dat op grond van artikel 16 de regeling nadere bepalingen moet bevatten. Die komen in dit artikel terug.
De opgenomen verantwoordingsplicht van het lid van het algemeen bestuur jegens de raad laat onverlet dat leden van het algemeen bestuur in hun hoedanigheid van collegelid tevens ter verantwoording kunnen worden geroepen op grond van artikel 169 Gemeentewet. Ook het enquêterecht van de raad is van toepassing op het lid van het algemeen bestuur en de raad kan de rekenkamer verzoeken een onderzoek in te stellen naar het bestuur van het samenwerkingsverband. De raad heeft geen ontslagrecht, maar als de wethouder of burgemeester het vertrouwen van de raad verliest kan de raad hem ontslaan of een aanbeveling tot ontslag doen (art. 61b, tweede lid Gemeentewet). Dit ontslag leidt automatisch tot ontslag als lid van het algemeen bestuur.
Dit artikel beschrijft de bevoegdheid van het dagelijks bestuur om personeel in dienst te nemen, te schorsen en te ontslaan. Daarnaast bepaalt het tweede lid van dit artikel dat het algemeen bestuur een arbeidsvoorwaardenregeling vaststelt en de daarbij horende algemene voorschriften en bepalingen. De basis voor deze arbeidsvoorwaardenregeling is vanaf 2020 de CAO-SGO. Uit artikel 33 van de wet vloeit voort dat deze bevoegdheid bij het algemeen bestuur berust; er is niet voor gekozen deze bevoegdheid bij het dagelijks bestuur te beleggen.
Het dagelijks bestuur is conform art. 33b bevoegd arbeidsovereenkomsten te sluiten met ambtenaren of personele inzet op basis van een ander type overeenkomst te regelen. Denk hierbij aan inhuur van personeel.
Er is gekozen voor de term directie, zonder een uitbreiding met bepalingen over aantal, taken en bevoegdheden van de directieleden. De directie kan uit één lid (bijv. een secretaris-directeur) of meerdere leden (bijv. secretaris en directeur) bestaan. In het organisatiebesluit kunnen het aantal leden worden opgenomen, en de taken en bevoegdheden van de directieleden. Zo voorkom je bij eventuele uitbreiding van het aantal directieleden en daardoor wijziging van de bevoegdheidsverdeling dan wel bij wijziging van bevoegdheden dat de regeling moet worden aangepast.
HOOFDSTUK 9 HET UITVOERINGSPLAN EN HET UITVOERINGSPROGRAMMA
Het algemeen bestuur stelt een uitvoeringsplan voor een periode van vier jaren vast.
Het uitvoeringsplan kan jaarlijks worden bijgesteld.
Artikel 25 Uitvoeringsprogramma
Het algemeen bestuur stelt voor ieder jaar een uitvoeringsprogramma vast, waarin de activiteiten van het samenwerkingsverband worden aangegeven, met daarbij een overzicht van de benodigde financiële en personele middelen.
Het uitvoeringsplan en het uitvoeringsprogramma komen op een zelfde wijze tot stand als de begroting, zoals vermeld in artikel 27, eerste tot en met het vijfde lid van deze regeling.
HOOFDSTUK 10 FINANCIËLE BEPALINGEN
De artikelen van hoofdstuk 10 van de regeling hebben betrekking op de financiële administratie, de termijnen en de totstandkoming van de begroting en jaarrekening op grond van de artikelen 34, 34b en 35 van de wet.
Artikel 27 Begrotingsprocedure
In de regeling is in artikel 27, eerste lid en artikel 29, eerste lid afgeweken van de uiterste termijnen die in de wet staan. Begin 2016 hebben de griffiers van de regio Centraal Gelderland alle gemeenschappelijke regelingen waarin hun gemeente deelneemt verzocht om deze termijnen te hanteren bij het aanleveren van de stukken aan de raden om een tijdige en zorgvuldige behandeling door de raad te waarborgen, waarbij de stukken zoveel mogelijk op één moment binnen komen. Hierdoor is de raad beter in de gelegenheid het proces van zienswijze te organiseren. Tevens loopt het proces van de begroting en de jaarrekening tegelijk. Overigens is in de regio Rijk van Nijmegen en regio Rivierenland eenzelfde verzoek richting gemeenschappelijke regelingen gegaan.
Als het algemeen bestuur voor de samenwerkingsmodule een bestuurscommissie heeft ingesteld, dan zenden de bestuurscommissies van die module een ontwerpbegroting van de samenwerkingsmodules toe aan het dagelijks bestuur van de MGR.
Niet de bestuurscommissies, maar het dagelijks bestuur stelt de ontwerpbegroting vervolgens vast en stuurt deze voor een zienswijze naar de raden van de deelnemende gemeenten.
Uit de artikelen 212-213 van de Gemeentewet volgt dat er een financiële verordeningen moet worden opgesteld. Dit is daarom niet apart opgenomen in de regeling.
Artikel 28 Bijdragen van de gemeenten
Het exacte bedrag voor de basistaken en de samenwerkingsmodules wordt jaarlijks in de begroting opgenomen.
Daarnaast omschrijft artikel 28, tweede lid, de kostenverdeelsleutel voor de basistaken (de samenwerkingsmodule-overstijgende kosten) die het openbaar lichaam uitvoert. In de regio is afgesproken dat de verrekening van deze kosten plaatsvindt naar rato van het aantal inwoners. Daarnaast wordt de kostenverdeelsystematiek van elke individuele samenwerkingsmodule en/of submodule vastgelegd in bijlage bij de regeling). Alle kosten worden zoveel mogelijk toegerekend naar module- of submoduleniveau, zodat alleen deelnemende gemeenten betalen voor de geleverde diensten. Hierdoor is er geen sprake van restkosten.
Uit het wettelijk systeem vloeit voort, dat de deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling er te allen tijde voor moeten zorgen dat het gemeenschappelijk openbaar lichaam over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te voldoen.
In lid 7 is opgenomen dat het mogelijk is op (sub)module niveau of op MGR beheer niveau een bestemmingsreserve te vormen voor overlopende/doorlopende kosten.
Om het budgetrecht van het algemeen bestuur en de controle daarop door de raden van de deelnemende gemeenten op het terrein van reserves tot zijn recht te laten komen, zal het instellen van reserves bij afzonderlijk besluit door het algemeen bestuur op advies van de bestuurscommissie betreffende een samenwerkingsmodule of dagelijks bestuur betreffende de MGR beheerorganisatie dienen plaats te vinden.
Het rechtstreeks verantwoorden van de uitgaven op reserves is niet toegestaan. Deze uitgaven behoren als last op het betreffende programma(deel) te worden verantwoord. Hiertegenover staat dan een onttrekking aan de reserve. Uitzondering hierop betreft de resultaat bestemming uit het vorige boekjaar. Conform de uitspraak van de commissie BBV worden deze mutaties wel rechtstreeks op de betreffende reserve verantwoord.
Het instellen van een bestemmingsreserve dient plaats te vinden bij afzonderlijk besluit van het algemeen bestuur, op advies van de bestuurscommissie van de betreffende samenwerkingsmodule of het DB betreffende een bestemmingsreserve voor de MGR beheerorganisatie. In dit besluit zal expliciet het volgende moeten worden aangegeven:
de omschrijving van het doel waarvoor de reserve of voorziening moet worden gevormd
de vermelding van het motief voor de instelling
de minimale omvang (bij reserves in verband met risico’s) en/of maximale omvang
de omvang en de wijze van stortingen en onttrekkingen (structureel of incidenteel), inclusief de onderbouwing daarvan
Op grond van artikel 40 van de Archiefwet 1995 (Archiefwet) moet de gemeenschappelijke regeling bepalingen bevatten over het archief. Deze moeten zoveel mogelijk overeenkomstig de Archiefwet worden vormgegeven. Om die reden is aansluiting gezocht bij de bepalingen zoals die op grond van de Archiefwet voor de gemeenten gelden.
Het Gelders Archief is aangewezen als bewaarplaats voor blijvend te bewaren informatieobjecten.
Waar de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor archiefzorg berust is afhankelijk van de wijze van bevoegdheidstoekenning. Bij delegatie en attributie is dit het bestuur van het openbaar lichaam. Bij mandaat blijven de deelnemende gemeentebesturen verantwoordelijk. Als niet is bepaald welk college zorgdrager is dan is dat het college van de vestigingsplaats. Er worden afspraken met de deelnemende gemeenten gemaakt voor het beheer van archiefwerkzaamheden voor gemandateerde taken. Deze worden in een addendum bij de DVO vastgelegd.
HOOFDSTUK 12 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING REGELING
Deze gemeenschappelijke regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en moet om die reden op grond van artikel 9, eerste lid, van de wet bepalingen bevatten over toe- en uittreding, wijziging en opheffing van de regeling. Op grond van artikel 9, tweede lid, van de wet bevat de regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld bepaling over de vereffening van het vermogen ingeval het openbaar lichaam wordt ontbonden.
Besluiten over toetreding tot en uittreding uit de regeling, alsook wijziging van en opheffing van de regeling worden niet door het algemeen bestuur genomen, maar door de deelnemers zelf na verkregen toestemming van hun raden. De laatstgenoemde toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Uitgangspunt van de wet is dat ten aanzien van toetreding tot, wijziging en opheffing van de regeling (let op niet uittreding uit de regeling) bij unanimiteit wordt besloten (dus alle deelnemers moeten een positief besluit nemen), tenzij de regeling anders bepaald. In deze regeling is van dit uitgangspunt afgeweken.
De bepalingen van de wet over toe- en uittreding zien niet op deelname aan of beëindiging van deelname aan samenwerkingsmodules. Derhalve is gekozen voor een andere terminologie en zijn er aparte bepalingen over opgenomen.
Artikel 31 Toetreding tot regeling
Een gemeente kan tot de regeling toetreden krachtens een daartoe strekkend besluit van het college en na verkregen toestemming van de gemeenteraad. Vervolgens moet een meerderheid van alle deelnemers instemmen met de toetreding. Het algemeen bestuur kan voorwaarden verbinden aan de toetreding van een gemeente tot de regeling. Denk aan een bijdrage aan een eventuele reserve die de andere deelnemers hebben opgebouwd of het moment van toetreding. Daardoor worden eventuele risico’s van toetreding voor de overige deelnemers beperkt. Gelet hierop en de gewenste flexibiliteit hoeft slechts een meerderheid van de deelnemers in te stemmen met toetreding van een nieuwe deelnemer.
Artikel 32 Uittreding uit regeling
Een besluit tot uittreding is een eenzijdig besluit van de deelnemer die besluit uit de regeling te treden. Andere deelnemers kunnen een besluit tot uittreding niet blokkeren. Op grond van artikel 9, eerste lid van de wet houdt dit artikel bepalingen in over de gevolgen van uittreding, namelijk de uittreedsom.
De uittreedsom is gerelateerd aan de bijdrage van artikel 28, tweede lid, de zogenaamde samenwerkingsmodule-overstijgende kosten. Daarmee staat op voorhand vast welk bedrag moet worden betaald. Daarmee wordt onduidelijkheid voorkomen over wat onder directe en indirecte kosten van uittreding moet worden verstaan.
De uittreedsom is gebaseerd op de bijdrage van het jaar voorafgaand aan het uittredingsbesluit omdat de bijdrage voor dat jaar vaststaat en voor het lopende jaar middels een begrotingswijziging nog gewijzigd kan worden.
De uittreedsom is gebaseerd op de bijdrage van de deelnemer aan de kosten voor de basistaken zoals die golden in het jaar voorafgaand aan het uittredingsbesluit. Omdat de verwachting is dat kosten voor de basistaken gelet op de aard van deze taken niet snel zullen veranderen zal de uittreedsom niet aan grote fluctuaties onderhevig zijn en strategisch uittreden niet in de hand werken.
De uittreedsom staat los van de kosten die samenhangen met de beëindiging van de deelname aan een samenwerkingsmodule.
Uittreding uit de regeling is mogelijk nadat eerst de deelname aan de samenwerkings- of submodules is beëindigd. Bijna alle kosten worden gemaakt in de samenwerkingsmodules of submodules, welke kosten sneller aan verandering onderhevig kunnen zijn. De afrekenmethodiek is als volgt. Bij uittreding zal eerst de deelname aan de samenwerkingsmodules worden beëindigd en de kosten daarvan worden afgerekend op de wijze zoals bepaald in artikel 35. Daarmee zijn de kosten die samenhangen met de samenwerkingsmodule gedekt. De kosten voor de “algemeenheid” (bijv. overhead) die dan overblijven om over af te rekenen bij uittreding uit de regeling zullen relatief beperkt zijn.
Artikel 34 Deelname aan een bestaande samenwerkingsmodule
In lijn met artikel 34 besluit een deelnemer tot deelname aan een bestaande samenwerkingsmodule en kan het algemeen bestuur de gevolgen van dit besluit regelen of nadere voorwaarden aan deelname verbinden. Uitgangspunt is dat eenmalige kosten bij de start worden gedragen door de nieuwe deelnemer. Structurele kosten worden gedeeld door alle deelnemers aan de module. Voor de nieuwe deelnemer zullen de kosten bekend zijn voordat wordt besloten deel te nemen aan een samenwerkingsmodule, zodat men hierdoor niet verrast kan worden.
Artikel 35 Beëindigen van deelname aan een samenwerkingsmodule
In een vaststellingsovereenkomst tussen de gemeente die de deelname beëindigt en het dagelijks bestuur van de MGR worden afspraken gemaakt over het beëindigen van de deelname aan de samenwerkingsmodule en de verplichtingen die daaruit voortvloeien. Denk aan (de wijze waarop) de kosten van beëindiging van de deelname aan een samenwerkingsmodule wordt bepaald. Omdat per samenwerkingsmodule dan wel submodule een andere berekenmethodiek gewenst kan zijn, is hierover niets concreter bepaald in de regeling.
Een overeenkomst is wederkerig dus er moet eerst overeenstemming zijn over de voorwaarden van beëindiging van een module voordat beëindiging plaats kan vinden. Het dagelijks bestuur en het betreffende college zullen het dus eens moeten worden. Daarbij is dit artikel en zijn de regels van het algemeen bestuur (derde lid) weliswaar van toepassing, maar het gaat om de concrete invulling van de voorwaarden (bijv. wat is toerekenbaar, wat is het definitieve bedrag; wat wordt in natura overgenomen e.d.) en overeenstemming van de gevolgen daarvan.
Ten behoeve van de samenwerkingsmodules worden door het openbaar lichaam de MGR meerjarige contracten aangegaan (bijvoorbeeld een huurcontract of arbeidscontracten). De verplichtingen uit deze contracten lopen soms door tot na beëindiging van deelname van een gemeente aan een samenwerkings- of submodule. Het is daarom onwenselijk dat gemeenten, ondanks de opzegtermijn als bedoeld in artikelen 5 in de BIJLAGE 1, 2, en 3 bij het beëindigen van een samenwerkingsmodule (waarin een gemeente nog betaalt voor deelname en aansprakelijk blijft), zonder verdergaande consequenties uit die module kunnen stappen. Daarom is er in lid vijf een bepaling opgenomen op grond waarvan gemeenten ook na beëindiging van deelname aansprakelijk zijn voor de rechtshandelingen die zijn aangegaan door het openbaar lichaam de MGR voor de uitvoering van een samenwerkingsmodule. Die aansprakelijkheid ziet alleen op de rechtshandelingen uit de periode dat een deelnemende gemeente nog afnemer was van de samenwerkingsmodule. De aansprakelijkheidstermijn waarop deze bepaling van toepassing is, is vijf jaar en komt in de vaststellingsovereenkomst te staan. Daarbij is aangesloten bij de algemene verjaringstermijn van vorderingen tot schadevergoeding in het Burgerlijk Wetboek van vijf jaar Hiermee is zo veel mogelijk rekening houden met het belang van de deelnemende gemeente die uit een samenwerkingsmodule stapt als met het belang van de deelnemende gemeenten die achterblijven in een samenwerkingsmodule.
Artikel 36 Wijziging van de regeling
De regeling kan worden gewijzigd na een daartoe strekkend besluit van tweederde van het aantal deelnemers na verkregen toestemming van de raden van deze deelnemers. De toestemming door de raden kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Besluiten wat betreft de wijziging en opheffing van de ‘overkoepelende’ regeling kunnen dus alleen worden genomen wanneer er tweederde meerderheid daartoe besloten heeft.
Onder wijziging van een regeling valt ook de toevoeging, wijziging of opheffing van een samenwerkingsmodule. Daarvoor is derhalve toestemming van de raad nodig.
Artikel 37 Liquidatie van de regeling
Opheffing van de regeling betekent dat er geen regeling meer is en dat er dus geen bevoegdheden meer zijn, maar het openbaar lichaam is er dan nog. Daarvoor is ontbinding van het openbaar lichaam nodig. Het openbaar lichaam houdt pas op te bestaan als deze qua personeel leeg is. Derhalve moet na opheffing van de regeling het openbaar lichaam worden ontbonden en het vermogen vereffend. Op grond van artikel 9, tweede lid van de wet bevat de regeling bepalingen over de vereffening van het vermogen ingeval het openbaar lichaam wordt ontbonden.
De regeling kan worden opgeheven na een daartoe strekkend besluit van tweederde van het aantal deelnemers na verkregen toestemming van de raden van deze deelnemers. Er is gekozen voor een tweederde meerderheid en geen gewone meerderheid, omdat in het laatste geval er nog voldoende deelnemers kunnen zijn om de regeling voort te zetten. De andere deelnemers kunnen dan uittreden.
In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en regelt het de financiële en andere gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken. Met een onafhankelijke registeraccountant wordt een accountant bedoeld die niet werkzaam is bij en geen opdrachten verricht voor één van de deelnemende gemeenten.
Uit artikel 9, derde lid van de wet volgt dat het openbaar lichaam na zijn ontbinding blijft voortbestaan voor zover dit voor de vereffening van zijn vermogen nodig is. De organen van het openbaar lichaam blijven in functie totdat de liquidatie is voltooid om eventuele beslissingen te kunnen nemen. Tot de taak vereffenen van vermogen kan ook het inroepen van de geschillenregeling behoren.
In lid 5 is opgenomen wat er moet gebeuren met archiefbescheiden bij liquidatie van de gemeenschappelijke regeling.
Artikel 38 Duur van de regeling
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 40 Intrekking oude regeling
Artikel 42 Toezending aan Gedeputeerde staten
Dit volgt uit artikel 26 van de wet.
BIJLAGE 1 Samenwerkingsmodule Inkoop Zorg
Artikel 3 en 5 Samenwerkingsmodule Inkoop Zorg en submodules Inkoop Zorg
Met deze bepaling worden de taken die de samenwerkingsmodule Inkoop Zorg bevat omschreven en wordt de samenhang met de submodules verduidelijkt. Vanaf de nieuwe inkoop in 2020 wordt gesproken over zorgvormen. Daarbij gaat het om de volgende zorgvormen:
De bevoegdheid tot wijziging van de submodules Inkoop Zorg is bij het algemeen bestuur gelegd, omdat hiervoor anders een wijziging van de regeling op grond van artikel 36 van de regeling nodig zou zijn. De colleges zouden dan tot wijziging moeten besluiten na ontvangen toestemming van de raden. De huidige indeling van submodules is geen vaststaand gegeven en wordt doorontwikkeld, onder meer door ervaring die wordt opgedaan in de praktijk dan wel door verschuiving van taken dan wel door innovatie. De bestuurscommissie geeft via het uitvoeringsprogramma en begroting van de samenwerkingsmodule een advies aan het algemeen bestuur om een besluit te nemen over welke taken voor welke submodules worden uitgevoerd. Hiermee kan snel, eenvoudig en adequaat gereageerd worden op ontwikkelingen.
Artikel 6 Financiële bijdragen
Alle kosten worden toegerekend naar module- of submoduleniveau, zodat alleen deelnemende gemeenten betalen voor de geleverde diensten. Hierdoor is er geen sprake van restkosten.
Artikel 7 Verkoop van diensten
Het samenwerkingsverband kan op niet-commerciële basis diensten verkopen aan derden binnen de kaders van de op grond van deze samenwerkingsmodule gemandateerde bevoegdheden. Met derden wordt in dit geval deelnemers bedoeld die niet aan de betreffende module deelnemen. Het samenwerkingsverband kan ook diensten of projecten voor deelnemende gemeenten uitvoeren die buiten de reguliere DVO-afspraken vallen. Deze worden dan op dezelfde wijze behandeld als dienstverlening aan derden. De bestuurscommissie van de betreffende module dient in alle gevallen akkoord te gaan met het aangaan van de dienstverlening aan derden.
BIJLAGE 2 Samenwerkingsmodule Regionaal Bureau Leerlingzaken (RBL)
De naam van de samenwerkingsmodule Onderwijszaken is gewijzigd in Regionaal Bureau Leerlingzaken (RBL), in lijn met hoe de organisatie naar buiten treedt.
BIJLAGE 3 Samenwerkingsmodule Werkgeversservicepunt
De taken en samenwerking tussen UWV en de MGR, namens de gemeenten is in 2021 herijkt, mede op basis van wijziging in de wet- en regelgeving (SUWI). De taken in de regeling zijn daarop aangepast. De samenwerking tussen UWV en de MGR die is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst is ook herijkt.
BIJLAGE 4 Samenwerkingsmodule Werkgeverschap SW
De betreffende bijlage heeft tot doel het overhevelen van het werkgeverschap naar de MGR inclusief de overige taken van de te liquideren GR Werkbedrijf Midden Gelderland (Presikhaaf Bedrijven (PHB)).
BIJLAGE 5 Samenwerkingsmodule Contractmanagement Inburgeringstrajecten.
Vanaf 2022 werken gemeenten samen op het vlak van de Wet Inburgering. In 2021 is er een aanbesteding geweest voor de inburgeringstrajecten. De gemeenten willen het contractmanagement gezamenlijk uitvoeren en hebben de MGR verzocht dit onder te brengen bij het programma participatie. Daarvoor is een aparte bijlage opgesteld waarin de taken zijn weergegeven.
De MGR heeft een Klachtenregeling. Deze is in te zien via de website van de MGR SD CG. Inwoners en andere betrokkenen wordt daarmee duidelijkheid geboden hoe het bestuursorgaan omgaat met klachten en er wordt verwezen naar de mogelijkheid om, bij ontevredenheid over de afhandeling, de klacht voor te leggen aan de Ombudsman.
Inwoners kunnen bezwaar indienen bij de overheid die een beslissing heeft genomen. Tegen de beslissing op het bezwaar kan vervolgens beroep worden ingesteld. De wettelijke basis voor bezwaar en beroep is te vinden in de Algemene wet bestuursrecht en soms in specifieke wetten, zoals de Leerplichtwet.
De geschillenregeling van artikel 28 van de wet is van toepassing. Deze heeft uitsluitend betrekking op geschillen over de toepassing van de regeling en niet over het al dan niet treffen van een regeling of over de inhoud van een te treffen regeling. Hetzelfde geldt voor geschillen over wijziging, opheffing van of uittreding uit een regeling, tenzij het geschil betrekking heeft op de toepassing van in de regeling opgenomen regels ter zake. Meestal gaat het om het al dan niet nemen van besluiten.
Voor zover het geschil betrekking heeft op een besluit of een handeling die daarmee gelijk te stellen is, gaat het om een procedure van administratief beroep. Tegen het in administratief beroep genomen besluit van gedeputeerde staten, staat beroep open bij de bestuursrechter. Gaat het niet om een besluit of handeling die daarmee gelijk te stellen is, dan heeft het besluit van gedeputeerde staten het karakter van een primair besluit waartegen bezwaar openstaat gevolgd door beroep bij de rechtbank.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-140759.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.