Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Roerdalen 2022

 

INLEIDING

 

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede) verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Deze plicht is voor de politieke ambtsdrager neergelegd in de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt: hij/zij zweert/belooft getrouw te zullen zijn aan de Grondwet, de wetten te zullen nakomen en zijn/haar plichten die uit het politieke ambt voortvloeien naar eer en geweten te zullen vervullen.

 

De volksvertegenwoordiging stelt zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet. De gedragscode is een richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de volksvertegenwoordigers is er naast die voor de voorzitter/dagelijkse bestuurders een eigen afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de dagelijkse bestuurders: burgemeester en de wethouders. Veel bepalingen zijn voor dagelijkse bestuurders en volksvertegenwoordigers gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels.

 

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies.

Het voorschrijven van een gedragsregel die afwijkt of verder gaat dan een dwingendrechtelijke wettelijke regeling is niet mogelijk. Nemen provincies, gemeenten of waterschappen contra-legem constructies op in de gedragscode dan kunnen die gemakkelijk weer zelf aanleiding zijn

voor integriteitsproblemen. Een gedragscode heeft dus niet de juridische status van een algemeen verbindend voorschrift zoals een provinciale, gemeentelijke of waterschapsverordening waaruit rechten en verplichtingen voortvloeien. Er is sprake van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De bestuurders en volksvertegenwoordigers kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en kan ook politieke gevolgen hebben. De gedragscodes bieden politieke ambtsdragers een handvat om andere politieke ambtsdragers aan te spreken op hun gedrag en hieruit wellicht (politieke) consequenties te trekken.

 

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doingthe right thing, even when no one is watching’.

 

Politieke ambtsdragers hebben een voorbeeldfunctie. Een politiek ambt wordt verricht in een glazen huis. Een bestuurder gedraagt zich zoals een goed ambtsdrager betaamt. Een politieke ambtsdrager onthoudt zich van gedragingen die de goede uitoefening of het aanzien van het ambt of het openbaar bestuur schaden. Een politiek ambt gewetensvol vervullen gebeurt in de dagelijkse praktijk en strekt zich ook uit tot de privésfeer. In de huidige digitale wereld is zeker sprake van een dunne scheidslijn tussen werk en privé. Daarom is het in ieder geval het downloaden van illegale software, het bekijken, downloaden of verspreiden van pornografische, racistische, discriminerende, beledigende, aanstootgevende of (seksueel) intimiderende teksten en afbeeldingen, of het versturen van berichten die (kunnen) aanzetten tot haat en/of geweld uit den boze.

 

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang, met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van belang. In de omgang met burgers, ambtenaren, externe partijen en andere politieke ambtsdragers wordt van een politieke ambtsdrager correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag verwacht dat vrij is van ongewenste omgangsvormen en grensoverschrijdend en (seksueel) intimiderend gedrag zoals hinderlijk gedrag, intimidatie, dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie.

 

Politieke ambtsdragers opereren vaak in diverse (boven)lokale netwerken. Deze netwerken dragen bij aan het geworteld zijn van de politieke ambtsdrager. Tegelijkertijd ontstaat hierdoor het risico dat politieke ambtsdragers vanuit het gevoel van sympathie en loyaliteit, de belangen van de eigen netwerken vooropstellen ten koste van het algemeen belang. De schijn van oneigenlijke beïnvloeding kan snel gewekt zijn. Dit maakt duidelijk dat het nadenken over de eigen integriteit verder gaat dan het beoordelen van individuele handelingen.

 

Het vraagt ook dat politieke ambtsdragers zich bewust zijn dat zij altijd verbonden zijn met professionele en persoonlijke netwerken. En dat deze netwerken ‘onbewust’ een invloed kunnen hebben op de keuzes en acties van de politieke ambtsdrager, die mogelijk tot een schending leiden. Dit risico van netwerkcorruptie kan de integriteit en de kwaliteit van het lokaal bestuur onder druk zetten.1

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1  

Deze gedragscode geldt voor de burgemeester en wethouders, maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

Artikel 1.2  

De gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

 

Paragraaf 2. Voorkomen van belangenverstrengeling

Artikel 2.1.1  

  • 1.

    De burgemeester levert de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de nevenfunctie en geeft hem de wijzigingen daarin door.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval de omschrijving van de nevenfunctie, de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht, wat het (verwachte) tijdsbeslag is en wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.1.2  

  • 1.

    Wethouders leveren gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de nevenfunctie en geven hem de wijzigingen daarin door.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval de omschrijving van de nevenfunctie, de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht, of het al dan niet een nevenfunctie uit hoofde van het ambt betreft, wat het (verwachte) tijdsbeslag is, of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is, dan wel – voor zover die openbaar gemaakt moeten worden – wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.2  

  • 1.

    De burgemeester en de wethouders handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2.

    Een wethouder bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden met de burgemeester.

  • 3.

    Een burgemeester bespreekt de tussentijdse aanvaarding van een functie met de commissaris van de Koning, de commissaris van de Koning bespreekt een dergelijke situatie met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 2.3  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders sluit de burgemeester en wethouders een jaar na aftreden uit van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente.

  • 2.

    De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente waar hij burgemeester, dan wel wethouder was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de gemeente zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders vragen meerdere offertes aan als bij een offerteaanvraag ook oud-bestuurders en bevriende relaties zijn betrokken.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders stellen een afwegingskader op voor selectie en benoemingen van externen en informeren de gemeenteraad regelmatig over de toepassing in de praktijk.

Artikel 2.4  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt de burgemeester en een wethouder niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

  • 2.

    Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in het Besluit begroting en verantwoording (BBV) provincies.

     

Paragraaf 3. Informatie

Artikel 3.1  

De burgemeester respectievelijk de wethouder zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2  

De burgemeester respectievelijk de wethouder maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.

 

Paragraaf 4. Geschenken, faciliteiten, diensten, excursies, evenementen en andere uitnodigingen

Artikel 4.1  

  • 1.

    Een burgemeester respectievelijk een wethouder accepteert en biedt geen geschenken, faciliteiten en diensten aan als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    De burgemeester respectievelijk de wethouder kan, tenzij het eerste lid van toepassing is, incidentele geschenken die een geschatte waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen, behouden.

  • 3.

    Geschenken die de burgemeester respectievelijk de wethouder uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, indien zij niet worden teruggestuurd, geregistreerd en eigendom van de gemeente.

  • 4.

    De gemeentesecretaris legt een register aan van de geschenken met een geschatte hogere waarde dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5.

    De burgmeester respectievelijk de wethouder ontvangt geen geschenken op het woon/huisadres.

Artikel 4.2  

  • 1.

    Een burgemeester respectievelijk een wethouder accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 2.

    Bij twijfel legt de burgemeester respectievelijk de wethouder de uitnodiging ter bespreking voor aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 4.3  

  • 1.

    Invitaties voor excursies, evenementen en buitenlandse reizen op rekening van anderen dan de gemeente legt de burgemeester respectievelijk de wethouder vooraf ter bespreking voor aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De burgemeester, dan wel de wethouder maakt de excursies en evenementen die hij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, dan wel het evenement heeft plaatsgevonden, onder vermelding van wie deze kosten voor zijn/hun rekening heeft/hebben genomen. De informatie is via internet beschikbaar.

  • 3.

    De informatie over buitenlandse reizen voor rekening van derden wordt binnen één week na terugkeer in Nederland opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid.

     

Paragraaf 5. Gebruik van voorzieningen van de gemeente

Artikel 5.1  

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.

  • 2.

    De burgemeester en de wethouders verantwoorden zich over hun gebruik van de voorzieningen volgens de in het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

Artikel 5.2  

  • 1.

    Een burgemeester respectievelijk een wethouder meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan het college van burgemeester en wethouders. Hij geeft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 2.

    De burgemeester, dan wel de wethouder meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse dienstreis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders betrekt alle aspecten in de besluitvorming en informeert de gemeenteraad zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.

Artikel 5.3  

  • 1.

    Een burgemeester respectievelijk een wethouder legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente.

  • 2.

    De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 5.4  

Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurgemeente in het buitenland.

Artikel 5.5  

Een burgemeester respectievelijk een wethouder declareert geen kosten die al op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.6  

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is niet toelaatbaar, tenzij dit wettelijk of volgens interne regels is toegestaan.

 

6. Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1  

De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van de gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorziet de gemeenteraad daarin.

Artikel 6.2  

  • 1.

    Op voorstel van de burgemeester maakt de gemeenteraad met hem afspraken over de navolgende onderwerpen:

    • a.

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in zijn algemeenheid en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de periodieke bespreking van het overzicht van nevenfuncties en neveninkomsten in de raad;

    • c.

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • d.

      de processtappen die worden gevolgd in geval van een vermoeden van een integriteitschending van een politieke ambtsdrager van de gemeente;

    • e.

      In het geval van een integriteitsonderzoek door een extern bureau wordt alleen gebruik gemaakt van gecertificeerde onderzoeksbureaus.

  • 2.

    De afspraken als bedoeld onder 1 worden vastgelegd in een bijlage die onderdeel uitmaakt van de gedragscode.

7. Slotbepaling

Artikel 7.1  

  • 1.

    Deze gedragscode wordt aangehaald als: Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Roerdalen 2022.

  • 2.

    De Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Roerdalen 2022 treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    De Gedragscode bestuurlijke Integriteit zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 2 januari 2007 wordt per gelijke datum ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 maart 2022.

De gemeenteraad van Roerdalen,

De griffier,

R.J.J. Notermans

De voorzitter,

mr. M.D. de Boer-Beerta

Toelichting behorende bij de Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Roerdalen 2022

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Wettelijke grondslag

De Gemeenteraad stelt een gedragscode vast voor de voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur (artikelen 41c, tweede lid, en 69, tweede lid, Gemeentewet).

 

Paragraaf 2. Voorkomen van belangenverstrengeling

 

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte (artikelen 41a en 65 Gemeentewet).

Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen legt de burgemeester en de wethouder de volgende eed (verklaring en belofte) af: Ik zweer (verklaar) dat ik om tot het ambt benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer(beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten uit het ambt naar eer en geweten zal vervullen.

 

  • Een bestuurder neemt niet deel aan de stemming over

    • 1.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • 2.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort (artikel 58 jo artikel 28 Gemeentewet).

    • 3.

      Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

Voorkomen van belangenverstrengeling:

Belangenverstrengeling kan ook worden tegengegaan door het melden van financiële belangen.

De bestuurder meldt bij de burgemeester dat hij financiële belangen heeft in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Het begrip ‘financieel belang’’ moet ruim worden opgevat. Financiële belangen kunnen zijn; aandelen, opties en/of derivaten, bezit van effecten, onroerend goed, een vorderingsrecht, schulden uit hypothecaire vorderingen, een vorderingsrecht van een organisatie of ondernemer op een politieke ambtsdrager.

Waakzaamheid is vooral geboden als er sprake is van bezit van bouwgrond en aankopen van grond of onroerend goed door bestuurders. Zodra er sprake is van wijzigingen in de financiële belangen moeten deze terstond aan de gemeentesecretaris worden doorgegeven met vermelding van ingangsdatum.

 

Een andere mogelijkheid om aandacht te besteden aan aanwezige zakelijke en financiële belangen is door een risicoanalyse te maken aan de hand waarvan wordt beoordeeld of er risico’s kleven aan bepaalde belangen. De betrokken bestuurder kan maatregelen nemen om die risico’s weg te nemen, bijvoorbeeld door de zeggenschap over bepaalde belangen elders (of bij een andere bestuurder) te beleggen.

 

Toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot stemonthouding:

  • Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      In het eerste lid wordt “de stemming” vervangen door “de beraadslaging en stemming”.

    • 2.

      Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Onverenigbaarheden en nevenfuncties:

Verboden overeenkomsten/handelingen: bestuurders mogen in geschillen, waar het gemeente(bestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij;

 

  • mogen bepaalde overeenkomsten, waar de gemeente bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend.

    (artikelen 41c, eerste lid, en 69, eerste lid, jo artikel 15, eerste en tweede lid, Gemeentewet).

  • Onverenigbaarheid van functies: het zijn van een bestuurder sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikelen 36b en 68 Gemeentewet).

  • Op overtreding van de incompatibiliteitenregeling (onverenigbaarhedenregeling) staat uiteindelijk de sanctie van ontslag (artikelen 46, tweede lid, en 47 Gemeentewet).

  • Vervulling nevenfuncties: voor bestuurders is bepaald dat zij geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Voor burgemeesters is daaraan toegevoegd dat zij evenmin nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Bestuurders melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan de volksvertegenwoordiging.

    Voor de burgemeester geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties (artikelen 41b en 67 Gemeentewet).

  • Openbaarmaking nevenfuncties: bestuurders maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor burgemeesters zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties zijn gepubliceerd op de website van de gemeente en ligt ter inzage op het gemeentehuis (artikelen 41b en 67 Gemeentewet).

  • Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime bestuurders maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar; de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het gemeentehuis, uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten (artikelen 41b en 67 Gemeentewet).

Verrekening inkomsten nevenfuncties: bestuurders mogen geen vergoedingen ontvangen voor ambtshalve nevenfuncties; die worden in de gemeentekas gestort. Voor fulltime bestuurders is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekenings-systematiek als voor leden van de Tweede Kamer (artikelen 44 en 66 Gemeentewet).

 

Toelichting:

Artikel 2.1.1 en artikel 2.1.2

Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt zijn er enkele verschillen in de wetgeving ten aanzien van de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen burgemeesters enerzijds en wethouders anderzijds. De nadere invulling daarvan in 2.1.1 en 2.1.2 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk. De bepalingen betreffen een uitwerking van de wettelijke verplichting om nevenfuncties openbaar te maken. De informatie wordt neergelegd in een openbaar register. De ambtsdrager is zelf verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan.

 

Hoewel aan het ambt gerelateerde nevenfuncties (q.q.-functies) wettelijk niet openbaar gemaakt hoeven te worden, verdient het aanbeveling deze wel op te nemen in het overzicht van nevenfuncties.

 

Artikel 2.3 en artikel 2.4

In deze bepalingen is de zogenaamde draaideurconstructie geregeld. De draaideurconstructie geldt niet bij aanvaarding van het raadslidmaatschap. In 2.3 gedurende 1 jaar na aftreden is de uitsluiting geregeld van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de gemeente en in 2.4 de uitsluiting van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft. Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijk of publiekrechtelijke organisatie is waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. En onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.

Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet die organisatie failliet gaat, dan wel het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

Wees extra voorzichtig als je oud-bestuurders/ bevriende relaties werft. Aanvaarding van een dienstbetrekking bij de voormalige gemeente, is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor de gemeente. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de gemeente gaat solliciteren.

In het eerste jaar na aftreden kunnen in elk geval oud-bestuurders niet worden aangetrokken om tegen beloning activiteiten voor de eigen gemeente te verrichten.

Na één jaar verdient het aanbeveling om bij opdrachtverlening de gebruikelijke aanbestedingsvereisten met meerdere offertes te hanteren als een voormalige bestuurder of een relatie van de huidige bestuurders meedingt naar een opdracht.

Een afwegingskader voor selectie en benoemingen van externen kan behulpzaam zijn. Transparantie over de afwegingen die zijn gemaakt bij het aantrekken van externen is daarbij van wezenlijk belang.

 

Het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, (vooruitlopen op een nieuwe functie na aftreden) geldt uiteraard evenzeer voor een functie bij de voormalige gemeente.

 

Paragraaf 3. Informatie

Wettelijk kader

Informatieplicht

Burgemeester en wethouders zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikelen 169 en 180 Gemeentewet).

 

Geheimhouding

  • -

    Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • -

    Burgemeester en wethouders kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen. Ook de burgemeester heeft die bevoegdheid.

  • -

    De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging, als het stukken betreft die met de volksvertegenwoordiging worden gedeeld. Ook de gemeenteraad dan wel een commissie kan geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet).

  • -

    De geheimhouding duurt voort totdat deze wordt opgeheven door het orgaan dat de geheimhouding oplegde, of – indien het aan de volksvertegenwoordiging is overgelegd – de volksvertegenwoordiging de geheimhouding opheft.

Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

 

Toelichting:

Artikel 3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

 

Paragraaf 4. Geschenken, faciliteiten, diensten, excursies, evenementen en andere uitnodigingen

 

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte

De eed of belofte die op grond van de artikelen 41a en 65 van de Gemeentewet moet worden afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

 

Toelichting:

Artikel 4.1

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de bestuurder kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door de bestuurder worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Dit is een in de praktijk ontstaan gebruikelijk richtbedrag maar is geen scherpe grens. Er zijn omstandigheden denkbaar waar elk geschenk, ongeacht de waarde, onacceptabel is. Duurdere geschenken worden in elk geval niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of worden eigendom van de provincie/de gemeente/het waterschap die/dat zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register wordt opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 de gemeente heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.

 

Artikel 4.2

Dit geldt ook voor werkbezoeken.

 

Artikel 4.3

Het gaat hier om excursies en evenementen die betrokkene als burgemeester, dan wel als wethouder aanvaardt. Excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier niet onder.

Ook vallen excursies, evenementen en buitenlandse reizen die in het verlengde van de uitoefening van de bestuursfunctie worden gemaakt, hier niet onder.

 

Bij artikel 4.2 en artikel 4.3. dienen eveneens als afwegingskader voor de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden.

 

Paragraaf 5. Gebruik van voorzieningen van de gemeente

 

Wettelijk kader

Geen andere inkomsten

Een bestuurder geniet geen andere vergoedingen ten laste van de gemeente dan die bij of krachtens de wet zijn toegestaan (artikelen 44 en 66 Gemeentewet).

 

Procedure van declaratie

Er zijn voor wethouders voorschriften opgenomen in de gemeentelijke verordening over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten bij de gemeente. Ook zijn in de gemeentelijke verordening voor wethouders voorschriften opgenomen over het (zakelijk) gebruik van een gemeentelijke creditcard.

 

Buitenlandse dienstreis voor wethouders

  • 1.

    Als de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2.

    Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van burgemeester en wethouders vereist.

  • 3.

    De gemeenteraad kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Toelichting:

Artikel 5.1

Aan bestuurders worden de voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen in bruikleen geboden die een goed functioneren van de bestuurders mogelijk maken.

Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

  • a.

    in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;

  • b.

    indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;

  • c.

    het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;

  • d.

    voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de bestuurder zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de bestuurder maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk.

 

De bestuurder zal zich nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem/haar gelden.

 

Artikel 5.2 en artikel 5.3

Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt bij het college van burgemeester en wethouders.

 

Ingevolge artikel 5.4 gelden de bepalingen van artikel 5.2 en artikel 5.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) dienstreizen naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurgemeente in het buitenland. Voor dergelijke (buitenlandse) reizen vormen deze bepalingen wel een belangrijke richtsnoer.

 

Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen ‘dienstreizen’ en vallen dus niet onder artikel 5.2 en artikel 5.3 en komen niet ten laste van de gemeente.

 

Zie artikel 5.3. lid 1. voor een uitgebreide toelichting over de regels met betrekking tot verlenging van dienstreizen.

Hierbij kan worden aangesloten hetgeen voor rijksambtenaren in de CAO-Rijk is afgesproken over verlengen van een buitenlandse dienstreis wegens privéomstandigheden. De verlenging bedraagt maximaal 72 uur, de meerkosten voor reis en verblijf zelf worden betaald en eventuele besparingen voor de gemeente zijn. Het verlengen van uw dienstreis voor privédoeleinden aan het begin van uw dienstreis is niet toegestaan als u eerder dan noodzakelijk vertrekt om te herstellen van de reis of om te acclimatiseren aan de lokale omstandigheden.

 

Artikel 5.6

Stelregel is dat privé gebruik van gemeentelijke voorzieningen niet is toegestaan. Wel hebben organisaties mogelijk een specifieke regeling die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleert.

 

Paragraaf 6. Uitvoering gedragscode

 

Toelichting:

Artikel 6.1

De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode en voor een eenduidige interpretatie daarvan. En voor wijziging/aanvulling daarvan bij leemtes of onduidelijkheden.

 

Artikel 6.2

De Gemeentewet verplicht de gemeenteraad om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen.

 

Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren.

De burgemeester heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar gemeente te bevorderen (Art. 170 lid 2 Gemeentewet). Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

 

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia besproken blijven en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking, bijvoorbeeld een of twee keer per jaar, van het thema integriteit, zowel met de volksvertegenwoordiging als binnen het bestuur.

 

De burgemeester hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot de gemeenteraad eveneens een belangrijke rol in spelen. Goed denkbaar is ook dat de gemeenteraad met de burgemeester nadere afspraken maken over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden. De gemeenteraad kan zelf onderling ook afspraken maken over hoe je elkaar aanspreekt.

 

Al deze processuele en procedurele afspraken zijn terug te vinden in de bijlage die onderdeel uitmaakt van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in artikel 6.2, zijn niet uitputtend.

 

Bijlage - Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Roerdalen 2022

 

Bijlage behorende bij de gedragscode integriteit Volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022 en de gedragscode integriteit Burgemeester en Wethouders gemeente Roerdalen 2022

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van het onderstaande protocol.

 

Gedragscodes integriteit zijn voor gemeenten verplicht op grond van de Gemeentewet. Politieke ambtsdragers zijn op de naleving van gedragscodes integriteit aanspreekbaar. Wanneer politieke ambtsdragers zich niet aan deze code houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en positie. Het rechtskarakter van een gedragscode integriteit is dat van een interne regeling in aanvulling op de wettelijke regels. De Gemeentewet laat de gemeente ruimte bij de inhoudelijke invulling.

 

In het navolgende Protocol staat aangegeven welke stappen moeten worden gezet wanneer integriteit mogelijk geschonden wordt of daarvan het sterke vermoeden bestaat. Het Protocol beschrijft de uitvoering van de Gedragscode Integriteit Volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022 en de Gedragscode integriteit Burgemeester en Wethouders gemeente Roerdalen 2022. Het biedt houvast en uniformiteit bij de aanpak van vermeende of daadwerkelijke schendingen.

 

Belangrijk is ook de preventie; ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel in de volksvertegenwoordiging als met het bestuur.

 

Hoofdstuk 2 Protocol

Artikel 2.1 Algemene bepalingen

  • 1.

    Dit protocol geldt voor politieke ambtsdragers van de gemeente Roerdalen zijnde de burgemeester, wethouders en de raadsleden.

  • 2.

    In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt de handelwijze bepaald door de fractievoorzitters, het college of de plaatsvervangend voorzitter van de raad, afhankelijk van de vraag of de melding een raadslid, een collegelid of de burgemeester betreft.

  • 3.

    Bij het gebruik van dit protocol zijn de ‘Gedragscode integriteit volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022 en de ‘Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Roerdalen 2022 het uitgangspunt.

  • 4.

    Het protocol is openbaar en voor iedereen te raadplegen via de gemeentelijke website.

  • 5.

    Politieke ambtsdragers ontvangen (bij hun aantreden) een exemplaar van de gedragscode waarvan dit protocol onderdeel uitmaakt.

Artikel 2.2 definities

  • 1.

    Politieke ambtsdragers: burgemeester, wethouders en de raadsleden.

  • 2.

    Melder: een ieder die een vermoeden van integriteitsschending heeft gemeld op grond van deze regeling.

  • 3.

    Integriteitsschending: een gedraging van een politieke ambtsdrager die in strijd is met het handelen als ‘goed volksvertegenwoordiger’ of ‘goed bestuurder’. Het kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen die in strijd zijn met geschreven of ongeschreven regels. In de toelichting zijn voorbeelden van integriteitsschendingen opgenomen.

  • 4.

    Externe onderzoeker: de onderzoeker of het onderzoeksbureau die in opdracht van de burgemeester of de fractievoorzitters onderzoek doet naar aanleiding van een melding van integriteitsschending of een incident.

Artikel 2.3 Melding

  • 1.

    Als er een vermoeden is dat een politieke ambtsdrager zich mogelijk schuldig maakt aan een integriteitsschending, dan is de eerste stap om zelf contact op te nemen met deze persoon. Er zou immers wellicht sprake kunnen zijn van een misverstand of onwetendheid. Mocht de gedraging zich daarvoor niet lenen, of er zijn andere redenen om niet het gesprek aan te gaan, dan is er de mogelijkheid om conform dit protocol een melding doen.

  • 2.

    Eenieder kan een melding van een vermoeden van een integriteitsschending door een politieke ambtsdrager doen. Dit kan schriftelijk of digitaal.

  • 3.

    Een vermoeden van integriteitsschending van een politieke ambtsdrager (niet zijnde de burgemeester), wordt gemeld bij de burgemeester. De burgemeester wordt in het hele proces van melden tot en met afronding bijgestaan door de griffier voor meldingen over raadsleden en de gemeentesecretaris voor meldingen over collegeleden.

  • 4.

    Meldingen over de burgemeester worden gedaan bij de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 5.

    Anonieme meldingen worden niet in behandeling genomen.

  • 6.

    Nadat de burgemeester of de plaatsvervangend voorzitter van de raad de melding over een vermoeden van een integriteitsschending begaan door een politieke ambtsdrager heeft ontvangen, bevestigt hij/zij de ontvangst daarvan aan de melder..

  • 7.

    Nadat de ontvangst van de melding is bevestigd, toetst de burgemeester of de melding voldoende concreet is en of een vooronderzoek als bedoeld in artikel 2.5 noodzakelijk is. Een integriteitsmelding wordt in ieder geval getoetst op:

    • a)

      De aard van het feit;

    • b)

      De ontvankelijkheid van de melding;

    • c)

      De ernst van de zaak;

    • d)

      De valideerbaarheid van feiten en omstandigheden;

    • e)

      De positie of persoon van de bron;

    • f)

      De persoon van het lid van de raad of college in kwestie;

    • g)

      De geloofwaardigheid/waarschijnlijkheid van signalen;

    • h)

      De spoedeisendheid/actualiteit van de melding.

     

Artikel 2.4 Intake melding

  • 1.

    Op basis van de toets zoals opgenomen in artikel 2.3.7 besluit de burgemeester:

     

    • a)

      de melding niet in behandeling te nemen; of

    • b)

      vooronderzoek in te stellen.

  • 2.

    Indien de burgemeester vaststelt dat de melding onvoldoende concreet is dan wel een onvoldoende ernstig karakter heeft, besluit hij/zij het onderzoek niet voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan, schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3.

    Indien de burgemeester op grond van de bevindingen vaststelt dat de melding voldoende concreet is en een voldoende ernstig karakter heeft, besluit hij/zij een vooronderzoek als bedoeld in artikel 2.5 in te stellen. Van deze beslissing worden de melder en de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan, schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4.

    Indien de melding over de burgemeester gaat, neemt de plaatsvervangend voorzitter van de raad het besluit als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel, maar niet voordat hij de fractievoorzitters en de commissaris van de Koning van de melding in kennis heeft gesteld.

Artikel 2.5 Vooronderzoek

  • 1.

    Het vooronderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze. Het onderzoek en de onderzoeksmethoden staan in verhouding tot de schending.

  • 2.

    Van het vooronderzoek wordt een rapport van bevindingen opgemaakt.

  • 3.

    De burgemeester doet vertrouwelijk mededeling van de resultaten van het vooronderzoek aan de fractievoorzitters en/of het college.

  • 4.

    Als het vooronderzoek geen aanleiding geeft voor het instellen van een nader onderzoek, besluit de burgemeester het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder alsmede de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan, schriftelijk in kennis gesteld.

  • 5.

    Indien op grond van de bevindingen uit het vooronderzoek als bedoeld in dit artikel de noodzaak blijkt tot het verrichten van een nader onderzoek, besluit de burgemeester een feitenonderzoek als bedoeld in artikel 2.6 in te stellen. Tenzij het vooronderzoek al voldoende helderheid over de schending geeft dan kan de burgemeester besluiten om geen nader feitenonderzoek te laten uitvoeren.

  • 6.

    Indien de melding over de burgemeester gaat, neemt de plaatsvervangend voorzitter van de raad het besluit als bedoeld in lid 4 en 5 van dit artikel, maar niet voordat hij de fractievoorzitters en de commissaris van de Koning van de melding in kennis heeft gesteld.

Artikel 2.6 Feitenonderzoek

  • 1.

    Tenzij het belang van het onderzoek zich hiertegen verzet, wordt de betrokken politieke ambtsdrager van de beslissing om een feitenonderzoek in te stellen met inachtneming van artikel 2.7 hiervan in kennis gesteld. Tevens worden de raadsleden, wethouders en de melder in kennis gesteld. De plaatsvervangend voorzitter van de raad stelt ook de commissaris van de Koning van de beslissing in kennis in het geval de melding over de burgemeester gaat.

  • 2.

    Als het informeren van de betrokkenen niet in het belang van het onderzoek is, worden de betrokkenen geïnformeerd zodra het onderzoeksbelang hierdoor niet meer wordt geschaad.

  • 3.

    De burgemeester kan een schriftelijke opdracht voor het feitenonderzoek aan een onafhankelijke externe onderzoeker verstrekken. De opdracht wordt voorbereid door de externe deskundige als adviseur van de burgemeester. Indien de melding over de burgemeester gaat, verstrekt de plaatsvervangend voorzitter van de raad de opdracht. In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

    • (1)

      de aanleiding van het feitenonderzoek;

    • (2)

      de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

    • (3)

      dat betrokkenen en getuigen worden gehoord en dat hoor en wederhoor wordt toegepast;

    • (4)

      de verwachte duur van het feitenonderzoek;

    • (5)

      de overeengekomen kosten van het feitenonderzoek;

    • (6)

      van welke bevoegdheden de externe partij gebruik mag maken;

    • (7)

      dat de externe partij werkt met inachtneming van dit Protocol.

  • 4.

    De bevindingen uit het feitenonderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapportage.

Artikel 2.7 Kennisgeving aan betrokkene

  • 1.

    Zoals in artikel 2.6 is aangegeven, wordt de betrokken politieke ambtsdrager over het instellen van het feitenonderzoek schriftelijk geïnformeerd.

  • 2.

    In de kennisgeving is in ieder geval opgenomen:

    • -

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • -

      de melding dat betrokkene en getuigen kunnen worden gehoord;

    • -

      de melding dat de betrokken politieke ambtsdrager zich kan laten bijstaan door een advocaat;

    • -

      de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden.

  • 3.

    De betrokken politieke ambtsdrager ontvangt bij de brief zoals genoemd in het vorige lid als bijlage:

    • -

      de vigerende Gedragscode waarvan dit Protocol onderdeel uitmaakt.

Artikel 2.8 Onderzoeksrapport

  • 1.

    Van de resultaten van het onderzoek wordt een rapport opgesteld. Het onderzoeksrapport bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over de aannemelijkheid en mate van verwijtbaarheid van het vermoeden van de integriteitsschending.

  • 2.

    Het onderzoeksrapport wordt door de burgemeester vertrouwelijk, eventueel samen met een beargumenteerd sanctie of advies, aangeboden aan de gemeenteraad maar niet voordat hij/zij over de vertrouwelijkheid advies aan de fractievoorzitters heeft gevraagd. In het geval de melding betrekking heeft op een (voormalig) wethouder kan de burgemeester ook eerst advies vragen aan het college.

  • 3.

    Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet neemt de burgemeester ook een standpunt in over het opleggen van geheimhouding op het onderzoeksrapport en andere op de zaak betrekking hebbende stukken.

  • 4.

    De betrokkene wordt in beginsel altijd geïnformeerd over het vervolgtraject.

  • 5.

    De fractievoorzitters oordelen of het onderzoeksrapport in de raadsvergadering wordt behandeld en kunnen voorstellen om het rapport te behandelen in een besloten raadsvergadering.

  • 6.

    Indien de melding betrekking heeft op de burgemeester, handelt de plaatsvervangend voorzitter van de raad als bepaald in lid 2 van dit artikel, maar hij stelt hier ook de commissaris van de Koning van in kennis.

Artikel 2.9 Besluitvorming

  • 1.

    Na kennisname van de onderzoeksrapportage oordeelt de raad of het rapport aanleiding geeft om aangifte te doen of een ander middel in te zetten.

  • 2.

    Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet artikel 25 besluit de raad eveneens de eventueel opgelegde geheimhouding van het onderzoeksrapport en andere op de zaak betrekking hebbende stukken al dan niet te bekrachtigen, dan wel deze op te heffen.

Artikel 2.10 Aangifte

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit doet de burgemeester, naar bevind na overleg met de fractievoorzitters en/of het college, aangifte bij de politie. Ingeval het de burgemeester betreft treedt een vertegenwoordiging van de gemeenteraad in overleg met de commissaris van de Koning.

  • 2.

    Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 3.

    Het bestaan van een strafrechtelijk onderzoek naar een strafbaar feit laat onverlet dat de burgemeester een feitenonderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.6, kan instellen of een juridische procedure tegen de betrokken politieke ambtsdrager kan instellen.

Artikel 2.11 Communicatie

  • 1.

    De burgemeester draagt zorgt voor de interne- en externe communicatie.

  • 2.

    Voor de interne- en externe communicatie worden de verschillende belangen, in het bijzonder het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de melder en van de betrokken politieke ambtsdrager en het belang van transparantie nauwkeurig afgewogen.

  • 3.

    In geval de melding betrekking heeft op de burgemeester draagt de commissaris van de Koning zorg voor de interne en externe communicatie.

Artikel 2.12 Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een opzettelijke valse beschuldiging doet de burgemeester, indien naar zijn oordeel sprake is van een strafbaar feit, aangifte bij de politie.

  • 2.

    De gemeente kan bij een vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging de betreffende melder aansprakelijk stellen voor eventuele door de gemeente geleden schade (o.a. gemaakte onderzoekskosten).

Artikel 2.13 Registratie, evaluatie en verslag

  • 1.

    De gemelde vermoedens van integriteitsschendingen, de aard van de daarop volgende onderzoeken en de afdoeningen worden vastgelegd.

  • 2.

    De burgemeester informeert de raad en het college periodiek, dit wil zeggen in geval daar aanleiding toe bestaat, over het gevoerde integriteitsbeleid, bijvoorbeeld met een geanonimiseerd overzicht van de gedane meldingen en de afhandeling daarvan.

  • 3.

    De gedragscodes voor de volksvertegenwoordigers én voor burgemeester en wethouders, worden ten minste één keer per bestuursperiode geëvalueerd op actualiteit, functioneren en naleving.

Toelichting op het Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Roerdalen 2022

 

1. Wat is een integriteitsschending?

Een integriteitsschending gaat over een gedraging van een politieke ambtsdrager die in strijd is met het handelen als ‘goed bestuurder’ of ‘goed volksvertegenwoordiger’. Het kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen die in strijd zijn met geschreven of ongeschreven regels.

 

Een vermoeden is voldoende om een melding te doen. Het moet echter wel om een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden gaan. Dat wil zeggen op eigen kennis of waarneming en niet op basis van bijvoorbeeld horen zeggen.

 

Niet elke schending is hetzelfde van gewicht. Ook de intentie kan verschillen. Er kan sprake zijn van een opzettelijke schending, maar ook van een schending uit onbekendheid of naïviteit. Elke schending wordt dan ook apart beoordeeld.

 

Een melding verschilt van een klacht. Een klacht is ‘een uiting van ongenoegen over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijke persoon of een rechtspersoon heeft gedragen’. Het onderscheid is van belang omdat er verschillende procedures gelden voor deze categorieën. Niet altijd zal gelijk duidelijk zijn of het om een klacht of een melding gaat. Er zal dan naar bevind van zaken gehandeld worden.

 

Typen integriteitsschendingen:

  • Corruptie: omkoping en/of bevoordeling van vrienden, familie, partij

  • Fraude en diefstal

  • Dubieuze giften en beloften

  • Onverenigbare nevenfuncties, activiteiten en/of contacten

  • Misbruik van positie en belangenverstrengeling

  • Misbruik, manipulatie of lekken van (geheime) informatie

  • Discriminatie, (seksuele) intimidatie en onfatsoenlijke omgangsvormen

  • Verspilling en wanprestatie

  • Wangedrag in de vrije tijd

Anonieme meldingen

Anonieme meldingen worden niet in behandeling genomen vanwege hun beperkingen. Het feit dat de identiteit van de melder niet bekend is, vormt een complicerende factor bij de beoordeling en behandeling van de melding. Zo is het bijvoorbeeld voor onderzoekers niet mogelijk om nadere vragen te stellen aan de melder wanneer dat noodzakelijk zou zijn.

 

Als een politieke ambtsdrager aarzelt om een vermoeden van een schending bij de burgemeester te melden, kan hij ook eerst terecht bij de griffier (in geval van raadsleden) of de gemeentesecretaris (in geval van collegeleden).

 

2. Behandeling van de melding

Een integriteitsmelding wordt in ieder geval getoetst op:

 

  • De aard van het feit

    Waar gaat het precies om? Is het wel een integriteitsschending, is het een strafbaar feit, wat voor soort integriteitsschending is het? Is het signaal concreet? Is het nodig de commissaris van de Koning hierbij te betrekken?

  • De ontvankelijkheid van de melding

    Valt de gedraging binnen de sfeer van het bestuursorgaan? Is het bestuursorgaan in staat om hier een oordeel over te geven of een onderzoek naar uit te voeren? Zijn er procedures voor?

  • De ernst van de zaak

    Hoe ernstig is het voorval, gelet op het feit zelf, de omstandigheden, de (functie van de) persoon op wie het signaal betrekking heeft of de maatschappelijke/politieke gevoeligheid. Ook speelt de afweging mee of een onderzoek opweegt tegen de eventuele gevolgen ervan. Is het op een andere manier op te lossen om daarmee de schade zoveel mogelijk te beperken?

  • De valideerbaarheid van feiten en omstandigheden

    Zijn de relevante feiten en omstandigheden goed controleerbaar? Zijn er goede onderzoeksmogelijkheden? Zijn er voldoende aanknopingspunten, is de informatie voldoende gedetailleerd?

  • De positie of persoon van de bron

    Belangrijk is het afwegen van de bron zelf. Heeft deze voldoende kennis? Hoe betrouwbaar is het signaal? Spelen er politieke belangen mee? Staat dit signaal op zich of zijn er uit meerdere bronnen vergelijkbare signalen gekomen?

  • De persoon van het lid van de raad of college in kwestie

    Had de politieke ambtsdrager redelijkerwijs de mogelijkheid om de schending te plegen? Sluit dit aan bij de melding (was de ambtsdrager bijvoorbeeld niet op vakantie op het moment van de schending)?

  • De geloofwaardigheid/waarschijnlijkheid van het signaal

    Is er een logisch verband tussen de feiten uit het signaal en andere bekende feiten.

  • De spoedeisendheid/actualiteit van de melding

    Hoe spoedeisend is de melding? En hoe actueel? Betreft het een zittende politieke ambtsdrager of een uit het verleden? Zijn er media bij betrokken?

3. Resultaten van de beoordeling van de melding

Naar aanleiding van de beoordeling van de melding zijn verschillende uitkomsten denkbaar:

 

  • Het gaat om een gering feit om onderzoek te rechtvaardigen (maar eventueel wel serieus genoeg om te reageren);

  • Er zijn onvoldoende aanwijzingen of het vermoeden is onvoldoende waarschijnlijk voor onderzoek;

  • Er is aanvullende informatie nodig, te verkrijgen door middel van vooronderzoek;

  • Er is een ander traject van toepassing (bijvoorbeeld de klachtenprocedure voor ongewenste omgangsvormen of een bezwaarprocedure);

  • Er volgt aangifte bij de officier van justitie in verband met een vermoedelijk strafbaar feit;

  • Er volgt een feitenonderzoek.

4. Besluit tot feitenonderzoek

De burgemeester beslist of er voldoende aanleiding is om een onderzoek in te (laten) stellen. Een onderzoek heeft als doel te beoordelen of signalen en/of vermoedens op redelijke grond zijn gebaseerd. Concreet betekent dit dat de opdrachtgever een onderzoek instelt naar de handelswijze van betrokkene(n), om alle relevante feiten die met het vermoeden samenhangen in kaart te brengen.

 

5. Kennisgeving aan betrokkene

De burgemeester stelt de betrokken politieke ambtsdrager schriftelijk op de hoogte van het voorgenomen feitenonderzoek. Het kan zijn dat het onderzoeksbelang zich hiertegen verzet, bijvoorbeeld als de betrokkene naar aanleiding van de kennisgeving mogelijk bewijsmateriaal kan of zal vernietigen. In dat geval kan de kennisgeving achterwege blijven.

 

6. Onderzoeksrapport

Het onderzoeksrapport behoort binnen de reikwijdte van het onderzoek alle informatie te bevatten die de volksvertegenwoordiging uiteindelijk nodig heeft om zich een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van een integriteitsschending. Dit betreft ook informatie die ontlastend is voor de betrokken politieke ambtsdrager. Denk daarbij aan informatie die ook nadelig kan zijn voor anderen in het bestuur of in de organisatie, bijvoorbeeld informatie over de bestuurscultuur of het handelen van de burgemeester. De volksvertegenwoordiging moet hiervan kennis kunnen nemen. Het kunnen immers relevante feiten en omstandigheden zijn voor de uiteindelijke beslissing over het rapport. Ook de betrokken ambtsdrager moet zich op basis van het onderzoeksrapport een oordeel over het onderzoek kunnen vormen.

 

7. Besluitvorming

Besluiten over de resultaten van onderzoeken naar de bestuurlijke integriteit worden genomen door het hoogste orgaan in de gemeente: de raad. Een zorgvuldige rapportage moet dan ook altijd zodanig worden opgesteld dat de raad zich een helder beeld kan vormen van wat er is gebeurd.

 

Een zorgvuldige behandeling betekent te allen tijde rekening houden met de menselijke maat. Het is aan de burgemeester om hiervoor zorg te dragen.

 

8. Sancties

Als is komen vast te staan dat er sprake is van overtreding van een regel van de gedragscode dan kan dit leiden tot een sanctie.

 

Deze sanctie dient proportioneel te zijn.

 

Bij het bepalen van de sanctie spelen de aard van de schending en de context een belangrijke rol. Niet alle schendingen zijn even zwaar en moeten of kunnen op dezelfde manier worden gesanctioneerd.

 

Schendingen die de zuiverheid van de besluitvorming raken, zoals belangenverstrengeling, corruptie en sommige kwesties rondom het gebruik van informatie, raken aan de kerntaak van politieke ambtsdragers en zijn om die reden het ernstigst. Hier zijn de gevolgen voor burgers en het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur het meest in het geding. Bij dergelijke schendingen passen in de regel dan ook de zwaarste sancties.

 

Van belang is vervolgens om zowel verzwarende als verzachtende omstandigheden in kaart te brengen. Was er sprake van opzet? Van naïviteit? Is het raadslid onder druk gezet van zijn partijgenoten of anderen? Hoe ernstiger de schending en hoe duidelijker de regel is die is overtreden, hoe minder snel er een verzachtende omstandigheid zal kunnen worden aangenomen.

 

Er zijn verschillende sancties die aan de orde kunnen zijn voor gekozen dan wel benoemde politieke ambtsdragers:

 

  • afkeuring door raadsleden middels een zgn. ‘motie van treurnis’

  • motie van wantrouwen (t.a.v. een collegelid)

  • uit de fractie verwijderen door de eigen partij

  • royement van het lidmaatschap van de eigen partij.

De wet biedt de mogelijkheid tot het toepassen van verschillende formele sancties, waaronder schorsing en ontslag van het collegelid. Bepaalde overtredingen van de gedragscode kunnen daarnaast ook een strafbaar feit opleveren waarvan aangifte kan of moet worden gedaan en die kunnen leiden tot strafrechtelijke vervolging.

 

Los van deze sancties zijn er ook nog andere consequenties bij een schending van de gedragscode, zoals de negatieve publiciteit in de media. De situatie waarbij een raadslid door andere raadsleden in een openbare raadsvergadering op een schending van de gedragscode wordt aangesproken en ter verantwoording wordt geroepen kan ook buitengewoon vervelend of schadelijk zijn en voelen als een sanctie. 

Naar boven