Gedragscode integriteit volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022

 

INLEIDING

 

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen.

Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede) verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Deze plicht is voor de politieke ambtsdrager neergelegd in de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt: hij/zij zweert/belooft getrouw te zullen zijn aan de Grondwet, de wetten te zullen nakomen en zijn/haar plichten die uit het politieke ambt voortvloeien naar eer en geweten te zullen vervullen.

 

De volksvertegenwoordiging stelt zowel voor de eigen leden als voor het College van Burgemeester en Wethouders een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet.

De gedragscode is een richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur.

 

Veel bepalingen zijn voor de volksvertegenwoordigers en de dagelijkse bestuurders gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities, bevoegdheden en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. De gemeenteraad is een politiek orgaan. In de volksvertegenwoordigingen worden specifieke of (partij-)politieke belangen ingebracht voor het algemeen belang van de gemeente. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van hun kiezers en de gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen. Het handelen van het dagelijks bestuur en van de bestuurders staat ten dienste van de gemeente. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordigende organen. Aan het dagelijks bestuur en de bestuurders worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

 

Het rechtskarakter van deze gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke

ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies.

 

Het voorschrijven van een gedragsregel die afwijkt of verder gaat dan een dwingendrechtelijke wettelijke regeling is niet mogelijk. Nemen gemeenten contra-legem constructies op in de gedragscode dan kunnen die gemakkelijk weer zelf aanleiding zijn voor integriteitsproblemen.

 

Een gedragscode heeft dus niet de juridische status van een algemeen verbindend voorschrift zoals een gemeentelijke verordening waaruit rechten en verplichtingen voortvloeien. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen directe rechtsgevolgen.

Er is sprake van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de codes worden gezien. Dat maakt de gedragscodes evenwel niet vrijblijvend. De bestuurders en volksvertegenwoordigers kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscodes kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en kan ook politieke gevolgen hebben.

 

De gedragscodes bieden politieke ambtsdragers een handvat om andere politieke ambtsdragers aan te spreken op hun gedrag en hieruit wellicht (politieke) consequenties te trekken.

 

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om ‘doingthe right thing, even when no one is watching’.

 

Politieke ambtsdragers hebben vanzelfsprekend een voorbeeldfunctie. Een politiek ambt wordt verricht in een glazen huis. Een volksvertegenwoordiger gedraagt zich zoals een goed ambtsdrager betaamt. Een politieke ambtsdrager onthoudt zich van gedragingen die de goede uitoefening of het aanzien van het ambt of het openbaar bestuur schaden. Een politiek ambt gewetensvol vervullen gebeurt in de dagelijkse praktijk en strekt zich ook uit tot de privésfeer. In de huidige digitale wereld is zeker sprake van een dunne scheidslijn tussen werk en privé. Daarom is in ieder geval het downloaden van illegale software, het bekijken, downloaden of verspreiden van pornografische, racistische, discriminerende, beledigende, aanstootgevende of (seksueel) intimiderende teksten en afbeeldingen, of het versturen van berichten die (kunnen) aanzetten tot haat en/of geweld uit den boze.

 

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van belang. In de omgang met burgers, ambtenaren, externe partijen en andere politieke ambtsdragers wordt van een politieke ambtsdrager correct, fatsoenlijk, en respectvol gedrag verwacht dat vrij is van ongewenste omgangsvormen en grensoverschrijdend en (seksueel) intimiderend gedrag zoals hinderlijk gedrag, intimidatie, dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, agressie, pesten en discriminatie.

 

Politieke ambtsdragers opereren vaak in diverse (boven)lokale netwerken. Deze netwerken dragen bij aan het geworteld zijn van de politieke ambtsdrager. Tegelijkertijd ontstaat hierdoor

het risico dat politieke ambtsdragers vanuit het gevoel van sympathie en loyaliteit, de belangen van de eigen netwerken vooropstellen ten koste van het algemeen belang. De schijn van oneigenlijke beïnvloeding kan snel gewekt zijn. Dit maakt duidelijk dat het nadenken over de eigen integriteit verder gaat dan het beoordelen van individuele handelingen. Het vraagt ook dat politieke ambtsdragers zich bewust zijn dat zij altijd verbonden zijn met professionele en persoonlijke netwerken. En dat deze netwerken ‘onbewust’ een invloed kunnen hebben op de keuzes en acties van de politieke ambtsdrager, die mogelijk tot een schending leiden. Dit risico van ‘netwerkcorruptie’ kan de integriteit en de kwaliteit van het lokaal bestuur onder druk zetten.

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1  

Deze gedragscode geldt voor de leden van de gemeenteraad maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

Artikel 1.2  

De gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

 

Paragraaf 2. Voorkomen van belangenverstrengeling

Artikel 2.1  

Het raadslid levert de griffier de informatie aan over de (neven)functies die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het raadslidmaatschap, dan wel binnen één maand na aanvaarding van de (neven)functie en geeft hem de wijzingen daarin door.

Artikel 2.2  

De informatie betreft in ieder geval:

  • a.

    de omschrijving van de (neven)functie;

  • b.

    de organisatie voor wie de (neven)functie wordt verricht;

  • c.

    of het al dan niet een (neven)functie betreft uit hoofde van het raadslidmaatschap en;

  • d.

    of de (neven)functie bezoldigd of onbezoldigd is.

Artikel 2.3  

De griffier legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

 

Paragraaf 3. Informatie

Artikel 3.1  

Het raadslid gaat zorgvuldig en correct om met de informatie waarover hij uit hoofde van zijn lidmaatschap van de raad beschikt en zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2  

Het raadslid maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen (nog) niet openbare informatie.

 

Paragraaf 4. Omgang met geschenken en uitnodigingen

Artikel 4.1  

  • 1.

    Een raadslid accepteert en biedt geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    Het raadslid kan, tenzij het eerste lid van toepassing is, incidentele geschenken die een geschatte waarde van € 50,- of minder vertegenwoordigen, behouden.

  • 3.

    Geschenken die het raadslid uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50,- vertegenwoordigen worden, indien zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de gemeente.

  • 4.

    De griffier legt een register aan van de geschenken met een geschatte hogere waarde dan € 50,-. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente hieraan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5.

    Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2  

  • 1.

    Deelname aan excursies en evenementen voor rekening van anderen dan de gemeente maakt het raadslid openbaar binnen één week nadat de excursie, dan wel het evenement heeft plaatsgevonden. Hij maakt daarbij in ieder geval openbaar wie deze kosten voor zijn/hun rekening heeft/hebben genomen.

  • 2.

    De informatie is via internet beschikbaar.

Artikel 4.3  

  • 1.

    1. Een raadslid meldt de griffier de buitenlandse reizen op uitnodiging van derden binnen één week na terugkeer in Nederland. Hij meldt in ieder geval wat het doel, de bestemming en de duur van de reis is geweest en wat daarvan de kosten waren.

  • 2.

    De griffier legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

     

Paragraaf 5. Gebruik van voorzieningen van de gemeente

Artikel 5.1  

  • 1.

    Burgemeester en wethouders richten de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven, met heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.

  • 2.

    Het raadslid verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het eerste lid vastgelegde regels en procedures.

Artikel 5.2  

Een raadslid declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.3  

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente ten eigen bate of ten bate van derden is, tenzij dit wettelijk is geregeld, niet toegestaan.

 

Paragraaf 6. Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1  

De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van de gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorziet de gemeenteraad daarin.

Artikel 6.2  

  • 1.

    Op voorstel van de burgemeester maakt de gemeenteraad afspraken over de navolgende onderwerpen:

    • a.

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in zijn algemeenheid en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • c.

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending door een politieke ambtsdrager van de gemeente.

    • d.

      in het geval van een integriteitsonderzoek door een extern bureau wordt alleen gebruik gemaakt van gecertificeerde onderzoeksbureaus.

  • 2.

    De afspraken als bedoeld onder 1, worden vastgelegd in een protocol dat als bijlage onderdeel uitmaakt van de gedragscode.

     

Paragraaf 7. Slotbepaling

Artikel 7.1  

  • 1.

    Deze gedragscode wordt aangehaald als: Gedragscode integriteit Volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022.

  • 2.

    De Gedragscode integriteit Volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022 treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

  • 3.

    De Gedragscode bestuurlijke Integriteit zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 2 januari 2007 wordt per gelijke datum ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 maart 2022.

De gemeenteraad van Roerdalen,

De griffier,

R.J.J. Notermans

De voorzitter

mr. M.D. de Boer-Beerta

Toelichting behorende bij de Gedragscode integriteit volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Wettelijke grondslag

De gemeenteraad stelt een gedragscode vast voor zijn leden op grond van artikel 15, derde lid, van de Gemeentewet.

 

Paragraaf 2. Voorkomen van belangenverstrengeling

 

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte (artikel 14 Gemeentewet). Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de raadsleden in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik om tot raadslid benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als raadslid naar eer en geweten zal vervullen.”

 

Persoonlijke belangen

  • Een lid van een volksvertegenwoordiging neemt niet deel aan de stemming over:

    • -

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • -

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort (artikel 28 Gemeentewet).

  • Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

  • Een volksvertegenwoordiger maakt een mogelijke belangenverstrengeling, vroegtijdig, doch ten minste één dag voor de vergadering waarin het onderwerp, waarbij mogelijk sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling, wordt behandeld, bekend bij de voorzitter van de vergadering.

  • Belangenverstrengeling kan ook worden tegengegaan door het melden van financiële belangen. Het raadslid meldt bij de griffier en/of burgemeester dat hij financiële belangen heeft in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft.

  • Het begrip ‘financieel belang’’ moet ruim worden opgevat. Financiële belangen kunnen zijn:

Aandelen, opties en/of derivaten, bezit van effecten, onroerend goed, een vorderingsrecht, schulden uit hypothecaire vorderingen, een vorderingsrecht van een organisatie of ondernemer op een politieke ambtsdrager.

 

Waakzaamheid is vooral geboden als er sprake is van bezit van bouwgrond en aankopen van grond of onroerend goed door politieke ambtsdragers

 

Zodra er sprake is van wijzigingen in de financiële belangen moeten deze terstond aan de griffier worden doorgegeven met vermelding van ingangsdatum.

 

Toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot stemonthouding:

  • Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      In het eerste lid wordt “de stemming” vervangen door “de beraadslaging en stemming”.

    • 2.

      Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot derde tot en met vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende: 2. Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

  • Verboden overeenkomsten/handelingen: volksvertegenwoordigers mogen in geschillen, waar de gemeente(bestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de gemeente bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikel 15, eerste en tweede lid, Gemeentewet).

  • Op overtreding staat uiteindelijk de sanctie van schorsing en vervallenverklaring van het lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging (artikelen X7, X7a en X8 Kieswet).

  • Onverenigbaarheid van functies: het zijn van volksvertegenwoordiger sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikel 13 Gemeentewet). Dat leidt er uiteindelijk toe dat betrokkene ophoudt lid te zijn van de volksvertegenwoordiging (artikel X1 Kieswet).

  • Openbaarmaking nevenfuncties: volksvertegenwoordigers maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het gemeentehuis (artikel 12 Gemeentewet). De lijst is op afspraak met de griffie in te zien. Volksvertegenwoordigers zijn verantwoordelijk voor de tijdige aanlevering van de informatie en voor de actualiteit daarvan.

Toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot onverenigbare functies.

Met het wetsvoorstel Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur zullen een aantal wijzigingen worden doorgevoerd met betrekking tot de bepalingen inzake belangenverstrengeling. Meer specifiek zal artikel 13 Gemeentewet, met betrekking tot de onverenigbaarheid van functies, worden gewijzigd teneinde te verduidelijken wanneer een raadslid werkzaam kan zijn bij een samenwerkingsverband waar de betreffende gemeente aan deelneemt.

 

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt de bestaande bepalingen inzake onverenigbare betrekkingen voor alle categorieën ambtsdragers te verduidelijken, zodat geen misverstand kan bestaan of een verbod specifiek ten aanzien van het eigen openbaar lichaam geldt dan wel of de desbetreffende combinatie in het geheel niet is toegestaan.

 

Paragraaf 3. Informatie

 

Wettelijk kader

 

Informatieplicht

Burgemeester en wethouders en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikel 169 Gemeentewet).

 

Geheimhouding

  • Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wetbestuursrecht).

  • Burgemeester en wethouders kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen. Ook de burgemeester heeft die bevoegdheid.

  • De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging, als het stukken betreft die met de volksvertegenwoordiging worden gedeeld. Ook de gemeenteraad, dan wel (de voorzitter van) een commissie kunnen geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet).

  • De geheimhouding duurt voort totdat deze wordt opgeheven door het orgaan dat de geheimhouding oplegde, of - indien het aan de volksvertegenwoordiging is overgelegd - de volksvertegenwoordiging de geheimhouding opheft.

  • Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

Toelichting:

Artikel 3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

 

Omgaan met e-mail, internetgebruik en sociale media

Sociale media is een verzamelnaam voor alle internettoepassingen waarmee informatie kan worden gedeeld op een snelle en gebruiksvriendelijke manier. Het is voor politieke ambtsdragers een van de mogelijkheden om de dialoog met burgers aan te gaan. Hoewel sociale media veelvuldig worden ingezet, kan het gebruik ervan ook risico’s met zich meebrengen.

Enkele belangrijke aandachtspunten:

  • je blijft zelf verantwoordelijk. Bij twijfel, plaats dan geen bericht.

  • Blijf alert bij het mixen van je persoonlijke leven met je zakelijke activiteiten.

  • Geef nooit vertrouwelijke informatie van de gemeente.

  • Realiseer je dat internet blijvend is; gegevens blijven altijd vindbaar.

  • Leg vast wat je doet als je de overheid vertegenwoordigt; online verklaringen hebben ook juridische gevolgen, net als dat bij traditionele media het geval is.

  • Reageer niet impulsief op elk bericht.

  • Neem alle privacywet en regelgeving zoals bijvoorbeeld de Gedragscode ter bescherming van persoonsgegevens en persoonlijke levenssfeer gemeenteraad Roerdalen 2022 in acht.

Paragraaf 4, Omgang met geschenken en uitnodigingen

 

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte

De eed of belofte die het raadslid op grond van artikel 14 van de Gemeentewet moet afleggen heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

 

Toelichting:

Artikel 4.1

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van het raadslid kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50,- of minder) door het raadslid worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Dit is een in de praktijk ontstaan gebruikelijk richtbedrag maar is geen scherpe grens. Er zijn omstandigheden denkbaar waar elk geschenk, ongeacht de waarde, onacceptabel is. Duurdere geschenken worden in elk geval niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of worden eigendom van de gemeente die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register wordt opgenomen welke geschenken van meer dan € 50,- de gemeente heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven.

 

Artikelen 4.2 en 4.3

Het gaat hier om excursies, evenementen en buitenlandse reizen die betrokkene als raadslid aanvaardt. Excursies, evenementen en buitenlandse reizen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier dus niet onder.

 

Paragraaf 5. Gebruik van voorzieningen van de gemeente

 

Wettelijk kader

Procedure van declaratie

Er zijn voor raadsleden voorschriften opgenomen in de gemeentelijke verordening, zoals de verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Roerdalen en fractieondersteuning over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten.

 

Buitenlandse excursie of reis voor raadsleden

De gemeenteraad kan een raadscommissie (of een delegatie uit de gemeenteraad) toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Die excursie/reis moet zijn georganiseerd door of vanwege de gemeente. De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

 

Toelichting:

Artikel 5.1

Aan raadsleden worden de voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen in bruikleen geboden die een goed functioneren van de volksvertegenwoordigers mogelijk maken. Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

  • a.

    in beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;

  • b.

    indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald.

  • c.

    het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;

  • d.

    voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de volksvertegenwoordiger zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de volksvertegenwoordiger maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk. Het raadslid zal zich nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem/haar gelden.

 

Paragraaf 6. Uitvoering gedragscode

 

Toelichting:

Artikel 6.1

De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode en voor een eenduidige interpretatie daarvan. En voor wijziging/aanvulling daarvan bij leemtes of onduidelijkheden.

 

Artikel 6.2

De Gemeentewet verplicht de gemeenteraad om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen.

 

Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren. De burgemeester heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar gemeente te bevorderen (art. 170 lid 2 Gemeentewet). Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

 

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia besproken blijven en daarbij afspraken te maken over een periodieke bespreking van het thema integriteit zowel in de volksvertegenwoordiging als met het bestuur.

 

Evaluatie

De gedragscode voor de volksvertegenwoordigers wordt ten minste één keer per bestuursperiode geëvalueerd op actualiteit, functioneren en of deze naar behoren wordt nageleefd.

 

Niet alles is in regels te vatten. Dus ook deze gedragscode is niet hét antwoord op alle mogelijke problemen.

Bij de uitoefening van hun taak kunnen volksvertegenwoordigers geconfronteerd worden met mogelijke integriteitsvraagstukken. Belangrijk is dan te beseffen dat zij met de griffier en/of de burgemeester, als hoeder van de integriteit, het gesprek hierover kunnen aangaan. Beoogd wordt dat het aantal integriteitskwesties beperkt wordt tot een absoluut minimum.

 

De burgemeester hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot de gemeenteraad eveneens een belangrijke rol in spelen. Ingeval de integriteit geschonden wordt of daarvan het sterke vermoeden bestaat, kan het stappenplan uit het Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Roerdalen 2022 uitkomst bieden.

 

Het protocol maakt als bijlage onderdeel uit van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in 6.2 zijn niet uitputtend.

 

Bijlage - Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Roerdalen 2022

 

Bijlage behorende bij de gedragscode integriteit Volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022 en de gedragscode integriteit Burgemeester en Wethouders gemeente Roerdalen 2022

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van het onderstaande protocol.

 

Gedragscodes integriteit zijn voor gemeenten verplicht op grond van de Gemeentewet. Politieke ambtsdragers zijn op de naleving van gedragscodes integriteit aanspreekbaar. Wanneer politieke ambtsdragers zich niet aan deze code houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en positie. Het rechtskarakter van een gedragscode integriteit is dat van een interne regeling in aanvulling op de wettelijke regels. De Gemeentewet laat de gemeente ruimte bij de inhoudelijke invulling.

 

In het navolgende Protocol staat aangegeven welke stappen moeten worden gezet wanneer integriteit mogelijk geschonden wordt of daarvan het sterke vermoeden bestaat. Het Protocol beschrijft de uitvoering van de Gedragscode Integriteit Volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022 en de Gedragscode integriteit Burgemeester en Wethouders gemeente Roerdalen 2022. Het biedt houvast en uniformiteit bij de aanpak van vermeende of daadwerkelijke schendingen.

 

Belangrijk is ook de preventie; ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel in de volksvertegenwoordiging als met het bestuur.

 

Hoofdstuk 2 Protocol

 

Artikel 2.1 Algemene bepalingen

 

  • 1.

    Dit protocol geldt voor politieke ambtsdragers van de gemeente Roerdalen zijnde de burgemeester, wethouders en de raadsleden.

  • 2.

    In gevallen waarin dit protocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, wordt de handelwijze bepaald door de fractievoorzitters, het college of de plaatsvervangend voorzitter van de raad, afhankelijk van de vraag of de melding een raadslid, een collegelid of de burgemeester betreft.

  • 3.

    Bij het gebruik van dit protocol zijn de ‘Gedragscode integriteit volksvertegenwoordigers gemeente Roerdalen 2022 en de ‘Gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Roerdalen 2022 het uitgangspunt.

  • 4.

    Het protocol is openbaar en voor iedereen te raadplegen via de gemeentelijke website.

  • 5.

    Politieke ambtsdragers ontvangen (bij hun aantreden) een exemplaar van de gedragscode waarvan dit protocol onderdeel uitmaakt.

Artikel 2.2 definities

  • 1.

    Politieke ambtsdragers: burgemeester, wethouders en de raadsleden.

  • 2.

    Melder: een ieder die een vermoeden van integriteitsschending heeft gemeld op grond van deze regeling.

  • 3.

    Integriteitsschending: een gedraging van een politieke ambtsdrager die in strijd is met het handelen als ‘goed volksvertegenwoordiger’ of ‘goed bestuurder’. Het kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen die in strijd zijn met geschreven of ongeschreven regels. In de toelichting zijn voorbeelden van integriteitsschendingen opgenomen.

  • 4.

    Externe onderzoeker: de onderzoeker of het onderzoeksbureau die in opdracht van de burgemeester of de fractievoorzitters onderzoek doet naar aanleiding van een melding van integriteitsschending of een incident.

Artikel 2.3 Melding

  • 1.

    Als er een vermoeden is dat een politieke ambtsdrager zich mogelijk schuldig maakt aan een integriteitsschending, dan is de eerste stap om zelf contact op te nemen met deze persoon. Er zou immers wellicht sprake kunnen zijn van een misverstand of onwetendheid. Mocht de gedraging zich daarvoor niet lenen, of er zijn andere redenen om niet het gesprek aan te gaan, dan is er de mogelijkheid om conform dit protocol een melding doen.

  • 2.

    Eenieder kan een melding van een vermoeden van een integriteitsschending door een politieke ambtsdrager doen. Dit kan schriftelijk of digitaal.

  • 3.

    Een vermoeden van integriteitsschending van een politieke ambtsdrager (niet zijnde de burgemeester), wordt gemeld bij de burgemeester. De burgemeester wordt in het hele proces van melden tot en met afronding bijgestaan door de griffier voor meldingen over raadsleden en de gemeentesecretaris voor meldingen over collegeleden.

  • 4.

    Meldingen over de burgemeester worden gedaan bij de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 5.

    Anonieme meldingen worden niet in behandeling genomen.

  • 6.

    Nadat de burgemeester of de plaatsvervangend voorzitter van de raad de melding over een vermoeden van een integriteitsschending begaan door een politieke ambtsdrager heeft ontvangen, bevestigt hij/zij de ontvangst daarvan aan de melder..

  • 7.

    Nadat de ontvangst van de melding is bevestigd, toetst de burgemeester of de melding voldoende concreet is en of een vooronderzoek als bedoeld in artikel 2.5 noodzakelijk is. Een integriteitsmelding wordt in ieder geval getoetst op:

    • a)

      De aard van het feit;

    • b)

      De ontvankelijkheid van de melding;

    • c)

      De ernst van de zaak;

    • d)

      De valideerbaarheid van feiten en omstandigheden;

    • e)

      De positie of persoon van de bron;

    • f)

      De persoon van het lid van de raad of college in kwestie;

    • g)

      De geloofwaardigheid/waarschijnlijkheid van signalen;

    • h)

      De spoedeisendheid/actualiteit van de melding.

     

Artikel 2.4 Intake melding

  • 1.

    Op basis van de toets zoals opgenomen in artikel 2.3.7 besluit de burgemeester:

     

    • a)

      de melding niet in behandeling te nemen; of

    • b)

      vooronderzoek in te stellen.

  • 2.

    Indien de burgemeester vaststelt dat de melding onvoldoende concreet is dan wel een onvoldoende ernstig karakter heeft, besluit hij/zij het onderzoek niet voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan, schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3.

    Indien de burgemeester op grond van de bevindingen vaststelt dat de melding voldoende concreet is en een voldoende ernstig karakter heeft, besluit hij/zij een vooronderzoek als bedoeld in artikel 2.5 in te stellen. Van deze beslissing worden de melder en de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan, schriftelijk in kennis gesteld.

  • 4.

    Indien de melding over de burgemeester gaat, neemt de plaatsvervangend voorzitter van de raad het besluit als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel, maar niet voordat hij de fractievoorzitters en de commissaris van de Koning van de melding in kennis heeft gesteld.

Artikel 2.5 Vooronderzoek

  • 1.

    Het vooronderzoek vindt plaats op een door de burgemeester te bepalen wijze. Het onderzoek en de onderzoeksmethoden staan in verhouding tot de schending.

  • 2.

    Van het vooronderzoek wordt een rapport van bevindingen opgemaakt.

  • 3.

    De burgemeester doet vertrouwelijk mededeling van de resultaten van het vooronderzoek aan de fractievoorzitters en/of het college.

  • 4.

    Als het vooronderzoek geen aanleiding geeft voor het instellen van een nader onderzoek, besluit de burgemeester het onderzoek niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder alsmede de politieke ambtsdrager over wie de melding is gedaan, schriftelijk in kennis gesteld.

  • 5.

    Indien op grond van de bevindingen uit het vooronderzoek als bedoeld in dit artikel de noodzaak blijkt tot het verrichten van een nader onderzoek, besluit de burgemeester een feitenonderzoek als bedoeld in artikel 2.6 in te stellen. Tenzij het vooronderzoek al voldoende helderheid over de schending geeft dan kan de burgemeester besluiten om geen nader feitenonderzoek te laten uitvoeren.

  • 6.

    Indien de melding over de burgemeester gaat, neemt de plaatsvervangend voorzitter van de raad het besluit als bedoeld in lid 4 en 5 van dit artikel, maar niet voordat hij de fractievoorzitters en de commissaris van de Koning van de melding in kennis heeft gesteld.

Artikel 2.6 Feitenonderzoek

  • 1.

    Tenzij het belang van het onderzoek zich hiertegen verzet, wordt de betrokken politieke ambtsdrager van de beslissing om een feitenonderzoek in te stellen met inachtneming van artikel 2.7 hiervan in kennis gesteld. Tevens worden de raadsleden, wethouders en de melder in kennis gesteld. De plaatsvervangend voorzitter van de raad stelt ook de commissaris van de Koning van de beslissing in kennis in het geval de melding over de burgemeester gaat.

  • 2.

    Als het informeren van de betrokkenen niet in het belang van het onderzoek is, worden de betrokkenen geïnformeerd zodra het onderzoeksbelang hierdoor niet meer wordt geschaad.

  • 3.

    De burgemeester kan een schriftelijke opdracht voor het feitenonderzoek aan een onafhankelijke externe onderzoeker verstrekken. De opdracht wordt voorbereid door de externe deskundige als adviseur van de burgemeester. Indien de melding over de burgemeester gaat, verstrekt de plaatsvervangend voorzitter van de raad de opdracht. In de opdracht is in ieder geval opgenomen:

    • (1)

      de aanleiding van het feitenonderzoek;

    • (2)

      de onderzoeksopdracht met duidelijk omschreven onderzoeksvragen en -methoden;

    • (3)

      dat betrokkenen en getuigen worden gehoord en dat hoor en wederhoor wordt toegepast;

    • (4)

      de verwachte duur van het feitenonderzoek;

    • (5)

      de overeengekomen kosten van het feitenonderzoek;

    • (6)

      van welke bevoegdheden de externe partij gebruik mag maken;

    • (7)

      dat de externe partij werkt met inachtneming van dit Protocol.

  • 4.

    De bevindingen uit het feitenonderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapportage.

Artikel 2.7 Kennisgeving aan betrokkene

  • 1.

    Zoals in artikel 2.6 is aangegeven, wordt de betrokken politieke ambtsdrager over het instellen van het feitenonderzoek schriftelijk geïnformeerd.

  • 2.

    In de kennisgeving is in ieder geval opgenomen:

    • -

      een omschrijving van het handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • -

      de melding dat betrokkene en getuigen kunnen worden gehoord;

    • -

      de melding dat de betrokken politieke ambtsdrager zich kan laten bijstaan door een advocaat;

    • -

      de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden.

  • 3.

    De betrokken politieke ambtsdrager ontvangt bij de brief zoals genoemd in het vorige lid als bijlage:

    • -

      de vigerende Gedragscode waarvan dit Protocol onderdeel uitmaakt.

Artikel 2.8 Onderzoeksrapport

  • 1.

    Van de resultaten van het onderzoek wordt een rapport opgesteld. Het onderzoeksrapport bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over de aannemelijkheid en mate van verwijtbaarheid van het vermoeden van de integriteitsschending.

  • 2.

    Het onderzoeksrapport wordt door de burgemeester vertrouwelijk, eventueel samen met een beargumenteerd sanctie of advies, aangeboden aan de gemeenteraad maar niet voordat hij/zij over de vertrouwelijkheid advies aan de fractievoorzitters heeft gevraagd. In het geval de melding betrekking heeft op een (voormalig) wethouder kan de burgemeester ook eerst advies vragen aan het college.

  • 3.

    Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet neemt de burgemeester ook een standpunt in over het opleggen van geheimhouding op het onderzoeksrapport en andere op de zaak betrekking hebbende stukken.

  • 4.

    De betrokkene wordt in beginsel altijd geïnformeerd over het vervolgtraject.

  • 5.

    De fractievoorzitters oordelen of het onderzoeksrapport in de raadsvergadering wordt behandeld en kunnen voorstellen om het rapport te behandelen in een besloten raadsvergadering.

  • 6.

    Indien de melding betrekking heeft op de burgemeester, handelt de plaatsvervangend voorzitter van de raad als bepaald in lid 2 van dit artikel, maar hij stelt hier ook de commissaris van de Koning van in kennis.

Artikel 2.9 Besluitvorming

  • 1.

    Na kennisname van de onderzoeksrapportage oordeelt de raad of het rapport aanleiding geeft om aangifte te doen of een ander middel in te zetten.

  • 2.

    Met inachtneming van de bepalingen uit de Gemeentewet artikel 25 besluit de raad eveneens de eventueel opgelegde geheimhouding van het onderzoeksrapport en andere op de zaak betrekking hebbende stukken al dan niet te bekrachtigen, dan wel deze op te heffen.

Artikel 2.10 Aangifte

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een strafbaar feit doet de burgemeester, naar bevind na overleg met de fractievoorzitters en/of het college, aangifte bij de politie. Ingeval het de burgemeester betreft treedt een vertegenwoordiging van de gemeenteraad in overleg met de commissaris van de Koning.

  • 2.

    Vanaf dat moment wordt alle beschikbare informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

  • 3.

    Het bestaan van een strafrechtelijk onderzoek naar een strafbaar feit laat onverlet dat de burgemeester een feitenonderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.6, kan instellen of een juridische procedure tegen de betrokken politieke ambtsdrager kan instellen.

Artikel 2.11 Communicatie

  • 1.

    De burgemeester draagt zorgt voor de interne- en externe communicatie.

  • 2.

    Voor de interne- en externe communicatie worden de verschillende belangen, in het bijzonder het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de melder en van de betrokken politieke ambtsdrager en het belang van transparantie nauwkeurig afgewogen.

  • 3.

    In geval de melding betrekking heeft op de burgemeester draagt de commissaris van de Koning zorg voor de interne en externe communicatie.

Artikel 2.12 Vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging

  • 1.

    Als er op enig moment een vermoeden is van een opzettelijke valse beschuldiging doet de burgemeester, indien naar zijn oordeel sprake is van een strafbaar feit, aangifte bij de politie.

  • 2.

    De gemeente kan bij een vermoeden van een opzettelijke valse beschuldiging de betreffende melder aansprakelijk stellen voor eventuele door de gemeente geleden schade (o.a. gemaakte onderzoekskosten).

Artikel 2.13 Registratie, evaluatie en verslag

  • 1.

    De gemelde vermoedens van integriteitsschendingen, de aard van de daarop volgende onderzoeken en de afdoeningen worden vastgelegd.

  • 2.

    De burgemeester informeert de raad en het college periodiek, dit wil zeggen in geval daar aanleiding toe bestaat, over het gevoerde integriteitsbeleid, bijvoorbeeld met een geanonimiseerd overzicht van de gedane meldingen en de afhandeling daarvan.

  • 3.

    De gedragscodes voor de volksvertegenwoordigers én voor burgemeester en wethouders, worden ten minste één keer per bestuursperiode geëvalueerd op actualiteit, functioneren en naleving.

Toelichting op het Protocol vermoedens integriteitsschendingen politieke ambtsdragers gemeente Roerdalen 2022

 

1. Wat is een integriteitsschending?

Een integriteitsschending gaat over een gedraging van een politieke ambtsdrager die in strijd is met het handelen als ‘goed bestuurder’ of ‘goed volksvertegenwoordiger’. Het kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen die in strijd zijn met geschreven of ongeschreven regels.

 

Een vermoeden is voldoende om een melding te doen. Het moet echter wel om een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden gaan. Dat wil zeggen op eigen kennis of waarneming en niet op basis van bijvoorbeeld horen zeggen.

 

Niet elke schending is hetzelfde van gewicht. Ook de intentie kan verschillen. Er kan sprake zijn van een opzettelijke schending, maar ook van een schending uit onbekendheid of naïviteit. Elke schending wordt dan ook apart beoordeeld.

 

Een melding verschilt van een klacht. Een klacht is ‘een uiting van ongenoegen over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens een natuurlijke persoon of een rechtspersoon heeft gedragen’. Het onderscheid is van belang omdat er verschillende procedures gelden voor deze categorieën. Niet altijd zal gelijk duidelijk zijn of het om een klacht of een melding gaat. Er zal dan naar bevind van zaken gehandeld worden.

 

Typen integriteitsschendingen:

  • Corruptie: omkoping en/of bevoordeling van vrienden, familie, partij

  • Fraude en diefstal

  • Dubieuze giften en beloften

  • Onverenigbare nevenfuncties, activiteiten en/of contacten

  • Misbruik van positie en belangenverstrengeling

  • Misbruik, manipulatie of lekken van (geheime) informatie

  • Discriminatie, (seksuele) intimidatie en onfatsoenlijke omgangsvormen

  • Verspilling en wanprestatie

  • Wangedrag in de vrije tijd

Anonieme meldingen

Anonieme meldingen worden niet in behandeling genomen vanwege hun beperkingen. Het feit dat de identiteit van de melder niet bekend is, vormt een complicerende factor bij de beoordeling en behandeling van de melding. Zo is het bijvoorbeeld voor onderzoekers niet mogelijk om nadere vragen te stellen aan de melder wanneer dat noodzakelijk zou zijn.

 

Als een politieke ambtsdrager aarzelt om een vermoeden van een schending bij de burgemeester te melden, kan hij ook eerst terecht bij de griffier (in geval van raadsleden) of de gemeentesecretaris (in geval van collegeleden).

 

2. Behandeling van de melding

Een integriteitsmelding wordt in ieder geval getoetst op:

 

  • De aard van het feit

    Waar gaat het precies om? Is het wel een integriteitsschending, is het een strafbaar feit, wat voor soort integriteitsschending is het? Is het signaal concreet? Is het nodig de commissaris van de Koning hierbij te betrekken?

  • De ontvankelijkheid van de melding

    Valt de gedraging binnen de sfeer van het bestuursorgaan? Is het bestuursorgaan in staat om hier een oordeel over te geven of een onderzoek naar uit te voeren? Zijn er procedures voor?

  • De ernst van de zaak

    Hoe ernstig is het voorval, gelet op het feit zelf, de omstandigheden, de (functie van de) persoon op wie het signaal betrekking heeft of de maatschappelijke/politieke gevoeligheid. Ook speelt de afweging mee of een onderzoek opweegt tegen de eventuele gevolgen ervan. Is het op een andere manier op te lossen om daarmee de schade zoveel mogelijk te beperken?

  • De valideerbaarheid van feiten en omstandigheden

    Zijn de relevante feiten en omstandigheden goed controleerbaar? Zijn er goede onderzoeksmogelijkheden? Zijn er voldoende aanknopingspunten, is de informatie voldoende gedetailleerd?

  • De positie of persoon van de bron

    Belangrijk is het afwegen van de bron zelf. Heeft deze voldoende kennis? Hoe betrouwbaar is het signaal? Spelen er politieke belangen mee? Staat dit signaal op zich of zijn er uit meerdere bronnen vergelijkbare signalen gekomen?

  • De persoon van het lid van de raad of college in kwestie

    Had de politieke ambtsdrager redelijkerwijs de mogelijkheid om de schending te plegen? Sluit dit aan bij de melding (was de ambtsdrager bijvoorbeeld niet op vakantie op het moment van de schending)?

  • De geloofwaardigheid/waarschijnlijkheid van het signaal

    Is er een logisch verband tussen de feiten uit het signaal en andere bekende feiten.

  • De spoedeisendheid/actualiteit van de melding

    Hoe spoedeisend is de melding? En hoe actueel? Betreft het een zittende politieke ambtsdrager of een uit het verleden? Zijn er media bij betrokken?

3. Resultaten van de beoordeling van de melding

Naar aanleiding van de beoordeling van de melding zijn verschillende uitkomsten denkbaar:

 

  • Het gaat om een gering feit om onderzoek te rechtvaardigen (maar eventueel wel serieus genoeg om te reageren);

  • Er zijn onvoldoende aanwijzingen of het vermoeden is onvoldoende waarschijnlijk voor onderzoek;

  • Er is aanvullende informatie nodig, te verkrijgen door middel van vooronderzoek;

  • Er is een ander traject van toepassing (bijvoorbeeld de klachtenprocedure voor ongewenste omgangsvormen of een bezwaarprocedure);

  • Er volgt aangifte bij de officier van justitie in verband met een vermoedelijk strafbaar feit;

  • Er volgt een feitenonderzoek.

4. Besluit tot feitenonderzoek

De burgemeester beslist of er voldoende aanleiding is om een onderzoek in te (laten) stellen. Een onderzoek heeft als doel te beoordelen of signalen en/of vermoedens op redelijke grond zijn gebaseerd. Concreet betekent dit dat de opdrachtgever een onderzoek instelt naar de handelswijze van betrokkene(n), om alle relevante feiten die met het vermoeden samenhangen in kaart te brengen.

 

5. Kennisgeving aan betrokkene

De burgemeester stelt de betrokken politieke ambtsdrager schriftelijk op de hoogte van het voorgenomen feitenonderzoek. Het kan zijn dat het onderzoeksbelang zich hiertegen verzet, bijvoorbeeld als de betrokkene naar aanleiding van de kennisgeving mogelijk bewijsmateriaal kan of zal vernietigen. In dat geval kan de kennisgeving achterwege blijven.

 

6. Onderzoeksrapport

Het onderzoeksrapport behoort binnen de reikwijdte van het onderzoek alle informatie te bevatten die de volksvertegenwoordiging uiteindelijk nodig heeft om zich een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van een integriteitsschending. Dit betreft ook informatie die ontlastend is voor de betrokken politieke ambtsdrager. Denk daarbij aan informatie die ook nadelig kan zijn voor anderen in het bestuur of in de organisatie, bijvoorbeeld informatie over de bestuurscultuur of het handelen van de burgemeester. De volksvertegenwoordiging moet hiervan kennis kunnen nemen. Het kunnen immers relevante feiten en omstandigheden zijn voor de uiteindelijke beslissing over het rapport. Ook de betrokken ambtsdrager moet zich op basis van het onderzoeksrapport een oordeel over het onderzoek kunnen vormen.

 

7. Besluitvorming

Besluiten over de resultaten van onderzoeken naar de bestuurlijke integriteit worden genomen door het hoogste orgaan in de gemeente: de raad. Een zorgvuldige rapportage moet dan ook altijd zodanig worden opgesteld dat de raad zich een helder beeld kan vormen van wat er is gebeurd.

 

Een zorgvuldige behandeling betekent te allen tijde rekening houden met de menselijke maat. Het is aan de burgemeester om hiervoor zorg te dragen.

 

8. Sancties

Als is komen vast te staan dat er sprake is van overtreding van een regel van de gedragscode dan kan dit leiden tot een sanctie.

 

Deze sanctie dient proportioneel te zijn.

 

Bij het bepalen van de sanctie spelen de aard van de schending en de context een belangrijke rol. Niet alle schendingen zijn even zwaar en moeten of kunnen op dezelfde manier worden gesanctioneerd.

 

Schendingen die de zuiverheid van de besluitvorming raken, zoals belangenverstrengeling, corruptie en sommige kwesties rondom het gebruik van informatie, raken aan de kerntaak van politieke ambtsdragers en zijn om die reden het ernstigst. Hier zijn de gevolgen voor burgers en het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur het meest in het geding. Bij dergelijke schendingen passen in de regel dan ook de zwaarste sancties.

 

Van belang is vervolgens om zowel verzwarende als verzachtende omstandigheden in kaart te brengen. Was er sprake van opzet? Van naïviteit? Is het raadslid onder druk gezet van zijn partijgenoten of anderen? Hoe ernstiger de schending en hoe duidelijker de regel is die is overtreden, hoe minder snel er een verzachtende omstandigheid zal kunnen worden aangenomen.

 

Er zijn verschillende sancties die aan de orde kunnen zijn voor gekozen dan wel benoemde politieke ambtsdragers:

 

  • afkeuring door raadsleden middels een zgn. ‘motie van treurnis’

  • motie van wantrouwen (t.a.v. een collegelid)

  • uit de fractie verwijderen door de eigen partij

  • royement van het lidmaatschap van de eigen partij.

De wet biedt de mogelijkheid tot het toepassen van verschillende formele sancties, waaronder schorsing en ontslag van het collegelid. Bepaalde overtredingen van de gedragscode kunnen daarnaast ook een strafbaar feit opleveren waarvan aangifte kan of moet worden gedaan en die kunnen leiden tot strafrechtelijke vervolging.

 

Los van deze sancties zijn er ook nog andere consequenties bij een schending van de gedragscode, zoals de negatieve publiciteit in de media. De situatie waarbij een raadslid door andere raadsleden in een openbare raadsvergadering op een schending van de gedragscode wordt aangesproken en ter verantwoording wordt geroepen kan ook buitengewoon vervelend of schadelijk zijn en voelen als een sanctie. 

Naar boven