Gemeenteblad van Harderwijk
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Harderwijk | Gemeenteblad 2022, 135008 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Harderwijk | Gemeenteblad 2022, 135008 | beleidsregel |
Beleidsregels uitwegen Harderwijk
Hoofdstuk 3 - Veilig en doelmatig gebruik van de weg
Van aantasting van het veilig en doelmatig gebruik van de weg is onder meer sprake als de uitweg:
Artikel 7 - Herkenbaarheid van de uitweg
De uitweg moet duidelijk herkenbaar zijn. Hieraan wordt voldaan als er sprake is van:
Hoofdstuk 5 - Bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente
Hoofdstuk 6 - Het ten koste gaan van een openbare parkeerplaats
Artikel 13 – Zonder noodzaak opheffen van openbare parkeerplaatsen
Van het zonder noodzaak ten koste gaan van een openbare parkeerplaats is sprake als door het maken of veranderen van de uitweg het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 15 maart 2022.
de heer J.P. Wassens
secretaris
de heer H.J. van Schaik
burgemeester
Voor ieder perceel moet het mogelijk zijn een uitweg te creëren naar de weg. In de gemeente Harderwijk is het verplicht een omgevingsvergunning te hebben als men een uitweg naar de openbare weg wil maken of veranderen. Dat is geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Algemene Plaatselijke Verordening Harderwijk (APV).
In de jurisprudentie is in de loop der jaren bepaald dat gemeenten alleen onder bepaalde voorwaarden beperkingen mogen aanbrengen in de (on)mogelijkheden voor de aanleg van een uitweg. Ten eerste moeten de regels vastliggen in gemeentelijke regelgeving. Bovendien mag de aanleg van een inrit alleen worden beperkt als de inrichting van de openbare ruimte in het geding komt. In de toelichting op de APV is hierover een en ander opgenomen:
Uit de jurisprudentie van artikel 14 Wegenwet blijkt dat de eigenaar van een weg het uitwegen daarop moet gedogen. Voorts blijkt daaruit dat regels in een verordening mogen worden gesteld, bijvoorbeeld in het kader van de vrijheid van het verkeer, veiligheid op de weg of de instandhouding van de bruikbaarheid van de weg. Een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitweg’ kan alleen worden geweigerd als de weigeringsgronden zijn opgenomen in de verordening.
De procedure van de Wabo is van toepassing, dat brengt bijvoorbeeld met zich mee dat de lex silencio positivo van afdeling 4.1.3.3. van de Awb van toepassing is.
Om de bruikbaarheid van de weg te waarborgen is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt uitgewegd te regelen. Daarmee komt de bepaling niet in strijd met de Wegenwet. Als de gemeente eigenaar van de weg is, moet ook privaatrechtelijke toestemming worden gegeven. Een publiekrechtelijk toelaatbare uitweg mag niet worden gefrustreerd door privaatrechtelijke weigering van de gemeente. Als een derde eigenaar van de grond is, ligt dat anders. Het college kan in dat geval de aanvrager om vergunning erop wijzen dat hij ook privaatrechtelijke toestemming behoeft.
Invulling van de beoordelingsruimte
Uitwegen vormen een verstoring voor het doorgaande verkeer en de omgeving. Hierdoor vormen uitwegen mogelijke conflictpunten. Daarom wordt per vergunningaanvraag beoordeeld of de aangevraagde situatie acceptabel is. De bevoegdheid tot het beslissen op dergelijke vergunningaanvragen ligt bij de gemeente. Artikel 2.12 lid 2 APV noemt zes redenen waarom een vergunning voor het maken of veranderen van een uitweg geweigerd kan worden, te weten in het belang van:
Naast hetgeen bepaald is in de APV, zijn in dit kader de volgende wetten, regels en beleidskaders bijzonder van toepassing:
Het toetsen van vergunningaanvragen houdt een zekere mate van beoordelingsruimte van de gemeente in. Deze beleidsregels geven invulling aan deze beoordelingsruimte. Alle nieuwe aanvragen worden beoordeeld met deze beleidsregels als leidraad. Zodoende kan het voorkomen dat een reeds bestaande situatie afwijkt van hetgeen in deze beleidsregels staat.
Lid 4: Parkeergelegenheid die aangeduid is, zijn bijvoorbeeld parkeervakken of parkeerstroken. Parkeergelegenheid die niet aangeduid is maar waar parkeren op grond van wegenverkeerswetgeving wel toegestaan is en doorgaans als zodanig gebruikt wordt, is bijvoorbeeld parkeermogelijkheid op de rijbaan of op een rabatstrook.
Lid 6: Onderstaande afbeelding geeft een weergave van het begrip tangentpunt:
Hoofdstuk 2 - Bruikbaarheid van de weg
Een omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een uitweg kan worden geweigerd in het belang van de bruikbaarheid van de weg. Het artikel in dit hoofdstuk geeft duiding aan situaties waarin hier sprake van is en waar uitwegen aan moeten voldoen om aantasting van dit belang te voorkomen. Vanzelfsprekend zijn er naast de situaties die in dit hoofdstuk specifiek geduid worden nog meer situaties te noemen waarin er sprake is van aantasting van de bruikbaarheid van de weg.
Artikel 2 - Verzamelpunt van afval of afvalcontainers
Bij een verzamelpunt van afval of afvalcontainers kan gedacht worden aan een verzamelpunt die formeel als zodanig is aangewezen of aan een verzamelpunt die in de praktijk als zodanig in gebruik is.
Hoofdstuk 3 - Veilig en doelmatig gebruik van de weg
Een omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een uitweg kan worden geweigerd in het belang van het veilig en doelmatig gebruik van de weg. De artikelen in dit hoofdstuk geven duiding aan situaties waarin hier sprake van is en waar uitwegen aan moeten voldoen om aantasting van dit belang te voorkomen. Vanzelfsprekend zijn er naast de situaties die in dit hoofdstuk specifiek geduid worden nog meer situaties te noemen waarin er sprake is van aantasting van het veilig en doelmatig gebruik van de weg.
Lid 1: De breedte van een uitweg wordt gemeten op de plek waar de uitweg het perceel verlaat. De gebogen aansluiting van de uitweg op de weg kan zodoende een afwijkende breedte hebben.
Lid 2: Cumulatieve breedte houdt in: de breedte van alle inritten op het betreffende perceel bij elkaar opgeteld. Deze cumulatieve breedte mag maximaal 25% bedragen van de totale kavelbreedte van het betreffende perceel voor zover dat grenst aan de weg. Bijvoorbeeld: een perceel is 80 x 80 meter groot. Het voorerf en het linkerzijerf grenzen aan de weg. Dat is in totaal 160 meter, gemeten in strekkende meters. Het rechterzijerf en het achtererf grenzen aan een ander perceel. De lengte van het rechterzijerf en het achtererf tellen daarom niet mee in de berekening. In dit voorbeeld is de maximaal toegestane cumulatieve breedte 160 x 25% = 40 meter.
Artikel 5 - Parkeerruimte op eigen terrein
Als een uitweg dient ter ontsluiting van parkeerruimte op het betreffende perceel, dan is het belangrijk dat die parkeerruimte ook voldoende als zodanig bruikbaar is. Dat houdt in dat de parkeerruimte voldoende diepte moet hebben. Wanneer de parkeerruimte onvoldoende diepte heeft, dan kan dat ertoe leiden dat geparkeerde voertuigen deels over de weg hangen. Dat belemmert de bruikbaarheid van de weg en de veiligheid op de weg. Ook is het risico op parkeren in de voortuin groter.
Artikel 6 - Dicht bij elkaar gelegen uitwegen
Vanwege praktische uitvoerbaarheid en verschillende beheersaspecten is het wenselijk dat twee verschillende uitwegen niet te dicht bij elkaar liggen. Hierbij spelen bijvoorbeeld groenbeheer, grasmaaien en de toepasbaarheid van verloopbanden en uitritblokken een rol. Daarnaast is het vanwege de verkeersveiligheid (bijvoorbeeld vanwege de herkenbaarheid) niet wenselijk als inritten te dicht op elkaar zijn gelegen.
Artikel 7 - Herkenbaarheid van een uitweg
Omdat het gebruiken van een uitweg bepaalde voorrangsregels met zich meebrengt, is het belangrijk dat een uitweg duidelijk als zodanig herkenbaar is. Verkeerskundig kennisplatform CROW geeft - mede op basis van jurisprudentie - het volgende aan: Voor de beantwoording van de vraag of het in een situatie gaat om een uitrit (uitweg) zijn de uiterlijke verschijningsvormen bepalend. Is de desbetreffende constructie voor iedere verkeersdeelnemer duidelijk als zodanig (als uitrit) herkenbaar? Een uitrit is een uitrit, als deze eruit ziet als een uitrit.
Een uitrit wordt gekenmerkt door:
Aanvullend hierop kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van een poort of hekwerk op de grens van het betreffende perceel de zichtbaarheid en herkenbaarheid van de beperkte bestemming als zodanig vergroten.
Op sommige locaties, zoals op bedrijventerreinen en in buitengebieden, is het toepassen van een uitritconstructie of een poort niet altijd mogelijk. Toch kan er sprake zijn van een moeilijk zichtbare beperkte bestemming. Een witte ononderbroken markeringsstreep van 0,20 meter breed over de gehele breedte van de uitweg ter hoogte van de aansluiting op de rijbaan kan in dergelijke situaties de herkenbaarheid van een uitweg als zodanig vergroten.
Hoofdstuk 4 - Bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
Een omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een uitweg kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving. De artikelen in dit hoofdstuk geven duiding aan situaties waarin hier sprake van is en waar uitwegen aan moeten voldoen om aantasting van dit belang te voorkomen. Vanzelfsprekend zijn er naast de situaties die in dit hoofdstuk specifiek geduid worden nog meer situaties te noemen waarin er sprake is van aantasting van het uiterlijk aanzien van de omgeving.
Artikel 10 - Situering van de uitweg
Het is om verschillende redenen wenselijk om parkeren in voortuinen te weren. Zo is parkeren in de voortuin ontsierend. Ook kan door parkeren in de voortuin het uitzicht van buurtbewoners op hinderlijke wijze worden belemmerd. Daarnaast is het wenselijk de trend van het steeds verder verharden van (voor)tuinen tegen te gaan. Dit heeft te maken met het instandhouden van het uiterlijk aanzien. Maar ook met het tegengaan van negatieve effecten van het verharden van tuinen voor milieu en klimaat.
Lid 3: Sommige woningen zijn ontworpen en bestemd als drive-inwoning of carportwoning. Bij deze woningen is het parkeren voor de voorgevel wel toegestaan. Het voorterrein is immers op voorhand als parkeerruimte en niet als voortuin bedoeld. Dergelijke woningen zijn in Harderwijk bijvoorbeeld te vinden in de buurten Vogelwaard, Weidewaard en Stromenwaard, en aan de straten Annie M.G. Schmidtlaan, Bart Koekstraat, Hendrik Petstraat en Ceesje Uilstraat.
Artikel 11 - Meerdere uitwegen op één perceel
Een uitweg heeft altijd invloed op de verkeersveiligheid en het uiterlijk aanzien van de omgeving. Over het algemeen geldt: hoe meer uitwegen op een weg uitkomen, hoe meer de verkeersveiligheid en het uiterlijk aanzien daaronder lijdt. Iedere uitweg geeft namelijk een mogelijk conflictpunt tussen twee verkeersstromen en een verstoring van het uiterlijk aanzien.
Een omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een uitweg kan gelet op artikel 2:12, lid 2, sub f APV worden geweigerd indien het betreffende perceel al door een andere uitweg wordt ontsloten en de aanleg van deze extra uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
Een omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een uitweg kan gelet op artikel 2:12, lid 2, sub a, b en/of c APV ook worden geweigerd indien het betreffende perceel al door een andere uitweg wordt ontsloten, ook al gaat de aanleg van deze extra uitweg niet ten koste van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
Lid 2: Woonparken en vakantieparken worden gezien als één perceel. Deze parken hebben één centrale uitweg. Aan deze centrale ingang bevinden zich bijvoorbeeld de brievenbussen en de eventuele receptie. Van aantasting van het uiterlijk aanzien van de omgeving is sprake als het maken of veranderen van een uitweg betrekking heeft op een deelperceel dat reeds ontsloten is dan wel kan worden via de centrale uitweg op het park. Overigens hebben dergelijke parken vaak wel enkele noodtoegangen of calamiteiteninritten. Deze zijn niet bedoeld voor dagelijks gebruik en worden daarom in dit kader niet gezien als tweede of meerdere uitweg.
Lid 3: Het maximale aantal inritten op bedrijventerreinen is afhankelijk van de totale kavelbreedte van het betreffende perceel voor zover dat grenst aan de weg. Bijvoorbeeld: een perceel is 25 x 30 meter groot. Het voorerf en het linkerzijerf grenzen aan de weg. Dat is in totaal 55 meter, gemeten in strekkende meters. Het rechterzijerf en het achtererf grenzen aan een ander perceel. De lengte van het rechterzijerf en het achtererf tellen daarom niet mee in de berekening. In dit voorbeeld is de kavelbreedte aan de hand waarvan het maximaal aantal inritten kan worden bepaald 25 + 30 = 55 meter.
Hoofdstuk 5 - Bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente
Een omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een uitweg kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente. Het artikel in dit hoofdstuk geeft duiding aan situaties waarin hier sprake van is en waar uitwegen aan moeten voldoen om aantasting van dit belang te voorkomen. Vanzelfsprekend zijn er naast de situaties die in dit hoofdstuk specifiek geduid worden nog meer situaties te noemen waarin er sprake is van aantasting van groenvoorzieningen van de gemeente.
Artikel 12 - Aantasting van groenvoorzieningen
Lid 3: De genoemde maatvoeringen en de drie boomcategorieën zijn gebaseerd op hetgeen het Norminstituut Bomen hierover beschrijft.
Hoofdstuk 6 – Het ten koste gaan van een openbare parkeerplaats
Een omgevingsvergunning voor het maken of veranderen van een uitweg kan worden geweigerd in het belang van de bescherming en instandhouding van openbare parkeergelegenheid. De artikelen in dit hoofdstuk geven duiding aan situaties waarin hier sprake van is. Vanzelfsprekend zijn er naast de situaties die in dit hoofdstuk specifiek geduid worden nog meer situaties te noemen waarin er sprake is van het zonder noodzaak ten koste gaan van een openbare parkeerplaats.
Artikel 14 - Vermindering van openbare parkeerplaatsen op smalle wegen
Voor het in- en uitrijden van een uitweg met een auto is voldoende manoeuvreerruimte nodig. Om die reden is het parkeren direct voor een uitweg verboden. Maar op smalle wegen kan het voorkomen dat er ook tegenover een uitweg geparkeerd wordt. Dit leidt er in sommige situaties toe dat er alsnog onvoldoende manoeuvreerruimte beschikbaar is om de uitweg te kunnen gebruiken. Het vergunnen van een uitweg op een dergelijke locatie leidt ertoe dat er openbare parkeergelegenheid aan de overzijde van de rijbaan komt te vervallen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2022-135008.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.