Bomenverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2022

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

 

Gelet op artikel 108, lid 1, en artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet, artikel 2.2, lid 1, en artikel 2.18 Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht en hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming;

 

BESLUIT

 

Over te gaan tot vaststelling van de volgende verordening:

 

Bomenverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2022

 

HOOFDSTUK 1 Bomenverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2022

ARTIKEL 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4.1, sub a, van de Wet natuurbescherming;

  • b.

    berk: bedoeld wordt de boomsoort Ruwe berk (Betula pendula);

  • c.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor de activiteit (doen) vellen van houtopstanden.

  • d.

    bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor een houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen zoals die door de Bomenstichting en CROW, het onafhankelijk kenniscentrum voor infrastructuur, openbare ruimte en verkeer en vervoer, zijn opgesteld;

  • e.

    boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsstamomtrek van minimaal 94 centimeter (stamdiameter 30 cm) op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam. In het kader van een herplant - of instandhoudingsplicht als bedoeld in de artikelen 7 en 8, kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan een stamomtrek van 94 centimeter (stamdiameter 30 cm) op 1,3 meter boven het maaiveld;

  • f.

    boomwaarde: de monetaire waarde van een boom, zoals getaxeerd volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen en houtige gewassen (NVTB);

  • g.

    conifeer: bedoeld worden de soorten van het geslacht Thuja en Chamaecyparis zoals de Californische - of Lawsoncypres (Chamaecyparislawsoniana) en de Westerse levensboom (Thuja occidentalis);

  • h.

    dunning: velling in bossen en tuinen met een boskarakter, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

  • i.

    erf: een perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen om een gebouw (een woning of bedrijf) en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw. In het geval van een toegangsweg naar het gebouw is deze geen onderdeel van het erf;

  • j.

    herplantfonds: door de gemeente beheerd fonds waarin financiële compensatie voor herplant wordt gestort. De middelen in het fonds worden strikt gebruikt voor herplant;

  • k.

    hinderlijke overlast: het begrip hinderlijke overlast heeft meerdere betekenissen. In ieder geval wordt onder hinderlijk verstaan: belemmerend, lastig, storend, ergernis opwekkend en irritant of onrechtmatige hinder. Niet elke vorm en mate van hinder is een reden tot het vellen van een houtopstand;

  • l.

    houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen; een struweel of heg, met de onder sub e genoemde minimale stamomtrek;

    • o

      (lint) begroeiing: begroeiing bestaande uit heesters, struiken, bomen (bijvoorbeeld hagen en heggen) met een minimale breedte van 0,75 meter en een minimale hoogte van 1,30 meter;

    • o

      bosplantsoen: aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers;

    • o

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • o

      heg: een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, met een minimale lengte van 3 meter;

    • o

      houtwal: lijnvormige bosaanplant, hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers;

    • o

      struweel: een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.

  • m.

    hoogstamfruitboom: fruitboom met een takvrije stam van minimaal 1,5 meter boven het maaiveld;

  • n.

    kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van een houtopstand;

  • o.

    kandelaberen: het tot op de hoofdtakken inkorten van een houtopstand;

  • p.

    knotten: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen;

  • q.

    omgevingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 2.2 van de Wabo;

  • r.

    tuin: omheind of afgeperkt stuk grond, aangrenzend aan een (woon)huis en dat is ingericht ten behoeve van het woongenot;

  • s.

    vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de levende kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

HOOFDSTUK 2 Vergunningen

ARTIKEL 2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te doen vellen. Dit verbod geldt voor:

    • o

      alle houtopstanden binnen de bebouwde kom;

    • o

      alle houtopstanden op erven en in tuinen buiten de bebouwde kom;

    • o

      boomrijen van 20 of minder bomen buiten de bebouwde kom;

    • o

      houtopstanden van minder dan 10 are buiten erven en tuinen buiten de bebouwde kom; en,

    • o

      knotpopulieren, knotwilgen en hoogstamfruitbomen buiten de bebouwde kom.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstanden die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 11 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      uit populieren, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtig biomassa, indien zij tenminste eens per 10 jaar worden geoogst, bestaan uit minstens tienduizend stoven per hectare per beplantingseenheid, zijnde een aaneengesloten beplanting die niet wordt doorsneden door onbeplante stroken breder dan twee meter en zijn aangelegd na 1 januari 2013;

    • e.

      ruwe berk (Betula pendula);

    • f.

      coniferen, waarmee uitsluitend de soorten van het geslacht Thuja en Chamaecyparis worden bedoeld;

    • g.

      Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina);

    • h.

      het vellen van een dode houtopstand of het vellen van een houtopstand, waarbij sprake is van dunning, mits: het voornemen tot vellen hiervan schriftelijk bij het bevoegd gezag is gemeld; het bevoegd gezag de ontvangst van de melding schriftelijk heeft bevestigd en hierbij heeft aangegeven dat de gemelde boom c.q. houtopstand een boom c.q. houtopstand is als bedoeld in dit onderdeel;

    • i.

      wanneer niet binnen acht weken na ontvangst van de melding als bedoeld onder h een schriftelijke bevestiging is verzonden door het bevoegd gezag, mag tot vellen van de dode houtopstand of dunning worden overgegaan. Het bevoegd gezag kan de termijn waarbinnen de bevestiging dient te zijn verzonden met maximaal acht weken verlengen.

  • 3.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom indien het betreft:

    • a.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • b.

      naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, indien niet ouder dan twintig jaar;

    • c.

      kweekgoed;

    • d.

      uit niet geknotte populieren of wilgen bestaande:

      • 1°.

        wegbeplantingen,

      • 2°.

        beplantingen langs waterwegen, of

      • 3°.

        eenrijige beplantingen langs landbouwgronden.

  • 4.

    Naast het in voorgaande leden genoemde verbod kan ook een verbod tot vellen zijn opgenomen in een ruimtelijk plan. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing voor bomen en/of houtopstanden waarvoor een velverbod geldt volgens een geldend ruimtelijk plan.

ARTIKEL 3 Aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    De omgevingsvergunning moet worden aangevraagd door of namens, dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken. De aanvraag om een omgevingsvergunning dient te voldoen aan artikel 2.8 van de Wabo.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan ingeval van een voorgenomen grootschalige bomenkap, waarin redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat alle te kappen bomen afzonderlijk op schaal op tekening worden aangegeven, een situatietekening volstaan waarop het gebied is aangegeven waarbinnen de te kappen bomen staan. Op het aanvraagformulier dient te worden aangegeven voor welke boomsoorten en aantallen de aanvraag wordt gedaan. De te kappen bomen dienen in dit geval ter plaatse te worden gemerkt. Voor een objectieve belangenafweging kan door het bevoegd gezag een bomen effect analyse, en/of een herinrichtingsplan met te herplanten bomen worden gevraagd.

  • 3.

    Aanvullend op het eerste lid, kan het bevoegd gezag verzoeken tot overlegging van een bomen effect analyse opgesteld door een erkend boomdeskundige, een compensatieplan en/of een rapportage van nader onderzoek aan de houtopstand.

  • 4.

    Aanvullend op het eerste lid, kan het bevoegd gezag verzoeken tot overlegging van een rapport in geval de kap samenhangt met het plaatsen van zonnepanelen of geplaatste zonnepanelen. Uit het rapport moet blijken wat het (te verwachten) rendementsverlies van de zonnepanelen is, of er gekeken is naar een alternatieve plek voor de zonnepanelen, of er gekeken is naar mogelijkheden om de houtopstand te behouden en of alle technische mogelijkheden zijn benut.

ARTIKEL 4 Criteria

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand wordt geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • o

      a. natuurwaarden;

    • o

      b. milieuwaarden;

    • o

      c. landschappelijke waarden;

    • o

      d. cultuurhistorische waarden;

    • o

      e. waarden van stads - en dorpsschoon;

    • o

      f. waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 3.

    Uitsluitend in geval van hinderlijke overlast kan het belang bij verlening van een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in het tweede lid, opwegen tegen het belang bij behoud van de houtopstand.

ARTIKEL 5 Noodkap

Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid van artikel 4, kan de Burgemeester toestemming geven tot direct vellen, indien er sprake is van een urgent en groot gevaar of vergelijkbaar spoedeisend belang.

ARTIKEL 6 Vervaltermijn omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege indien niet binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning gebruik is gemaakt. Het bevoegd gezag kan op verzoek deze termijn éénmalig met één jaar verlengen.

HOOFDSTUK 3 Vergunningvoorschriften, herplant- en instandhoudingsplicht

ARTIKEL 7 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1.

    Tot de aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften, dan wel aan de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder h, van deze verordening, kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Hieronder worden onder meer begrepen de boomsoort, de handelsmaat en de herplantlocatie(s).

  • 2.

    Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3.

    In geval (bouw)werkzaamheden nabij te behouden bomen plaatsvinden, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbinden tot het opstellen en overleggen van een bomen effect analyse.

  • 4.

    Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 8 Herplant- / instandhoudingsplicht

  • 1.

    Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een te stellen termijn.

  • 2.

    Alleen in uitzonderlijke gevallen waarin niet ter plaatse kan worden herplant, wordt een financiële bijdrage gestort in het gemeentelijk herplantfonds.

  • 3.

    De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen kleiner dan de in artikel 1 van deze verordening genoemde minimummaat.

  • 4.

    Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 5.

    Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in dit artikel van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

    • b.

      een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden.

  • 5.

    Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 9 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand, als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, gemeten vanaf het hart van de stam, is vastgesteld op 50 centimeter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.

HOOFDSTUK 4 Overige en slotbepalingen

ARTIKEL 10 Schadevergoeding

Het bevoegd gezag beslist op een aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 6.3 van de Wet natuurbescherming.

ARTIKEL 11 Bestrijding van boomziekten

  • 1.

    Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      De houtopstand te vellen, of;

    • b.

      Conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2.

    Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

ARTIKEL 12 Bescherming publieke houtopstand

  • 1.

    Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn: te beschadigen, te bekladden of te beplakken; daaraan snoeiwerk te verrichten, tenzij het snoeiwerk wordt verricht door of namens de gemeente.

  • 2.

    Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

ARTIKEL 13 Strafbepaling

  • 1.

    Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 2, tweede lid, artikel 4, eerste lid, artikel 7 of artikel 11, eerste lid, is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 8 is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2.

    Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, artikel 11, tweede lid of artikel 12 dan wel een voorschrift dan wel een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet na komt, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden.

ARTIKEL 14 Opsporing en toezicht

  • 1.

    Met de opsporing van de in artikel 13 strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen personen.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen personen.

ARTIKEL 15 Betreden van gebouwen en terreinen

Indien de naleving van een voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

ARTIKEL 16 Overgangsbepaling

De aanvragen om een omgevingsvergunning tot vellen, die zijn ontvangen voor de in artikel 17 bepaalde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

ARTIKEL 17 Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2022.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie ervan.

  • 3.

    De Bomenverordening Utrechtse Heuvelrug 2013 wordt per gelijke datum ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 februari 2022,

De raad voornoemd,

de griffier,

W. Hooghiemstra

de voorzitter,

G.F. Naafs

Artikelsgewijze toelichting

Bomenverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2022

 

HOOFDSTUK 1

 

Algemene bepalingen

 

ARTIKEL 1

Begripsomschrijvingen

 

  • a.

    bebouwde kom: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich. Op grond van artikel 9.9, lid 1, van de Wet natuurbescherming gelden de raadsbesluiten op grond van de Boswet als bebouwde kombesluiten op grond van de Wet natuurbescherming (overgangsrecht).

  • b.

    berk: bedoeld wordt de boomsoort Ruwe berk (Betula pendula).

  • c.

    bevoegd gezag: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • d.

    bomen effect analyse: waardevolle houtopstanden worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomen effect analyse (BEA) is de landelijke richtlijn voor een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan de voorgenomen bouw of aanleg. Deze standaardisering waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een gecertificeerde boomspecialist. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond de bouw of aanleg.

  • e.

    boom: afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. De minimale stamomtrek is de meest gangbare en meest heldere vorm van afbakening. Door de minimale stamomtrek en de meerstammigheid worden ook zeer oude struiken beschermd. Om bomen die in het kader van een herplantplicht geplant zijn te beschermen, is de mogelijkheid opgenomen om ook bomen met een kleinere stamomtrek dan 94 cm (stamdiameter 30 cm) kapvergunningplichtig te maken. Deze bomen zijn anders vogelvrij.

  • f.

    boomwaarde: hiervoor gelden de richtlijnen voor de boomwaarde die worden toegepast door de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB) Postbus 27, 9000 AA Grou. Bij het taxeren van de boomwaarde volgens het Rekenmodel Boomwaarde staan de stichtingskosten centraal: “Wat kost het om een vergelijkbare boom op deze locatie opnieuw te realiseren, naar de huidige inzichten en maatstaven ten aanzien van het planten van bomen met gebruik van het actuele prijsniveau?”

  • g.

    conifeer: bedoeld worden de zgn. ‘schubconiferen’, die tot de Cypressen familie (Cupressacaea) behoren. Voorbeelden hiervan zijn de veel voorkomende Californische - of Lawsoncypres (Chamaecyparis lawsoniana) of de Westerse levensboom (Thuja occidentalis).

  • h.

    dunning: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • i.

    erf: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • j.

    herplantfonds: uitgangspunt bij herplant is dat op dezelfde locatie of in de directe nabijheid van de te kappen houtopstand wordt herplant. In de praktijk is dat niet altijd mogelijk. In deze uitzonderlijke gevallen kan het bevoegd gezag bepalen dat een financiële compensatie is toegestaan door middel van een bijdrage in het herplantfonds. De middelen in het herplantfonds mogen door de gemeente alleen worden aangewend voor herplant. Het bevoegd gezag kan in een beleidsregel nader uitwerken hoe met deze regeling wordt omgegaan en hoe de hoogte van de financiële compensatie wordt berekend. Dit instrument is bedoeld als een alternatieve mogelijkheid in een situatie waarbij feitelijke herplant is vereist, maar vanwege het ontbreken van een optimale groeiplaats niet uitvoerbaar blijkt. Het is met name bedoeld als hulpmiddel bij een uitzonderlijk lastige belangenafweging. Gedacht kan worden aan een zwaarwegend economisch of maatschappelijk belang dat al of niet op grond van bepaalde bestuurlijke overwegingen zwaarder zou moeten wegen dan het belang voor het behoud van één of meerdere bomen op een plaats waarbij deze een belemmering vormen. Denk hierbij aan de noodzaak een zorgcentrum of appartementencomplex te realiseren binnen een boomrijk perceel waarbij het vellen van bepaalde waardevolle bomen onvermijdelijk is.

  • k.

    hinderlijke overlast: Het begrip hinderlijke overlast heeft meerdere betekenissen. In ieder geval wordt onder hinderlijk verstaan: belemmerend, lastig, storend, ergernis opwekkend en irritant of onrechtmatige hinder. Of een eigenschap van een houtopstand hinderlijk is, is subjectief. Ook is niet elke vorm en mate van hinder een reden tot het vellen van de houtopstand. Wat door de één als een ondraaglijke overlast wordt ervaren is voor de ander een redelijke vorm van hinder die geduld moet worden. Normale bladval, vallende eikels, vallende vruchten, wilgen- en populieren- of berkenpluizen en enige mate van schaduwwerking wordt niet zomaar als onrechtmatige hinder beschouwd. Deze overlast moet in beginsel geaccepteerd worden. Aanvragen die alleen betrekking hebben op de ‘normale/ te accepteren overlast’ worden geweigerd. De Hoge Raad heeft aangegeven dat voor de bepaling van de onrechtmatigheid van hinder moet worden gekeken naar de aard, de duur en de ernst van de overlast in verband met de plaatselijke omstandigheden.

  • Het bevoegd gezag weegt de vermeende hinder af tegen het belang van het behoud van de houtopstand. Er zijn situaties denkbaar dat de overlast van een houtopstand niet door één aspect wordt veroorzaakt maar door meerdere. Waar een enkele vorm van overlast geen argument is om een houtopstand of houtopstanden te kappen, kan een cumulatie wel zodanig zijn dat er sprake is van onrechtmatige hinder en dus de grenzen van hetgeen maatschappelijk nog betamelijk is worden overschreden. Dergelijke situaties kunnen niet in algemeen beleid worden weergegeven. Deze dienen – net als bij de vormen van overlast op zichzelf bekeken - afzonderlijk te worden beoordeeld op basis van redelijkheid en billijkheid. Een combinatie van vormen van overlast is een argument om houtopstanden te kappen indien er sprake is van situaties welke kunnen worden aangemerkt als onrechtmatig.

  • Slechts in een beperkt aantal gevallen is deze overlast zodanig dat dit reden is voor het verlenen van een vergunning voor het kappen van een beschermde houtopstand: indien schade aan bouwwerken ontstaat die redelijkerwijs niet te voorkomen is door andere oplossingen dan rooien van de houtopstand of er sprake is van ernstige, meervoudige overlast die niet anders te bestrijden is dan door rooien van de houtopstand of houtopstanden.

  • Voorbeelden zijn: beschadiging eigendom door boomwortels en ernstige schaduw (met onderzoek bewezen). Onder overlast wordt niet verstaan: allergieën, bladval, vruchten, bloei, vogelpoep, dood hout, stuifmeel. Hierbij moet tevens gelden dat geen andere bevredigende oplossing mogelijk is. Een omgevingsvergunning voor meer dan 20 procent snoeien wordt in sommige gevallen wel verleend.

  • l.

    houtopstand: het kernbegrip van deze verordening, waarop het kapverbod en de vergunningplicht van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.

    • o

      (lint)begroeiing: vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoorn- of mispelhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat "begroeiing" in plaats van beplanting om ook spontaan opgeslagen groen bescherming te bieden.

    • o

      bosplantsoen: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

    • o

      hakhout: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

    • o

      heg: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

    • o

      houtwal. de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

    • o

      struweel: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • Let op! In een ruimtelijk plan kan ook gesproken worden over houtopstanden of bossen, maar daarin wordt de omvang niet meegenomen en zijn alle houtopstanden en/of bossen beschermd, ongeacht de omvang.

  • m.

    hoogstamfruitboom: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • n.

    kappen: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • o.

    kandelaberen: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • p.

    knotten: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • q.

    omgevingsvergunning: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • r.

    tuin: de beschrijving van dit begrip spreekt voor zich.

  • s.

    vellen: elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het levende kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. Het instandhouden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet vergunningplichtig. De eerste keer kandelaberen of knotten is wel vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in houtopstand eveneens vergunningplichtig.

HOOFDSTUK 2

 

Vergunningen

 

ARTIKEL 2

Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1.

    Dit verbod is in verschillende opzichten ruimer dan het lijkt. Vellen is meer dan alleen omzagen en een houtopstand is meer dan alleen een boom (zie artikel 1).

  • 2.

    onder h: Dode houtopstand. Het kapverbod geldt voor vitale en minder vitale bomen. Voor dode houtopstand geldt een meldingsplicht. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar er voor zorgt dat een gezonde boom dood gaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen. Aan de schriftelijke bevestiging van een melding van dode houtopstand kan een herplantplicht worden verbonden om de waarden (weigeringscriteria; art. 4) van de te vellen houtopstand, toen deze nog in een goede conditie verkeerde, te herstellen.

  • 3.

    Conform artikel 4.1 en artikel 4.6 van de Wet natuurbescherming.

  • 4.

    Het is mogelijk dat de houtopstand of bos in een ruimtelijk plan wordt beschermd en voor het vellen een aanlegvergunning vereist is. Veelal wordt in een ruimtelijk plan de aanduiding ‘bos’ gebruikt.

ARTIKEL 3

Aanvraag vergunning

 

  • 1.

    Een schriftelijke aanvraag is vanzelfsprekend noodzakelijk. Een situatietekening, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken. Indien de aanvraag het gevolg is van een geplande verandering van de situatie (bijvoorbeeld bij een kapaanvraag in het kader van een bouwplan) is zowel een tekening nodig van de bestaande situatie als van de toekomstige situatie. Op het aanvraagformulier moet dit zijn aangegeven.

    • o

      Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand.

    • o

      Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake het recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand. Lokale Kerkgenootschappen vallen daar in beginsel ook onder.

    • o

      Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor een kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot vergunningaanvraag verlenen.

    • o

      Publiekrechtelijke bevoegdheden. Ook de gemeente zelf, waterschappen, hoogheemraadschappen of andere publiekrechtelijke instanties (Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer, enz) kunnen aanvrager zijn. Zij volgen dezelfde procedure als andere aanvragers.

    • o

      Een situatietekening is verplicht om misverstand over de exacte standplaats van de boom te voorkomen. Indien de aanvraag het gevolg is van een geplande verandering van de situatie is zowel een tekening nodig van de bestaande situatie als van de toekomstige situatie (lid 2).

  • 2.

    In geval van een grootschalige bomenkap kunnen de eisen ten aanzien van de situatietekening in voorkomende gevallen minder uitgebreid zijn. In de praktijk is gebleken dat het bijna ondoenlijk is om in sommige gevallen alle te kappen bomen op schaal op tekening te zetten.

  • 4.

    Onze gemeente heeft de ambitie om klimaatneutraal te worden. Ook in de landelijke klimaatwet is voor 2030 een CO2-reductie van 49% vastgelegd. Naast inzetten op energiebesparing zullen daken dus maximaal benut moeten worden voor zonnepanelen. Ook om te voorkomen dat een groot deel van de energieopwekking in het waardevolle landschap van onze gemeente gerealiseerd wordt (zonnevelden of windmolens).

  •  

  • Naast verduurzaming wordt ook grote waarde gehecht aan het groene karakter van de gemeente. Zo zorgen bomen in dorpen voor verkoeling op warme dagen. In de situatie dat een aanvraag wordt gedaan voor het kappen van een boom omdat er zonnepanelen worden geplaatst, is er sprake van een conflicterend belang.

  •  

  • Om dergelijke aanvragen beter te kunnen beoordelen wordt voor een houtopstand die één of meerdere waarden vertegenwoordigt een rapport bij de aanvrager opgevraagd. Ook indien een houtopstand geen waarden vertegenwoordigt kan om een rapport worden gevraagd. Uit het rapport moet onder andere blijken wat het door de houtopstand veroorzaakte rendementsverlies van de zonnepanelen is, waarom juist voor deze locatie is gekozen, of alle technische mogelijkheden zijn benut om op die locatie zoveel mogelijk rendement te krijgen en of alternatieve mogelijkheden zijn onderzocht. Een alternatieve mogelijkheid kan zijn het snoeien van een houtopstand.

ARTIKEL 4

Criteria

 

  • 1.

    Dit artikel bevat de criteria, die in ieder besluit inzake een aanvraag tot vellen genoemd moeten worden. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat (te) zieke of gevaarlijke bomen altijd voor een vergunning in aanmerking zullen komen. Ervaring leert dat de algemene termen, waarin de hier genoemde weigeringsgronden gesteld zijn, nadere uitwerking behoeven van criteria voor boombelang en verwijderingsbelang. Deze criteria worden in een afwegingsmodel geplaatst dat als instrument bij de beoordeling van de aanvraag wordt gehanteerd. Ook de door derde-belanghebbenden ingediende zienswijzen moeten meegewogen worden.

  • 2.

    In dit artikellid worden de volgende criteria genoemd.

a. Natuurwaarden

 

Potentieel is iedere boom of boomgroep ecologisch van belang. In elke boom kan een vogel nestelen en er zijn altijd wel insecten die in een boom voorkomen (naast ‘vogelvoer’ zijn insecten nuttige afbrekers van organisch materiaal in de houtopstand). Maar dat is niet in eerste instantie wat met natuurwaarde wordt bedoeld.

 

Er zijn bomen of boomgroepen die een extra toegevoegde ecologische waarde hebben voor de natuur. Bijvoorbeeld eiken, vooral exemplaren van 50 jaar en ouder: vele honderden verschillende soorten inheemse insecten voelen zich thuis op de eik en zijn voor hun voortbestaan zelfs van deze soort afhankelijk! Deze insecten zijn op hun beurt van belang voor bijvoorbeeld vogels, zeker gedurende het broedseizoen. De vleermuis maakt gebruik van de bomen om zich te verplaatsen. De eik maakt zo een zeer belangrijk onderdeel uit van het ecologische voedselweb. Heeft een eik honderden soorten insecten ´bij zich´, een plataan heeft er bijvoorbeeld slechts maximaal 2 of 3. Dat illustreert het potentiële verschil in natuurwaarde.

 

Een houtopstand heeft in ieder geval natuurwaarde als deze:

 

  • o

    Een schuil/broedplaats biedt aan fauna;

  • o

    Fourageergelegenheid biedt aan fauna;

  • o

    Huisvesting biedt aan beschermde flora;

  • o

    Op zichzelf natuurwaarde heeft als solitair, of verbindende schakel (“stepping stone”) maar ook als onderdeel van: bos, verbindingszone, NNN (Natuur Netwerk Nederland) en aan die natuurwaarde afbreuk wordt gedaan wanneer de boom wordt gekapt.

b. Milieuwaarden

 

Bij Milieuwaarden van een houtopstand moet gedacht worden aan de mate waarin een houtopstand een bijdrage levert aan zaken als luchtkwaliteit, fijnstoffiltering en waterberging.

 

c. Landschappelijke waarden

 

Dit is een sterk streekgebonden aspect van houtopstanden en is veelal van belang buiten de bebouwde omgeving (maar ook wel eens daar binnen). Of een houtopstand of een type beplanting karakteristiek is voor een landschap hangt nauw samen met het ontstaan van het landschap, de ontginningsgeschiedenis en de grondsoort.

 

Een houtopstand heeft in ieder geval landschappelijke waarde als deze:

 

  • o

    Typerend is voor de lokale omstandigheden, bepaald door de ontstaansgeschiedenis, de bodemgesteldheid, waterhuishouding e.d. (lanen, restant bosje, houtwal, solitaire boom).

d. Cultuurhistorische waarden

 

Als een boom, boomgroep of laanstructuur karakteristiek is voor de ontstaans- of de ontginningsgeschiedenis van een plek of omgeving (dit kan tevens te maken hebben met de soort en/of met de leeftijd van een boom), of als de boom ooit geplant is vanwege een heugelijk feit in het verleden, dan heeft deze houtopstand een (hoge) cultuurhistorische waarde. Een sierpeer in een wijk heeft dat bijvoorbeeld niet, een oude houtwal in een oudere wijk heeft dat vaak wel.

 

Een houtopstand heeft in ieder geval cultuurhistorische waarde als deze;

  • o

    Beschreven is binnen een monumentale structuur;

  • o

    Aangewezen is als onderdeel van een gemeentelijk of rijksmonument;

  • o

    Is geplant als herdenkingsboom.

e. Waarden van stads- en dorpsschoon

 

Dit is te vergelijken met de landschappelijke waarde, maar dan in de bebouwde omgeving, dus vooral in de kernen zelf. De grens tussen landschap en dorp is vaak lastig te trekken.

 

Hierbij moet worden ingeschat wat de invloed op het dorpsschoon is als er een boom of een aantal bomen wordt verwijderd. Bomen kunnen (lelijke) gebouwen aan het zicht onttrekken, ze kunnen lege plekken opvullen, ze kunnen een structuur versterken (bijvoorbeeld een weg) en kunnen bijdragen aan het groene karakter van een wijk.

 

Maar ook bomen met een bijzondere vorm, kleur of ouderdom vallen extra op: zij leveren een bijdrage aan stads- en dorpsschoon. Dat kunnen overigens ook ´gewone´ soorten zijn, maar dan met een kenmerkende vorm, of heel groot, of erg oud. Zij bepalen het beeld van die specifieke plek. Die plek wordt geassocieerd met die boom en andersom.

 

Een houtopstand heeft in ieder geval waarde voor stads- en dorpsschoon als deze:

 

  • o

    Onderdeel is van een beschermd stads-/dorpsgezicht;

  • o

    Bijzonder fraai en/of zeldzaam is (hoogte, dikte, vorm, leeftijd, soort);

  • o

    Onderdeel is van het straat-/ laan-/ wijkbeeld. Dan wordt niet naar de tuin op zich gekeken (in geval particulier) maar naar het totale straatbeeld. Dit is dikwijls beschreven in beleidsplannen;

  • o

    Onderdeel is van een hoofdbomen en/of –groenstructuur;

  • o

    Karakteristiek is voor een wijk (zoals bijvoorbeeld de grove den op de hogere delen van de Heuvelrug);

  • o

    Karakteristiek is voor de plek (ensemblewaarde, een belangrijke samenhang heeft met de directe omgeving).

f. Waarden voor recreatie en leefbaarheid

 

Bomen leveren een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van een dorp of omgeving. Zij vangen de wind af, zij filteren stof uit de lucht, ze dempen geluid, ze leveren zuurstof, ze zorgen voor koelte in de zomer en remmen al te grote temperatuurschommelingen af, ze vormen een groen decor, ze.. enzovoorts.

 

De meeste bomen leveren wel een bijdrage aan de leefbaarheid, maar zeker in ´betonnen´ nieuwbouwwijken is elke bijdrage aan die leefbaarheid meer dan welkom. Dan is ook een eenzame sierpeer welkom! De bomen kunnen bovendien waardevol zijn als speelplaats voor kinderen of als lommerrijke, beschutte plek voor ouderen.

 

Een houtopstand heeft in ieder geval waarde voor recreatie en leefbaarheid als deze:

  • o

    Algemeen gewaardeerd wordt om de schaduw die de houtopstand geeft, of een bijdrage levert aan het leefmilieu (bijvoorbeeld een klimboom voor kinderen, wijkontmoetingsplek, bijdrage aan aangename woonomgeving).

3. Zie toelichting op het begrip ‘hinderlijke overlast’.

 

ARTIKEL 5

Noodkap

 

Direct vellen als gevolg van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang van openbare orde of veiligheid is bedoeld aan te sluiten bij de bevoegdheden van de Burgemeester op grond van de artikelen 172 en 175 van de Gemeentewet.

 

ARTIKEL 6

De beschrijving van dit artikel spreekt voor zich.

 

HOOFDSTUK 3

 

Vergunningvoorschriften, herplant - en instandhoudingsplicht

 

ARTIKEL 7

Bijzondere vergunningsvoorschriften

 

Herplantplicht. De voorschriften moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte en binnen een bepaalde tijd. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is. Voor het vaststellen van een optimale, respectievelijk minimale onder- en bovengrondse groeiruimte, die als randvoorwaarde mede bepalend is voor het (kunnen) opleggen van een herplantplicht, wordt gebruik gemaakt van de landelijk toegepaste richtlijnen die in het meeste actuele Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen zijn opgenomen.

 

ARTIKEL 8

Herplant- / instandhoudingsplicht

 

Voorschriften. Herplantvoorschriften zijn concreet en eenduidig en mogen gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven. De wijze waarop de zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, vraagt dus om beleidsmatige uitwerking. Deze uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant. Onder het handhavingsbeleid vallen ook de richtlijnen voor het effectief uitvoeren van de strafvervolging door politie en daartoe aangestelde opsporingsambtenaren, zoals bedoeld in artikel 14.

 

Financiële herplant. Het bevoegd gezag bepaalt de hoogte van de financiële bijdrage. Volgens rechtspraak moet een financiële herplantplicht daadwerkelijk voor herplant elders gebruikt worden en niet voor een ander doel in het kader van boombeheer. Bovendien moet die herplant zo nabij als mogelijk uitgevoerd worden. De kaders hiervoor zijn beschreven in het Herplantbeleid van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

 

HOOFDSTUK 4

 

Overige- en slotbepalingen

 

ARTIKEL 9

Afstand van de erfgrenslijn

Artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft het verwijderingsrecht voor bomen, die staan binnen twee meter, en heesters en heggen, die staan binnen een halve meter vanaf de erfgrens. Maar in lid 2 van dit artikel 5:42 BW staat “tenzij ingevolge een verordening of gewoonte een kleinere afstand is toegelaten”. In deze verordening is een artikel toegevoegd waarbij de afstand tot de erfgrens wordt verkleind om niet alleen bomen en heesters en heggen beter te beschermen, maar vooral om burengeschillen beperkt te houden en artikel 5:42 van het BW niet op te veel bomen van toepassing te laten zijn. Er zijn immers ook nog artikelen over overlast/hinder (art. 5:37 BW), overhangende takken en doorschietende wortels (art. 5:44 BW) en (onrechtmatige hinder) schade (art. 6:162 BW). Met “nihil”-afstand voor heesters en heggen is bedoeld bescherming te geven aan deze natuurlijke wijze van erfafscheiding. Het is al vele jaren constante rechtspraak dat in een burengeschil de rechter eerst kijkt of in een gemeentelijke verordening de wettelijke twee meter afstand is ingeperkt.

 

ARTIKEL 10

De Boswet schreef voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is. Uit de jurisprudentie blijkt dat niet snel (onredelijk) nadeel wordt aangenomen indien een omgevingsvergunning om te vellen wordt geweigerd. Het artikel is overgenomen in de Wet natuurbescherming.

 

ARTIKEL 11

Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen.

 

ARTIKEL 12

Bescherming publieke houtopstand

 

Dit artikel beoogt te voorkomen dat publieke houtopstand beschadigd raakt. De in het tweede lid geboden mogelijkheid tot vergunning dient daarom zorgvuldig en terughoudend te worden toegepast en alleen in die gevallen waarbij de houtopstand niet beschadigd raakt.

 

ARTIKEL 13

Strafbepaling

 

De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid van het instellen door het bevoegd gezag van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of een houtopstand.

 

Ratio. De strafmaatbepalingen zijn de basis voor aangifte bij de politie en eventuele strafvervolging door justitie. De bepalingen zijn overeenkomstig de grenzen van de Gemeentewet vastgesteld. Soms kan de rechter overgaan tot bijzondere maatregelen, zoals publicatie van een vonnis of voordeeltoekenning (d.w.z. dat justitie afziet van strafvervolging indien verdachte de schade vergoedt).

 

Samenloop. Ook een samengaan met andere delicten (vernieling van eigendom, belediging van personen, enz.) is vaak aanleiding om een illegale kap of beschadiging door justitie aan te laten pakken.

 

Schadevergoeding. De ingestelde strafvervolging staat het instellen van een privaatrechtelijke schadevordering als gevolg van waardevermindering of verlies van de boom niet in de weg. Wel blijken rechters en officieren in de praktijk terughoudend in het tweemaal juridisch aanpakken van hetzelfde feit.

 

ARTIKEL 14

Opsporing en Toezicht

 

De tekst van het artikel spreekt voor zich.

 

ARTIKEL 15

 

Betreden van gebouwen en terreinen

 

De tekst van het artikel spreekt voor zich.

 

ARTIKEL 16

 

Overgangsbepaling

 

De tekst van het artikel spreekt voor zich.

 

ARTIKEL 17

 

Slotbepaling

 

De tekst van het artikel spreekt voor zich.

Naar boven