Lijst met gevallen waarvoor advies van de gemeenteraad nodig is voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteitals bedoeld in artikel 16.15a lid b. onder 1

Onder de aangewezen gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, als bedoeld in artikel 16.15a, lid b. onder 1 worden verstaan:
  • 1.

    het bouwen van gebouwen met een hoogte van meer dan 18 meter;

  • 2.

    het bouwen van een hoofdgebouw of hoofdgebouwen dat leidt tot een structureel ingrijpende verandering in verkeersintensiteit, geluidsbelasting en/of luchtkwaliteit;

  • 3.

    het bouwen van meer dan 6 woningen binnen de bebouwde kom en 1 woning of meer buiten de bebouwde kom;

  • 4.

    het bouwen van een hoofdgebouw, niet zijnde een woning, en voor zover gelegen binnen de bebouwde kom met een oppervlakte van meer dan 500 m², en het bouwen van een hoofdgebouw, niet zijnde een woning, buiten de bebouwde kom;

  • 5.

    een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan gelegen buiten de bebouwde kom, indien dit:

    • 1.

      hoger is dan 10 meter, of

    • 2.

      de oppervlakte meer is dan 500 m²;

  • 6.

    een gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorziening in openbaar gebied, indien dit:

    • 1.

      hoger is dan 5 meter, en

    • 2.

      de oppervlakte meer is dan 50 m²;

  • 7.

    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of een gedeelte daarvan, indien dit:

    • 1.

      hoger is dan 10 meter, en

    • 2.

      de oppervlakte meer is dan 50 m²;

  • 8.

    het realiseren van windmolens en/of zonneweiden;

  • 9.

    een antenne-installatie hoger dan 40 meter;

  • 10.

    het gebruiken van gronden, voor een periode van meer dan 10 jaar, voor een ingrijpende herinrichting van openbaar gebied;

  • 11

    het gebruiken van gronden en/of bouwwerken, voor een periode van meer dan 10 jaar, voor zover:

    • 1.

      het betreft gebruiken van bouwwerken binnen de bebouwde kom voor meer dan 6 woningen;

    • 2.

      het betreft horeca met een bruto vloeroppervlak van meer dan 500 m² en gelegen buiten het horecaconcentratiegebied zoals bedoeld in het Horecakader zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 8 maart 2017 of de opvolger daarvan;

    • 3.

      het betreft detailhandel met een bruto vloeroppervlak van meer dan 500 m²;

    • 4.

      het betreft religieus erfgoed zijnde monumenten;

    • 5.

      het gebruik leidt tot een structureel ingrijpende verandering in verkeersintensiteit, geluidsbelasting en/of luchtkwaliteit;

    • 6.

      gelegen buiten de bebouwde kom met uitzondering van:

      • 1.

        gebruik van gronden tot een oppervlakte van 100 m²;

      • 2.

        logiesfuncties voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;

  • 12

    het gebruiken van een recreatiewoning voor permanente bewoning, tenzij wordt voldaan aan de volgende eisen: de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was;

  • 13

    het bouwen van bouwwerken in en aangrenzend aan natuurgebieden.

  • 1.

    Bijlage

  •  

begrippen

andere gebouwen: andere gebouwen dan woningen

antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne

antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie

bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak

buitenplanse omgevingsplanactiviteit: een activiteit in strijd met het omgevingsplan

buitenplanse omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit 

bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren

gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

hoofdgebouw: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie (bestemming) van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie (bestemming) het belangrijkst is

huishouden: een alleenstaande die een huishouding voert, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren

natuurgebied: een natuurgebied is een gebied dat onderdeel is van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000

woning: een complex van ruimten waarin wordt gewoond door één afzonderlijk huishouden

zonneweide: grond (land) ingericht met zonnepanelen ten behoeve van het opwekken van zonne-energie

Voor het overige wordt, voor de toepassing van in de lijst gebruikte begrippen, geconformeerd aan jurisprudentie die is ontstaan over Bijlage II van het Bor onder Wabo.

Wijze van meten

De waarden die in deze lijst in m of m² zijn uitgedrukt worden op de volgende wijze gemeten:

  • 1.

    afstanden loodrecht,

  • 2.

    hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en

  • 3.

    oppervlakte: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwer,

  • 4.

    bruto vloeroppervlakte: het vloeroppervlak van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen.

Bij de toepassing van onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

Toelichting

Vanaf de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn alle bestemmingsplannen en zo’n 600 rijksregels het tijdelijke Omgevingsplan geworden. In het ‘plan’ staan de regels over de fysieke leefomgeving. Op termijn worden in het Omgevingsplan de regels uit de Hilversumse verordeningen die ook over de fysieke leefomgeving gaan, opgenomen. In de loop der jaren, maar uiterlijk vóór 31 december 2029 ontstaat een volwaardig Omgevingsplan met alle regels over de fysieke leefomgeving. Regels die bijdragen aan de maatschappelijke behoeften en tegelijkertijd de fysieke leefomgeving beschermen tegen negatieve invloeden.

De gemeenteraad stelt het strategisch beleid van de gemeente vast in de Omgevingsvisie. Dat geeft de kaders voor het opstellen van programma’s, voor het Omgevingsplan en het verlenen van omgevingsvergunningen. De gemeenteraad beslist over het Omgevingsplan. Burgemeester en wethouders stellen programma’s op, voeren het Omgevingsplan uit en verlenen omgevingsvergunningen.

De gemeenteraad toetst en controleert of burgemeester en wethouders het beleid volgens afspraak uitvoeren. Dat is niet anders dan de praktijk van voor de Omgevingswet. De rolverdeling tussen de gemeenteraad en het college van B&W blijft hetzelfde. Wel heeft het college door de Omgevingswet meer bevoegdheden gekregen bij de uitvoering van het beleid en is de gemeenteraad nadrukkelijker belast met de hoofdlijnen en het toezicht op het beleidsproces.

De fysieke leefomgeving verandert voortdurend. Maatschappelijke behoeftes wijzigen. Dat leidt tot nieuwe inzichten en beleidsaanpassingen. Dat kan dan weer leiden tot aanvragen om afwijkingen van het Omgevingsplan via een buitenplanse omgevingsvergunning (een zogenoemde afwijkvergunning).

Met het inwerkingtreden van de Omgevingswet is het de bedoeling dat in het algemeen de gemeenteraad niet meer betrokken is bij afwijkingen van het Omgevingsplan. De verklaring van geen bedenkingen is immers komen te vervallen. Burgemeester en wethouders mogen zelfstandig besluiten over medewerking aan een project. Voor de komst van de Omgevingswet kon het college dat ook al op basis van de zogenoemde Kruimelregeling van het Besluit omgevingsrecht[1].

De gemeenteraad wil zijn invloed ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet op belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen, waarvoor geheel of gedeeltelijk moet worden afgeweken van het Omgevingsplan, niet verliezen. Daarom heeft de raad gevallen aangewezen waarbij hij betrokken moet worden als het om een buitenplanse omgevingsvergunning gaat. Dit is de zogenoemde lijst met gevallen waarbij advies van de gemeenteraad nodig is voor een buitenplanse omgevingsactiviteit. De raad wil over dergelijke afwijkvergunningen adviseren. Het advies van de gemeenteraad is bindend, het college mag daar niet van afwijken.

Als een buitenplanse omgevingsvergunning gevraagd wordt voor een geval (activiteit) die niet op de lijst staat dan mogen burgemeester en wethouders zelfstandig een afweging maken. Daarbij moet het college rekening houden met bestaande (beleid)skaders van de gemeente.

De lijst van gevallen heeft een bijlage. Daarin staan de gebruikte begrippen uitgelegd en is een wijze van meten opgenomen. Dat bepaalt bijvoorbeeld hoe een hoogte of vloeroppervlak moet worden berekend.

De lijst is afgeleid van de Kruimellijst zoals die is opgenomen in artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht[2], maar dan ‘andersom’ geformuleerd. Het is een lijst met gevallen waarbij de gemeenteraad wil worden betrokken bij aanvragen om buitenplanse omgevingsvergunningen en hierin een bindend advies wil geven.

Achterliggende gedachte om de ‘Kruimellijst’ omgekeerd als basis te laten zijn voor de lijst van gevallen zoals bedoeld in artikel 16.15a lid b. onder 1. Omgevingswet is de verhouding tussen de gemeenteraad als kadergever en het college van burgemeester en wethouders als uitvoerder van de regels. In essentie blijft de rolverdeling tussen de gemeenteraad en burgemeester en wethouder na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onveranderd. Wel krijgt het college meer bevoegdheden bij de uitvoering van het beleid en is de gemeenteraad nadrukkelijker belast met de hoofdlijnen en het toezicht op het beleidsproces.

Daarbij is ook in aanmerking genomen dat het de bedoeling van de wetgever is om o.a. de besluitvorming over projecten (initiatieven) in de fysieke leefomgeving te versnellen en te verbeteren.

De ervaring leert dat in de huidige praktijk verreweg de meeste buitenplanse omgevingsvergunningen worden aangevraagd voor relatief geringe wijzigingen in de fysieke leefomgeving. Voor die gevallen is het dagelijks bestuur het aangewezen bestuursorgaan om een afweging te maken over de verlening of weigering van de omgevingsvergunning.

Toelichting per artikellid

Lid 1

In dit lid wordt de bouw van nieuwe gebouwen aangewezen die hoger zijn dan 18 meter en in strijd zijn met het Omgevingsplan.

Lid 2

In dit lid is de bouw van een nieuw hoofdgebouw of nieuwe hoofdgebouwen aangewezen dat leidt tot een structureel ingrijpende verandering in verkeersintensiteit, geluidsbelasting en/of luchtkwaliteit. Voor het bepalen van wat een structureel ingrijpende verandering is, moeten de te verwachten gevolgen van het gebruik van gronden of bouwwerken voor omwonenden en gebruikers van het desbetreffende gebied worden beschouwd (zie ook lid 10 en 11). In dit lid worden nieuwe (woon)gebouwen aangewezen. Dit lid is niet van toepassing op bestaande gebouwen. Over die gevallen gaat lid 11.

Lid 3

In dit lid wordt de bouw van nieuwe woningen (nieuwbouw) die in strijd zijn met het Omgevingsplan aangewezen. Een woning is een complex van ruimten waarin wordt gewoond.

Daarbij is onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten de bebouwde kom. Een aanvraag voor de bouw van één woning of meer buiten de bebouwde kom die niet is voorzien in het Omgevingsplan en waarvoor een buitenplanse omgevingsvergunning kan worden verleend moet altijd voor advies naar de gemeenteraad. Binnen de bebouwde kom adviseert de raad alleen als een buitenplanse omgevingsvergunning wordt gevraagd voor meer dan 6 woningen. Het gaat hierbij om een bouwplan voor een samenhangende aaneengesloten locatie. Het is niet de bedoeling dat de bouw van bijvoorbeeld 10 woningen in de bebouwde kom op een samenhangende locatie in tweeën wordt gesplitst en in twee afzonderlijke aanvragen worden ingediend waardoor deze afzonderlijk geen gevallen zijn die door de raad zijn aangewezen.[3]

Voor de duidelijkheid wordt er nog op gewezen dat de gemeenteraad alleen adviseert als moet worden afgeweken van het Omgevingsplan en die afwijkactiviteit is aangewezen. Stel een initiatiefnemer wil 50 woningen bouwen op een plek in de bebouwde kom waar er volgens het Omgevingsplan maar 45 mogen worden gebouwd. In dat geval wordt er voor 5 woningen gevraagd af te wijken van het Omgevingsplan. Die 5 woningen in de bebouwde kom zijn dan niet aangewezen. Ook als ze onderdeel zijn van een bouwplan van die 50 woningen.

In dit lid worden nieuwe (woon)gebouwen aangewezen. Dit lid is niet van toepassing op bestaande gebouwen waarin door transformatie woningen worden gebouwd. Dan gaat het over een ander gebruik van een (bestaand) gebouw. Over die gevallen gaat lid 11.

Lid 4

In dit lid wordt de nieuwbouw van andere gebouwen dan ‘woongebouwen’ aangewezen. Dat kan gaan om bedrijfsgebouwen of gebouwen voor bijvoorbeeld maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, horeca of detailhandel. Alles behalve wonen. Ook hier is een onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten de bebouwde kom.

Buiten de bebouwde kom zijn alle nieuwe gebouwen, niet zijnde woningen aangewezen. Als een buitenplanse omgevingsvergunning nodig is dan moet de raad een advies aan burgemeester en wethouders geven voordat de vergunning kan worden verleend.

In de bebouwde kom zijn alleen nieuwe andere gebouwen aangewezen met een oppervlakte van meer dan 500 m². [4] Ook hier geldt dat het gaat om de mate waarin wordt afgeweken van het Omgevingsplan. Als in het Omgevingsplan nieuwbouw is toegestaan tot 400 m² en een initiatiefnemer wil op die plek 600 m² bouwen dan gaat het dus om een afwijking van 200 m².

Lid 5

In dit lid worden bijbehorende bouwwerken en uitbreidingen daarvan met een bepaalde hoogte of oppervlakte buiten de bebouwde kom aangewezen. De bepaling van hoogte en oppervlakte geldt afzonderlijk van elkaar. Het woordje ‘of’ in onderdeel a. Dat betekent dat de bepaling van hoogte en oppervlakte beide afzonderlijk bepalen of een aanvraag om een buitenplanse omgevingsvergunning voor een bijbehorend bouwwerk en uitbreiding daarvan buiten de bebouwde kom moet worden voorgelegd aan de gemeenteraad of niet. Is bijvoorbeeld de hoogte minder dan 10 meter maar de oppervlakte meer dan 500 m² dan is een advies van de gemeenteraad nodig.

Bijbehorende bouwwerken en uitbreidingen daarvan binnen de bebouwde kom zijn niet aangewezen. Aanvragen voor een buitenplanse omgevingsvergunning voor die bouwwerken en uitbreidingen daarvan worden door burgemeester en wethouders beoordeeld.

Lid 6

In dit lid worden bepaalde gebouwen ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen in openbaar gebied aangewezen. Er is in dit lid geen onderscheid gemaakt tussen de ligging binnen of buiten de bebouwde kom.

Onder gebouwen voor infrastructurele of openbare voorzieningen worden bijvoorbeeld nutsgebouwen (elektriciteitshuisje) verstaan of informatiehutten voor fiets- en wandeltochten. Ook gebouwtjes voor telecomdoeleinden of bushokjes zijn als zodanig aan te merken.

Als voor deze gebouwen een buitenplanse omgevingsvergunning wordt gevraagd, dan is een advies van de gemeenteraad nodig als de gebouwen hoger zijn dan 5 meter én groter zijn dan 50 m².

In tegenstelling tot lid 3 gelden de bepalingen voor hoogte en oppervlakte cumulatief; hoogte en oppervlak bepalen in dit geval samen of een advies nodig is van de gemeenteraad. Het woordje ‘en’ in onderdeel a. bepaalt dat. Als een dergelijk gebouw 4 meter hoog is, maar een oppervlakte heeft van meer dan 50 m² is dus geen advies van de gemeenteraad nodig. Burgemeester en wethouders beoordelen in dat geval of vergunning kan worden verleend.

 

Lid 7

In dit lid worden bepaalde bouwwerken die geen gebouwen zijn aangewezen. Er is geen onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten de bebouwde kom.

Het gaat om bouwwerken als vlaggenmasten of kunstwerken. Of een bouwwerk geen gebouw is wordt bepaald door de definitie van gebouw. Valt het niet onder die definitie dan is het geen gebouw.

Indien voor deze bouwwerken een buitenplanse omgevingsvergunning nodig is dan is een advies van de gemeenteraad nodig als de bouwwerken hoger zijn dan 10 meter én groter zijn dan 50 m².

Lid 8

In dit lid worden zogenoemde windmolenparken en zonneweiden apart aangewezen. Advies van de gemeenteraad is nodig voor een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het Omgevingsplan voor dergelijke bouwwerken. Er is geen onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten de bebouwde kom.

 

Lid 9

In dit lid wordt een antenne-installatie met een hoogte van meer dan 40 meter aangewezen als geval waarover de gemeenteraad advies moet geven indien daarvoor een buitenplanse omgevingsvergunning wordt gevraagd.

Lid 10

In dit lid wordt het gebruik van gronden voor een ingrijpende herinrichting van openbaar gebied aangewezen. Het gaat in dit geval niet om het aanleggen van een paar parkeerplaatsen in een groenstrook, maar wel als door de aanleg van die parkeerplekken er nagenoeg geen groen meer overblijft. Voor het bepalen van wat een ingrijpende herinrichting van openbaar gebied is, moeten de te verwachten gevolgen van de herinrichting voor omwonenden en gebruikers van het desbetreffende gebied worden beschouwd.

Het gaat om een gebruik dat langer dan 10 jaar duurt (in feite permanent).

Lid 11

In dit lid wordt het gebruik van gronden en/of bouwwerken, waarvoor een buitenplanse omgevingsvergunning nodig is, aangewezen. Het gaat om gebruik dat langer dan 10 jaar duurt. Tijdelijk gebruik van gronden en/of bouwwerken (minder dan of gelijk aan 10 jaar) is niet aangewezen.

Als een buitenplanse omgevingsvergunning wordt gevraagd voor de verbouw van een (bestaand) bouwwerk binnen de bebouwde kom voor de realisatie van meer dan 6 woningen is een advies van de gemeenteraad nodig. Denk aan transformatie van een kantoorgebouw naar woningen. Met woningen worden in dit geval zowel zelfstandige woningen als onzelfstandige woonruimtes bedoeld.

In dit lid wordt ook gebruik van gronden en/of bouwwerken, waarvoor een buitenplanse omgevingsvergunning nodig is, aangewezen, voor zover het horeca, detailhandel en religieus monumentaal erfgoed betreft.

Gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca binnen de bebouwde kom is alleen aangewezen als dat plaatsvindt buiten het zogenoemde horecaconcentratiegebied, zoals bedoeld in het Horecakader van maart 2017 of de opvolger daarvan en dit meer dan 500 m² bruto vloeroppervlak is. Gebruik van gronden en/of bouwwerken binnen de bebouwde kom voor detailhandel met een oppervlakte (bvo) van meer dan 500 m² is aangewezen. Gaat het om gebruik van gronden en/of bouwwerken binnen de bebouwde kom van religieus monumentaal erfgoed dan is dat aangewezen ongeacht de omvang.

Ook aangewezen zijn die gevallen waarin het gebruik van gronden en/of bouwwerken naar verwachting leidt tot een structureel ingrijpende verandering in verkeersintensiteit, geluidsbelasting en/of luchtkwaliteit. Voor het bepalen van wat een structureel ingrijpende verandering is, moeten de te verwachten gevolgen van het gebruik van gronden of bouwwerken voor omwonenden en gebruikers van het desbetreffende gebied worden beschouwd (zie ook lid 10).

Voor de duidelijkheid wordt er ook hier nog op gewezen dat de gemeenteraad alleen adviseert als moet worden afgeweken van het Omgevingsplan en die afwijkactiviteit is aangewezen. Stel een initiatiefnemer wil een supermarkt verbouwen op een plek in de bebouwde kom waardoor er een winkel van 1.000 m² (bvo) ontstaat. Als in het Omgevingsplan staat dat op die plek een supermarkt van 800 m² (bvo) is toegestaan en er is nog ruimte in het (bestaande) bouwwerk dan wordt er in dat geval dus maar voor 200 m² gevraagd om af te wijken van het Omgevingsplan. Die 200 m² in de bebouwde kom is dan niet aangewezen.

Ander gebruik van gronden en/of bouwwerken binnen de bebouwde kom is niet aangewezen.

Buiten de bebouwde kom is op twee uitzonderingen na al het gebruik van gronden en/of bouwwerken, waarvoor een buitenplanse omgevingsvergunning nodig is, aangewezen. Die twee uitzonderingen zijn het gebruik van gronden met een oppervlakte van minder dan 100 m²en gebruik van bouwwerken met de daarbij behorende gronden voor logiesfuncties voor werknemers of de opvang van asielzoekers of een andere categorie vreemdelingen.

Lid 12

In dit lid wordt het gebruik van een recreatiewoning aangewezen voor zover de bewoner niet voldoet aan de eisen die voor dat gebruik bestaan.

Lid 13

In dit lid wordt het bouwen van bouwwerken (gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde) in of aangrenzend aan natuurgebied, die in strijd zijn met het Omgevingsplan, aangewezen. Aangrenzend wil zeggen op een perceel direct grenzend aan, of op een perceel liggend binnen 50 meter van een natuurgebied (bv gescheiden door een openbare weg). Een aanvraag voor de bouw van dergelijke bouwwerken welke niet zijn voorzien in het Omgevingsplan en waarvoor een buitenplanse omgevingsvergunning kan worden verleend moet altijd voor advies naar de gemeenteraad. De natuur in Hilversum is een groot goed, dat beschermd moet worden.

   

[1] Bijlage II, artikel 4 Besluit omgevingsrecht (oud)

[2] Die Kruimellijst vervalt als de Omgevingswet in werking treedt.

[3] Er is voor deze ‘salami-tactiek’ een vergelijking te trekken met het opknippen van projecten om zo onder de drempel van de mer-(beoordelings)plicht uit te komen. Zie daarvoor o.a. de uitspraak van 4 maart 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:653) van de Raad van State. De Afdeling ging in die kwestie na of de betrokken ontwikkelingen als fasen van dezelfde activiteit moeten worden aangemerkt (voorzienbaarheid) of dat de activiteiten zodanig met elkaar samenhangen dat deze in het kader van de m.e.r.-(beoordelings)plicht als één activiteit moeten worden aangemerkt (samenhang). Indien voldaan wordt aan het voorzienbaarheids- of samenhangcriterium, dan dient een m.e.r.(-beoordeling) te worden verricht bij het eerste ruimtelijke besluit voor het gehele programma waarin ook met de andere ruimtelijke besluiten wordt voorzien. Deze salami-tactiek kan dus niet worden toegepast om zo doende een advies van de gemeenteraad te omzeilen.

[4] Daarbij is aangesloten bij het begrip nieuwe stedelijke ontwikkeling uit het (voormalige) Besluit ruimtelijke ordening. Een stedelijke ontwikkeling is ‘een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’. Als een project een nieuwe stedelijke ontwikkeling is dan moet daarvoor de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ worden toegepast. Het bevoegd gezag moet voldoen aan een streng motiveringsvereiste als een nieuwe stedelijke ontwikkeling planologisch mogelijk worden gemaakt. In de jurisprudentie is in een zogenoemde overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtzaak van de Raad van State van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat begrip nader begrensd.

Naar boven