Huisvestingsverordening Almere 2019 (tweede wijziging)

De raad van de gemeente Almere,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2021;

 

gelet op artikel 7, eerste lid, van de Huisvestingswet 2014;

 

Besluit:

 

vast te stellen de volgende wijziging van de Huisvestingsverordening Almere 2019 (tweede wijziging):

 

ARTIKEL I

Artikel 11, tweede lid onder d, komt als volgt te luiden:

“de woningzoekende moet omzien naar woonruimte na een verblijf in een instelling voor opvang als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, een psychiatrische instelling, een erkende hulp- of dienstverleningsinstelling of een toegelaten instelling als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen; of”

 

ARTIKEL II

Van artikel 11, vierde lid onder a, komt de derde alinea als volgt te luiden:

“De woningzoekende als bedoeld in het tweede lid onder d van dit artikel 11 moet direct voorafgaande aan het verblijf in een instelling in totaal minimaal twee uit drie jaar ingezetene van Almere zijn geweest. Burgemeester en wethouders kunnen van deze eis afwijken voor woningzoekenden die in een instelling verblijven waarmee burgemeester en wethouders afspraken hebben gemaakt over uitstroom, indien de woningzoekende aantoonbaar:

  • I.

    een duurzame begeleidingsrelatie in Almere heeft van een GGZ-zorgverlener of een zorgverlener op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet of de Wet langdurige zorg, of

  • II.

    in Almere een duurzaam sociaal netwerk heeft met aantoonbaar een essentiële gunstige invloed op een succesvol traject, terwijl de gemeente van herkomst factoren kent die herstel wezenlijk belemmeren, dan wel de gemeente van herkomst van de woningzoekende niet meer te achterhalen is, of

  • III.

    een gezin met minderjarige kinderen betreft met een beschikking maatwerkvoorziening voor maatschappelijke opvang indien deze maatwerkvoorziening op specifieke aanwijzing van de gemeente Almere voor dit gezin is ingezet.

 

Onder gemeente van herkomst wordt verstaan: de gemeente waar de woningzoekende direct voorafgaand aan verblijf in de instelling zelfstandig of inwonend bij ouders of voogd permanent woonde.”

 

ARTIKEL III

Aan artikel 11, vierde lid onder f, wordt een zin toegevoegd, luidende:

“Deze voorwaarde is niet van toepassing op woningzoekenden als bedoeld in dit artikel 11, tweede lid onder d.”

 

ARTIKEL IV

Van artikel 13, eerste lid, komt de tweede volzin als volgt te luiden:

“Het voorgaande is niet van toepassing indien de woningzoekende vergunninghouder is als bedoeld in artikel 28 van de Wet, dan wel indien de urgentie wordt aangevraagd op grond van artikel 11, tweede lid onder d, f of g.”

 

ARTIKEL V

Bijlage II paragraaf I onder 4 komt als volgt te luiden:

"4. Woonruimte nodig na verblijf in een instelling voor opvang als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, een psychiatrische instelling, een erkende hulp- of dienstverleningsinstelling of een toegelaten instelling als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen

 

Aan het criterium genoemd in artikel 11 tweede lid onder d wordt voldaan indien de woningzoekende verblijft in een van de in die bepaling genoemde instellingen, toe is aan zelfstandig wonen, al dan niet met begeleiding, en voldoet aan de in artikel 11, vierde lid, en onderstaand genoemde voorwaarden.

 

Instellingen waarvan cliënten in aanmerking kunnen komen voor een urgentieverklaring, moeten naast het bepaalde in artikel 11, vierde lid onder a aan alle volgende voorwaarden voldoen:

 

  • Het aanbieden van woonruimte maakt integraal onderdeel uit van de begeleiding van de instelling.

  • De instelling heeft onder meer tot doel te bevorderen dat cliënten zelfstandig wonen, zo nodig met (tijdelijke of structurele) begeleiding.

 

Voor het aanvragen van urgentie op grond van artikel 11 tweede lid sub d gelden naast het bepaalde in artikel 11, vierde lid, de volgende eisen:

 

  • De woningzoekende dient te verblijven in een instelling die voldoet aan de hierboven genoemde voorwaarden

  • De urgentieaanvraag wordt met schriftelijke instemming van de woningzoekende door de instelling van verblijf ingediend. In artikel 11, vierde lid onder i, wordt voor ‘woningzoekende’ gelezen ‘de instelling die de aanvraag indient’.

  • In de aanvraag dient te worden vermeld dat het een aanvraag op grond van artikel 11, lid 2, sub d van de Huisvestingsverordening 2015 betreft.

  • De aanvraag dient vergezeld te gaan van relevante stukken die aantonen dat de woningzoekende toe is aan zelfstandig wonen.

 

Het maximum aantal op grond van artikel 11, tweede lid onder d, te verlenen urgentieverklaringen bedraagt 250 per kalenderjaar.

 

De te verlenen urgentieverklaring dan wel de weigering daarvan wordt op naam gesteld van en toegezonden aan de woningzoekende, met afschrift aan de instelling.

 

Voor de woningzoekende die een urgentieverklaring heeft gekregen, zijn drie soorten huurcontracten mogelijk: op naam van de cliënt, op naam van de instelling met de mogelijkheid het contract na één jaar op naam van de cliënt te zetten of structureel op naam van de instelling.”

 

ARTIKEL VI

In Bijlage II paragraaf II komt de tekst met het kopje “Geen tussenkomst urgentiecommissie” te vervallen.

 

 

ARTIKEL VII

Deze wijzigingsverordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

 

 

Almere, 27 januari 2022

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

G.J. Broer A.T.B. Bijleveld-Schouten

Toelichting op de tweede wijziging van de Huisvestingsverordening Almere 2019

 

ALGEMEEN

Deze tweede wijziging van de Huisvestingsverordening voorziet erin om voor mensen die wonen in een 24-uurs zorginstelling en klaar zijn om weer zelfstandig te gaan wonen, de uitstroom te versnellen en te verbeteren. Het gaat om mensen in de maatschappelijke opvang, beschermd wonen en (verlengde) jeugdzorg met verblijf. Met de wijziging vragen uitstromers uit een 24-uurs zorginstelling niet zelf meer urgentie aan die onafhankelijk wordt getoetst door de urgentiecommissie, maar krijgen zij urgentie op voordracht van de zorginstelling. Het aantal kandidaten dat met voorrang voor een woning in aanmerking komt, wordt begrensd door een quotum vast te stellen. Dat is een bepaalde hoeveelheid woningen die voor deze doelgroep beschikbaar wordt gesteld.

 

ARTIKELSGEWIJS

ARTIKEL I

In dit artikel wordt de huidige tekst van artikel 11, tweede lid onder d, aangevuld met ‘of een toegelaten instelling als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen’. Ook vanuit instellingen op basis van de Wet langdurige zorg komt het voor dat mensen toe zijn aan zelfstandig wonen. Dit betreft een verduidelijking ten opzichte van de huidige tekst.

 

ARTIKEL II

In het nieuwe artikel 11, vierde lid onder a, wordt geregeld wanneer iemand die in een 24-uurs zorginstelling woont in aanmerking kan komen voor urgentie in Almere. Daarbij geldt dat:

  • de vraag of iemand ingezetene is moet blijken uit de BRP,

  • onder een duurzame begeleidingsrelatie wordt verstaan dat er hulpverlening is op grond van de Wmo, Jeugdwet, WLZ of een GGZ-zorgverlener.

 

ARTIKEL III

Aan artikel 11, vierde lid onder f, wordt een zin toegevoegd, luidende:

“Deze voorwaarde is niet van toepassing op woningzoekenden als bedoeld in dit artikel 11, tweede lid onder d.” Hiermee wordt geregeld dat de eis eerst zelf naar alternatieve woonruimte te moeten zoeken, waaronder de mogelijkheid een onzelfstandige woning of kamer te bewonen, losgelaten. Dit belemmert voor veel mensen het herstel. De afweging of iemand via een urgentie in aanmerking moet komen voor een woning of niet, omdat er een alternatief is, wordt door de zorginstelling gedaan.

 

ARTIKEL IV

Dit artikel wijzigt artikel 13, zodat dat de woningzoekende die moet omzien naar woonruimte na een verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 11, tweede lid onder d, bij de beoordeling van het verzoek om een urgentieverklaring niet voor advies langs de urgentiecommissie hoeft.

 

ARTIKEL V

In Bijlage II, paragraaf 4, bij de Verordening is een verduidelijking aangebracht. Dit betreft een verduidelijking onder welke voorwaarden iemand die moet omzien naar een woning na verblijf in een instelling hiervoor in aanmerking kan komen. Daarnaast wordt met dit artikel gewijzigd dat de zorginstelling met schriftelijke instemming van de woningzoekende de urgentieaanvraag indient. Voorheen was dit de woningzoekende zelf. Ook wordt in dit artikel geregeld dat het maximum aantal te verlenen urgentieverklaringen op grond van artikel 11, tweede lid onder d, jaarlijks 250 bedraagt.

 

ARTIKEL VI

In Bijlage II paragraaf II komt de tekst met het kopje “Geen tussenkomst urgentiecommissie” te vervallen. Deze tekst kan komen te vervallen omdat dit anders dubbel in de verordening staat.

Naar boven