Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Gulpen-Wittem 2019 (eerste wijziging)

De raad van de gemeente Gulpen-Wittem;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 december 2021 met kenmerk G.21.04944;

 

gelet op de artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, 2.21, eerste lid, onder a en b, en 3.148, tweede lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer juncto artikel 8.2.2 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

gelet op (artikel I, onderdelen H, J en EE van) de Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet (Stb. 2021, 26);

 

besluit:

 

De verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Gulpen-Wittem 2019 (eerste wijziging) vast te stellen:

Artikel I  

De Algemene plaatselijke verordening Gulpen-Wittem 2019 wordt als volgt gewijzigd:

 

Aa

 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

    • -

      beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • 2.

    De definities van ‘bevoegd gezag’, ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ komen te luiden:

    • -

      bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

    • -

      bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

    • -

      gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

Ab

 

Artikel 1:2, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.

Ac

 

Aan artikel 1:4 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

 

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

Ad

 

Voor de bestaande tekst van artikel 1:5 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

Ae

 

Voor de bestaande tekst van artikel 1:6 wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst. Toegevoegd wordt een nieuw lid, luidende:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.

Aee

 

Artikel 2:9 komt te luiden:

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.

  • 1.

    Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

  • 2.

    De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Af

 

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het vijfde lid vervalt en de leden 6, 7 en 8 worden vernummerd tot 5, 6 en 7.

  • 2.

    Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 6.

      Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

A

 

In de artikelen 2:10, 2:29, zesde lid, 5:2, vijfde lid, 5:3, derde lid, 5:6, vierde lid, 5:7, derde lid, 5:8, zesde lid, 5:11, vierde lid en 5:36, vierde lid, wordt ‘Op de ontheffing’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een ontheffing’.

 

Ba

 

Artikel 2:10 wordt als volgt gewijzigd.

 

Het zevende lid komt te luiden:

 

  • 7.

    Op de aanvraag om een vergunning, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Bb

 

Aan artikel 2:10 lid 3 wordt ‘ten aanzien van terrassen, uitstallingen en reclameborden’ vervangen in ‘ten aanzien van gedenktekens, terrassen, uitstallingen en reclameborden’.

 

Bc

 

Aan artikel 2:10 lid 2 wordt toegevoegd aan het eind van de zin ‘, dan wel zo breed mogelijk indien van oudsher een smallere doorgang bestaat’.

 

B

 

Artikel 2:12 komt te luiden:

 

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning een inrit/uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2.

    de vergunning kan worden geweigerd indien:

    • a.

      daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

    • b.

      dat zonder noodzaak ten koste gaat van een parkeer gelegenheid op openbare weg;

    • c.

      het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

    • d.

      er sprake is van strijd met het bestemmingsplan.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het provinciaal wegenreglement.

Ca

 

Artikel 2:12, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.

Cb

 

Artikel 2:21, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.

C

 

In de artikelen 2:24, eerste lid, onder b, en 5:14, tweede lid, onder b, wordt ‘artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet’.

 

D

 

In artikel 2:24, tweede lid, wordt na onderdeel e, door vervanging van de punt in een puntkomma, een onderdeel toegevoegd:

  • f.

    een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

E

 

Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het derde en vijfde lid, wordt ‘van slecht levensgedrag’ vervangen door ‘in enig opzicht van slecht levensgedrag’.

  • 2.

    Er worden twee leden toegevoegd na het negende lid, onder vernummerring van het tiende lid tot het twaalfde lid:

    • 10.

      Het derde lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid, onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

    • 11.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van slecht levensgedrag is.

  • 3.

    In het twaalfde lid (voorheen tiende lid) wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vergunning’.

Ea

 

Artikel 2:26 komt te luiden:

 

Artikel 2:26 Ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.

  • 3.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak en een herdenkingsplechtigheid.

F

 

Aan artikel 2:27 lid 1 onder a sub 1 wordt toegevoegd: waterpijpcafé.

 

G

 

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      De burgemeester weigert de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk, in aanvulling op artikel 1:8 van de APV, indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit dan wel indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:

      • a.

        de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag, of met een verklaring omtrent gedrag gelijk te stellen verklaring uit het buitenland, met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven; of

      • b.

        de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 2.

    Het achtste lid komt te luiden:

    • 8.

      Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Ga

 

In artikel 2:28, tweede lid, wordt ‘een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit’ vervangen door ‘het omgevingsplan’.

 

H

 

In artikel 2:34b, derde lid, wordt ‘het eerste lid, onder b,’ vervangen door ‘het tweede lid’.

 

I

Na artikel 2:36 worden de artikelen 2:36a t/m 2:36e toegevoegd en artikel 2:36 en artikel 2:36a t/m 2:36e komen te luiden:

 

Artikel 2:36 Vergunningsplicht

  • 1.

    Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting te exploiteren.

  • 3.

    De aanvraag voor de vergunning dient te geschieden met een door de burgemeester vastgesteld formulier.

  • 4.

    In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      de persoonsgegevens van de exploitant; en

    • b.

      de persoonsgegevens van de beheerder.

  • 5.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:36a Gedragseisen

De Exploitant en de beheerder:

  • a.

    staan niet onder curatele;

  • b.

    zijn niet in enig opzicht van aantoonbaar slecht levensgedrag; en

  • c.

    hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

Artikel 2:36b Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd indien:

  • a.

    de exploitant of beheerder niet voldoet aan de in 2:36a gestelde eisen;

  • b.

    de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

  • c.

    naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de inrichting of de openbare orde door de exploitatie van de inrichting op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed;

  • d.

    de exploitatie van de inrichting een onaanvaardbaar risico op ernstige verstoring van de openbare orde met zich zal meebrengen;

  • e.

    dit in het belang is van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten.

Artikel 2:36c Sluiting

  • 1.

    De burgemeester kan ter bescherming van de openbare orde en veiligheid de sluiting bevelen van een inrichting indien daar:

    • a.

      door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel verworven of overgedragen;

    • b.

      discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;

    • c.

      wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend;

    • d.

      zich andere feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de inrichting ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.

  • 2.

    De burgemeester kan de sluiting bevelen van een inrichting indien:

    • a.

      de exploitant of beheerder handelt in strijd met het bepaalde in de in artikel 2:36 tweede lid of 2:36a onder sub a en b;

    • b.

      de exploitant of beheerder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 3.

    De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.

  • 4.

    De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot sluiting bij de toegang van de inrichting of in de directe nabijheid daarvan.

  • 5.

    De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.

Artikel 2:36d Aanwezigheid in gesloten inrichting

  • 1.

    Het is verboden een inrichting te betreden waarvan de sluiting is bevolen.

  • 2.

    Het is de rechthebbende verboden zonder toestemming van de burgemeester bezoekers toe te laten of zelf de inrichting te betreden.

Artikel 2:36e Intrekking vergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 wordt de vergunning ingetrokken indien:

  • a.

    de exploitatie van de inrichting door een andere dan in de vergunning genoemde houder wordt overgenomen;

  • b.

    De exploitant of beheerder niet meer voldoet aan de in artikel 2:36a onder sub a en b gestelde eisen.z

Ia

 

In artikel 2:38 wordt verwijderd: ‘en informatie over het al dan niet bereikt hebben van de leeftijd van 14 jaar of ouder op dag van aankomst.’.

 

J

 

In de artikelen 2:39, vierde lid, 2:72, tweede lid, 5:13, vierde lid, en 5:18, vijfde lid, wordt ‘Op de vergunning’ vervangen door ‘Op de aanvraag om een vergunning’.

 

Ja

 

Artikel 2:39, derde lid, onder b, komt te luiden:

 

  • b.

    de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.

K

 

Na artikel 2:40a wordt Afdeling 10a toegevoegd met artikel 2:40b.

Deze Afdeling komt te luiden:

 

Afdeling 10a. Toezicht op bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen

 

Artikel 2:40b Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      Exploitant: natuurlijke persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • b.

      Beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of onmiddellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;

    • c.

      Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk gebouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    De burgemeester kan gebieden, gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebied wordt uitsluitend aangewezen als in dat gebied de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een gebouw wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebied of een gebouw kan zich tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

  • 3.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      In een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebied of gebouw voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten, of

    • b.

      Indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 4.

    De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      In het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;

    • c.

      Indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • d.

      Indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan of een geldende Leefmilieuverordening;

    • e.

      Indien een of meer beheerders van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leefklimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      Door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast, of;

    • b.

      Door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed, of;

    • c.

      De voorwaarden uit de vergunning niet worden nageleefd, of;

    • d.

      De exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is, of;

    • e.

      De exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed, of;

    • f.

      Er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden, of;

    • g.

      Er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde, of;

    • h.

      De bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd, of;

    • i.

      Redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 6.

    De burgemeester kan de sluiting van het bedrijf bevelen indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd.

  • 7.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het zesde lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

  • 8.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 9.

    Indien er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandigheden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

  • 10.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de vergunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.

  • 11.

    In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

L

 

Na artikel 2:41 wordt artikel 2:41a toegevoegd. Dit artikel komt te luiden:

 

Artikel 2:41a Sluiting van voor het publiek toegankelijke gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als daar:

    • a.

      is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen;

    • b.

      door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel verworven of overgedragen;

    • c.

      discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;

    • d.

      wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend of

    • e.

      zich andere feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.

  • 2.

    De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.

  • 3.

    De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot sluiting bij de toegang van het gebouw, de inrichting of de ruimte, of in de directe nabijheid daarvan.

  • 4.

    De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.

  • 5.

    Het is verboden een gebouw, inrichting of ruimte te betreden waarvan de sluiting is bevolen.

  • 6.

    Het is de rechthebbende verboden zonder toestemming van de burgemeester bezoekers toe te laten of zelf het gebouw, de inrichting of de ruimte te betreden.

  • 7.

    Het derde, vierde, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing als de burgemeester krachtens artikel 174a van de Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet heeft besloten tot sluiting van een woning, een lokaal of een bij de woning of dat lokaal behorend erf.

La

 

In artikel 2:48, 5:3 en 5:6 wordt ‘kernen’ vervangen door bebouwde kom.

 

Lb

 

Artikel 2:50a vervalt.

 

M

 

In artikel 2:57, eerste lid, onder b, wordt ‘de weg’ vervangen door ‘een openbare plaats’.

 

Ma

 

Artikel 2:60, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

N

 

In artikel 2:65 wordt ‘op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw’ vervangen door ‘op een openbare plaats’.

 

Na

 

Artikel 2:71 komt te luiden:

 

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

Nb

 

Artikel 2:78a komt te luiden:

 

Artikel 2:78a Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

  • 3.

    De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

O

 

In artikel 3:3, vijfde lid, wordt ‘één seksinrichting’ vervangen door ‘een seksinrichting’.

 

P

 

Artikel 3:7 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

    • a.

      In de aanhef wordt ‘Een vergunning wordt geweigerd als’ vervangen door ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 wordt een vergunning geweigerd als’.

    • b.

      Onderdeel b vervalt.

    • c.

      De onderdelen c tot en met k worden geletterd b tot en met j.

  • 2.

    In het tweede lid, aanhef, wordt ‘het eerste lid, onder h,’ vervangen door ‘het eerste lid, onder g,’.

  • 3.

    In het derde lid wordt ‘het eerste lid, onder h en i,’ vervangen door ‘het eerste lid, onder g en h,’.

  • 4.

    In het vierde lid wordt ‘het eerste lid, onder h en i,’ vervangen door ‘het eerste lid, onder g en h,’.

Pa

 

Artikel 3:7, eerste lid, onder j, komt te luiden:

 

  • j.

    de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

Pb

 

Artikel 3:7 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

    • 1.

      Een vergunning wordt geweigerd als:

  • 2.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt gelijkgesteld:

      • a.

        een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

      • b.

        betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt.

Q

 

In artikel 3:9, eerste lid, onder e, wordt ‘artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met i’ vervangen door ‘artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met h’.

 

Qa

 

Artikel 3:9, eerste lid, onder g, komt te luiden:

 

  • g.

    de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.

Qb

 

Artikel 4:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:

    • -

      Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;

  • 2.

    De definitie van ‘inrichting’ komt te luiden:

    • -

      inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;

Qc

 

Artikel 4:6, vijfde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.

Qca

 

Artikel 4:8 komt te luiden:

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

 

Qcb

 

In artikel 4:11g wordt geschrapt: ‘langs openbare wegen en waterlossingen’.

 

Qd

 

Artikel 4:13 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid, aanhef, komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

Qe

 

Artikel 4:15, zevende lid, komt te luiden:

 

  • 7.

    Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.

Qf

 

Artikel 4:17 komt te luiden:

 

Artikel 4:17 Definitie

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Qg

 

Artikel 4:18 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.

  • 2.

    In het tweede lid wordt “vigerend bestemmingsplan” gewijzigd in “omgevingsplan”.

Qh

 

Artikel 5:5, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.

Qi

 

Artikel 5:6, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.

Qj

 

Aan de titel van artikel 5:6 wordt na ‘kampeermiddelen’ en voor ‘e.a.’ toegevoegd: aanhangwagens, keetwagens.

 

R

 

In artikel 5:13, vierde lid, wordt ‘Op de toestemming’ vervangen door ‘Op de aanvraag om toestemming’.

 

S

 

In de artikelen 5:14, tweede lid, onder b, en 5:17, eerste lid, onder a, wordt ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet’ vervangen door ‘artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet’.

 

Sa

 

Artikel 5:18, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.

Sb

 

Artikel 5:20, eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Artikel 5:18, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

Sc

 

Artikel 5:24, vijfde lid, komt te luiden:

 

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.

Sd

 

Artikel 5:28, tweede lid, komt te luiden:

 

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement of de provinciale omgevingsverordening.

T

 

In artikel 5:32, eerste lid, wordt na ‘met een motorvoertuig of een bromfiets’ ingevoegd ‘te crossen buiten wedstrijdverband,’.

 

Ta

 

Artikel 5:32, derde lid, komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

Tb

 

Artikel 5:33, vierde lid, onder b, komt te luiden:

 

  • b.

    binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.

Tc

 

Artikel 5:34 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚ of 3˚, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.

U

 

Artikel 6:7 komt te luiden:

 

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening gemeente Gulpen-Wittem 2019, eerste wijziging.

Artikel II  

De Algemene plaatselijke verordening Gulpen-Wittem 2019 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In de artikelen 2:24, eerste lid, onder d, 2:34a, 2:48, derde lid, onder a, 2:48, derde lid, onder b, en 3:7, eerste lid, onder h, onderdeel 1, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

 

B

In het opschrift van Hoofdstuk 2, Afdeling 8A, wordt ‘Drank- en Horecawet’ vervangen door ‘Alcoholwet’.

Artikel III  

  • 1.

    Artikel I van dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking met uitzondering van de onderdelen hierna genoemd in lid 2 en lid 3.

  • 2.

    De onderdelen Aa, Ab, Ac, Ad, Ae, Af, Ca, Cb, Ga, Ja, Ma, Na, Pa, Qa, Qb, Qc, Qd, Qe, Qf, Qg, Qh, Qi, Sa, Sb, Sc, Sd, Ta, Tb en Tc van artikel I van dit besluit treden in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid treedt het onderdeel Qb van artikel I in werking op de dag direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • 4.

    Artikel II van dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking op het tijdstip dat (artikel I, onderdelen H, J en EE van) de Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Drank- en Horecawet in verband met het Nationaal Preventieakkoord en evaluatie van de wet (Stb. 2021, 26) in werking is getreden.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem in zijn vergadering van 23 februari 2022.

de raadsgriffier,

mr. R. Reichrath.

de voorzitter,

ing. N.H.C. Ramaekers-Rutjens.

Naar boven