Participatieverordening gemeente Almelo 2022

De Raad van de Gemeente Almelo;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 januari 2022;

 

gelet op artikel 149 en 150 van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

de volgende verordening vast te stellen:

 

Participatieverordening gemeente Almelo 2022.

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

 

Artikel 1. Onderwerp verordening

1. Deze verordening regelt de betrokkenheid van bewoners bij de ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijk beleid en de rol van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere betrokkenen.

 

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(a) Participatie: Het deelnemen van inwoners, bedrijven en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen, alsmede (het door de gemeente ondersteunen van) publieksinitiatieven van inwoners, bedrijven en belanghebbenden met impact op de lokale samenleving.

(b) Burgerparticipatie: Het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, bedrijven en belanghebbenden bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid, projecten en programma’s. Burgerparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen, of een combinatie hiervan.

(c) Publieksinitiatief: Initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties of bedrijven, of een combinatie daarvan.

(d) Overheidsparticipatie: De manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan publieksinitiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden. Deze ondersteuning kan de vorm aannemen van loslaten, stimuleren, faciliteren, regisseren en reguleren.

(e) Inspraak: Een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, bedrijven en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.

(f) Uitdaagrecht: Het recht op het overnemen van taken van de gemeente.

(g) Bestuursorgaan: Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort: de gemeenteraad. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders behoort: burgemeester en wethouders. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de burgemeester behoort: de burgemeester.

(h) College: het college van burgemeester en wethouders.

 

Artikel 3. Algemene bepalingen

1. Deze Participatie- en inspraakverordening beoogt de kwaliteit van lokale democratische processen te vergroten, de samenwerking tussen gemeente en bewoners te versterken en helderheid te scheppen over proces en rolverdeling.

2. Het college besluit of burgerparticipatie en/of inspraak wordt toegepast bij de voorbereiding, uitvoering en/of evaluatie van beleid.

3. Burgerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel niet toegepast:

(a) als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

(b) als er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente geen ruimte heeft om eigen afwegingen te maken;

(c) ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

(d) indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht.

(e) ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente.

(f) als dit betrekking heeft op de begroting, de rekening, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet.

4. Participatie, inspraak en uitdaagrecht worden verleend aan inwoners, belanghebbenden en bedrijven of organisaties die lokaal actief zijn of een lokaal belang hebben.

5. De gemeente geeft structureel inzicht in de gemeentelijke plannen, in het bijzonder voor de wijken, zodat inwoners, belanghebbenden en bedrijven of organisaties tijdig invloed kunnen uitoefenen.

6. Het college neemt elk jaar een participatie-passage op in de concept-begroting waarin de speerpunten voor participatie in het komend jaar benoemd worden.

7. Deze verordening is niet van toepassing op burgerparticipatie of andere initiatieven van inwoners en bedrijven die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures.

 

 

 

Hoofdstuk 2 Burgerparticipatie

 

 

Artikel 4. Participatieproces

1. Het bestuursorgaan stelt bij de start van elk participatieproces vast op welke manier burgerparticipatie wordt toegepast. Indien burgerparticipatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten een besluit:

(a) het doel en de intentie van de participatie;

(b) het niveau van de participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen, of een combinatie hiervan;

(c) de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en/of de inhoudelijke, financiële, procedurele en overige kaders voor de participatie en de wijze waarop deze kaders vooraf met de deelnemers worden gecommuniceerd;

(d) de wijze waarop en het tijdvak waarin de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

(e) de wijze waarop democratische waarden zoals inclusie en transparantie in het proces worden gewaarborgd;

(f) de kosten van het participatieproces;

(g) de wijze waarop de inbreng van bewoners zal doorwerken in de besluitvorming als bepaald in artikel 5.

2. Het bestuursorgaan maakt voor de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.

3. Indien op basis van voortschrijdend inzicht blijkt dat het wenselijk is om de kaders bedoeld in het eerste lid onder c. of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

4. Bij burgerparticipatie bij de voorbereiding van een raadsvoorstel informeert het college de gemeenteraad zo snel mogelijk via een procesbesluit.

5. Het college kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

 

Artikel 5. Besluitvorming participatieproces

1. Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

(a) Het bestuursorgaan zal de uitkomsten van het participatietraject laten meewegen in de besluitvorming.

(b) Het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij de besluitvorming.

(c) Het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders.

2. Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces bij uitzondering van de in het kader van lid 1 gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde, omdat betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen of omdat de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders. De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.

 

Artikel 6. Eindverslag participatieproces

1. Ter afronding van het participatieproces, zoals bedoeld in het voorgaande artikel maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

(a) een overzicht van het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen;

(b) een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

(c) de reactie van de gemeente op deze uitkomsten en de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan.

(d) een beknopte evaluatie van het participatieproces met de belangrijkste geleerde lessen.

2. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar en stuurt het aan de deelnemers van het participatieproces.

3. Het college brengt het eindverslag ter kennis aan de gemeenteraad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Inspraak

 

 

Artikel 7. Inspraakgerechtigden

1. Inwoners, bedrijven en belanghebbenden kunnen individueel of gezamenlijk aan de inspraak deelnemen.

2. Deelnemers aan inspraakactiviteiten kunnen zich op een door hen te bepalen wijze laten begeleiden. Zij kunnen zich doen vertegenwoordigen, waartoe een machtiging is vereist.

3. Indien inspraak wordt verleend over een beleidsvoornemen waarvan redelijkerwijs te verwachten valt dat veel niet-Nederlandstaligen zich daarbij in het bijzonder betrokken voelen, wordt daarmee bij het verlenen van inspraak rekening gehouden.

 

Artikel 8. Inspraakprocedure

1. Inspraak vindt plaats overeenkomstig afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

2. In afwijking van het eerste lid kan het bestuursorgaan een andere inspraakprocedure vaststellen.

3. Nadat het bestuursorgaan heeft besloten het beleidsvoornemen vrij te geven voor inspraak, brengt hij het beleidsvoornemen ter kennis van de gemeenteraad.

 

Artikel 9. Eindverslag

1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

2. Het eindverslag bevat in elk geval:

(a) een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

(b) een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

(c) een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

4. Degenen die een schriftelijke reactie hebben ingezonden, dan wel aanwezig waren bij een inspraakbijeenkomst wordt een afschrift van deze stukken toegezonden en zij worden geïnformeerd over het uiteindelijke besluit.

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overheidsparticipatie

 

 

Artikel 10. Toepassen Overheidsparticipatie

1. Maatschappelijke ideeën en initiatieven van bewoners en organisaties zijn waardevol en welkom. Ideeën en initiatieven kunnen worden voorgelegd via de wijkregisseurs. Uitgangspunt is een oplossingsgerichte en constructieve benadering van deze initiatieven en het bieden van helderheid over mogelijkheden en randvoorwaarden.

2. Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het college het publieksinitiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

3. Het college kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er redenen zijn om aan te nemen dat:

(a) het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

(b) er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners.

(c) het initiatief naar het oordeel van het college op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is.

(d) een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

4. Als het college het voornemen heeft af te zien van overheidsparticipatie, dan wordt dit, inclusief het publieksinitiatief, ter informatie toegestuurd aan de gemeenteraad.

5. Als het college besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kunnen zij besluiten het publieksinitiatief te ondersteunen door middel van:

(a) het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

(b) het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

(c) de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

(d) andere vormen van ondersteuning.

6. Het college informeert de initiatiefnemers van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.

7. De besluiten van het college waarom wel of niet overheidsparticipatie toe te passen, sturen zij, inclusief het publieksinitiatief, ter informatie aan de gemeenteraad.

 

 

Hoofdstuk 5 Uitdaagrecht

 

 

Artikel 11. Toepassen Uitdaagrecht

1. De gemeente biedt inwoners, maatschappelijke initiatieven en lokale ondernemers de mogelijkheid een voorstel te doen om de uitvoering van gemeentelijke taken over te nemen.

2. Het college wijst inwoners en maatschappelijke groeperingen erop dat zij een aanvraag kunnen indienen om de uitvoering van (delen van) gemeentelijke taken over te nemen.

3. Een verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het bestuursorgaan ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

(a) omschrijving van de taak die de verzoeker wil overnemen;

(b) uitleg waarom of hoe de verzoeker dat beter en/of goedkoper kan;

(c) duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de verzoeker;

(d) indicatie van het draagvlak onder inwoners en belanghebbenden;

(e) raming van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

(f) omschrijving van de manier waarop de verzoeker met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

(g) inzicht in hoe de verzoeker garant staat voor de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn;

4. Het bestuursorgaan wijst een aanvraag toe indien voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het initiatief voldoet aan de in lid 3 genoemde onderdelen en hij overname van de gemeentelijke taak wenselijk vindt.

5. Indien het verzoek wordt ingewilligd, voorziet het bestuursorgaan de verzoeker van gepaste ondersteuning. De gemaakte afspraken (over o.a. de taken, het resultaat, het budget en de looptijd) worden vastgelegd in een overeenkomst. Daarbij kunnen ook zaken als rechtspersoonlijkheid, aansprakelijkheid en tussentijdse evaluatie worden vastgelegd.

6. Het college geeft aan de indieners binnen 8 weken een eerste reactie op het verzoek. Het uiteindelijke besluit van het college wordt met achterliggende motivatie aan de indieners gestuurd.

7. Het college informeert de gemeenteraad binnen 4 weken over een binnengekomen verzoek. Het uiteindelijke besluit van het college wordt met achterliggende motivatie aan de gemeenteraad gestuurd.

 

 

Hoofdstuk 6 Kernendemocratie

 

 

Artikel 12. Dorps- en wijkdemocratie

1. De gemeente Almelo is verdeeld in verschillende wijken en dorpen. De inwoners daarvan (al dan niet georganiseerd) zijn de ogen en oren in de wijk of het dorp. De gemeente streeft naar het werken met een representatieve bewonersvertegenwoordiging.

2. Wijkregisseurs zijn het eerste aanspreekpunt voor bewoners en bieden ondersteuning bij ideeën om zelf aan de slag te gaan in de buurt, wijk of dorp.

3. De wijkopgaven worden eens per vier jaar vastgesteld. Het opstellen en het uitvoeren van de daaropvolgende uitvoeringsagenda vindt plaats in samenwerking met de betreffende wijkwethouder, inwoners, ondernemers en institutionele partners.

 

 

Hoofdstuk 7 Omgevingswet

 

 

Artikel 13. Omgevingsplan

1. Voor het opstellen en wijzigen van het omgevingsplan - op initiatief van de gemeente of van een particuliere initiatiefnemer - bepaalt het bestuursorgaan hoe participatie of inspraak bij het wijzigen van het omgevingsplan plaatsvindt.

 

Artikel 14. Omgevingsvergunning

1. De gemeenteraad stelt een lijst vast met categorieën van gevallen die in strijd met het Omgevingsplan zijn en waarbij participatie verplicht is. De indiener van de aanvraag omgevingsvergunning dient de participatie te organiseren of is daarvoor verantwoordelijk.

 

 

 

Hoofdstuk 8 Evaluatie en monitoring

 

 

Artikel 15. Evaluatie en monitoring

1. De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per jaar geëvalueerd.

2. Ten behoeve van de evaluatie verzamelt het college systematisch informatie over de wijze waarop participatieprocessen zijn georganiseerd, de rolinvulling door gemeenteraad en college, de belangrijkste ervaringen en de werking van de Participatieverordening.

3. De gemeenteraad bespreekt jaarlijks de wijze waarop de gemeente participatieprocessen heeft georganiseerd, inclusief processen van overheidsparticipatie en uitdaagrecht.

 

 

 

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

 

 

Artikel 16. Inwerkingtreding en intrekking oude regelingen

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking daarvan. Op die datum vervalt de Verordening Burgerinitiatiefvoorstel 2010 en de Inspraakverordening.

 

Artikel 17. Overgangsregeling

Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van toepassing van de inspraakverordening zoals die luidden ten tijde van dat besluit.

 

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Participatieverordening gemeente Almelo 2022.

 

 

 

 

 

 

 

Gedaan in de openbare raadsvergadering van 8 maart 2022,

de Griffier,

drs. K.D. Handstede

de Voorzitter,

A.J. Gerritsen

Algemene toelichting

 

Deze verordening regelt de betrokkenheid van bewoners bij de ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijk beleid en de rol van het college en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere betrokkenen. Met de voorgenomen wijziging van artikel 150 Gemeentewet ontstaat voor gemeenten de plicht om de inspraakverordening om te bouwen naar een participatieverordening. Het wetsvoorstel ‘Wet versterking participatie op decentraal niveau’ regelt dat het decentraal bestuur inwoners in staat stelt te participeren bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

 

Deze Participatieverordening is deels gebaseerd op de eerste proeve van een voorbeeldverordening op basis van het VNG-traject ‘Spelregels lokale democratie’ (januari 2020). Hierin zijn suggesties en aanpassingen verwerkt op basis van de dialoog hierover in de gemeente Almelo in de vorm van het Beeldvormend Politiek Beraad (1 april, 1 juni en 31 augustus 2021), een bijeenkomst met het college en de interviews en (klankbord)bijeenkomsten met ambtenaren. Deze vonden plaats in de periode januari – september 2021. Deze Participatieverordening vervangt de oude Inspraakverordening. Ook de Verordening Burgerinitiatiefvoorstel 2010 komt hiermee te vervallen. Deze laatstgenoemde verordening regelde de mogelijkheid om een voorstel op de agenda van de gemeenteraad te plaatsen. Met de invoering van de Politieke Beraden is het voor bewoners mogelijk om met steun van één raadslid een Politiek Beraad bij het presidium aan te vragen. Hiermee is de meerwaarde van de Verordening Burgerinitiatiefvoorstel 2010 komen te vervallen. In de artikelsgewijze toelichting worden enkele onderdelen van de Participatieverordening nader toegelicht.

 

Wettelijke bepalingen Omgevingswet

In de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit staan verspreid enkele bepalingen over participatie. Om redenen van overzichtelijkheid zijn de belangrijkste regels hier samengevat. In algemene zin laat de Omgevingswet veel ruimte voor lokaal maatwerk op het gebied van participatie. Bij de kennisgeving van het voornemen om een omgevingsvisie, programma of omgevingsplan vast te stellen, geeft het bevoegde bestuursorgaan aan hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding worden betrokken.

 

Als na participatie een ontwerp omgevingsvisie, ontwerp programma of ontwerp wijziging omgevingsplan is vastgesteld kan een ieder over dit ontwerp een zienswijze indienen. De zienswijze wordt betrokken bij de vaststelling. De zienswijzeprocedure vindt plaats overeenkomstig afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit met mogelijk ingrijpende gevolgen en naar verwachting meerdere belanghebbenden (artikel 16.65 lid 4 Omgevingswet), kan het college besluiten tot een zienswijzeprocedure voor ontwerp omgevingsvergunningen. Daarover nemen ze per geval een besluit na het aan de aanvrager te hebben voorgelegd.

 

Bij de aanvraag van een binnenplanse of buitenplanse omgevingsactiviteit wordt aangegeven of burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding van de aanvraag zijn betrokken.

 

Bij het vaststellen van een omgevingsvisie, programma of omgevingsplan, of vergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit wordt aangegeven:

hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken, wat de uitkomsten van het participatieproces waren en

in hoeverre de participatie heeft geleid tot aanpassing van het ontwerp.

 

De artikelen 4, 5 en 6 van deze verordening zijn van toepassing op de ontwikkeling van een Omgevingsvisie, Omgevingsprogramma en Omgevingsplan. De gemeente kan nadere regels stellen voor participatie in het kader van omgevingsactiviteiten. De gemeente kan voor particuliere initiatiefnemers een leidraad opstellen voor het organiseren van participatie bij het aanvragen van een vergunning voor een buitenplanse omgevingsactiviteit.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

 

Artikel 2

 

Bestuursorgaan

In de verordening wordt regelmatig gesproken over ‘het bestuursorgaan’. De gemeente heeft drie bestuursorganen: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Nota bene: ook het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad en een commissie die over bezwaarschriften van belanghebbenden adviseert, wordt onder omstandigheden als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt, echter dat is in het kader van deze verordening minder relevant. Indien expliciet een van deze bestuursorganen wordt bedoeld, dan wordt dit ook als zodanig benoemd. Indien de tekst rept over ‘het bestuursorgaan’, dan is het afhankelijk van de bevoegdheidsverdeling rond dit thema welk bestuursorgaan bedoeld wordt. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort: de gemeenteraad. In gelijke zin geldt dit voor het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

 

Artikel 3

 

Toepassen burgerparticipatie

Artikel 3.2 bepaalt dat het college besluit of burgerparticipatie en/of inspraak wordt toegepast bij de voorbereiding, uitvoering en/of evaluatie van beleid. Deze afweging is maatwerk en is afhankelijk van de specifieke situatie en context. Indicatoren om burgerparticipatie en/of inspraak toe te passen zijn o.a. de verwachting dat er mensen zijn die in aanzienlijke mate geraakt zullen worden door het betreffende beleid of besluit, ofwel wanneer te verwachten is dat betrokken bewoners of experts over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het beleid of besluit. Indien participatie wordt toegepast zal per keer ook een afweging gemaakt worden voor het meest passende instrumentarium (wijkbijeenkomsten, digitale raadpleging etc.).

 

Inzicht bieden in gemeentelijke plannen

In artikel 3.5 is bepaald dat het bestuursorgaan structureel inzicht geeft in de gemeentelijke plannen, in het bijzonder voor de wijken, zodat bewoners tijdig invloed kunnen uitoefenen. Dit artikel bevat een inspanningsverplichting op het gebied van actieve openbaarheid. Bewoners zijn zo goed in staat om een rol te vervullen in processen van inwonerparticipatie. Voor bewoners is het van belang om zicht te hebben op de analyses en beleidsopties die ontwikkeld worden voor hun directe leefomgeving. Op deze manier kunnen bewoners met kennis van zaken invloed uitoefenen. De precieze uitwerking van deze bepaling is maatwerk.

 

Participatie - passage in begroting

In artikel 3.6 is bepaald dat het college elk jaar een participatie-passage opneemt in de concept begroting waarin de speerpunten voor participatie in het komend jaar benoemd worden. Dit artikel geeft de gemeenteraad de mogelijkheid om de speerpunten desgewenst te amenderen.

 

 

Artikel 4

 

Start participatieproces

Artikel 4 bepaalt dat het bestuursorgaan bij de start van elk participatieproces vaststelt op welke manier burgerparticipatie wordt toegepast. Indien dit wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de in dit artikel genoemde punten een besluit. Het gaat hierbij om een participatieparagraaf rond een concreet participatieproces. Deze bepaling dwingt het bestuursorgaan om bij de start van een participatieproces goed na te denken en de hoofdlijnen van het participatieproces op 1 of 2 pagina’s kort en bondig weer te geven. Uit veel evaluaties blijkt namelijk dat het vaak aan de voorkant mis kan gaan.

 

De beslissing of er wel of niet burgerparticipatie wordt toegepast ligt formeel bij het college. In zaken waarbij de gemeenteraad beslissingsbevoegd is, ligt deze beslissing bij hen. In de praktijk zullen ambtenaren en wijkregisseurs vanuit hun expertise advies uitbrengen wanneer een participatieproces wenselijk wordt geacht.

 

Kosten participatie

In artikel 4 (lid 1 sub f) is bepaald dat aan de voorkant helderheid moet zijn over de kosten voor het organiseren van participatie. Bij deze kosten gaat het over externe kosten zoals voor zaalhuur, begeleiding etc. Het gaat daarbij niet om de uren voor de ambtelijke begeleiding.

 

Bij participatie over projecten zullen deze kosten onderdeel uitmaken van het projectbudget. Vanuit de wijkbudgetten is het mogelijk om kleine initiatieven van bewoners te ondersteunen en honoreren. Indien er op basis van artikel 10 door bewoners een aanvraag wordt gedaan waarvoor een groter budget nodig is, vergt dit afzonderlijke besluitvorming door het college en/of de gemeenteraad.

 

Artikel 5

 

Besluitvorming

Artikel 5 bepaalt dat het bestuursorgaan aan de voorkant aangeeft op welke wijze de inbreng van bewoners zal doorwerken in de besluitvorming. Dit biedt een antwoord op een regelmatig gehoorde kritiek dat het vaak onhelder is wat er met de inbreng van bewoners gebeurt. Tegelijkertijd dient beseft te worden dat hier sprake is van een spanningsveld. Enerzijds is het wenselijk om bewoners helderheid te geven wat er met hun inbreng gaat gebeuren (verwachtingsmanagement). Anderzijds is het ook goed als er ruimte blijft voor voortschrijdend inzicht. Dit artikel beoogt hierin een balans te vinden.

 

In artikel 5 lid 1 is bepaald dat het bestuursorgaan vooraf helder maakt hoe het omgaat met de resultaten van de participatie. Lid 2 biedt vervolgens nog enige ruimte voor voortschrijdend inzicht en flexibiliteit. Toepassing van lid 2 is “ultimum remedium” en zal in de praktijk terughoudend plaatsvinden.

 

Overigens is het ook mogelijk dat in één project verschillende regimes gelden. Denk bijvoorbeeld aan de realisatie van een nieuwe speeltuin, waarbij de gemeente voor wat betreft de locatie kiest voor de lijn van artikel 5 lid 1 sub a (voorkeuren van bewoners wegen mee in de besluitvorming), maar voor wat betreft de keuze van de speeltoestellen voor de lijn van artikel 5 lid 1 sub c (buurt mag zelf bepalen welke speeltoestellen er komen, mits dit past in de vooraf gestelde kaders m.b.t. het beschikbare budget en de veiligheid).

 

 

Artikel 6, 9 en 10

 

Terugkoppeling aan deelnemers

In artikel 6 lid 2 is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag openbaar maakt en het stuurt aan de deelnemers van het participatieproces. Artikel 9 lid 4 bepaalt dat degenen die een schriftelijke reactie hebben ingezonden, dan wel aanwezig waren bij een inspraakbijeenkomst, een afschrift van deze stukken wordt toegezonden en worden geïnformeerd over het uiteindelijke besluit. Deze terugkoppeling dient te voldoen aan de bepalingen uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG;

geen persoonsnamen etc.). Terugkoppeling is vanuit het perspectief van responsief en zorgvuldig bestuur belangrijk.

 

In artikel 10 (Overheidsparticipatie) is geen bepaling opgenomen over binnen welke termijn er een besluit moet worden genomen. Bij sommige initiatieven zal het logisch zijn om binnen 2 weken te beslissen, terwijl andere initiatieven een afwegingsproces van een half jaar kunnen vergen.

 

 

Artikel 10

 

Overheidsparticipatie

Het college kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er redenen zijn om aan te nemen dat er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners (artikel 10 lid 3 sub b). Hierdoor ontstaat de vraag door wie en op welke wijze wordt bepaald wat voldoende draagvlak is. Als er bijvoorbeeld een groepje is van 5 betrokken inwoners in een straat met 30 woningen, die een speelvoorziening willen en die zelf willen onderhouden; is dat dan voldoende? Ook de mening van andere omwonenden is hierbij relevant. Tegelijkertijd is het niet altijd mogelijk om van bewoners te verlangen dat ze een representatief onderzoek doen. Het laat zien dat het operationaliseren hiervan van geval tot geval bekeken moet worden. Uiteindelijk bepaalt het college of er sprake is van voldoende draagvlak. Het vormt ook onderwerp van gesprek tussen initiatiefnemers en de betrokken ambtenaren.

 

 

Artikel 15

 

Evaluatie

Artikel 15 bepaalt dat de gemeenteraad jaarlijks een bespreking wijdt aan de wijze waarop de gemeente participatieprocessen heeft georganiseerd, inclusief processen van overheidsparticipatie en uitdaagrecht. De precieze vorm is nader overeen te komen. Het kan daarbij zinvol zijn in gesprek te gaan met vertegenwoordigers van de verschillende betrokken actoren (gemeenteraad, college, ambtenaren en bewoners). In de jaarverantwoording wordt een paragraaf opgenomen over de evaluatie van de uitvoering van de verordening.

Naar boven