Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2022

 

Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ;

 

overwegende dat het wenselijk is nadere regels te stellen in verband met de zorg voor maatschappelijke ondersteuning;

 

gelet op de artikelen 2.1.1 en 2.3.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, het beleidsplan integrale aanpak sociaal domein gemeente Landgraaf 2015-2018 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020;

 

b e s l u i t e n :

 

vast te stellen de volgende

 

Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2022

Artikel 1. Definities

  • 1.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • Wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf;

    • Verordening Wmo: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Landgraaf 2020;

    • algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen;

    • algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

    • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet;

    • bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de Wwet;

    • persoonsgebonden budget: persoonsgebonden budget als doeld in artikel 1.1.1 van de Wet;

    • voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen.

  • 2.

    De in deze nadere regels gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd, hebben de betekenis zoals beschreven in de Wet, de Verordening Wmo of de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Weigeringsgronden

Een maatwerkvoorziening (in natura dan wel in de vorm van een persoonsgebonden budget) wordt geweigerd indien er sprake is van gebruikelijke zorg.

 

Artikel 3. Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Wat betreft het persoonsgebonden budget voor diensten, als bedoeld in artikel 13, tweede lid, sub b van de Verordening Wmo, wordt een onderscheid gemaakt tussen het tarief voor professionele en niet-professionele hulp :

    • a.

      Voor zorg die wordt geleverd door professionele hulp gelden de volgende tarieven:

      • hulp bij het huishouden: € 27,32;

      • persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging basis: € 36,10 per uur;

      • persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging plus: € 39,80 per uur;

      • dagbesteding en groepsbegeleiding: € 11,10 per uur, 15,20 per 2 uur, 19,31 per 3 uur en 23,41 per 4 uur;

      • kortdurend verblijf- en respijtzorg: € 113,97 per etmaal (max. 3 etmalen per week);

      • vervoer van en naar de dagbesteding: € 12,45 per dag.

    • b.

      Voor zorg die wordt geleverd door niet-professionele hulp gelden de volgende tarieven:

      • hulp bij het huishouden: € 21,14 per uur;

      • persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging basis: € 21,14 per uur;

  • 2.

    De tarieven genoemd in het eerste lid worden met ingang van 1 januari 2023 jaarlijks aangepast conform de geldende CAO of tarief van de Wet langdurige zorg, waarbij als peildatum 1 september van het daaraan voorafgaande jaar wordt gehanteerd. De nieuwe tarieven gaan in op 1 januari van het daaropvolgende jaar.

  • 3.

    Er worden geen tarieven vastgesteld voor niet-professionele hulp in het kader van persoonlijke begeleiding / persoonlijke verzorging plus en dagbesteding en groepsbegeleiding omdat deze zorg niet geleverd wordt door een niet-professional.

  • 4.

    Voor de uitbetaling van het persoonsgebonden budget geldt dat dit exclusief bemiddelingskosten, administratiekosten en eenmalige uitkering is, maar inclusief feestdagenuitkering, reiskosten en eventueel maandloon van de zorgverlener. Dit betekent dat de budgethouder vrij is om te kiezen voor uitbetaling van de zorgverlener op basis van vast maandloon, declaratie of factuur met uitzondering van PGB-vervoer.

  • 5.

    Het persoonsgebonden budget voor voorzieningen als bedoeld in artikel 13, tweede lid, sub a van de Verordening Wmo is, voor zover noodzakelijk (en van toepassing), inclusief onderhoud, reparatie en verzekering, zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald bij de verstrekking van een voorziening in natura. Hierbij wordt rekening gehouden met de tussen het college en de leverancier reeds overeengekomen korting voor een nieuw hulpmiddel.

  • 6.

    Het door het college te verstrekken persoonsgebonden budget voor een voorziening als bedoeld in artikel 13, tweede lid, sub a van de Verordening Wmo wordt verstrekt voor een periode die gelijk is aan de normale afschrijvingstermijn van de voorziening.

Artikel 4. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    Degene aan wie een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en/of een niet- bouwkundige en niet-woontechnische voorziening is toegekend, verstrekt binnen 6 maanden na het verlenen van de voorziening de hierop betrekking hebbende originele factuur aan het college.

  • 2.

    Degene aan wie een persoonsgebonden budget voor woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt zo mogelijk binnen een termijn van 12 maanden nadat het persoonsgebonden budget werd verleend, op basis van een door het college aan te reiken gereedmeldingsformulier, dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen.

  • 3.

    De uitbetaling van het persoonsgebonden budget (voor bouwkundige en niet-bouwkundige (woon)voorzieningen) vindt plaats nadat het gereedmeldingsformulier met bijbehorende facturen door het college zijn ontvangen en het college heeft vastgesteld dat de aanpassing heeft plaatsgevonden overeenkomstig het programma van eisen.

  • 4.

    Het college is bevoegd de aanvrager van een woningaanpassing al dan niet gefaseerd een voorschot te verlenen van maximaal 80% van het te verstrekken bedrag.

Artikel 5. Verkorte procedure bij woonvoorzieningen

  • 1.

    Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is geheel opgenomen in de meest recente Ergolijst1 (opgesteld door Casadata), dan kan die voorziening tegen het in de Ergolijst opgenomen maximale bedrag worden verstrekt zonder dat de aanvrager voorafgaand een offerte te overleggen.

  • 2.

    Indien een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening noodzakelijk is en die voorziening is niet of niet geheel in de Ergolijst opgenomen, dan dient de aanvrager voorafgaand ten minste twee offertes aan het college te overleggen.

  • 3.

    Bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, worden niet vergoed.

 

Artikel 6. Verhuisprimaat

  • 1.

    Het college beoordeelt conform artikel 10 en 11 van de Verordening Wmo de noodzaak tot aanpassing van de woning. Indien de noodzaak tot aanpassing van de woning is vastgesteld en de kosten van de woningaanpassing € 10.000,- of meer bedragen, dient de aanvrager te verhuizen naar een voor hem geschikte en beschikbare woning die voldoet aan het programma van eisen.

  • 2.

    Indien aan de aanvrager het verhuisprimaat zoals bedoeld in lid 1 is opgelegd, komt hij in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten. De hoogte van deze financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 4.000,-. Deze tegemoetkoming wordt éénmalig verstrekt.

  • 3.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing worden verstrekt indien:

    • a.

      er medische redenen zijn waarom een verhuizing niet mogelijk is;

    • b.

      er andere redenen zijn waardoor het redelijkerwijs niet van de aanvrager kan worden gevergd om te verhuizen;

    • c.

      een passende woning niet binnen 6 maanden nadat de noodzaak tot aanpassing van de woning is vastgesteld, voor de aanvrager beschikbaar is.

Artikel 7. Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het college beoordeelt conform artikel 10 en 11 van de Verordening Wmo de noodzaak tot het verstrekken van een individuele vervoersvoorziening. De collectieve vraagafhankelijke vervoersvoorziening geldt hierbij als een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Indien een collectieve vraagafhankelijke vervoersvoorziening niet of niet voldoende de beperkingen van de aanvrager compenseert, kan de aanvrager in aanmerking worden gebracht:

    • a.

      voor een aanpassing van de eigen auto éénmaal per 7 jaar, dan wel een persoonsgebonden budget ter hoogte van maximaal de aanpassingskosten van de eigen auto;

    • b.

      indien de aanvrager geen eigen auto heeft, voor een tegemoetkoming in de taxikosten van € 548,- per jaar, met dien verstande dat indien de partner eveneens in aanmerking komt voor een tegemoetkoming voor de taxikosten, de hoogte van de tegemoetkoming voor beiden wordt bepaald op anderhalf maal het geldende bedrag.

  • 3.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget ten behoeve van een autoaanpassing voor de eigen auto, zoals bedoeld in lid 2, sub a. wordt bepaald aan de hand van tenminste 1 door de aanvrager aan het college te overleggen offerte.

Artikel 8. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    De aanbieder of een PGB-hulpverlener moet meewerken aan een onderzoek, zoals bedoeld in artikel 14 en 16 van de Verordening Wmo en daarvoor de benodigde informatie verstrekken.

  • 2.

    De aanbieder of een PGB-hulpverlener handelt, voor zover van toepassing op zijn dienstverlening, in overeenstemming met alle vigerende wettelijke bepalingen, waaronder, naast algemene wetgeving, de volgende, niet-limitatieve opsomming van vigerende wet- en regelgeving (of hun rechtsopvolgers):

    • de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo);

    • de Jeugdwet en Uitvoeringsbesluiten Jeugdwet;

    • de Participatiewet;

    • de Wet marktordening gezondheidszorg;

    • de Wet toelating zorginstellingen (WTZi);

    • de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz);

    • de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG);

    • de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO);

    • de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG);

    • de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (Wmcz);

    • de Mededingingswet (Mw);

    • de Governancecode Zorg 2017;

    • de Regeling verslaggeving WTZi;

    • de Wet normering topinkomens.

  • Het college heeft de mogelijkheid om in het geval van niet-professionele zorg van het in dit artikel genoemde af te wijken.

  • 3.

    De aanbieder of een PGB-hulpverlener beschikt voor de uitvoering van de overeenkomst over:

    • een vigerend branche-specifiek kwaliteitscertificaat (bijv. HKZ/ISO) of voldoet aan de door de branchevereniging gestelde kwaliteitscriteria. Indien de aanbieder onderdeel is van een samenwerkingsvorm geldt deze eis voor elk lid van die samenwerkingsvorm; of

    • een kwaliteitscertificaat, opgesteld door een onafhankelijke instantie, NEN ISO 9001:2015 of gelijkwaardig; of

    • een eigen kwaliteitshandboek, indien de aanbieder niet beschikt over een certificaat en zich ook niet in een certificeringtraject bevindt. Het dient een actueel en geldig kwaliteitshandboek te zijn, waarin zijn opgenomen de maatregelen die de aanbieder treft om de kwaliteit te waarborgen en te controleren, voorzien van een beleidsverklaring van het management waaruit blijkt dat het management deze maatregelen onderschrijft en controleert; of

    • een bewijs van het stadium waarin het nieuwe certificeringstraject zich bevindt in de met de certificerende instelling overeengekomen planning, indien de aanbieder nog niet dan wel niet meer beschikt over een geldig certificaat maar zich wel in een certificeringstraject bevindt.

  • Het college heeft de mogelijkheid om in het geval van niet-professionele zorg van het in dit artikel genoemde af te wijken.

  • 4.

    Het college behoudt zich het recht voor om, zoals genoemd in artikel 14 en 16 van de Verordening Wmo, te onderzoeken of het persoonsgebonden budget doelmatig wordt gebruikt en of de kwaliteit van de geboden hulp adequaat is.

Artikel 9. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Agressie en geweld, verbaal en/of fysiek, is iedere vorm van gedrag en voorvallen in en buiten werktijd waarbij een medewerker van een dienstverlener welke namens of in opdracht van de gemeente Landgraaf handelt, psychisch en/of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd, of aangevallen en/of schade wordt toegebracht, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met de te vervullen functie van die medewerker.

  • Voorbeelden van verbale agressie zijn: beledigen, uitschelden, treiteren, pesten, vernederen, schreeuwen, discriminerende opmerkingen, uiten van beschuldigen, medewerker stelling dwingen te nemen tegen de gemeente.

  • Voorbeelden van fysieke agressie en geweld zijn: schoppen, slaan, knijpen, vastpakken, (gericht) gooien van voorwerpen, steken, spuwen, schade toebrengen aan eigendommen.

  • 2.

    Elke daad en/of uiting van agressie wordt vastgelegd op een daarvoor bestemd meldingsformulier (meldingsformulier calamiteiten en geweld). Het formulier wordt, ondertekend binnen veertien dagen na een het incident ingeleverd bij de door het college aangewezen functionaris.

  • 3.

    De aangewezen functionaris brengt binnen veertien dagen na inlevering van het formulier advies uit aan het college. Het college neemt binnen veertien dagen na ontvangst van het advies een besluit over de te treffen maatregel.

  • Meldingsformulieren met de genomen besluiten worden centraal gearchiveerd.

  • 4.

    In geval van ernstig agressief of gewelddadig gedrag, vindt altijd, in overleg met de melder van het incident, binnen 24 uur aangifte plaats bij de politie.

Artikel 10. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

De dag van de mantelzorgers is voor mantelzorgers. Er wordt minimaal 1 keer per jaar kosteloos een leuke dag (of dagdeel) georganiseerd met entertainment, een hapje en een drankje.

Artikel 11. Mantelzorgcompliment

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke sociale dienst Brunssum en Landgraaf (ISD BOL).

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf.

    • c.

      mantelzorger: persoon die mantelzorg verleent.

    • d.

      mantelzorg: langdurige zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een zorgvrager/hulpvrager door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

    • e.

      zorgvrager / hulpvrager: iemand die zorg of hulp nodig heeft.

  • 2.

    Dit artikel is van toepassing op het verstrekken van een eenmalige bijdrage aan mantelzorgers van zorgvragers/hulpvragers woonachtig in de gemeente Landgraaf. De mantelzorger hoeft niet woonachtig te zijn in de gemeente Landgraaf.

  • 3.

    Het doel van dit artikel is om jaarlijks een blijk van waardering uit te spreken voor de zorg en inzet van mantelzorgers ten behoeve van zorgvragers/ hulpvragers woonachtig in de gemeente Landgraaf.

  • 4.

    Het Landgraafs mantelzorgcompliment wordt slechts verleend indien is voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      De zorgvrager/hulpvrager woont in de gemeente Landgraaf op de datum van de aanvraag;

    • b.

      De mantelzorger heeft gedurende het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft langer dan 3 maanden en meer dan 8 uur per week mantelzorg verleend;

    • c.

      De mantelzorger staat als mantelzorger geregistreerd bij het Steunpunt voor Mantelzorgers Parkstad Limburg;

  • 5.

    a. De aanvraag voor het mantelzorgcompliment kan door de mantelzorger worden ingediend gedurende de periode van 1 oktober tot 1 januari in het kalenderjaar waarvoor de aanvraag geldt.

  • b. Aanvragen die na de onder sub a genoemde periode binnenkomen kunnen buiten behandeling gesteld worden.

  • 6.

    a. Het Landgraafs mantelzorgcompliment wordt geweigerd indien de mantelzorger reeds een mantelzorgcompliment voor hetzelfde kalenderjaar op grond van dit artikel heeft ontvangen.

  • b. Indien een mantelzorger tevens zorgvrager is in het kader van een andere aanvraag mantelzorgcompliment op basis van deze regeling wordt het mantelzorgcompliment geweigerd.

  • 7.

    Het Landgraafs mantelzorgcompliment bestaat uit:

    • a.

      een geldbedrag van € 100,- per mantelzorger;

    • b.

      een tegoedbon van het Theater Landgraaf of van de Oefenbunker Landgraaf ter hoogte van € 25,-, te gebruiken voor voorstellingen naar keuze uit het komende (theater)seizoen tot een maximum van het genoemde bedrag. De tegoedbon voor Theater Landgraaf of de Oefenbunker Landgraaf wordt alleen verstrekt als bij de aanvraag wordt aangegeven dat de mantelzorger deze bon wil ontvangen.

  • 8.

    a. De uitvoering van dit artikel is door het College opgedragen aan het dagelijks bestuur.

    b. De aanvraag voor het mantelzorgcompliment wordt ingediend bij het dagelijks bestuur.

    c. Het dagelijks bestuur kan ten behoeve van de uitvoering gebruik maken van een vastgesteld formulier en/of nadere regels stellen.

  • 9.

    Bij de aanvraag hoeven geen bewijsstukken aangeleverd te worden, waaruit blijkt dat de mantelzorger aan de voorwaarden voldoet zoals bedoeld in lid 4. Op basis van lijsten die door het Steunpunt Mantelzorg Parkstad worden aangeleverd vindt controle op inschrijving bij het steunpunt plaats. Daarnaast vindt een steekproefsgewijze controle plaats of voldaan wordt aan de hier beschreven voorwaarden.

  • 10.

    Het dagelijks bestuur kan voor die gevallen waarin onverkort toepassen van dit artikel zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid ten gunste van de mantelzorger afwijken van de bepalingen in dit artikel.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2020 worden met terugwerkende kracht per 1 juli 2021 ingetrokken.

  • 2.

    Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 juli 2021.

  • 3.

    Deze regels worden aangehaald als: “Nadere regels Wmo zelfredzaamheid en participatie gemeente Landgraaf 2022”.

Landgraaf, 22 februari 2022

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,3.

ir. J.M.C. Rijvers mr. R. de Boer

TOELICHTING

 

Algemeen

 

Deze nadere regels geven aan hoe de Verordening Wmo ten uitvoer zal worden gebracht. Bij een beperkt aantal artikelen in de verordening is aangegeven dat het college nadere regels zal vaststellen. Enkel deze betreffende artikelen zullen in deze nadere regels geëxpliciteerd worden.

 

In de Wet wordt het adagium gehanteerd dat “de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen”. Van belang is het kunnen sturen op de eigen inzet van de burgers en zijn sociaal netwerk. Uitgangspunt van de Wet is: eerst eigen kracht, dan kracht van het sociaal netwerk, de mogelijke inzet van algemene voorzieningen, en dan pas een maatwerkvoorziening.

De compensatieplicht vervalt en deze wordt vervangen door een zorgplicht in de vorm van een stelsel van algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en persoonsgebonden budget.

 

Artikelsgewij ze toelichting

 

Artikel 1. Definities

Voor een deel worden hier definities gehanteerd die ook in de Wet en/of in de verordening Wmo gehanteerd worden.

 

Artikel 2. Weigeringsgronden

Voordat een voorziening wordt verstrekt, onderzoekt het college of de betreffende persoon op eigen kracht of met behulp van het sociaal netwerk de beperkingen kan oplossen. Is sprake van gebruikelijke zorg waardoor de bestaande beperkingen afdoende kunnen worden opgelost, ondersteunt het college niet. Gebruikelijke zorg is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Gebruikelijke zorg is alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert.

 

Artikel 3. Persoonsgebonden budget

Indien de aanvrager kiest voor een persoonsgebonden budget, dan kan het college aan de hand van het bepaalde in artikel 3 hiertoe besluiten.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen een persoonsgebonden budget voor een dienst en persoonsgebonden budget voor een voorziening.

Bij een persoonsgebonden budget voor diensten (zoals hulp bij het huishouden of begeleiding) is uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget, het bedrag dat is afgesproken met de gecontracteerde aanbieders. Gemeenten mogen variëren met hun tarieven al naar gelang de professionaliteit van de met het persoonsgebonden budget ingekochte ondersteuning. Voor een niet-opgeleid persoon geldt een lager tarief dan voor een opgeleide hulpverlener.

Bij een persoonsgebonden budget voor een voorziening (bijvoorbeeld een traplift) is uitgangspunt voor de bepaling van de hoogte van de persoonsgebonden budget, het bedrag dat de voorziening nieuw zou hebben gekost en indien van toepassing, onder aftrek van de in een offerte van de gecontracteerde leverancier vaste contractueel overeengekomen korting. Onderhoud, keuring en reparatie wordt in de offerte meegerekend voor de door de leverancier vastgestelde levensduur van de voorziening. In lid 6 is geregeld dat geen nieuw persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor hetzelfde middel als het middel nog niet is afgeschreven (levensduur is gelijk aan de afschrijvingstermijn). Dat betekent overigens niet dat een voorziening automatisch na de afschrijvingstermijn vervangen moet worden. Als het middel nog voldoet is er geen reden om dit te vervangen. Er zijn uitzonderingen om een nieuw persoonsgebonden budget eerder toe te kennen. Deze zijn beschreven in de verordening onder artikel 11, lid 1f.

 

Artikel 4. Afleggen verantwoording persoonsgebonden budget

In dit artikel wordt voor de maatwerkvoorzieningen in de vorm van een persoonsgebonden budget bepaald op welke wijze en binnen welke termijn hierover verantwoording dient te worden afgelegd.

Indien niet of onvoldoende wordt verantwoord, wordt dit gesanctioneerd. Hiervoor wordt verwezen naar het betreffende artikel in de verordening.

 

Artikel 5. Verkorte procedure bij woonvoorzieningen

In dit artikel is omschreven welke procedure geldt bij een verkorte woonprocedure. Indien het een eenvoudige woningaanpassing betreft, waarvan de voorzieningen zijn opgenomen in de meest recente Ergolijst, hoeft een klant geen offerte aan te vragen. Door het hanteren van de Ergolijst wordt het proces voor de klant eenvoudiger.

 

Artikel 6. Verhuisprimaat

Ter compensatie van de beperkingen die een persoon ervaart in het gebruik van zijn woning, kunnen aanpassingen aan een woning noodzakelijk zijn. Indien de kosten van aanpassing van de woning hoger zijn dan een bedrag van € 10.000,- (zijnde een bedrag hoger dan de gemiddelde aanpassingskosten voor een woning), dan kan het college het primaat van de verhuizing opleggen. Een passende woning moet dan wel binnen een periode van 6 maanden beschikbaar zijn. Als een kleine aanpassing van die woning nog nodig is, kan het college daartoe overgaan. Is een geschikte of tegen een geringe kosten geschikt te maken woning niet beschikbaar dan komt alsnog de aanpassing van de woning voor vergoeding in aanmerking. Hierbij geldt wel dat een klant een eigen verantwoordelijkheid en inspanningsplicht heeft bij het zoeken naar een woning. Indien het niet lukt om een woning te vinden, dient de klant dit te kunnen aantonen.

 

Er kan niet automatisch het primaat van verhuizen worden opgelegd. Bij het bepalen of het verhuisprimaat van toepassing is moeten de individuele belangen van de aanvrager worden afgewogen. Hierbij wordt rekening gehouden met diverse factoren, zoals:

  • Sociale omstandigheden: Denk hierbij aan de binding met de buurt, de aanwezigheid van familie en/of vrienden en de mantelzorg die door verhuizing zou wegvallen;

  • Woonlastenconsequenties: er moet een vergelijking worden gemaakt tussen de woonlasten bij het aanpassen van en blijven wonen in de huidige woning en het verhuizen naar een andere woning. De gemeente moet bepalen welke woonlastenstijging acceptabel is. Daarbij geldt dat de persoon met beperkingen de woonlastenstijging moet kunnen opbrengen;

  • Snelheid waarmee het woonprobleem opgelost kan worden. Een belangrijk aspect is de termijn waarbinnen de verhuizing kan worden gerealiseerd en of die termijn medisch aanvaardbaar is. Dat zal veelal moeten blijken uit medisch advies. Als binnen de medisch aanvaardbare termijn geen woning beschikbaar is, kan niet worden gezegd dat verhuizen een compenserende oplossing is.

 

Indien het verhuisprimaat van toepassing is, kan de aanvrager hiervoor éénmalig een financiële tegemoetkoming krijgen. De financiële tegemoetkoming is niet bedoeld als een vergoeding voor personen die wensen te verhuizen en zich om die reden bij de gemeente melden voor een verhuiskostenvergoeding. Er worden ook geen verhuiskosten vergoed als een persoon verhuist vanuit een geschikte woning en er op grond van de beperkingen geen noodzaak bestaat voor die verhuizing.

 

Artikel 7. Vervoersvoorzieningen

Het college beoordeelt of een aanvrager voldoende gecompenseerd kan worden met een individuele vervoersvoorziening. Hieronder valt het collectief vraagafhankelijk (rolstoel)vervoer.

Indien collectief vraagafhankelijk vervoer het probleem van de aanvrager voldoende compenseert, heeft dit het primaat boven een andere verstrekking. Indien het probleem om een medische reden en/of andere zwaarwegende redenen niet gecompenseerd kan worden door de verstrekking van een collectieve vervoersvoorziening, kan de aanvrager in aanmerking worden gebracht voor aanpassing van de auto (in natura of in de vorm van een persoonsgeboden budget) of een financiële tegemoetkoming in de taxikosten. Het bedrag van de financiële tegemoetkoming is gebaseerd op het maximale aantal kilometers waarvan aangetoond is dat een klant voldoende wordt gecompenseerd (2.000 km) afgezet tegen de maximale variabele autokosten (conform Nibudprijs van het voorafgaande jaar).

Een persoonsgebonden budget ten behoeve van een autoaanpassing wordt ten hoogste éénmaal per 7 jaar verstrekt (normale afschrijvingstermijn).

 

Artikel 8. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

In dit artikel is geregeld aan welke kwaliteitseisen de beroepskracht/hulpverlener moet voldoen.

Met de leveranciers van de verschillende voorzieningen zijn (middels de aanbestedingen) afspraken gemaakt over kwaliteitseisen van de betreffende voorzieningen.

 

Artikel 9. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

In dit artikel is geregeld welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

 

Artikel 10. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

De dag van de mantelzorgers is voor mantelzorgers. Er wordt dan minimaal 1 keer per jaar kosteloos een leuke dag (of dagdeel) georganiseerd met entertainment, een hapje en een drankje. Ook andere vormen van een blijk van waardering ten behoeve van de mantelzorgers mogen/kunnen worden georganiseerd/uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is een bloemenbon voor mantelzorgers.

 

Artikel 11. Mantelzorgcompliment

Om blijk te geven van de waardering die we als gemeente hebben voor de mantelzorgers is het mantelzorgcompliment ingevoerd. Deze bestaat uit een geldbedrag van € 100,- en een tegoedbon van € 25,- van Theater Landgraaf of de Oefenbunker (op aanvraag). Een voorwaarde voor het verkrijgen van een mantelzorgcompliment is dat de mantelzorgers zijn ingeschreven bij het Steunpunt Mantelzorg. De uitvoering van het mantelzorgcompliment is gemandateerd aan de Intergemeentelijke Sociale Dienst – Landgraaf omdat zij ervaring hebben met de uitvoering van diverse regelingen.

 

 

Naar boven