Besluit van de raad van de gemeente Papendrecht tot wijziging van de Huisvestingsverordening gemeente Papendrecht 2019

De raad van de gemeente Papendrecht,

 

gelezen het voorstel van het college van 18 januari 2022, kenmerk 2021-0169442,

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, gelet op paragraaf 3 en artikel 12 van de Huisvestingswet 2014;

 

besluit:

 

Vast te stellen de navolgende Verordening tot wijziging van de Huisvestingsverordening gemeente Papendrecht 2019, derde wijziging.

 

Artikel I

A. Artikel 1.1 komt als volgt te luiden:

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Basis Registratie Personen: de basisregistratie zoals bedoeld in artikel 1.2 van de Wet basisregistratie personen;

  • b.

    calamiteit: een van binnen of van buiten komend onheil, dat onvoorzienbaar is en niet door verwijtbaar handelen van de bewoner(s) is veroorzaakt;

  • c.

    DG&J: het openbaar lichaam Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • f.

    huishoudinkomen: huishoudinkomen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

  • g.

    huisvestingsprofiel: de omschrijving van het type huisvesting waarvoor een woningzoekende met een voorrangsverklaring in aanmerking komt;

  • h.

    ingezetene: degene die volgens de inschrijving in de Basis Registratie Personen woonachtig is in een gemeente in de regio en feitelijk diens hoofdverblijf heeft in een voor bewoning aangewezen woonruimte;

  • i.

    inkomensgrens: de maximale inkomensgrens bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Woningwet;

  • j.

    lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen: lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen van door de gemeente gecontracteerde aanbieders die ondersteuning leveren met een verblijfscomponent waarvan de cliënten op basis van art. 2.1.11 in aanmerking kunnen komen voor voorrang;

  • k.

    maatschappelijke binding: er is sprake van maatschappelijke binding als de aanvrager ten minste drie jaar onafgebroken ingezetene is dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van de regio.

  • l.

    mantelzorg: zorg zoals omschreven in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • m.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte die geen eigen toegang heeft en die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • n.

    Prestatieafspraken: lokale afspraken tussen de gemeente en de woningcorporatie die in de gemeente actief is;

  • o.

    PUV (Platform Uitvoering Voorrangsregeling): overlegorgaan voor toedeling van voorrangskandidaten aan woningcorporaties. In het PUV zijn vertegenwoordigd: de woningcorporaties, de ambtenaar die door het college gemandateerd kan worden te beslissen op aanvragen voor voorrang, de Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid Holland Zuid / Specialistisch Team Wonen (DG&J Specialistisch Team Wonen) en de Sociale Dienst Drechtsteden;

  • p.

    regio: gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

  • q.

    register van woningzoekenden: gegevens van woningzoekenden zoals vastgelegd door de woningcorporaties in de Drechtsteden;

  • r.

    standplaats: het daaromtrent in artikel 1 lid f van de Huisvestingswet bepaalde;

  • s.

    standplaatszoekende: degene die is ingeschreven op de wachtlijst genoemd in artikel 2.2.3 van de verordening;

  • t.

    voorrangsverklaring: verklaring op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking kan komen voor de toewijzing van een woonruimte;

  • u.

    woningcorporatie: een toegelaten instelling, als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, die sociale huurwoningen exploiteert;

  • v.

    woningzoekende: volwassene (18 jaar en ouder) in het bezit van de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel, die is ingeschreven in het register van woningzoekenden;

  • w.

    woonprofiel: het woonprofiel geeft aan welke woonruimte voor de aanvraag passend wordt geacht;

  • x.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub l van de Huisvestingswet bepaalde;

  • y.

    woonruimtevoorraad: gebouwen of delen van gebouwen die op enig moment bestemd zijn voor bewoning zonder dat hiervoor afgeweken hoeft te worden van het bestemmingsplan/omgevingsplan;

  • z.

    woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats, in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend.

 

B. Artikel 2.1.1 en 2.1.2 komen als volgt te luiden:

Artikel 2.1.1 Voorrangsverklaring

  • 1.

    Het college kan een voorrangsverklaring verstrekken op grond waarvan een woningzoekende met een ernstig huisvestingsprobleem met voorrang in aanmerking komt voor de toewijzing van een woonruimte.

  • 2.

    Tot de in lid 1 genoemde categorieën woningzoekende behoren:

    • a.

      woningzoekenden met een medische indicatie;

    • b.

      woningzoekenden met een mantelzorg indicatie;

    • c.

      woningzoekenden met een sociale indicatie;

    • d.

      daklozen als gevolg van een calamiteit;

    • e.

      personen die een opvang- of begeleidingsinstelling moeten verlaten;

    • f.

      vergunninghouders die een verblijfsvergunning hebben ontvangen als bedoeld in artikel 8, onder a,b, c of d van de Vreemdelingenwet 2000;

    • g.

      huishoudens die als gevolg van een sloop- of herstructureringsplan hun woning moeten verlaten;

    • h.

      huishoudens die een zeer schaarse sociale huurwoning achterlaten.

  • 3.

    Het college kan zijn bevoegdheid als bedoeld in lid 1 mandateren aan de voorzitter van het PUV.

 

Artikel 2.1.2 Toegang tot de voorrangsregeling

Het college kan een voorrangsverklaring verstrekken indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Voor een voorrangsregeling komen in aanmerking de woningzoekenden die:

    • a.

      een inkomen hebben onder de inkomensgrens met uitzondering van de categorie woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder f en g en

    • b.

      maatschappelijk binding hebben, met uitzondering van de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder b en f en

    • c.

      beschikken over zelfstandige woonruimte in de regio, met uitzondering van de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder b en f. Voor woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder e geldt dat zij vóór hun opname in een instelling over zelfstandige woonruimte in de regio hebben beschikt met uitzondering van jongeren tot 27 jaar of indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie leidt.

  • 2.

    Voor de categorieën woningzoekenden zoals genoemd in artikel 2.1.1 lid 2 onder a en c geldt dat aanvrager aantoonbaar zelf al het mogelijke heeft gedaan om een oplossing te vinden voor zijn huisvestingsprobleem.

 

C. Artikel 2.1.3 word als volgt gewijzigd:

  • a.

    In lid 1 wordt 'het college van burgemeester en wethouders' gewijzigd in 'het college'.

  • b.

    lid 2 wordt 'het college van burgemeester en wethouders' gewijzigd in 'het college' en wordt na het woord 'volledig' de woorden 'en naar waarheid' ingevoegd.

 

D. In artikel 2.1.4 wordt 'het college van burgemeester en wethouders' gewijzigd in 'het college'.

 

E. Artikel 2.1.5 komt te luiden: Artikel 2.1.5 Weigeringsgronden voorrangsverklaring

De voorrangsverklaring wordt geweigerd in de volgende gevallen:

  • a.

    de woningzoekende heeft op grond van artikel 2.1.1 van de verordening geen toegang tot de voorrangsregeling;

  • b.

    de aanleiding om voorrang bij de woningtoewijzing te vragen, is door eigen handelen veroorzaakt en was voorzienbaar. Uitzonderingen kunnen worden gemaakt in situaties waarin sprake is van een verstandelijke stoornis of beperking;

  • c.

    de woningzoekende wordt in staat geacht het huisvestingsprobleem zelf op te lossen;

  • d.

    de aanvrager wordt in staat geacht zonder voorrang binnen een redelijke termijn aan geschikte woonruimte te komen.

  • e.

    de aanvrager heeft in de periode van 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag, om dezelfde reden, al een aanvraag ingediend;

  • f.

    de aanvrager woont in een onderkomen dat formeel geen zelfstandige woonruimte is, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 2.1.11;

  • g.

    de aanvrager heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, tenzij de aanvraag wordt gedaan op grond van artikel 2.1.10 of artikel 2.1.14;

  • h.

    de woningzoekende heeft na het ontstaan van de noodsituatie die de aanleiding vormt voor de urgentieaanvraag een sociale huurwoning geweigerd.

 

F. Artikel 2.1.7 leden 2, 3 en 4 komen te luiden:

  • 2.

    Een aanvraag om voorrang bij woningtoewijzing van medische aard wordt voor gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 3.

    Het PUV kan zich op medisch terrein laten adviseren door een medisch adviesbureau of door de DG&J.

  • 4.

    De aanvrager komt niet in aanmerking voor een voorrangsverklaring op medische indicatie, indien hij op het moment van het betrekken van de huidige woning al een medisch probleem had als genoemd in lid 1 van dit artikel.

 

G. In artikel 2.1.9 wordt lid 5 'Voorrangscriteria sociale indicatie' toegevoegd. In de tabel van artikel 2.1.9 lid 5 komen onderdelen b en c te luiden:

b. financiële nood

door een onvoorziene, niet verwijtbare daling van het huishoudinkomen dreigt aanvrager dakloos te worden.

c. dreigende dakloosheid van (een) minderjarig(e) kind(eren)

er is sprake van acute dreiging van dakloosheid van (een) minderjarig(e) kind(eren), waarbij de aanvrager aantoonbaar de volledige zorg draagt en aantoonbaar gedwongen is de woning te verlaten. Zodra één van de ouders van het kind/de kinderen in woonruimte kan voorzien kan geen aanspraak worden gemaakt op voorrang.

 

H. Artikel 2.1.10 wordt als volgt gewijzigd:

a. lid 1 komt te luiden:

  • 1.

    Indien de woning als gevolg van een calamiteit onbewoonbaar is geworden en niet hersteld kan worden, ontstaat er een directe noodzaak tot herhuisvesting van de dakloos geworden bewoner(s). Het college stelt vast of en in hoeverre de woning nog bewoonbaar is. Indien de woning niet meer te bewonen is, wordt/ worden de dakloos geworden bewoner(s) geherhuisvest indien niet via een verzekering huisvesting elders kan worden verkregen.

b. In lid 2 wordt 'materiele' gewijzigd in 'materiële'.

 

I. Artikel 2.1.11 komt te luiden: Artikel 2.1.11 Voorrangsgronden: verlaten instelling

  • 1.

    De aanvrager komt voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een opvang- en begeleidingsinstelling in aanmerking indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de aanvrager is opgenomen geweest in een opvang- en begeleidingsinstelling, die vermeld is op de lijst van opvang- en begeleidingsinstellingen en;

    • b.

      de aanvrager is minimaal 6 maanden aaneengesloten opgenomen geweest, tenzij sprake is van opname in een instelling gericht op begeleiding van slachtoffers van huiselijk geweld en;

    • c.

      de aanvrager beschikte vóór zijn opname aantoonbaar over zelfstandige huisvesting in de regio, met uitzondering van jongeren tot 27 jaar en;

    • d.

      de voorrangsverklaring wordt aangevraagd door de opvang- en begeleidingsinstelling en;

    • e.

      de opvang- en begeleidingsinstelling overlegt bij de aanvraag een verklaring dat de cliënt, al dan niet onder begeleiding, in staat is zelfstandig een huishouding te voeren.

  • 2.

    Van de voorwaarde van maatschappelijke binding aan de regio is ontheffing mogelijk indien terugkeer naar de plaats van herkomst aantoonbaar tot een (levens)bedreigende situatie zou leiden of kunnen leiden, of indien terugkeer aantoonbaar niet haalbaar is;

  • 3.

    De aanvrager komt voor een voorrangsverklaring op basis van het verlaten van een penitentiaire instelling in aanmerking onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de aanvrager heeft wegens terugkeer uit detentie zelfstandige woonruimte nodig, en

    • b.

      de aanvrager beschikte vóór zijn detentie aantoonbaar over zelfstandige woonruimte in de regio, en

    • c.

      de voorrangsverklaring wordt aangevraagd door het 'Platform nazorg ex-gedetineerden'.

  • 4.

    Een aanvraag om voorrang bij de woningtoewijzing in verband met het verlaten van een instelling wordt voor een gemotiveerd advies voorgelegd aan het PUV.

  • 5.

    Het PUV kan zich laten adviseren door de DG&J.

 

J. De artikelen 2.1.12, 2.1.13 en 2.1.14 komen te luiden: Artikel 2.1.12 Voorrangsgronden: herstructurering

Degene die gedwongen is zijn woning voorgoed te verlaten in verband met een concreet herstructureringsplan of een plan om verstrekkende maatregelen te treffen dat is opgenomen in de prestatieafspraken voor een bepaald jaar, komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning.

 

Artikel 2.1.13 Voorrangsgronden: sloop

De bewoner van een woning die gesloopt wordt komt in aanmerking voor voorrang bij de toewijzing van een woning die in het bezit is van de corporatie van wie hij de te slopen woning huurt op moment dat een vergunning verstrekt is voor de sloop.

 

Artikel 2.1.14 Voorrangsgronden: verblijfsgerechtigden

Een aanvrager komt in aanmerking voor een voorrangsverklaring indien de aanvraag voortvloeit uit de taakstelling die de gemeente is opgelegd op grond van de artikelen 28, 29 en 30 van de Huisvestingswet.

 

K. De titel van artikel 2.1.15 komt te luiden: 'Voorrangsgronden: beschikbaar krijgen zeer schaarse woningen'.

 

L. Artikel 2.1.16 vervalt onder vernummering van artikel 2.1.17 tot 2.1.16

M. Artikel 2.1.16 komt te luiden: Artikel 2.1.16 Inhoud van de voorrangsverklaring

Het college vermeldt in een voorrangsverklaring de volgende zaken:

  • a.

    de naam en de contactgegevens van de aanvrager;

  • b.

    de datum van de aanvraag zoals bedoeld in artikel 2.1.3;

  • c.

    het huisvestingsprofiel dat voor de desbetreffende woningzoekende van toepassing is, onder de mededeling dat de voorrang beperkt is tot woonruimte die past binnen het huisvestingsprofiel;

  • d.

    de termijn waarbinnen van de voorrangsverklaring gebruik kan worden gemaakt;

  • e.

    voor welke gemeenten de voorrangsverklaring geldt.

 

N. Artikel 2.1.18 vervalt onder vernummering van artikelen 2.1.19 en 2.1.20 tot 2.1.17 en 2.1.18.

 

O. Artikel 2.1.17 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    lid 1 komt te luiden:

    • 1.

      Het college bemiddelt bij eigenaren van woonruimte om te bewerkstelligen dat woningzoekenden met een voorrangsverklaring een woonruimte verkrijgen overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1.16, onder c, d, en e.

  • b.

    In lid 2 wordt 'het college van burgemeester en wethouders' gewijzigd in 'het college'.

 

P. Artikel 2.1.18 wordt als volgt gewijzigd.

  • a.

    In lid 1 wordt 'het college van burgemeester en wethouders' gewijzigd in 'het college'.

  • b.

    In lid 2 wordt 'het college van burgemeester en wethouders' gewijzigd in 'het college'.

  • c.

    Aan artikel 2.1.18 lid 2 wordt een sub c toegevoegd, luidende:

    • c.

      de aanvrager niet in staat blijkt om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien.

  • d.

    In lid 3 sub a wordt '2.1.17' gewijzigd in '2.1.16 onder c'.

  • e.

    In lid 4 wordt 'het college van burgemeester en wethouders' gewijzigd in 'het college' en '2.1.17 onder e' gewijzigd in '2.1.16 onder e'.

  • f.

    Na lid 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 5.

      Het college kan zijn bevoegdheid als bedoeld in lid 1, 2 en 4 mandateren aan de voorzitter van het PUV.

 

Q. Na artikel 2.1.18 worden twee artikelen ingevoegd, luidende: Artikel 2.1.19 Huisvesten zorg-doelgroepen middels contingentafspraken

  • 1.

    Het college maakt jaarlijks contingentafspraken, met onder andere de woningcorporaties, over de hoeveelheid van de voor verhuur vrijkomende woonruimte, die in het kader van de uitstroom uit instellingen voor maatschappelijke opvang, residentiële instellingen voor verslavingszorg, geestelijke gezondheidszorg, Jeugdzorg (met verblijf) en de huisvesting van ex-gedetineerden en van zorg-doelgroepen die geen aanspraak kunnen maken op de voorrangsregeling, gericht wordt toegewezen.

  • 2.

    Woningcorporaties verantwoorden jaarlijks aan het college over de wijze waarop het eerste lid wordt ingevuld. Deze verantwoordingsrapportage wordt binnen 3 maanden na afsluiting van het jaar aan het college aangeboden.

  • 3.

    Borging van de afspraken als bedoeld in de leden 1 en 2 vindt plaats in de lokale prestatieafspraken.

 

Artikel 2.1.20 Behoud inschrijfduur

  • 1.

    Woningcorporaties dragen in het kader van deze verordening zorg voor het aanleggen en bijhouden van een uniform registratiesysteem van woningzoekenden.

  • 2.

    Indien een jongere als bedoeld in artikel 7:274c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek een huurovereenkomst op grond van dat artikel is aangegaan, vervalt de inschrijving van die jongere om in aanmerking te komen voor een woonruimte niet.

  • 3.

    Indien een huurder een huurovereenkomst voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 7:271, eerste lid, tweede volzin, van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan, vervalt de inschrijving van die huurder om in aanmerking te komen voor een woonruimte niet.

 

Artikel II

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

 

Artikel III

Deze verordening wordt aangehaald als 'Derde wijziging Huisvestingsverordening gemeente Papendrecht 2019'.

 

 

Vastgesteld op 24 februari 2022

 

De griffier, De voorzitter

M.A.P. Muijzer-van der Meijden mr. drs. A.M.M. Jetten

 

Naar boven