Verordening van de raad van de gemeente Nissewaard tot derde wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Nissewaard

De raad van de gemeente Nissewaard;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 16 februari 2022;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de commissie Bestuur van 8 februari 2022;

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Verordening tot derde wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Nissewaard.

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening Nissewaard wordt gewijzigd als volgt:

 

A.

In de Inhoudsopgave wordt:

  • a.

    na 'Artikel 2:40 Kansspelautomaten' ingevoegd 'Artikel 2:41a Sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen';

  • b.

    na 'Artikel 2:48 Verboden drankgebruik' ingevoegd: 'Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik'.

B.

Artikel 2.1 wordt vervangen door:

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats:

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

  • is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

C.

Artikel 2:24 wordt vervangen door:

Artikel 2:24 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen en muzikale optredens die plaatsvinden in een daarvoor bestemd gebouw;

    • b.

      verrichtingen van vermaak die plaatsvinden in een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27, mits: de inrichting wordt geëxploiteerd met een vergunning die mede betrekking heeft op deze verrichtingen, en deze verrichtingen uitsluitend plaatsvinden in de besloten ruimte van de inrichting;

    • c.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;

    • d.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39;

    • g.

      sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      Een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een straatfeest of buurtbarbecue;

    • f.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.

  • 3.

    Een evenement wordt aan de hand van de activiteit, het publiek en de ruimte ingedeeld in een van de volgende risicoklassen:

    • a.

      Categorie 0-evenement: kleinschalig evenement zonder noemenswaardig risico;

    • b.

      Categorie A-evenement: evenement met een laag risico, waarbij sprake is van een beperkte impact op de omgeving;

    • c.

      Categorie B-evenement: evenement met een verhoogd risico, waarbij sprake is van een verhoogde impact op de omgeving;

    • d.

      Categorie C-evenement: risicovol evenement, waarbij sprake is van een grote impact op de omgeving.

  • 4.

    De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.

D.

Artikel 2:25 wordt vervangen door:

Artikel 2:25 Evenementen

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Geen vergunning is vereist voor een Categorie 0-evenement, indien:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen;

    • b.

      het evenement tussen 11:00 uur en 23:00 uur plaatsvindt;

    • c.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht;

    • d.

      het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

    • f.

      er een organisator is; en

    • g.

      de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het Categorie 0-evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.

  • 3.

    De burgemeester kan binnen 5 dagen na ontvangst van de melding besluiten een Categorie 0-evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 4.

    Een aanvraag tot een vergunning voor een Categorie A, B en C-evenement wordt langs elektronische weg of schriftelijk ingediend door middel van een door de burgemeester beschikbaar gesteld formulier.

  • 5.

    Een aanvraag wordt ingediend:

    • a.

      voor een Categorie A-evenement ten minste acht weken voorafgaand aan het evenement;

    • b.

      voor een Categorie B-evenement ten minste dertien weken voorafgaand aan het evenement;

    • c.

      voor een Categorie C-evenement ten minste zesentwintig weken voorafgaand aan het evenement.

  • 6.

    Een beschikking voor een Categorie A-, B- C- evenement wordt gegeven binnen acht, respectievelijk dertien of zesentwintig weken. De burgemeester kan deze termijn verlengen.

  • 7.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

E.

Artikel 2.27 wordt vervangen door:

Artikel 2:27 Definities

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis, afhaalpunten, fast- en foodbezorging, take away, maaltijdbezorging; of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt;

  • 2.

    Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.

F.

De aanhef van hoofdstuk 2, afdeling 5, wordt vervangen door:

AFDELING 5.

REGULERING PARACOMMERCIELE RECHTSPERSONEN EN OVERIGE AANGELEGENHEDEN UIT DE ALCOHOLWET

 

G.

Artikel 2:34a wordt vervangen door:

Artikel 2:34a Definities

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • -

    alcoholhoudende drank;

  • -

    horecabedrijf;

  • -

    horecalocaliteit;

  • -

    inrichting;

  • -

    paracommerciële rechtspersoon;

  • -

    sterke drank;

  • -

    slijtersbedrijf;

  • -

    zwak-alcoholhoudende drank;

dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.

 

H.

Artikel 2:34c wordt vervangen door:

Artikel 2:34c Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven

De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwak - alcoholhoudende drank.

 

I.

Na artikel 2:41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:41a Sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan, indien zulks naar zijn oordeel in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat is vereist, de gehele of gedeeltelijke sluiting bevelen van een voor het publiek openstaand gebouw - niet zijnde een openbare inrichting of een seksinrichting - of een bij dat gebouw behorend erf, een perceel of gedeelte van een perceel of enige andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    De burgemeester maakt de sluiting bekend door het aanbrengen van een afschrift van zijn bevel op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf, het perceel of een gedeelte van het perceel of de ruimte. De sluiting treedt in werking op het moment dat bedoeld afschrift is aangebracht.

  • 3.

    Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het tweede lid bedoelde afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 4.

    Het is de rechthebbende op en de beheerder van het gebouw, erf, perceel of van het perceel of de ruimte waarvoor een bevel als bedoeld in het eerste lid geldt, verboden daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is.

  • 5.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid gesloten gebouw, erf, perceel of gedeelte van het perceel of enige andere ruimte te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.

  • 6.

    Op aanvraag van een belanghebbende kan:

    • a.

      een sluiting voor onbepaalde duur door de burgemeester worden opgeheven, wanneer naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden;

    • b.

      een sluiting door de burgemeester worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid,

J.

Na artikel 2:48 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.

  • 3.

    Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.

K.

In Artikel 6:1, eerste lid wordt na '• Artikel 2:41 (betreden gesloten woning of lokaal);' ingevoegd '• Artikel 2:41a (sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen);'

 

L.

In Artikel 6:1, tweede lid wordt na '• Artikel 2:48 (verboden drankgebruik);' ingevoegd '• Artikel 2:48a (verboden lachgasgebruik);'

 

M.

In de Toelichting onder Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden vervalt de tekst 'Behalve dat lachgas een gevaar is voor de gezondheid….' tot en met '…. kan problemen in de toekomst voorkomen.'

 

N.

In de Toelichting wordt de tekst onder Artikel 2:25 Evenement vervangen door:

Artikel 2:25 Evenementen

Algemeen

Bij evenementen is vooraf een vergunning noodzakelijk, controle achteraf kan niet volstaan wegens mogelijk gevaar voor de openbare orde, overlastsituaties, verkeersveiligheid, volksgezondheid, zedelijkheid e.d. Ook de organisator is bij een vergunningstelsel gebaat, omdat hij met de gemeente kan onderhandelen om goede afspraken te maken. Zo krijgt hij op het evenement toegesneden voorwaarden. In sommige gevallen kan volstaan worden met een melding. Het is dan niet per se noodzakelijk en proportioneel om een vergunning te eisen.

 

Evenementen en bestemmingsplan

Een aanvraag voor een APV-vergunning voor een evenement kan niet geweigerd worden enkel omdat het in strijd is met een bestemmingsplan. Een aanvraag voor een evenementenvergunning moet namelijk worden beoordeeld aan de hand van de belangen die zijn opgenomen in de weigeringsgronden. Andersoortige belangen kunnen bij het beoordelen van de aanvraag geen zelfstandige weigeringsgrond opleveren (ABRvS 29-03-2003, ECLI:NL:RVS:AF8028).

Het bestemmingsplan is vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening uiteraard wel relevant.

Het bestemmingsplan moet het gebruik ten behoeve van het gewenste evenement namelijk toestaan. Daarbij moet worden beoordeeld of het evenement naar omvang, duur en uitstraling een planologische relevantie heeft.

 

Evenementen die geen of slechts geringe planologische relevantie hebben, kunnen gewoon plaatsvinden. Daarvoor is geen omgevingsvergunning nodig. Voor deze evenementen is wel een evenementenvergunning vereist op grond van de APV en eventuele andere toestemmingen of ontheffingen voor muziek/geluidhinder, meldingen brandveiligheid enz.

Voor het gebruik van een terrein in strijd met het bestemmingsplan voor een evenement met planologische relevantie kan (naast de APV evenementenvergunning) een omgevingsvergunning (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo) worden aangevraagd. Het college kan de omgevingsvergunning verlenen met behulp van de in artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo genoemde afwijkingsmogelijkheden.

 

Vaak zal daarbij gebruik kunnen worden gemaakt van de ‘buitenplanse afwijkingsmogelijkheid’. Het Bor biedt het college namelijk de bevoegdheid om van de bepalingen in het bestemmingsplan af te wijken als het gaat om het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo juncto artikel 4, achtste lid, van de Bijlage II Bor).

 

Wanneer het bestemmingsplan het gebruik als evenemententerrein niet toestaat, er wel sprake is van planologische relevantie en het verlenen van een omgevingsvergunning niet mogelijk is, zal handhavend moet worden opgetreden ((ABRvS 13-04-2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT3708 (Schuttersfeest Diepenheim, hof van Twente) en Rb. Leeuwarden 27-07-2005, ECLI:NL:RBLEE:2005:AU0442 (Veenhoopfestival Smallingerland)).

 

Het is daarom van belang dat gemeenten naast de vergunningverlening erop toezien dat de bestemmingsplannen voorzien in de te houden evenementen.

In het bestemmingsplan dient dan niet alleen het betreffende gebied als evenementterrein te worden bestemd, ook moet daarbij het aantal, soort en duur van de evenementen en het maximaal toegestane aantal bezoekers per evenement worden geregeld. Dit zijn allemaal aspecten met ruimtelijke relevantie die in het kader van de rechtszekerheid in het bestemmingsplan moeten worden vastgelegd (ABRvS 05-01-2011, ECLI:NL:RVS:2011:BO9802 en ABRvS 16-02-2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4728).

 

Regionaal is de 'Handreiking Publieksveiligheid evenementen regio Rotterdam Rijnmond' vastgesteld. In deze handreiking wordt geadviseerd om te werken met een risicoscan. Zo worden alle evenementen regionaal gelijkwaardig beoordeeld en behandeld als het gaat om de inschatting van de mogelijke risico's die een evenement met zich meebrengt. In het evenementenbeleid zijn de termijnen opgenomen voor het melden van evenementen. Bij de vaststelling van deze termijnen is aansluiting gezocht bij hetgeen regionaal hieromtrent is vastgesteld.

Voor de bepaling of een evenement valt onder de vergunningplicht wordt aangesloten bij de uitkomsten van de risicoscan. De risicoscan wordt door de gemeente en de politie ingevuld aan de hand van de gegevens die bij de vergunningaanvraag worden overhandigd.

 

Eerste lid

Bij het beoordelen van een aanvraag wordt gekeken of de vergunning al dan niet geweigerd wordt aan de hand van de in artikel 1:8 genoemde criteria. De burgemeester is bevoegd voorschriften te verbinden aan het houden van een evenement. Voor de toelaatbaarheid van de voorschriften gelden een aantal voorwaarden, de voorschriften mogen niet in strijd zijn met enige wettelijke regeling.

De voorschriften moeten redelijkerwijs nodig zijn in verband met het voorkomen van aantasting van de openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, zie de artikelen 1:4 en 1:8.

De voorschriften mogen niet in strijd komen met enig beginsel van behoorlijk bestuur. Een vergunning wordt afgegeven voor één evenement.

 

Tweede en derde lid

Kleinschalige evenementen zoals buurtbarbecues en straatfeesten hebben vaak geen of slechts een beperkte uitstraling naar de directe omgeving. In de praktijk blijkt dat aanvragen voor dergelijke evenementen in beginsel vrijwel altijd worden gehonoreerd. Aan dergelijke vergunningen worden enkel standaardvoorschriften verbonden. Door de termijnen die gelden voor het aanvragen van een evenementenvergunning, blijkt dat spontane initiatieven vanuit de wijken tot het organiseren van een straatfeest bemoeilijkt worden. Meerdere gemeenten hebben daarom in de APV een uitzondering op de vergunningplicht opgenomen voor dergelijke kleinschalige evenementen (zogenaamde 0 -evenementen). Er zijn in dit artikel duidelijke criteria opgenomen om te kunnen beoordelen of er sprake is van een klein evenement. Om een goed overzicht te houden over de georganiseerde evenementen binnen de gemeente wordt een meldingsplicht voor de kleine evenementen ingevoerd. De burgemeester krijgt wel de mogelijkheid om naar aanleiding van een ingekomen melding een kleinschalig evenement te verbieden. Dit is alleen mogelijk, als de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. De bevoegdheid van de burgemeester in het kader van het toezicht op evenementen stoelt op artikel 174 Gemeentewet.

 

Bijkomend voordeel voor van het invoeren van een meldingsplicht is dat zowel de administratieve lasten voor de organisator als de bestuurlijke lasten worden verminderd.

 

Daar komt ook nog bij dat de VRR in de Regionale Handreiking Publieksevenementen Rotterdam-Rijnmond een onderscheid hanteert in vergunningsplichtige en meldingsplichtige evenementen. Door een meldingsplicht voor dergelijke evenementen in de APV op te nemen, haakt Nissewaard aan bij het regionale beleid.

 

Vijfde en zesde lid

Voor evenementen waarbij een groot aantal bezoekers wordt verwacht zijn meer risico’s te verwachten. Om deze risico’s goed te kunnen beoordelen is er meer tijd nodig om de aanvraag te beoordelen. Daarom wordt per categorie een andere indieningstermijn gehanteerd.

 

Voor de categorisering van evenementen sluit de gemeente Nissewaard aan bij het onderscheid dat is opgenomen in de Handreiking Publieksveiligheid. Om te bepalen onder welke categorie een bepaald evenement valt, wordt een risicoscan ingevuld. Het soort categorie is bepalend voor het niveau van advisering door de diverse ketenpartners als onderdeel van het vergunningentraject. Het is daarmee een hulpmiddel voor alle bij de veiligheid betrokken partners om een goede risico-inschatting te kunnen maken. Het puntenaantal wat volgt uit het invullen van de risicoscan is bepalend voor het in behandeling nemen van een aanvraag als zijnde een meldingplichtige aanvraag of een vergunningplichtige aanvraag. Daarbij wordt de volgende verdeling aangehouden:

 

Risicoscan geeft 0 tot en met 5 punten:

de aanvraag wordt in behandeling genomen als een melding.

 

Risicoscan geeft 6 tot en met 11 punten:

de aanvraag wordt in behandeling genomen als een aanvraag voor een categorie A vergunningaanvraag.

 

Risicoscan geeft 12 of meer punten:

de aanvraag wordt in behandeling genomen als een aanvraag voor een categorie B of C vergunningaanvraag. De uiteindelijke advisering door de politie en de brandweer zal bepalen of hier sprake is van een B of C categorie.

 

Aansprakelijkheid vergunninghouder/organisator.

Voorop staat dat de vergunninghouder of de organisator zelf, of degene die bijvoorbeeld tijdens een evenement een gevaar in het leven roept dat zich vervolgens verwezenlijkt, primair aansprakelijk kan worden gesteld voor daardoor veroorzaakte schade. Het arrest Vermeulen/Lekkerkerker (HR 10 maart 1972, NJ 1972, 278) is van overeenkomstige toepassing op de houder van de evenementenvergunning. De Hoge Raad oordeelt in dat arrest dat het feit dat een Hinderwetvergunning (nu: Wet milieubeheer) is verleend, nog niet betekent dat eigenaren van naburige erven schade en hinder, welke zij in het algemeen niet behoeven te dulden, wel zouden moeten verdragen van een vergunninghouder. Een dergelijke vergunning vrijwaart de vergunninghouder volgens de Hoge Raad dan ook niet voor zijn aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, ook niet als door de desbetreffende eigenaar tegen verlening van de vergunning tevoren bezwaren zijn ingebracht, maar deze bezwaren zijn verworpen.

 

Zevende lid

Evenementen waarvoor een meldingsplicht geldt zijn vergunningsvrij. Deze vergunning ziet derhalve op grotere evenementen. Daarbij is een lex silencio positivo niet wenselijk, gezien de impact die een groot evenement kan hebben, met name op de openbare orde. Ook vragen vele aspecten van een groot evenement, zoals brandveiligheid, geluid, aanvoer, afvoer en parkeren van bezoekers, om maatwerk dat alleen een inhoudelijke vergunningsbeschikking kan bieden. Er zijn derhalve verschillende dwingende redenen van algemeen belang, met name de openbare orde, openbare veiligheid en milieu om van een Lex silencio positivo af te zien. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.

 

O.

Aan de Toelichting op artikel 2:27 Begripsbepalingen wordt toegevoegd:

Er is de afgelopen periode sprake van een toename aan afhaal- en bezorgrestaurants. Op grond van de huidige definitie van horeca-inrichting zoals verwoord in artikel 2:27, valt deze categorie niet onder het begrip horeca-inrichting. Hierdoor zijn zij niet aan de (exploitatie-)vergunningplicht onderworpen. Wel zijn dergelijke restaurants vaak geopend tot in de late uurtjes. Juist dan is er het risico van overlast en het aantasten van het woon- en leefklimaat. Om dit risico te beperken is het wenselijk om afhaal- en bezorgrestaurants in het vervolg exploitatievergunning plichtig te maken. Door deze aanpassing wordt een einde gemaakt aan elke onduidelijkheid en vallen afhaal- en bezorgrestaurants voortaan ook onder de definitie van openbare inrichting. Een afhaalrestaurant wordt gedefinieerd als een voor het publiek toegankelijke ruimte waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, etenswaren worden bereid om te worden afgehaald. Ook het Riec Rotterdam Rijnmond adviseert om dergelijke vormen van horeca vergunningplichtig te maken. In dergelijke gevallen kan dan ook getoetst worden of een exploitant van slecht levensgedrag is. Overigens hebben de gemeenten Den Haag, Eindhoven en Nijmegen een soortgelijke bepaling in hun APV opgenomen.

 

P.

In de Toelichting wordt na artikel 2:41 de toelichting op artikel 2:41a ingevoegd, luidende:

Artikel 2:41a Sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen

Het is een algemeen bekend feit, dat panden kunnen worden gebruikt voor het opslaan van drugs, wapens en andere voorwerpen die verband kunnen houden met zware georganiseerde criminaliteit. Dergelijke panden kunnen ook worden gebruikt voor het verrichten van criminele handelingen, zoals het verbouwen van hennep” of voor het witwassen van geld. Om die redenen is het van belang, dat de lokale overheid bevoegdheden kan aanwenden om deze ondermijnende criminaliteit te voorkómen.

Dit artikel is een aanvulling op de huidige bevoegdheden van de burgemeester (op grond van de APV of artikel 13b van de Opiumwet). De burgemeester kan met behulp van dit artikel optreden wanneer in een voor het publiek openstaand gebouw strafbare feiten plaatsvinden waardoor de openbare orde of het woon- of leefklimaat nadelig wordt beïnvloed of wanneer ondernemers van (dienstverlenende) bedrijven zoals bijvoorbeeld garages, autoverhuurbedrijven, uitzendbureaus en winkels overlast (blijven) veroorzaken of ter plaatse strafbare feiten plegen, deze faciliteren, gedogen of op enigerwijze toestaan.

In het zesde lid van dit artikel wordt de mogelijkheid geboden, dat de burgemeester een sluiting voor (on)bepaalde duur op verzoek van een belanghebbende opheft. De burgemeester zal daartoe in de regel alleen overgaan op het moment dat er voldoende garanties aanwezig zijn waaruit blijkt dat de openbare orde en veiligheid in de omgeving van het pand gewaarborgd zijn.

 

Q.

In de Toelichting wordt na artikel 2:48 de toelichting op artikel 2:48a ingevoegd, luidende:

Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik

Lachgas is tot op heden een legaal middel en het bezit of gebruik ervan is dus niet verboden. De verkoop en het oneigenlijk gebruik van het gas als recreatief roesmiddel leveren echter vaak hinder en overlast op. Ook blijkt uit een recente risicobeoordeling door het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) dat lachgas als recreatief roesmiddel aanzienlijke risico’s meebrengt voor de individuele gezondheid én voor de volksgezondheid.

Een algemeen, voor de gehele gemeente geldend gebruiksverbod stuit op belangrijke juridische bezwaren en is vanuit oogpunt van proportionaliteit ook niet te verdedigen. Daarmee zou er geen evenredigheid meer zijn tussen middel en doel, en dat zou in strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarom beperkt het verbod in het eerste lid zich tot concrete situaties van oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik, die gepaard gaan met verstoring van de openbare orde, nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat of anderszins hinder tot gevolg hebben. Bij de handhaving moet de gemeente kunnen aantonen dat genoemde situaties de oorzaak zijn van de overlast en dergelijke.

Op grond van het tweede lid kan het college openbare plaatsen aanwijzen waar het oneigenlijk lachgasgebruik, voorbereidingen of het bij zich hebben van hulpmiddelen voor dat gebruik op voorhand verboden is, los van de vraag of dat in de concrete situatie tot ordeverstoring en dergelijke leidt. In het aanwijzingsbesluit moet het college motiveren waarom het verbod in dat specifieke gebied geldt (het belang van de openbare orde of bescherming van het woon- of leefklimaat). Uit politierapportages kan bijvoorbeeld blijken dat op bepaalde openbare plaatsen sprake is van aantoonbare en structurele overlast door lachgas. Het college kan – als dat afdoende lijkt te zijn – in het aanwijzingsbesluit opnemen dat het verbod op bepaalde tijden geldt, bijvoorbeeld tijdens de uitgaansavonden (derde lid).

 

Artikel IIII Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Nissewaard d.d. 23 februari 2022.

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven