Aanpassing Algemene Plaatselijke Verordening

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 januari 2022;

gelet op artikel 30c van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien de inspraakreacties en de nota van beantwoording van 11 januari 2022, de adviezen van de dagelijks besturen van de bestuurscommissies van stadsdelen West, Zuid, Oost, Zuidoost, Centrum en Noord, besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    aanwezigheidsvergunning: vergunning tot het aanwezig hebben van kansspelautomaten als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, van de Wet op de kansspelen;

  • -

    bedrijfsleider: de natuurlijke persoon die algemene leiding geeft aan een speelautomatenhal alsmede de bestuurder van de rechtspersoon voor wiens rekening en risico een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd;

  • -

    beheerder: de natuurlijke persoon die onmiddellijke leiding geeft aan een speelautomatenhal;

  • -

    behendigheidsautomaat: speelautomaat als bedoeld in artikel 30, onder b, van de Wet op de kansspelen;

  • -

    exploitatievergunning: vergunning tot het exploiteren van een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 3.1;

  • -

    hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet op de kansspelen;

  • -

    kansspelautomaat: speelautomaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet op de kansspelen;

  • -

    laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet op de kansspelen;

  • -

    ondernemer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;

  • -

    speelautomaat: toestel als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet op de kansspelen;

  • -

    speelautomatenhal: inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de kansspelen.

  • -

    zeggenschap: beslissingsbevoegdheid binnen een onderneming (vanwege de positie als bijvoorbeeld aandeelhouder of bestuurder).

Hoofdstuk 2. Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten

Artikel 2.1. Aantal kansspelautomaten in horeca-inrichtingen

  • 1.

    De burgemeester kan een aanwezigheidsvergunning verlenen voor ten hoogste twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting. De vergunning wordt voor bepaalde tijd verleend en loopt af op een door de burgemeester te bepalen tijdstip.

  • 2.

    De burgemeester verleent geen aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in een laagdrempelige inrichting.

Artikel 2.2. Aantal kansspelautomaten in speelautomatenhallen

  • 1.

    In afwijking van de eerste volzin van artikel 2.1, eerste lid, kan de burgemeester aan de exploitant van een speelautomatenhal een aanwezigheidsvergunning verlenen voor ten hoogste 225 kansspelautomaten.

  • 2.

    Bij het bepalen van het aantal kansspelautomaten per speelautomatenhal houdt de burgemeester in elk geval rekening met de oppervlakte van de speelautomatenhal en het aantal spelersplaatsen.

Hoofdstuk 3. Exploitatievergunning speelautomatenhal

Artikel 3.1. Vergunningplicht

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te exploiteren.

  • 2.

    Er kunnen ten hoogste 21 vergunningen worden verleend. De burgemeester kan besluiten om een lager aantal vast te stellen. De burgemeester kan tevens gebieden aanwijzen waarbinnen speelautomatenhallen gevestigd moeten zijn.

  • 3.

    Een exploitatievergunning wordt verleend voor de duur van vijftien jaar.

Artikel 3.2. Verdeelprocedure en beslistermijn

  • 1.

    Indien er een of meer exploitatievergunningen beschikbaar komen, maakt de burgemeester in het gemeenteblad en via de website van de gemeente bekend in welke periode aanvragen kunnen worden ingediend.

  • 2.

    Voor de afloop van de door de burgemeester bepaalde looptijd als bedoeld in artikel 5.3 lid 2 worden geen nieuwe exploitatievergunningen verleend, tenzij de burgemeester bekendmaakt dat binnen een bepaalde periode aanvragen kunnen worden ingediend.

  • 3.

    Indien het aantal aanvragen het aantal beschikbare exploitatievergunningen overtreft, worden de vergunningen verdeeld op de wijze zoals vastgelegd in de beleidsregels bedoeld in artikel 3.1 tweede lid.

  • 4.

    De burgemeester beslist binnen zes maanden na afloop van de periode op de aanvragen. De burgemeester kan de beslistermijn voor ten hoogste zes maanden verdagen indien de complexiteit van een of meer aanvragen dit noodzakelijk maakt. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 3.3. Vereisten aanvraag

De aanvraag van een exploitatievergunning gaat vergezeld van de volgende gegevens:

  • a.

    de namen van de aanvrager en de beoogd bedrijfsleiders en beheerders, elk voorzien van een kopie van een geldig identiteitsbewijs.

  • b.

    het adres en de kadastrale gegevens van de beoogde locatie;

  • c.

    het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel;

  • d.

    een nauwkeurige beschrijving van de beoogde inrichting, inclusief de oppervlakte daarvan;

  • e.

    een tekening op schaal van de beoogde inrichting, waaruit ten minste blijkt waar en in welk aantal kansspel- of behendigheidsautomaten worden opgesteld, waar leeftijdscontrole plaatsvindt en waar entreebewijzen worden verstrekt;

  • f.

    Een intentieovereenkomst of ander schriftelijk stuk waaruit blijkt dat de aanvrager gebruik kan gaan maken van de beoogde inrichting;

  • g.

    een bewijsstuk als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, waaruit blijkt dat de beoogd bedrijfsleiders en beheerders beschikken over voldoende kennis en inzicht met betrekking tot het gebruik van speelautomaten en de daaraan verbonden risico’s van gokverslaving;

  • h.

    een bedrijfsplan, waarin in ieder geval het bedrijfsbeleid ten aanzien van kansspelverslavingspreventie wordt beschreven;

  • i.

    een volledig ingevuld formulier als bedoeld in bijlage 3 bij de Regeling bibob-formulieren.

Artikel 3.4. Inhoud vergunning

  • 1.

    De vergunning wordt gesteld op naam van de ondernemer en is niet overdraagbaar.

  • 2.

    In de vergunning wordt het vestigingsadres van de speelautomatenhal vermeld, alsmede de naam van de bedrijfsleiders en beheerders.

  • 3.

    De burgemeester verbindt aan de vergunning voorschriften en beperkingen, die zo nodig kunnen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken. Die hebben in elk geval betrekking op:

    • a.

      de looptijd van de vergunning;

    • b.

      de openings- en sluitingstijden van de speelautomatenhal;

    • c.

      het toezicht in de speelautomatenhal;

    • d.

      de bedrijfsvoering; en

    • e.

      het aantal speelautomaten en het aantal spelersplaatsen dat in de speelautomatenhal aanwezig mag zijn.

  • 4.

    De burgemeester kan aan de vergunning andere voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van de openbare orde, de veiligheid of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de speelautomatenhal of tot het voorkomen van kansspelverslaving.

Artikel 3.5. Weigeringsgronden

  • 1.

    De burgemeester weigert de vergunning indien:

    • a.

      de beoogde bedrijfsleider of beheerder(s) de leeftijd van 21 jaar niet hebben bereikt;

    • b.

      de speelautomatenhal niet vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is;

    • c.

      niet wordt voldaan aan de bij of krachtens artikel 30d, vierde lid, van de Wet op de kansspelen gestelde eisen;

    • d.

      de ondernemer, bedrijfsleider of beheerders in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn of onder curatele zijn, of bewind is ingesteld over een of meer aan hen toebehorende zaken;

    • e.

      het maximaal aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen reeds is verleend;

    • f.

      de aanvraag wordt ingediend op een moment dat de burgemeester niet overeenkomstig artikel 3.2 lid 1 heeft bekendgemaakt dat aanvragen kunnen worden ingediend;

    • g.

      de aanwezigheid van de speelautomatenhal in strijd is met een geldend bestemmingsplan en het niet aannemelijk is dat die strijd zal worden opgeheven;

  • 2.

    De burgemeester kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      naar zijn oordeel een van de belangen, bedoeld in artikel 3.4, vierde lid, zich verzet tegen de aanwezigheid van de speelautomatenhal;

    • b.

      de aanvrager de bij of krachtens titel VA van de Wet op de kansspelen gestelde bepalingen heeft overtreden in de drie jaren voorafgaand aan het moment van de aanvraag.

Artikel 3.6. Intrekkingsgronden

  • 1.

    De burgemeester trekt de vergunning in indien:

    • a.

      de gegevens die met het oog op het verkrijgen van de vergunning zijn verstrekt zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest; of

    • b.

      niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens artikel 30d, vierde lid, onder a, van de Wet op de kansspelen gestelde eisen.

  • 2.

    De burgemeester kan de vergunning intrekken indien:

    • a.

      de vergunninghouder niet voldoet aan een aan de vergunning verbonden voorschrift of beperking;

    • b.

      de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is verleend zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 3.5, tweede lid, onder a;

    • c.

      de vergunninghouder niet voldoet aan artikel 3.7, 3.8 of 3.9;

    • d.

      de vergunninghouder niet voldoet aan een bij of krachtens titel VA van de Wet op de kansspelen gestelde bepaling; of

    • e.

      de vergunninghouder gedurende een periode van ten minste twaalf maanden geen gebruik van de vergunning heeft gemaakt; of

    • f.

      de exploitatie van de speelautomatenhal in strijd is met het geldende bestemmingsplan en die strijdigheid niet zal worden opgeheven.

Artikel 3.7. Aanwezigheidsplicht

Het is verboden een speelautomatenhal voor het publiek geopend te hebben zonder dat ten minste één bedrijfsleider of beheerder die als zodanig op de vergunning staat vermeld in het bedrijf aanwezig is.

Artikel 3.8. Wijziging beheerder of bedrijfsleider

  • 1.

    Indien een in de exploitatievergunning vermelde bedrijfsleider of beheerder niet meer als zodanig werkzaam is, dient de vergunninghouder binnen vier weken nadat deze situatie is ontstaan een aanvraag tot wijziging van de vergunning in. De vergunninghouder verstrekt daarbij de gegevens, bedoeld in artikel 3.3, onderdeel a.

  • 2.

    Van de exploitatievergunning kan gebruik worden gemaakt totdat de burgemeester op de aanvraag heeft beslist.

Artikel 3.9. Beëindiging exploitatie en wijziging vergunninghouder

  • 1.

    De exploitatievergunning vervalt indien de ondernemer de exploitatie van de speelautomatenhal beëindigt. Voor vergunningen die worden verstrekt na afloop van de door de burgemeester bepaalde looptijd als bedoeld in artikel 5.3 lid 2, dient bij wisseling van ondernemer binnen vier weken een nieuwe exploitatievergunning te worden aangevraagd ter voortzetting van de exploitatie voor de resterende termijn.

  • 2.

    De burgemeester kan de exploitatievergunning intrekken indien de zeggenschap in de onderneming wijzigt.

  • 3.

    Indien de exploitatievergunning ingevolge het eerste lid is vervallen of ingevolge het tweede lid is ingetrokken na afloop van de door de burgemeester bepaalde looptijd als bedoeld in artikel 5.3 lid 2 en de burgemeester tot het verlenen van een nieuwe exploitatievergunning wil overgaan, geeft de burgemeester toepassing aan de procedure, bedoeld in artikel 3.2.

  • 4.

    Zolang op een tijdig ingediende aanvraag als bedoeld in het eerste of derde lid niet is beslist, is voortzetting van de exploitatie toegestaan met inachtneming van de voorschriften en beperkingen die zijn verbonden aan de vervallen exploitatievergunning.

Hoofdstuk 4. Strafbepaling en aanwijzing toezichthouders

Artikel 4.1. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 3 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 4.2. Aanwijzing toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 3 van deze verordening zijn belast de door de burgemeester aangewezen personen, ambtenaren of categorieën van ambtenaren.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1. Aanpassing APV

In artikel 3.55, onderdeel b, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 wordt “artikel 30b” vervangen door “artikel 30c”.

Artikel 5.2. Aanpassing Legesverordening

Bijlage 1 (Legestabel 2022) bij de Legesverordening Amsterdam 2022 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In onderdeel 4.2.3 wordt “een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Verordening kansspeelautomaten en speelautomatenhallen” vervangen door “een exploitatievergunning als bedoeld in de Verordening kansspelautomaten en speelautomatenhallen Amsterdam”.

  • b.

    In onderdeel 4.2.4 wordt “een ontheffing maximum aantal speelautomaten als bedoeld in artikel 3, lid 3 van de Verordening kansspeelautomaten en speelautomatenhallen” verwijderd.

Artikel 5.3. Intrekking en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening op de kansspeelautomaten en speelautomatenhallen, vastgesteld door de gemeenteraad op 22 mei 2003, Gemeenteblad 2003, afd. 3A, nr. 87/140, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Vergunningen verleend op grond van de verordening genoemd in het eerste lid die ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening van kracht waren blijven gelden, met dien verstande dat de burgemeester zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van deze verordening bepaalt op welk tijdstip de vergunningen aflopen.

  • 3.

    Het maximale aantal kansspelautomaten per inrichting blijft gedurende de periode genoemd in het tweede lid gelijk aan het maximale aantal per inrichting in Bijlage I van die verordening.

Artikel 5.4. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de bekendmaking.

Artikel 5.5. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening kansspelautomaten en speelautomatenhallen Amsterdam.

Aldus besloten door de gemeenteraad bij schriftelijke stemming op 28 februari 2022.

De plaatsvervangend voorzitter

Tirza de Fockert

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting

Algemeen

 

1. Inleiding

 

Deze verordening bevat regels over het aanwezig hebben van kansspelautomaten en het exploiteren van speelautomatenhallen in de gemeente Amsterdam. De Wet op de kansspelen (hierna ook: WoK) regelt het systeem van exploitatie- en aanwezigheidsvergunningen waarmee het exploiteren van kansspelautomaten mogelijk wordt gemaakt. Op basis van de WoK kan de burgemeester onder bepaalde voorwaarden een vergunning verlenen voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten. In hoofdstuk 2 van deze verordening wordt het maximumaantal kansspelautomaten vastgesteld waarvoor de burgemeester een aanwezigheidsvergunning kan verlenen. Daarnaast bepaalt de Wet op de kansspelen dat gemeenten bij verordening kunnen bepalen of, en zo ja hoeveel, exploitanten van speelautomatenhallen met een vergunning van de burgemeester zijn toegestaan. 1 De voorwaarden daarvoor zijn opgenomen in hoofdstuk 3 van deze verordening.

 

Deze verordening vervangt de bestaande Verordening op de kansspelautomaten en speelautomatenhallen. De aanleiding om tot een nieuwe verordening te komen is dat ontwikkelingen in de jurisprudentie ertoe noodzaken dat de gemeente de exploitatievergunningen voor speelautomatenhallen op een andere wijze gaat verdelen, zodat alle potentiële gegadigden gelijke kansen krijgen om mee te dingen naar de vergunningen. Daartoe is in hoofdstuk 3 van deze verordening opgenomen dat beleidsregels kunnen worden opgesteld omtrent een nieuwe verdeelprocedure. Hoofdstuk 5 bevat overgangsrecht voor de bestaande exploitatievergunningen.

 

In de volgende paragrafen wordt achtereenvolgens ingegaan op de nieuwe verdeelprocedure (§ 2), het overgangsrecht (§ 3), en de advisering en inspraak over deze verordening (§ 5). Daarna volgt een artikelsgewijze toelichting.

 

2. Procedure exploitatievergunningen speelautomatenhallen

 

De belangrijkste vernieuwing in deze verordening betreft de wijze waarop de exploitatievergunningen voor speelautomatenhallen in de gemeente Amsterdam verdeeld worden. Begin oktober 2018 heeft de burgemeester aangekondigd dat de procedure voor verdeling van de exploitatievergunningen moet worden herzien vanwege ontwikkelingen in de jurisprudentie.2 Schaarse vergunningen moeten volgens de jurisprudentie in beginsel voor iedereen via een openbare procedure toegankelijk zijn. Wanneer er ruimte ontstaat een schaarse vergunning te verlenen, moet in beginsel aan iedereen de mogelijkheid worden geboden mee te dingen naar de vergunning.3 De ondernemers die over een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal in Amsterdam beschikken, zijn hierover per brief geïnformeerd. In die brief is uiteengezet dat de looptijd van de bestaande vergunningen wordt beëindigd en dat de gemeente een nieuwe vergunningprocedure ontwikkelt.

 

Hoofdlijnen nieuwe vergunningprocedure

De hoofdlijnen van de nieuwe vergunningprocedure zijn opgenomen in de artikelen 3.1 en 3.2 van deze verordening. Die hoofdlijnen zijn als volgt:

  • De bestaande exploitatievergunningen blijven gelden tot naar verwachting uiterlijk 1 oktober 2033. De looptijd van de bestaande vergunningen wordt bepaald door de burgemeester op grond van artikel 5.3 lid 2.

  • De burgemeester zal tijdig voor het verstrijken van de looptijd een procedure openstellen voor de verdeling van vergunningen met een looptijd van vijftien jaar en beleidsregels vaststellen over het aantal beschikbare vergunningen, de vereisten waaraan vergunningaanvragen moeten voldoen en de wijze waarop de vergunningen zullen worden verdeeld. In die beleidsregels kan de burgemeester bijvoorbeeld een vergunning plafond instellen en buurten aanwijzen waar wel of geen speelautomatenhal gevestigd kan worden, afhankelijk van de dan bestaande omstandigheden.

  • De burgemeester toetst de aanvragen aan de beoordelingscriteria in deze verordening en de beleidsregels.

  • Deze procedure wordt herhaald voor de verdeling van vergunningen na afloop van de looptijd.

Motieven vergunningvereiste

Het vergunningvereiste in deze verordening heeft in de eerste plaats ten doel om de openbare orde te beschermen, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie rondom speelautomatenhallen. Uit de jurisprudentie blijkt dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat. In dat kader kan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met de vraag of een speelautomatenhal wel past bij de omgeving van de beoogde vestigingslocatie.

 

Daarnaast dient het vergunningvereiste ertoe kansspelverslaving te voorkomen. Het overgrote deel van de legale spelers speelt recreatief en ervaart hierdoor geen problemen. Maar bij een klein deel – vooral de spelers die op fruitautomaten spelen – loopt het spelen uit de hand en ontwikkelt het zich in een verslaving, waarbij de speler de controle over zijn gokgedrag verliest. Uit onderzoek blijkt dat een groter aanbod van kansspelen de kans vergroot op (een toename van het aantal) kansspelverslavingen. Dit is voor de gemeente Amsterdam een belangrijke reden om het aantal speelautomatenhallen te reguleren en eisen te stellen aan het aanbod en de bedrijfsvoering in deze hallen, waaronder beleid ter voorkoming van kansspelverslaving.

 

De genoemde motieven vormen de achtergrond van de in deze verordening opgenomen vereisten voor een exploitatievergunning. Ook leiden deze motieven tot het opnemen van een maximum aantal te verlenen vergunningen, dat in deze verordening op ten hoogste 21 is gezet. Daarmee is aangesloten bij het huidige maximum op basis van de meest recent vastgestelde adressenlijst. Vanuit deze motieven is het tevens denkbaar dat de burgemeester in de beleidsregels op grond van artikel 3.2 het aantal te verlenen vergunningen in de toekomst naar beneden bijstelt.

 

De looptijd van een vergunning heeft een maximum van vijftien jaar. Voor deze periode is gekozen vanwege het onderzoek dat gedaan is door onderzoeksbureau BEA4 . Zij hebben onderzocht dat de terugverdientijd voor de middelgrote en grote speelautomatenhallen uitkomt (afgezien van een enkele zeer grote speler) op in ieder geval 10 jaar en voor de kleinere op 15 jaar of meer. Een dergelijke periode is in lijn met de afschrijvingstermijnen voor de meeste typen vaste activa waar speelautomatenhallen mee werken (speelautomaten worden meestal in 5 jaar afgeschreven bijvoorbeeld, inventaris meestal over 10 jaar), maar voor verbouwingen en huurdersinvesteringen als een luchtbehandelingsinstallatie gelden vaak afschrijvingstermijnen van 15 jaar. Vanuit dit perspectief is een looptijd van 15 jaar in economisch opzicht ook voor de grotere hallen goed te onderbouwen.

 

Transparantie

Om gelijke kansen te bieden om mee te dingen naar een beschikbare exploitatievergunning moet sprake zijn van een passende mate van openbaarheid over de beschikbaarheid, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de beoordelingscriteria. Volgens de jurisprudentie moet hierover tijdig voor de start van de procedure duidelijkheid worden geboden, door informatie over deze aspecten bekend te maken via een zodanig medium dat potentiële gegadigden daarvan kennis kunnen nemen.5 De verordening schrijft voor dat de burgemeester de openstelling van een nieuwe procedure en het aanvraagtijdvak bekendmaakt in het gemeenteblad en via de website van de gemeente (artikel 3.2 lid 1, tweede volzin). Over de verdelingsprocedure en de beoordelingscriteria wordt duidelijkheid geboden via deze verordening en de door de burgemeester vast te stellen beleidsregels.

 

Overgangsrecht en tussentijdse beëindiging vergunningen

De gemeente Amsterdam kent op moment van bekendmaking eenentwintig speelautomatenhallenlocaties. In oktober 2018 is medegedeeld aan de exploitanten van deze hallen dat de vergunningen voor speelautomatenhallen transparant verdeeld zullen worden. Omdat tot deze mededeling de exploitanten uit mochten gaan van een vergunning voor onbepaalde tijd, is het nodig een periode te bieden waarin ze hun gedane investeringen terug kunnen verdienen. Het is immers niet zeker dat zij ook een vergunning zullen krijgen na een nieuwe verdeling. Om die reden is extern onderzoek uitgevraagd en gedaan door onderzoeksbureau BEA6 . Naar aanleiding van dit onderzoek vindt de burgemeester het wenselijk om in overeenstemming met de resultaten van dit onderzoek, de overgangstermijn concreet in te vullen met het vaststellen van de looptijd van de bestaande vergunningen. De burgemeester zal op grond van artikel 5.3 lid 2 de looptijd van de bestaande vergunningen bepalen en daarmee invulling geven aan de overgangstermijn met betrekking tot de bestaande vergunningen.

 

Tijdens deze overgangsperiode worden geen nieuwe vergunningen verdeeld. Dat betekent ook dat de huidige ondernemers geen dusdanige wijzigingen in hun onderneming kunnen aanbrengen waarvoor een nieuwe vergunning vereist is. Denk hierbij aan het verplaatsen van een hal of het wisselen van de huidige ondernemer. De overgangstermijn is enkel bedoeld voor het terugverdienen van voor oktober 2018 gedane investeringen, omdat deze investeringen zijn gedaan in de veronderstelling van een onbepaalde tijdsvergunning.

 

3. Inspraak en advisering

 

In de periode 20 april tot en met 5 juni is een ontwerp van deze verordening op grond van de Algemene inspraakverordening voor inspraak vrijgegeven. In de ‘reactie op inspraak concept verordening kansspelautomaten en speelautomatenhallen’ is inhoudelijk op elke reactie gereageerd.

 

Verder is deze verordening in overeenstemming met de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam voor advies voorgelegd aan de dagelijks besturen van de stadsdelen. In de ‘reactie op inspraak concept verordening kansspelautomaten en speelautomatenhallen’ is inhoudelijk op elke reactie gereageerd

 

Ten behoeve van de totstandkoming van deze verordening is advies gevraagd aan onderzoeksbureau BEA; de resultaten daarvan zijn in § 2 aan de orde gekomen. Tot slot is juridisch advies gevraagd aan advocatenkantoor Pels Rijcken.

 

Artikelsgewijs

 

Hoofdstuk 1

 

Artikel 1.1. Definities

Dit artikel bevat een aantal definities van begrippen in deze verordening. Voor de begrippen behendigheidsautomaat, hoogdrempelige inrichting, kansspelautomaat, laagdrempelige inrichting en speelautomaat wordt verwezen naar de omschrijving van deze begrippen in artikel 30 van de Wet op de kansspelen. Dit heeft als voordeel dat eventuele wijzigingen in de wettelijke omschrijving direct doorwerken in deze verordening zodat deze niet opnieuw hoeft te worden vastgesteld.

 

In aanvulling daarop omschrijft artikel 1.1 onder andere de volgende begrippen:

  • Speelautomatenhal: De Wet op de kansspelen bevat geen definitie van het begrip speelautomatenhal, maar wel een materiële omschrijving: het gaat om een inrichting, niet zijnde een hoogdrempelige inrichting, bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van kansspelautomaten te beoefenen, die krachtens een vergunning van de burgemeester bij gemeentelijke verordening is toegestaan (artikel 30c, eerste lid, onder b, WoK). In deze verordening wordt kortheidshalve het begrip speelautomatenhal gebruikt.

  • Aanwezigheidsvergunning en exploitatievergunning: Deze begrippen zijn opgenomen om op een verkorte manier te kunnen verwijzen naar de aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten (artikel 30b, eerste lid, WoK) en de exploitatievergunning voor speelautomatenhallen (artikel 30c, eerste lid, onder b, WoK).

  • Ondernemer: De omschrijving van dit begrip maakt duidelijk dat een ondernemer in de zin van deze verordening naast een natuurlijke persoon ook een rechtspersoon kan zijn.

  • Zeggenschap: Deze omschrijving is opgenomen om nader invulling te geven aan dit begrip. Het gaat om de beslissingsbevoegdheid binnen een onderneming.

De andere begrippen in deze verordening sluiten aan bij het normale spraakgebruik en hoeven daarom niet te worden gedefinieerd in de verordening. Waar nodig worden de begrippen toegelicht in de artikelsgewijze toelichting op het desbetreffende artikel.

 

Hoofdstuk 2. Aanwezigheidsvergunning kansspelautomaten

Op basis van de Wet op de kansspelen is het verboden om op voor het publiek toegankelijke plaatsen (anders dan voor verkoop) kansspelautomaten aanwezig te hebben zonder vergunning van de burgemeester (artikel 30b WoK). Daarbij geldt dat de burgemeester geen aanwezigheidsvergunning kan verlenen voor laagdrempelige inrichtingen, maar alleen voor hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen (artikel 30c, eerste lid, WoK). In hoofdstuk 2 van deze verordening is vastgesteld voor hoeveel kansspelautomaten de burgemeester ten hoogste een vergunning kan verlenen.

 

Artikel 2.1. Aantal kansspelautomaten in horeca-inrichtingen

Dit artikel betreft het toegestane aantal kansspelautomaten in horeca-inrichtingen. In overeenstemming met de Wet op de kansspelen is bepaald dat de burgemeester geen vergunning verleent voor kansspelautomaten in laagdrempelige inrichtingen en een vergunning voor maximaal twee kansspelautomaten in een hoogdrempelige inrichting (artikel 30c lid 2 WoK). Hierin ligt geen verandering besloten ten opzichte van de vorige verordening.

 

Artikel 2.2. Aantal kansspelautomaten in speelautomatenhallen

Het eerste lid bepaalt het maximumaantal speelautomaten waarvoor de burgemeester per speelautomatenhal een aanwezigheidsvergunning kan verlenen. Gekozen is voor een maximum van 225 speelautomaten, het hoogste aantal dat momenteel in een Amsterdamse speelautomatenhal is toegestaan. De burgemeester stelt in de aanwezigheidsvergunning het toegestane aantal voor een specifieke speelautomatenhal vast, waarbij de burgemeester in elk geval rekening houdt met de oppervlakte van de hal (tweede lid) en het aantal spelersplaatsen. Op basis van het overgangsrecht blijft het huidige aantal in de vergunde hallen toegestaan.

 

Hoofdstuk 3. Exploitatievergunning speelautomatenhal

De Wet op de kansspelen maakt het mogelijk dat gemeenten bij verordening regels stellen over de exploitatie van speelautomatenhallen in de gemeente. Daarover gaat hoofdstuk 3 van deze verordening.

 

Artikelen 3.1 (Vergunningplicht) en 3.2 (Verdeelprocedure en beslistermijn)

Op grond van de Wet op de kansspelen kan de burgemeester slechts een vergunning voor de vestiging of exploitatie van een speelautomatenhal verlenen indien dit in een verordening is opgenomen. Dit impliceert tevens de bevoegdheid van de burgemeester om het aantal te vergeven vergunningen te beperken tot een bepaald maximum (tweede lid). Zoals in het algemeen deel is toegelicht, dient dit vooral ter bescherming van de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, en ter voorkoming van kansspelverslaving.

Exploitatievergunningen zijn aan te merken als schaarse vergunningen als voor het aantal te verlenen vergunningen een plafond geldt. Zij kunnen om die reden niet voor onbepaalde tijd worden verleend. In lid 3 is gekozen voor een vergunningstermijn van vijftien jaar.

 

Vanwege de te doorlopen selectieprocedure is gekozen voor een relatief ruime beslistermijn van ten hoogste 6 maanden, die met eenzelfde periode verdaagd kan worden indien de complexiteit van de aanvraag dit noodzakelijk maakt (tweede lid). Binnen deze termijnen moet het mogelijk zijn om duidelijkheid te hebben of, ingeval van strijdigheid met het bestemmingsplan, het aannemelijk is dat deze strijdigheid kan worden opgeheven.

 

Op de bekendmaking van een nieuwe aanvraagronde en wijze van verdeling wordt ingegaan in § 2 van het algemeen deel van deze toelichting.

 

Artikel 3.3. Vereisten aanvraag

De inhoud van dit artikel komt grotendeels overeen met artikel 6 van de huidige verordening. Op grond van de Wet bibob kan de burgemeester een bibob-toets (laten) uitvoeren. Onderdeel i maakt duidelijk dat het aanvraagformulier bibob verstrekt moet worden op het moment dat de exploitatievergunning wordt aangevraagd.

 

Artikel 3.4. Inhoud vergunning

Dit artikel komt grotendeels overeen met de huidige verordening. In lid 3 onder c is verduidelijkt dat de burgemeester voorschriften stelt over de bedrijfsvoering van de speelautomatenhal (de huidige verordening spreekt van ‘exploitatie’).

 

Artikel 3.5. Weigeringsgronden

Deze weigeringsgronden komen grotendeels overeen met de huidige verordening.

De burgemeester kan de vergunning ook weigeren naar aanleiding van een bibob-toets. Dat is in de Wet bibob geregeld.

 

Artikel 3.6. Intrekkingsgronden

Deze intrekkingsgronden komen grotendeels overeen met de huidige verordening.

De vergunning kan ook worden ingetrokken naar aanleiding van een bibob-toets. Dat is in de Wet bibob geregeld. Er geldt ook een intrekkingsgrond voor de situatie dat ten tijde van het verlenen van een exploitatievergunning het weliswaar aannemelijk was dat de strijd met het bestemmingsplan kon worden opgeheven, maar later blijkt dat het toch niet aannemelijk is dat die strijd zal kunnen worden opgeheven.

 

Artikel 3.7. Aanwezigheidsplicht

Er wordt een eis gesteld aan de aanwezigheid van een beheerder of een bedrijfsleider. De beheerder of bedrijfsleider is verantwoordelijk voor een goede bedrijfsvoering en dient aanwezig te zijn om hierop toezicht te kunnen houden.

 

Artikel 3.8. Wijziging beheerder of bedrijfsleider

Vanwege het belang van de beheerder of bedrijfsleider voor een maatschappelijk verantwoorde beroepsuitoefening en goede bedrijfsleiding worden in dit artikel formele eisen gesteld bij wijziging van een beheerder of bedrijfsleider.

 

Artikel 3.9. Wijziging vergunninghouder

De exploitatievergunning vervalt ingevolge lid 1 indien de ondernemer de exploitatie van de speelautomatenhal beëindigt. Gedurende de overgangsperiode die wordt bepaald door de burgemeester op grond van artikel 5.3 lid 2 is een wisseling van de ondernemer niet mogelijk. Het doel van de overgangsperiode is het terugverdienen van gedane investeringen door de huidige ondernemers, die tot 1 oktober 2018 uit mochten gaan van een onbepaalde tijdsvergunning. Wezenlijke wijzigingen, waaronder overdracht van de vergunning wordt verstaan, zijn niet toegestaan. De gedachte is om de speelautomatenhallen te laten uitdoven, om vervolgens een nieuwe verdeelprocedure toe te passen. De mogelijkheden tot wijziging van de vergunning zijn gedurende de overgangsperiode dus zeer beperkt.

Na de overgangsperiode is een wisseling van ondernemer wel mogelijk. Indien tijdig een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend en deze wordt verkregen.

 

Lid 2 ziet op wijziging van de zeggenschap binnen de onderneming. Van wijziging van zeggenschap kan onder meer sprake zijn als er nieuwe bestuurders worden aangesteld (zie artikel 1.1.).Bij wijziging van de zeggenschap blijft de onderneming zelf de activiteiten uitoefenen. De exploitatievergunning vervalt niet, maar kan wel worden ingetrokken, als daardoor niet langer aan de eisen wordt voldaan.

 

Hoofdstuk 4

Dit hoofdstuk gaat over de strafrechtelijke sanctionering van overtreding van deze verordening en de aanwijzing van toezichthouders.

 

De strafbepaling in artikel 4.1 heeft alleen betrekking op overtreding van hoofdstuk 3 van deze verordening. Bestraffing van overtreding van de bepalingen in hoofdstuk 2 is reeds geregeld in de Wet op de kansspelen. Verder kan de burgemeester ter beëindiging van een overtreding van deze verordening ook een last onder bestuursdwang of dwangsom opleggen (zie artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:32 Awb).

 

Op basis van artikel 4.2 aangewezen toezichthouders beschikken over de bevoegdheden die op grond van titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan toezichthouders toekomen. Daaronder valt bijvoorbeeld ook de bevoegdheid om een speelautomatenhal te betreden (artikel 5:15 Awb).

 

Hoofdstuk 5

Dit hoofdstuk bevat de gebruikelijke slotbepalingen over de intrekking van de bestaande verordening (artikel 5.3 lid 1), het overgangsrecht (artikel 5.3 lid 2), de inwerkingtreding (artikel 5.4) en de citeertitel van deze verordening (artikel 5.5). Het overgangsrecht is toegelicht in § 2van het algemeen deel van deze toelichting.

 

Naast de gebruikelijke slotbepalingen bevat dit hoofdstuk technische aanpassingen van twee andere verordeningen. Allereerst wordt in de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV) een verwijzing naar de Wet op de kansspelen hersteld (artikel 5.1). Daarnaast worden enkele verwijzingen in de Legesverordening Amsterdam 2020 aangepast aan de nieuwe titel en nummering van deze verordening (artikel 5.2).

Naar boven