Tweede wijziging Beleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet 2018 gemeente Helmond

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Helmond; Collegevoorstel 50793389

 

gelet op het bepaalde in artikel 4:81 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht en de Participatiewet;

 

besluit:

 

  • I.

    De Beleidsregels bijzondere bijstand participatiewet 2018 gemeente Helmond als volgt te wijzigen:

A. Beleidsregel B012 – Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie, komt te luiden:

 

Aard van de kosten

De kosten van leges van verblijfsvergunningen en naturalisatie behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen (noodzakelijke) kosten van het bestaan en moeten in beginsel uit de bijstandsnorm (of een inkomen op dat niveau) worden voldaan, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Verlening van bijzondere bijstand voor legeskosten is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.

 

Legeskosten naturalisatie

In afwijking van bovenstaande geldt in het algemeen dat de legeskosten van naturalisatie niet worden aangemerkt als noodzakelijke kosten. Belanghebbende kan zich immers legitimeren met het verblijfsdocument waarover hij beschikt (CRvB 23-08-2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR5604).

 

Voorliggende voorziening

Voor de kosten bestaat geen voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet. Dat kan anders liggen als de gemeente bijvoorbeeld een regeling in het leven roept op grond waarvan de kosten voor de aanschaf van een identiteitskaart voor kinderen tot 18 jaar worden vergoed.

 

Beleid legeskosten verblijfsvergunning

Voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 11 lid 2 en 3 van de Participatiewet bestaat er recht op bijzondere bijstand voor de (leges)kosten van verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning. Deze legeskosten worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.

 

Beoordelingskader

Aanvrager

De belanghebbende moet ten tijde van het opkomen van deze kosten een met een Nederlander gelijkgestelde vreemdeling zijn (art. 11 lid 2 en 3 van de Participatiewet).

 

Ten laste komende kinderen

Heeft de aanvraag betrekking op kosten van een (eerste) verblijfsvergunning voor kinderen in het kader van gezinshereniging en de aanvraag is ingediend door een met een Nederlander gelijkgestelde vreemdeling, dan kunnen de kosten in aanmerking komen voor bijstandsverlening. In die gevallen wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het territorialiteitsbeginsel niet in de weg staat aan de verlening van bijzondere bijstand voor de legeskosten van de (eerste) verblijfsvergunningen van de minderjarige kinderen in het geval van gezinshereniging. Voor kinderen geldt dat zij moeten beschikken over een ID-bewijs. Voor hen kan het dus ook gaan om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende (algemene) noodzakelijke kosten. Voor het bepalen van de hoogte van de kosten moet met hetgeen hiervoor vermeld is rekening worden gehouden.

Echtgeno (o)t(e)

Legeskosten voor een verblijfsvergunning voor de buiten Nederland verblijvende echtgeno(o)t(e) in het kader van een gezinshereniging, zijn geen kosten die toebehoren aan de aanvrager. Dat deze kosten mogelijk bij de aanvrager in rekening zijn gebracht maakt dit niet anders (CRvB 10-06-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1941 en CRvB 19-08-2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2782). Het territorialiteitsbeginsel staat in de weg aan bijstandsverlening; er kan er dus geen bijzondere bijstand verstrekt worden voor deze legeskosten.

 

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

 

De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de verschuldigde (leges)kosten. Op deze verschuldigde kosten wordt de helft van de kosten voor de aanschaf van een identiteitskaart in mindering gebracht. De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (art. 48 lid 1 van de Participatiewet).

 

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

 

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden. Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed aan de betreffende kosten,

  • belanghebbende daarvan desgevraagd betalingsbewijzen moet kunnen overleggen,

  • er ook specifieke verplichtingen kunnen gelden als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verleend.

Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

 

B. Beleidsregel B089 – Reiskostenvergoeding bij uitstroom naar arbeid (einde traject Senzer), komt te luiden:

 

Omschrijving van de kosten

Gemeente Helmond vergoedt (een deel van) de reiskosten woon-werk voor (maximaal) twaalf maanden voor mensen die via bemiddeling door Senzer zijn uitgestroomd naar betaald werk waarbij de werkgever de reiskosten woon-werk niet (volledig) vergoed en deze mensen onder de bijstandsnorm (sociaal minimum) dreigen te komen. De hoogte van de vergoeding betreft maatwerk en is gebaseerd op de reiskosten met het Openbaar Vervoer of op een kilometervergoeding. De minimale reisafstand bedraagt tien kilometer (enkele reis).

 

Aard van de kosten

De reiskosten woon-werk die resteren onder aftrek van de vergoeding door de werkgever.

 

Voorliggende voorziening

Een eventuele vergoeding van de werkgever voor de reiskosten woon-werk geldt als een voorliggende voorziening op de vergoeding voor reiskosten vanuit de bijzondere bijstand.

 

Hoogte van de bijzondere bijstand

De bijzondere bedraagt de reiskosten woon-werk onder aftrek van de vergoeding door de werkgever. Uitgegaan wordt van de goedkoopst adequate voorziening. Dit kan het Openbaar Vervoer 2e klas zijn of het reizen per auto op basis van een vergoeding van € 0,19 per kilometer.

 

Vorm bijzondere bijstand

De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (art. 48 lid 1 van de Participatiewet).

 

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregels draagkrachtpercentages (B063) en in aanmerking te nemen middelen (B137).

 

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden.

Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed aan de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan desgevraagd betalingsbewijzen van de gemaakte reiskosten woon-werk moet kunnen overleggen.

C. Beleidsregel B100 - Kosten eigen bijdrage kinderopvang, komt te luiden:

 

Omschrijving van de kosten

Voor kinderopvang geldt een eigen bijdrage (na aftrek kinderopvangtoeslag). Gemeente Helmond vergoedt de kosten voor de eigen bijdrage kinderopvang voor twaalf maanden voor mensen die uitstromen naar betaald werk. Eventuele overschrijdingen van de (door de Belastingdienst vastgestelde) maximum uurprijs en maximum aantal uren worden hierbij wel vergoed.

 

Aard van de kosten

De eigen bijdrage voor kinderopvang die resteert na berekening van de kinderopvangtoeslag.

 

Voorliggende voorziening

De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, het Kindpakket en een eventuele vergoeding van uw werkgever voor de kosten van kinderopvang gelden als een voorliggende voorziening op de vergoeding voor kosten kinderopvang vanuit de bijzondere bijstand.

 

Hoogte van de bijzondere bijstand

De bijzondere bijstand bedraagt de kosten van de eigen bijdrage kinderopvang.

 

Vorm bijzondere bijstand

De vorm van de bijzondere bijstand vindt in beginsel plaats volgens de hoofdregel, om niet (art. 48 lid 1 van de Participatiewet).

 

Draagkracht

Bepaal de draagkracht aan de hand van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregels draagkrachtpercentages (B063) en in aanmerking te nemen middelen (B137).

 

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

In het algemeen geldt dat aan de individuele bijzondere bijstand een bestedingsverplichting is verbonden.

Dit betekent dat in het toekenningbesluit wordt opgenomen dat:

  • de toegekende bijzondere bijstand moet worden besteed aan de betreffende kosten.

  • belanghebbende daarvan desgevraagd betalingsbewijzen en/of de definitieve vaststelling van de kinderopvangtoeslag moet kunnen overleggen.

D. Beleidsregel B110 - Hoogte aflossing leenbijstand, komt te luiden:

 

Artikel 18 lid 1 en 4 en artikel 51 lid 2 van de Participatiewet bepalen dat het college bij het vaststellen van het aflossingsbedrag rekening houdt met de mogelijkheden, middelen en omstandigheden van de aanvrager en zijn gezin. In beginsel bedraagt de hoogte van de aflossing van leenbijstand:

 

Bij een inkomen op bijstandsniveau

  • 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

Bij de verlagingen als bedoeld in artikel 27 en 28 van de Participatiewet is in principe sprake van aflossingscapaciteit. Zie daarvoor beleidsregels Werkbedrijf Senzer inzake verlaging woonlasten en verlaging schoolverlaters.

 

Bij een inkomen boven bijstandsniveau

  • 5% van het (nieuwe) inkomen inclusief vakantietoeslag

De aflossingsbedragen worden zodanig vastgesteld dat de belanghebbende in ieder geval blijft beschikken over een inkomen gelijk aan de beslagvrije voet (vergelijk artikel 51 lid 2 van de Participatiewet).

 

Relevant beleid In welke gevallen het college geheel of gedeeltelijk af kan zien van herziening of intrekking van bijstand op grond van de Participatiewet of uitkering op grond van de IOAW/IOAZ, is opgenomen in de vigerende Beleidsregels herziening, intrekking en terug- en invordering Helmond.

 

E. Beleidsregel B145 – Woonkostentoeslag huurders, komt te duiden:

 

Algemeen

Indien belanghebbende weet dat er geen recht op huurtoeslag bestaat vanwege een te hoge huur maar desondanks toch de woning geaccepteerd, dan is er geen sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten (CRvB 27-12-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5039 en vergelijk CRvB 0408-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2626).

 

Stappenplan

Stap 1: rekenhuur Bepaal of bereken de rekenhuur overeenkomstig de Wet op de huurtoeslag (WHT). Stap 2: maximale woonkostentoeslag (WKT) (op grond van de WHT-systematiek) Bereken overeenkomstig de WHT-systematiek de maximale WKT . Stap 3: ontvangen huurtoeslag in mindering brengen Wanneer de woonkostentoeslag een aanvulling is op de (te lage) huurtoeslag, moet het bedrag dat aan huurtoeslag wordt ontvangen in mindering worden gebracht op de berekende maximale woonkostentoeslag (zie stap 2). Stap 4: aanvullende WKT bij huur boven maximum huurgrens Wanneer de huur meer bedraagt dan de maximum huurgrens, dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen.

 

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van het stappenplan waarin de systematiek van de Wht is verwerkt. De bijzondere bijstand wordt om niet verleend, tenzij de wet anders bepaald (art. 48 lid 1 van de Participatiewet). De bijzondere bijstand kan in de vorm van een lening worden verstrekt als:

  • redelijkerwijs kan worden aangenomen dat belanghebbende op korte termijn over middelen beschikt (art. 48 lid 2 onder a van de Participatiewet). Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat middelen uit de boedelscheiding op korte termijn vrijvallen.

  • de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan (art. 48 lid 2 onder b van de Participatiewet). Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat belanghebbende te snel is ingeteerd op zijn vermogen (CRvB 27-12-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5057) of dat niet is voldaan de reserveringsplicht gelet op de ruime mate van voorzienbaarheid maar het college toch aanleiding ziet om bijzondere bijstand te verlenen (CRvB 29-09-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3293).

Er wordt geen toepassing gegeven aan bijstand in de vorm van borgtocht, tenzij het gaat om schuldsanering.

 

Nadere verplichtingen

Het college heeft op grond van artikel 55 van de Participatiewet een discretionaire bevoegdheid om nadere verplichtingen op te leggen die zijn verbonden aan het recht op bijstand. Deze verplichtingen strekken in dit geval tot vermindering of beëindiging van bijstand. Bij het verlenen van bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag maakt het college in principe gebruik van deze bevoegdheid omdat betrokkenen niet te duur mogen wonen (CRvB 19-01-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:190 en CRvB 12-01-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:77). In de praktijk wordt gesproken van de verhuisplicht.

 

Termijn

Hoewel de Wht als voorliggende passende en toereikende voorziening moet worden aangemerkt, kan daar toch een uitzondering voor gelden. De bijstandsverlening is in voorkomende gevallen wel beperkt tot een maximale periode. Het college kent telkens voor maximaal 12 maanden toe met een maximum van totaal 24 maanden. Belanghebbende kan na afloop van de beschikking een nieuwe (verlengings)aanvraag indienen. Aan de bijzondere bijstand verbindt het college de verplichting dat belanghebbende actief een goedkopere woning zoekt en deze accepteert. In de beschikking worden concrete activiteiten over deze verhuisplicht opgenomen die in ieder geval van de belanghebbende worden verlangd.

 

Activiteiten rondom de verhuisplicht

Deze activiteiten moeten aantoonbaar en verifieerbaar zijn zodat het college daar uit af kan leiden of is voldaan aan de voorwaarden van de verhuisplicht. Dat is van groot belang indien belanghebbende een verlenging aanvraagt van de woonkostentoeslag. Ook is vereist dat op passende woningen of woonruimten wordt gereageerd. In eerste instantie is daarbij de hoogte van de woonkosten van belang. Die moet in principe lager zijn dan de maximale huurgrens zodat huurtoeslag kan worden verkregen. Verder heeft het criterium ‘passend’ betrekking op de gezinssituatie. Afhankelijk daarvan kan een kleinere of andersoortige woonruimte, dan die belanghebbende wenst, in de ogen van het college toch passend zijn.

 

Aanvraag verlenging na opleggen verhuisplicht

Bij een aanvraag om verlenging kunnen zich twee situaties voordoen: belanghebbende heeft wel of niet (in voldoende mate) voldaan aan de opgelegde verplichting. Indien de belanghebbende zich in voldoende mate heeft ingespannen zonder dat dit heeft geleid tot het verkrijgen van een passende woning of woonruimte, kan de woonkostentoeslag met maximaal 12 maanden worden verlengd in het geval de noodzakelijke kosten (nog steeds) voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De bijzondere bijstand wordt om niet verleend. Heeft belanghebbende zich echter niet of in onvoldoende mate ingespannen om een passende woning of woonruimte te verkrijgen en hem dit te verwijten valt, wijst het college de aanvraag om (verlenging van de) bijzondere bijstand af, tenzij sprake is van zeer bijzondere omstandigheden.

 

Zeer bijzondere omstandigheden

Indien het college vaststelt dat er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, kan de bijzondere bijstand eenmaal met maximaal 12 maanden worden verlengd op grond van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Participatiewet. Het college kan dus ook voor een kortere periode toekennen. Op grond van artikel 48, tweede lid, onder b van de wet wordt de bijzondere bijstand als lening verstrekt. Het moet in voorkomende gevallen gaan om specifieke feitelijke omstandigheden van de belanghebbende of diens gezin. Daarbij zijn twee situaties te onderscheiden. Belanghebbende of diens gezin zijn: 1. bekend bij andere hulpverlenende instanties, waar ondersteuning is of zal worden toegekend of op korte termijn wordt toegekend of opgestart; 2. nog niet bekend bij andere hulpverlenende instanties, terwijl ondersteuning naar verwachting een oplossing zal bieden voor de aanwezige problematiek.

 

Daarnaast legt het college wederom de zogeheten verhuisplicht op onder toepassing van artikel 55 van de Participatiewet. Let wel, deelname aan bijvoorbeeld een wettelijk schuldhulpverleningstraject betekent niet dat het college de bijzondere bijstand niet als lening zou mogen verstrekken. Verder worden, naast de reguliere verhuisplicht, extra nadere verplichtingen verbonden aan de bijzondere bijstand, namelijk dat belanghebbende zich in voorkomende gevallen houdt aan de voorwaarden die verbonden (kunnen) zijn aan de hier bedoelde ondersteuning. Dat gebeurt dan ook onder toepassing van artikel 55 van de Participatiewet.

 

Draagkracht

De draagkracht bedraagt in beginsel 100% van het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen. Zie beleidsregel in aanmerking te nemen middelen (B137).

 

Aan de bijstand verbonden verplichtingen

De woonkostentoeslag is bestemd voor de huurbetaling. Daarvan hoeft belanghebbende niet maandelijks bewijsstukken te overleggen. Vanzelfsprekend geldt wel de inlichtingenplicht op grond van artikel 17 lid 1 van de Participatiewet. Belanghebbende moet op grond van dat artikel wijzigingen die van belang kunnen zijn voor het recht op bijzondere bijstand aan het college doorgeven. Daarnaast geldt in beginsel dat de zogeheten verhuisplicht wordt opgelegd onder toepassing van artikel 55 van de Participatiewet.

 

  • II.

    Dit wijzigingsbesluit treedt in werking op 1 januari 2022

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 7 december 2021

Burgemeester en wethouders van Helmond,

De burgemeester,

mevr. P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel

Naar boven