Gemeenteblad van Westerwolde
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Westerwolde | Gemeenteblad 2021, 85052 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Westerwolde | Gemeenteblad 2021, 85052 | Verordeningen |
Financiële verordening gemeente Westerwolde 2020
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
Het college biedt voor 1 juli aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.
Artikel 5. Autorisatie begroting
Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.
Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Bij het vaststellen van de begroting autoriseert de raad tevens een bedag voor onvoorzien. Voor dit bedrag is het college gemachtigd tussentijds lasten voor nieuw beleid te dekken. Zij legt dan achteraf, bij tussentijdse rapportage of jaarrekening, verantwoording af aan de raad. Voor wat betreft het gebruik van deze “onvoorzien post” dient het college zich bij iedere wijziging in het beleid bewust te zijn van het moment waarop beleidsmatige of politieke voorstellen aan de raad worden gedaan. Dit zal veelal een politieke keuze zijn. Gaat het om substantiële beleidswijzigingen, dan ligt het in de rede dat het college deze vooraf voorlegt aan de raad.
Artikel 6 Autorisatie meerjaren investeringsplan (MIP)
Bij de kadernota worden de nieuw ingediende MIP projecten gepresenteerd. Per investering wordt het benodigde investeringskrediet en de daaruit voortvloeiende structurele lasten weergegeven, voorzien van een tijdplanning in begrotingsjaren. De raad maakt vervolgens een afweging, waarna de MIP projecten op de “doen lijst”, de “wensenlijst” of de “niet doen lijst” worden gezet.
Bij de behandeling door de raad van de begroting voor het volgende jaar (november) kan de – bij de kadernota voorgestelde – verdeling tussen “doen”, “wensenlijst” of “niet doen” indien gewenst worden heroverwogen op basis van nieuwe gegevens of nieuwe projecten. Vervolgens worden de projecten van de “doen lijst” opgenomen in de programmabegroting van het begrotingsjaar en/of in de meerjarenramingen, afhankelijk van het jaar waarin de investering staat gepland. Hierbij wordt rekening gehouden met de gewenste saldi voor de onvoorzien posten. Gevolg kan zijn dat een aantal MIP projecten gedekt moeten worden uit de reserves, omdat het begrotingsresultaat niet toereikend is.
Enkel projecten die zijn gebaseerd op wettelijke verplichtingen of (subsidie-) termijnen, óf die betrekking hebben op calamiteiten, óf kredieten voortvloeiend uit al vastgestelde beheersplannen kunnen tussentijds – dus buiten het MIP om – voorzien van een dekkingsvoorstel aan de raad worden voorgelegd.
Het college kan de tijd tussen de algemene beschouwingen (juni) en de begrotingsbehandeling (november) benutten om desgewenst projecten verder te onderbouwen. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad vervolgens aan van welke investeringen van de “doen lijst” hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd. Bij het indienen van nieuwe MIP projecten kan een project desgewenst worden gesplitst in een voorbereidingsdeel en een uitvoeringsdeel. Bij voldoende uitwerking en onderbouwing kan worden voorgesteld een voorbereidingsdeel van 15% direct te accorderen, terwijl het uitvoeringsdeel na verdere uitwerking nog separaat aan de raad wordt aangeboden.
Het college besluit niet over het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties alsmede kapitaal aan instellingen en ondernemingen, anders dan in de begroting geregeld en boven een bedrag van € 50.000, nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa
Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.
Artikel 13. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt gerekend met een vaste opslag per direct productief uur. Deze opslag wordt berekend door de totale overheadkosten te delen door het aantal direct productieve uren.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het vijfde lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het vierde lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen in de verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 14. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 15. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen
Op voorstel van het college stelt de raad jaarlijks de hoogte van de tarieven voor de gemeentelijke belastingen, rechten en heffingen vast.
De in het kader van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) voorgeschreven paragrafen bevatten minimaal de inhoud zoals genoemd in de artikelen 10 tot en met 16 van genoemd besluit. Deze tekst is uitgeschreven in de bijlage “uiteenzetting van artikel 17” bij deze verordening.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Het college van burgemeester en wethouders van Westerwolde,
H. Scheper,
gemeentesecretaris
J.W. Velema,
burgemeester
Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 10
In deze bijlage zijn de afschrijvingstermijnen van activa vermeld. Een andere afschrijvingsduur is toegestaan, wanneer de verwachte levensduur afwijkt van de in deze bijlage vermelde afschrijvingstermijnen en mits in overeenstemming met het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
Afschrijving vindt voor het eerst plaats in het jaar na het begrotingsjaar waarin het actief gereed is gekomen. De jaarlijkse afschrijving vindt plaats op basis van de boekwaarde per 1 januari. Voor activa met economisch nut welke betrekking hebben op het openbaar onderwijs en waarop de voorschriften uit de Regeling jaarverslaggeving onderwijs van OC&W van toepassing zijn geldt dat afgeschreven wordt op het moment van ingebruikname.
Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 20.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen; deze worden altijd geactiveerd. Voor activa met economisch nut welke betrekking hebben op het openbaar onderwijs en waarop de voorschriften uit de Regeling jaarverslaggeving onderwijs van OC&W van toepassing zijn geldt een minimumbedrag van € 500 .
Op investeringen die voor 1 januari 2020 zijn gedaan én investeringen waarvan vóór 1 januari 2020 een krediet beschikbaar is gesteld maar die nog niet volledig zijn gerealiseerd, blijven de afschrijvingstermijnen gelden zoals deze van toepassing waren bij de vaststelling van de financiële verordening gemeente Westerwolde 2018.
Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa
De volgende immateriële vaste activa kunnen lineair worden afgeschreven:
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut
Bij investeringen in gebouwen kan ervoor worden gekozen een restwaarde te hanteren. Deze restwaarde bedraagt in beginsel maximaal 50% van de WOZ waarde die geldt op het moment van investeren. Voor gebouwen met een maatschappelijke functie kan een afwijkende restwaarde worden gehanteerd. De restwaarde van een gebouw mag op enig moment nooit hoger zijn dan de werkelijke waarde in het economische verkeer.
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-85052.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.