Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent een gebiedsvisie in het kader van de geurverordening

 

1 Inleiding

 

1.1 Achtergrond

Op 1 januari 2007 is de “Wet geurhinder en veehouderij” (Wgv) in werking getreden. De Wgv ziet toe op geurhinder vanuit veehouderijen. De Wgv bevat daartoe onder meer wettelijke geurnormen waaraan in principe moet worden voldaan, maar de wet biedt aan gemeenten tevens de mogelijkheid om binnen bepaalde grenzen (artikel 6 Wgv) eigen gemeentelijke geurnormen toe te passen, dus een eigen gemeentelijk geurbeleid te gaan voeren. Afwijken van de wettelijke normen is zowel naar boven als naar beneden mogelijk. Deze afwijkende geurnormen moeten in een gemeentelijke verordening worden vastgelegd. Als in een gemeente afwijkende normen gaan gelden, moet een gebiedsvisie worden opgesteld waarin de relatie wordt gelegd tussen de beoogde ruimtelijke ontwikkeling en de geurbelasting.

 

De gemeente Vijfheerenlanden is op 1 januari 2019 ontstaan. Het betrof een fusie van de gemeenten Leerdam, Zederik en Vianen. Twee van de drie gemeenten (Zederik en Leerdam) die de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden hebben gevormd, hadden reeds geurbeleid vastgesteld. De gemeente Zederik heeft in 2009 de geurverordening vastgesteld. Deze is op 30 september 2013 aangepast. Bij deze aanpassing is de locatie Broekseweg 88 aangewezen als gebied waarvoor een andere afstandseis dan in de Wet geurhinder van toepassing is. De gemeente Leerdam heeft op 16 juni 2010 een geurverordening vastgesteld. Op 24 september 2015 is de geurverordening van 2010 ingetrokken en vervangen door de “Geurverordening 2015 gemeente Leerdam”. De derde gemeente die is opgegaan in de gemeente Vijfheerenlanden betreft de gemeente Vianen. Voor het grondgebied van de voormalige gemeente Vianen is geen geurverordening vastgesteld. Voor deze gemeente was wel een concept-geurgebiedsvisie opgesteld.

 

Het geurbeleid van de voormalige drie gemeenten wordt in deze visie geharmoniseerd en geactualiseerd. De Wet Algemene Regels Herindeling (Wet Arhi) verplicht heringedeelde gemeentes om binnen twee jaar beleid te harmoniseren. Voor de gemeente Vijfheerenlanden betekent dit voor 1 januari 2021.

 

Deze gebiedsvisie vormt de onderbouwing voor het nemen van een raadsbesluit over de harmonisatie en uitbreiding van de vigerende geurverordeningen.

 

1.2 Bestaande situatie

De gemeente Vijfheerenlanden bestaat uit zestien verschillende woonkernen. Dit is een mix van steden en dorpen. Elk van deze kernen heeft een eigen identiteit en karakter. Daarnaast heeft de gemeente een groot buitengebied. De verschillende functies zoals recreatie, natuur, landbouw en wonen zijn onderling met elkaar verweven en daarmee bepalend voor de cultuurhistorische waarde van het landschap. Dit maakt de gemeente tot een afwisselend geheel. Om dit alles in stand te houden, moeten agrariërs nu en in de toekomst rendabel kunnen ondernemen. Om rendabel te blijven en om aan de dierenwelzijnseisen te kunnen voldoen, willen veel bedrijven het aantal stuks vee en/of de stallen uitbreiden.

Agrariërs krijgen bij uitbreiding en wijziging van hun bedrijf te maken met de wettelijk verplichte afstanden tussen de bedrijven en geurgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen van derden).

 

Deze afstanden zijn binnen de gemeente Vijfheerenlanden vaak moeilijk te verenigen met de karakteristieke lintbebouwing binnen de gemeente.

 

Met inachtneming van diverse randvoorwaarden, zoals vaststelling van gemeentelijk beleid, inspraakprocedures en opnemen van het beleid in een gemeentelijke verordening, is het voor een gemeente mogelijk om voor (delen van) het gemeentelijk grondgebied verschillende normen of afstanden te hanteren met betrekking tot de geurhinder.

 

De onderhavige geurverordening ziet toe op veehouderijen waarvoor een vaste afstand geldt. Daarnaast is conform de geurverordening 2015 gemeente Leerdam een afwijkende geurnorm opgenomen voor het woningbouwplan Broekgraaf in Leerdam.

 

1.3 Doelstelling

In de gemeente Vijfheerenlanden vormen een goede milieukwaliteit en de balans tussen wonen, recreatie en agrarische bedrijvigheid belangrijke doelstellingen. Daarnaast ondersteunt het verbinden van de kernen met het platteland de identiteit van de gemeente. Hierbij moet er voor de grondgebonden agrarische sector ruimte zijn voor ontwikkeling. Door het vaststellen van de geurverordening wordt (geur)ruimte gegeven voor versterking van de grondgebonden agrarische ontwikkeling.

 

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding worden in hoofdstuk twee van deze visie de wettelijke kaders beschreven die gelden voor geurhinder van agrarische bedrijven. In hoofdstuk drie wordt de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied geschetst, waarna in hoofdstuk vier de knelpunten en gemaakte keuzes aan bod komen. In hoofdstuk vijf worden de keuzes getoetst aan de criteria uit de Wgv. In hoofdstuk zes wordt afgesloten met de conclusie.

2 Wettelijk kader

 

2.1 Wet geurhinder en veehouderij

De Wet geurhinder en veehouderij (verder Wgv), vormt sinds 1 januari 2007 het toetsingskader voor omgevingsvergunningen voor de activiteit ‘milieu’. Ook ruimtelijke plannen worden getoetst aan deze wet, volgens de ‘omgekeerde werking’. Dat wil zeggen dat vanuit het principe van ‘een goede ruimtelijke ordening’, zoals genoemd in de Wet ruimtelijke ordening, de Wgv indirect consequenties heeft voor de oprichting van geurgevoelige objecten binnen de geurcontouren van veehouderijen of in de nabijheid daarvan. Het Activiteitenbesluit bevat in paragraaf 3.5.8 het geurtoetsingskader voor meldingsplichtige agrarische bedrijven.

 

In de Wgv en het Activiteitenbesluit staan afstandseisen en geurnormen waaraan de geurbelasting door dierenverblijven wordt getoetst. De geurnormen uit de Wgv en het Activiteitenbesluit zijn bedoeld om mensen in de omgeving van een veehouderij te beschermen tegen onaanvaardbare geurhinder. De Wgv is nader uitgewerkt in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv). De normen gelden ter plaatse van geurgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) en de afstanden gelden tot deze geurgevoelige objecten.

 

De Wgv en het Activiteitenbesluit maken onderscheid in gebieden waar geur wordt waargenomen. In de bebouwde kom wordt geur anders ervaren dan in het buitengebied. Voor de bebouwde kom en het buitengebied zijn daarom verschillende geurnormen vastgesteld. Ook maakt de wet onderscheid tussen bedrijven met en bedrijven zonder dieren waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld.

 

Bedrijven met overwegend dieren met een geuremissiefactor, veelal dieren die op stal worden gehouden, worden gerekend tot de intensieve veehouderij. Het gaat hierbij met name om de pluimvee- en varkenshouderij. Ook schapen en geiten hebben een geuremissiefactor. Voor dieren die op een intensieve manier worden gehouden, is een geuremissiefactor vastgesteld. Voor deze dieren wordt een geurcontour berekend.

 

Bedrijven met overwegend dieren zonder geuremissiefactor worden gerekend tot de extensieve veehouderij. Het gaat hierbij met name om de melkvee-, jongvee- en paardenhouderijen. In een aantal gevallen worden dieren met een geuremissiefactor gehouden als nevenactiviteit naast de melkveehouderij. Er is dan nog steeds sprake van extensieve veehouderij vanwege de kleinschaligheid van deze neventak.

Voor dieren die op een extensieve wijze worden gehouden geldt een vaste afstand van het emissiepunt van de stal tot aan de gevel van een woning van derden.

 

De Wgv en het Activiteitenbesluit schrijven voor op welke wijze het bevoegd gezag de geurhinder van dierenverblijven moet beoordelen in het geval van een omgevingsvergunning ‘milieu’ of een melding op grond van het Activiteitenbesluit.

 

2.2 Geurverordening

De Wgv geeft de gemeente de mogelijkheid om voor de geurnormering lokaal maatwerk te leveren, door de normen of afstanden, binnen een wettelijke marge, voor een bepaald (deel)gebied te wijzigen. Dit is geen verplichting, maar de gemeente kan het gebiedsgericht geurbeleid als sturingsinstrument gebruiken. Als de gemeente besluit gebruik te maken van dit instrumentarium, wordt op grond van de Wgv een afweging gemaakt met betrekking tot de geursituatie in relatie tot de bescherming van het milieu en de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied.

 

In de gemeente Vijfheerenlanden vormt de ruimtelijke inrichting in relatie met de ontwikkelingsmogelijkheden van de extensieve veehouderij en de identiteit van het gebied de aanleiding om een geurverordening vast te stellen. Maatwerk is mogelijk door wijziging van de afstanden voor de extensieve veehouderij. De gewijzigde afstanden treden in de plaats van de wettelijke normstelling en worden dus bij de beoordeling van vergunningaanvragen en meldingen gehanteerd. Voor de geurgevoelige objecten wordt een onderscheid gemaakt tussen een ligging binnen of buiten de bebouwde kom.

 

2.3 Geurgevoelige objecten

Bij de uitvoering van het agrarisch geurbeleid richt de aandacht zich op de ‘geurgevoelige objecten’ in de omgeving van de veehouderijen. De interpretatie van deze term is hierbij van groot belang.

 

Een geurgevoelig object is in de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit milieubeheer gedefinieerd als:

Gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, waarbij onder ‘gebouw, bestemd voor menselijk wonen of menselijk verblijf’ wordt verstaan: een gebouw dat op grond van het bestemmingsplan (bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening), een inpassingsplan (als bedoeld in artikel 3.26 of 3.28 van die wet), daaronder mede begrepen de beheersverordening (bedoeld in artikel 3.38 van die wet) of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning (bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet) mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf.

 

Alleen een gebouw kan een geurgevoelig object zijn. Duidelijk is, dat een woning een geurgevoelig object is mits deze een positieve planologische bestemming heeft en geschikt is om in te wonen. Of een ander gebouw een geurgevoelig object is, moet worden beoordeeld aan de hand van de criteria die in de definitie zijn opgenomen.

  • 1.

    Het gebouw is bestemd voor menselijk verblijf. Bijvoorbeeld in een kantoorgebouw kunnen mensen verblijven.

  • 2.

    Het gebouw is blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk verblijf. Het gebouw moet zodanig zijn uitgevoerd dat het mogelijk is om in het gebouw te verblijven.

  • 3.

    Het gebouw wordt permanent of op daarmee vergelijkbare wijze voor menselijk verblijf gebruikt.

In de wet is niet aangegeven wat onder permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik wordt verstaan. Waar de grens ligt in mate van gebruik moet uit jurisprudentie blijken.

 

2.4 Bebouwde kom

Bij de toepassing van de geurnormering speelt het begrip ‘bebouwde kom’ een grote rol. De afstandsnormen die binnen de bebouwde kom worden gehanteerd voor dieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, zijn twee keer zo streng als de normen buiten de bebouwde kom. Een duidelijke begripsomschrijving is daarom van groot belang bij het maken van heldere en reproduceerbare afwegingen rondom geurhinder en veehouderij.

 

Het begrip is in de Wgv en het Activiteitenbesluit niet gedefinieerd, evenmin als in de Wet ruimtelijke ordening. In de toelichting bij de Wgv en jurisprudentie is aangegeven dat de grens van de bebouwde kom niet wordt bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar door de aard van de omgeving. De bebouwde kom wordt in de toelichting beschreven als het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijffunctie heeft en waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid ook daadwerkelijk wonen of verblijven. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur. InfoMil concludeert in haar handleiding, dat het voor de hand ligt om voor de grenzen van de bebouwde kom aan te sluiten bij wat in de ruimtelijke ordening (jurisprudentie) daaronder wordt verstaan.

 

Om duidelijkheid over de ligging van de bebouwde kom te verschaffen, is een overzichtskaart (bebouwde komgrenzen gemeente Vijfheerenlanden, d.d. 11-5-2020) opgesteld waarin de grenzen van de bebouwde kom zijn opgenomen. Deze kaart is als bijlage 1 bij de geurverordening opgenomen.

 

2.5 Procedure geurverordening

De rechtsbescherming ten aanzien van de gemeentelijke geurverordening is gelijk aan die van elke andere volgens de Gemeentewet vastgestelde verordening. Tegen een dergelijke verordening staat in beginsel geen beroep open bij de bestuursrechter.

 

De procedure op grond van afdeling 3.4 Awb wordt gevolgd. Op basis van artikel 3.16 Awb wordt de ontwerp-geurverordening zes weken ter inzage gelegd, voordat deze aan de Raad wordt voorgelegd. Hierbij zijn de omliggende gemeenten actief op de hoogte gebracht van het ter inzage leggen van de concept-geurverordening. Het College verzamelt de inspraakreacties. Door het volgen van deze procedure kan de Gemeenteraad alle belangen meewegen alvorens de verordening vast te stellen. Van de mogelijkheid om inspraakreacties in te dienen is gebruik gemaakt. De inspraakreacties hebben niet geleid tot aanpassing van de geurverordening. De inspraakreacties hebben eveneens niet geleid tot aanpassing van de geurgebiedsvisie met uitzondering van de verwijzing naar de ‘notitie onderbouwing aanpassing geurnormen. In het ontwerp-geurverordening was per abuis verwezen naar de notitie van 9 april 2015. Dit moet zijn de notitie van 1 juli 2015. Zoals eerder is aangegeven, is er geen beroep mogelijk tegen de verordening. Rechtsbescherming geldt ten aanzien van besluiten. Dit betekent dat belanghebbenden die het niet eens zijn met de normen uit de geurverordening, alleen bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, of een procedure in het kader van de Wet op de ruimtelijke ordening gebruik kunnen maken van hun beroepsmogelijkheden tegen deze geurverordening.

 

2.6 Activiteitenbesluit

Op 1 januari 2013 is het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) gewijzigd, waardoor het van toepassing is op agrarische activiteiten. Bedrijven die onder het Besluit landbouw milieubeheer vielen en veel vergunning plichtige bedrijven zijn vanaf dat moment van rechtswege onder het Activiteitenbesluit komen te vallen.

Het Activiteitenbesluit is bedoeld voor de meest voorkomende agrarische bedrijven. Deze bedrijven hoeven geen omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu aan te vragen en kunnen volstaan met een melding.

 

Alleen voor grote agrarische bedrijven blijft de vergunningplicht bestaan. Deze vallen niet onder het Activiteitenbesluit. Dit zijn bedrijven waar meer dan onderstaande aantallen dieren worden gehouden:

  • 200 stuks melkrundvee,

  • 340 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (of 340 melkrundvee en vrouwelijk jongvee tot 2 jaar gezamenlijk),

  • 1.200 vleesrunderen,

  • 2.000 schapen,

  • 2.000 geiten,

  • 2.200 vleesvarkens,

  • 750 zeugen,

  • gespeende biggen,

  • 40.000 stuks pluimvee,

  • 50 konijnen,

  • 100 paarden,

  • meer dan 1 pelsdier of

  • 50 overige landbouwhuisdieren.

Op de meeste veehouderijen in de gemeente Vijfheerenlanden is het Activiteitenbesluit van toepassing.

 

De voorschriften voor de beoordeling van geurhinder voor het houden van de dieren op bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen, staan in § 3.5.8 van het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit zijn vanuit de Wgv de geurnormen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning) en de vaste afstanden tot geurgevoelige objecten overgenomen. Het gaat hierbij om de volgende afstanden: binnen de bebouwde kom geldt een afstand tot een geurgevoelig object van 100 meter, buiten de bebouwde kom geldt 50 meter. Binnen deze afstand kan geen omgevingsvergunning voor het onderdeel ‘milieu’ worden verleend of een uitbreiding onder het Activiteitenbesluit worden toegestaan.

 

Indien een gemeentelijke geurverordening op grond van de Wgv is vastgesteld, kunnen deze afstanden worden aangepast. Zo kan de minimaal vereiste afstand in bepaalde delen (of het gehele grondgebied) van de gemeente worden verkleind of vergroot. Net als de Wgv biedt het Activiteitenbesluit de mogelijkheid aan gemeenten om op grond van een geurverordening af te wijken van de in het Activiteitenbesluit opgenomen normen.

 

In gebieden die zijn aangewezen in een geurverordening waarbij de vereiste afstanden zijn verkleind, kan daardoor in veel gevallen een vergunning worden verleend of een uitbreiding onder het Activiteitenbesluit worden toegestaan. De gemeente kan in bepaalde delen van haar grondgebied (of het gehele grondgebied) de minimaal vereiste afstand ook vergroten, zodat juist minder veehouderijen, waarvoor een minimaal vereiste afstand geldt, kunnen uitbreiden.

 

2.7 Wet ruimtelijke ordening

Bij het uitwerken van ruimtelijke plannen wordt gezorgd voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op plaatsen waar de vestiging van een (geur)gevoelig object mogelijk wordt gemaakt. Daarnaast wordt voorkomen dat bestaande veehouderijen in hun bedrijfsvoering worden belemmerd door de bouw van woningen of functiewijziging. Ook moet, bij uitbreiding of aanpassing van een bestaand agrarisch bedrijf, bij omliggende woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat behouden blijven.

 

Om de milieucontouren te bepalen, wordt in de ruimtelijke ordening uitgegaan van de zogenaamde ‘omgekeerde werking’ (zie paragraaf 2.5) van de milieuregelgeving. In de bestemmingsplantoets wordt in eerste instantie getoetst of ter plaatse van de te bestemmen geurgevoelige objecten kan worden voldaan aan de eisen die de milieuregelgeving stelt. De geplande geurgevoelige objecten moeten in principe buiten de geurcontouren of vaste afstandscontouren van de aanwezige veehouderijen liggen. Hierbij wordt uitgegaan van:

  • ofwel de vaste afstandscontour (vooral voor melkrundvee, vrouwelijk jongvee en paarden), zoals die in de Wet geurhinder en veehouderij is vastgelegd;

  • ofwel van de geurcontour van de veestapel volgens de verleende vergunning of ingediende melding (hiervan is sprake bij diersoorten met een emissiefactor, onder andere schapen, varkens en pluimvee).

Bij ruimtelijke plannen moet voor de bepaling van de aan te houden afstanden en geurcontouren worden uitgegaan van de randen van het bouwvlak van de veehouderij tot de gevel van het geurgevoelige object. Vaste jurisprudentie schrijft deze werkwijze voor. Dit wijkt af van de wijze waarop in de milieuregelgeving bij de uitbreiding van de veehouderij wordt gemeten. In de milieuregelgeving wordt niet de rand van het bouwvlak aangehouden maar de buitenzijde of het emissiepunt van de stal. Bij ruimtelijke plannen wordt de rand van het bouwvlak aangehouden omdat de veehouderij in principe het recht heeft om overal binnen het bouwvlak te bouwen.

 

2.8 Omgevingswet

Naar verwachting zal de Omgevingswet op 1 januari 2022 in werking treden. Deze wet integreert zo’n 26 wetten op het gebied van de fysieke leefomgeving. Hieronder vallen onderwerpen als bouwen, milieu, waterbeheer, ruimtelijke ordening, monumentenzorg en natuur. Ook de Wgv wordt in de Omgevingswet opgenomen. In de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet zal, net als in de huidige Wgv, worden voorzien in de normering van geur, met behoud van een maximale mogelijkheid voor gemeenten om af te wijken. Hoe dit precies tot uitdrukking komt in de uitvoeringsregelgeving, is op dit moment niet bekend. De verwachting is dat er sprake zal zijn van de integratie van de Wgv in de Omgevingswet.

Omdat er momenteel geen aanleiding is om te veronderstellen dat verordeningen op grond van de Wgv onder de Omgevingswet hun rechtskracht zullen verliezen, wordt in onderhavige geurvisie niet op de komst van de Omgevingswet geanticipeerd.

3 De ruimtelijke ontwikkeling

 

3.1 Ontstaansgeschiedenis

De Vijfheerenlanden vormt een overgangsgebied tussen het veengebied van West-Nederland en het oostelijk rivierengebied. Het is een mix van vijf oost-west lopende stroomruggen met klei-op-veengebieden daartussen en omgeven door oeverwallen van de Lek en de Linge en van kleinere veenstroompjes als de Laak (Lakerveld) en de Lede (Leerbroek). Op deze stevige en zandige stroomruggen ontstonden de eerste nederzettingen, grofweg tussen de 5e en 10e eeuw nC.

De ontstaansgeschiedenis van het landschap is terug te vinden in de bestaande landschapsstructuur en in de verkaveling van het landelijk gebied. Het grondgebruik in de gemeente wordt met name gedomineerd door grasland. Dit hangt samen met de historisch gegroeide situatie en deels de gesteldheid van de bodem.

 

Het gebied wordt, voor het grootste deel, onderhouden door agrarische ondernemers en natuurverenigingen. Zoals gezegd, is het gebied zeer divers door de ligging, namelijk deels op de oeverwallen en deels op veengebieden. De tegenstellingen zijn zichtbaar in het landschap en zorgen ervoor dat zowel veeteelt, als akkerbouw en fruitteelt in het gebied mogelijk zijn.

 

3.2 Ontwikkeling in het gebied

Vanwege de historische ontginningsstructuur van het landschap zijn veel boerderijen naast elkaar gesitueerd. Door de schaalvergroting in de landbouw zijn veel agrarische bedrijven opgeheven en omgezet in bijvoorbeeld een woonfunctie. Hierdoor zijn woonpercelen en agrarische percelen vaak naast elkaar gelegen. De schaalvergroting zal verder doorzetten. Enerzijds zullen bedrijven willen uitbreiden, anderzijds zal een aantal bedrijven stoppen in de komende jaren.

 

In de vrijkomende bebouwing (de voormalige agrarische bedrijfswoning of bedrijfspanden) zal regelmatig een geurgevoelige bestemming gewenst zijn, zoals een woonfunctie of een recreatieve functie. Veelal ligt hierbij de afstand tussen agrarische bedrijfspercelen en woonpercelen onder de vereisten van de Wgv en het Activiteitenbesluit, zodat deze gewenste ontwikkeling geen doorgang kan vinden. Ook de volwaardige en duurzame melkveehouderijbedrijven kunnen vaak niet meer uitbreiden in dieraantallen en/of stallen. Dit wordt dan veroorzaakt doordat de bestaande stal op te korte afstand van de naburige woning staat waardoor uitbreiden in dieraantallen niet is toegestaan, dan wel omdat er onvoldoende afstand is tussen de nieuw te bouwen stal en de naastgelegen woning.

 

3.3 Gewenste ontwikkeling

Het beleid van de gemeente Vijfheerenlanden is gericht op het behoud van agrarische bedrijvigheid, zodat het gevarieerde landschap mede door haar in stand kan worden gehouden. Daarnaast heeft de gemeente de ambitie om voorop te lopen met innovaties in het landelijk gebied. Het ruimtelijke ordeningsbeleid van de gemeente is met name gericht op het - waar mogelijk - bieden van voldoende ruimte aan deze bedrijven en tegelijkertijd de kwaliteiten van het landschap te bewaren en zo mogelijk te verbeteren.

 

Voor een aantal melkrundveehouderijen geldt dat een economisch rendabele bedrijfsvoering alleen mogelijk is als het aantal dieren wordt uitgebreid. Dit is echter niet voor alle bedrijven van toepassing. Andere melkrundveebedrijven richten zich bijvoorbeeld op verbreding van de bedrijfsvoering, de biologische landbouwmethode of de kringlooplandbouw. Al deze volwaardige agrarische bedrijven worden in de vigerende bestemmingsplannen de mogelijkheid geboden om hun bedrijfsbebouwing uit te breiden of te wijzigen. Deze bouwmogelijkheden zijn uiteraard wel gebonden aan regels.

 

Daarnaast maakt het beleid het mogelijk om in vrijkomende agrarische bebouwing nieuwe functies te vestigen, mits passend in de omgeving en het landschap en op een wijze dat de naburige agrarische bedrijven hierdoor niet worden belemmerd. Dit dient het doel om de economische dynamiek op het platteland te behouden.

 

Bij de gewenste ruimtelijke ontwikkeling kan de gemeente niet voorbij gaan aan het beschermingsniveau dat op grond van de Wet milieubeheer en de Wet geurhinder en veehouderij moet worden geboden. De geur die door de agrarische sector wordt veroorzaakt, is onderdeel van de leefomgeving in dit gebied. Daarom is in het landelijke gebied, maar ook in de kernen of in de van oorsprong agrarische bebouwingslinten, een hogere geurbelasting acceptabel. Dit sluit aan bij de intentie van de Wgv. Immers, in de Memorie van Toelichting staat dat de bevoegdheid van de gemeente om een verordening vast te stellen “voldoende soelaas” biedt voor “veehouderijen …. die in lintbebouwing zijn gelegen. ”

4 Knelpuntenanalyse en keuzes

 

4.1 Huidige situatie

In de gemeente Vijfheerenlanden zijn circa 125 veehouderijen gevestigd (informatie afkomstig uit bedrijveninformatiesysteem Omgevingsdienst Regio Utrecht, mei 2020). Hiervan zijn er circa 109 bedrijven die overwegend melkvee, jongvee en/of paarden houden. Voor deze diercategorieën geldt ten aanzien van geur een vaste afstandseis tot nabijgelegen geurgevoelige objecten. Voor circa 16 bedrijven geldt dat zij met name schapen, varkens of kippen houden. Voor deze dieren zijn in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) geuremissiefactoren vastgesteld.

Op een aantal bedrijven waar overwegend melkrundvee wordt gehouden, wordt ook een beperkt aantal dieren gehouden waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld (bijvoorbeeld schapen, vleeskalveren tot circa 8 maanden of vleesstieren en vleesvee van 8 tot 24 maanden). Andersom worden op een aantal bedrijven waar in hoofdzaak intensieve dieren worden gehouden, ook dieren gehouden waarvoor een vaste afstand geldt (bijvoorbeeld paarden).

 

Van de 109 bedrijven waar voornamelijk melkvee, jongvee en/of paarden worden gehouden, vallen 101 bedrijven onder het Activiteitenbesluit milieubeheer (type B-bedrijven). Er zijn 8 vergunningplichtige bedrijven (type C-bedrijven) binnen de gemeentegrens aanwezig. Dit zijn bedrijven met meer dan 200 melkkoeien. Geen enkele paardenhouderij is vergunningplichtig op grond van het houden van meer dan 100 volwassen paarden en/of pony’s. Verder is er één IPPC-bedrijf (meer dan 40.000 stuks pluimvee) waar tevens meer dan 200 melkkoeien worden gehouden. Dit maakt het totaal op negen vergunningplichtige bedrijven op grond van het aantal gehouden melkkoeien.

 

De negen vergunningplichtige melkveebedrijven (type C-bedrijven) zijn alle buiten de bebouwde kom gelegen. De emissiepunten van deze bedrijven liggen op meer dan 50 meter van geurgevoelige objecten gelegen buiten de bebouwde kom, dan wel op meer dan 100 meter van geurgevoelige objecten gelegen binnen de bebouwde kom. Deze bedrijven voldoen dus aan de vereiste afstand uit de Wgv.

Voor de niet-vergunningplichtige veehouderijen (type B-bedrijven) is niet bepaald op welke afstand deze tot geurgevoelige objecten zijn gelegen.

 

4.2 Toekomst veehouderij

De melkrundveebedrijven in Nederland worden steeds groter. Door deze schaalvergroting daalt het totaal aantal bedrijven sterk. De agrarische bedrijfsbebouwing van de stoppende bedrijven wordt deels hergebruikt voor andere doeleinden, wordt deels gesloopt, maar komt veelal ook leeg te staan. Daarnaast zijn er ondernemers die hun boerenbedrijf op een andere wijze voortzetten. Er wordt bijvoorbeeld overgestapt op een biologische landbouwmethode, het uitoefenen van een nevenfunctie (bijvoorbeeld kinderopvang, verkoop van producten aan huis). Dan wel wordt overgegaan tot het hobbymatig voortzetten van het bedrijf.

 

4.3 Knelpunten

Een deel van de toekomstbestendige extensieve veehouderijbedrijven heeft binnen een afstand van 100 meter (geurgevoelig object binnen de bouwde kom), respectievelijk 50 meter (geurgevoelig object buiten de bebouwde kom) van de grens van het bouwblok een geurgevoelig object liggen. Deze agrarische bedrijven worden hierdoor in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. Als namelijk voor de ‘vaste afstandsdieren’ de bestaande afstand tot een geurgevoelig object kleiner is dan de wettelijk vereiste vaste afstand, dan is er op basis van de Wvg geen uitbreiding/wijziging van het aantal dieren mogelijk.

 

De huidige en toekomstige geurknelpunten doen zich met name voor in de lintbebouwingen. In veel gevallen betreft dit cultuurhistorische lintbebouwingen. Deze situatie is in het verleden versterkt door het destijds in werking treden van het Besluit landbouw milieubeheer (6 december 2006), de Wet geurhinder en veehouderij (1 januari 2007) en het Activiteitenbesluit (1 januari 2013). Tot 6 december 2006 gold het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer. Onder het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer was een minimale afstand van 50 meter vereist tot woningen van derden. In het Besluit landbouw milieubeheer en in het Activiteitenbesluit is een minimaal vereiste afstand tot woningen van derden binnen de bebouwde kom en woningen in lintbebouwing opgerekt naar 100 meter. Voor woningen gelegen buiten de bebouwde kom en buiten de lintbebouwing geldt een afstand van 50 meter. Dit betekent dat veel bedrijven door het in werking treden van het Besluit landbouw milieubeheer en haar opvolger, het Activiteitenbesluit, en de Weg in hun bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden zijn beperkt.

 

4.4 Keuzes

Voor het landelijk gebied van de gemeente Vijfheerenlanden en voor de van oorsprong agrarische bebouwingslinten en kernen is de geur die wordt veroorzaakt door agrarische activiteiten, onderdeel van de leefomgeving in dit gebied. Dat maakt het verantwoord om in het landelijk gebied, maar ook in de bebouwde kom, te werken met een hogere geurbelasting en dus lagere afstandsnormen voor geurhinder dan in de Wgv is opgenomen. Bij een afwijking van de vaste afstandsnorm voor dieren waarvoor op grond van de Wgv een vaste afstand geldt, zal de geurbelasting voor de naburige woningen en andere geurgevoelige functies op moeten wegen tegen het behoud en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving in het landelijk gebied. Binnen de ruimte die de Wgv biedt, is door de wetgever dan ook al rekening gehouden met een eventuele toename van geurhinder door derden.

 

In het verleden (Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer) waren de vaste afstandsmaten kleiner en mocht er worden gebouwd op kortere afstand van geurgevoelige objecten. Bij het in werking treden van het Besluit landbouw milieubeheer en de Wgv, waarbij een grotere afstand tot geurgevoelige objecten wordt geëist, zijn bedrijven destijds op slot komen te staan. Dat was mede de aanleiding voor de voormalige gemeenten Zederik en Leerdam om een geurverordening op stellen. Door het aanpassen van de minimaal vereiste afstand, is er voor gezorgd dat bedrijven niet meer op slot zaten door de wetswijzigingen die hebben plaatsgevonden ten aanzien van de vereiste afstand.

 

Uiteraard biedt deze verordening niet voor alle bedrijven een oplossing. Bedrijven waarbij de afstand tot geurgevoelige objecten echt te klein is, zaten in het verleden (onder het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer) al op slot. Ook na het vaststellen van de geurverordeningen van de gemeente Zederik en gemeente Leerdam bleven deze bedrijven op slot. Dit zal ook het geval blijven na het in werking treden van de geurverordening gemeente Vijfheerenlanden.

 

Bedrijven binnen de bebouwde kom

In de bebouwde kom geldt vanuit de Wgv dat er minimaal een afstand moet zijn van 100 meter tussen het emissiepunt van een dierenverblijf en een naburig geurgevoelig object dat behoort tot de bebouwde kom. Veelal gaat het hierbij om bebouwing in de van oorsprong agrarische bebouwingslinten in de bebouwde kom waar de geur van veehouderijen van oudsher onderdeel is van de leefomgeving. Om die reden is het acceptabel om de minimale vaste afstandsmaat te verminderen van 100 meter naar 50 meter. Dit te meer omdat dit in de voormalige gemeente Leerdam en gemeente Zederik al de geaccepteerde situatie is op grond van de daar geldende geurverordeningen. Ook in de concept-gebiedsvisie en concept- geurverordening van de gemeente Vianen werd een aan te houden vaste afstand van 50 meter tot geurgevoelige objecten, gelegen binnen de bebouwde kom, als acceptabel geacht. Daarnaast was deze situatie voor de vaststelling van de geurverordeningen ook aanvaardbaar op grond van het tot 6 december 2006 van kracht zijnde Besluit melkrundveehouderijen.

 

Bedrijven buiten de bebouwde kom

Buiten de bebouwde kom geldt op grond van de Wgv een afstand van 50 meter tussen het emissiepunt van het dierenverblijf en de naburige geurgevoelige objecten. Tot de geurgevoelige objecten behoren ook de woningen van naastgelegen agrarische bedrijven. Ook hier geldt dat de geur onderdeel is van de leefomgeving van dit gebied. Daarnaast wil de gemeente een vitaal en leefbaar platteland houden. Een gezonde agrarische bedrijfsvoering maakt daar onderdeel van uit. Daarom kan de wettelijk vereiste afstand worden teruggebracht van 50 meter naar 25 meter. Een aan te houden afstand van 25 meter is op grond van de geurverordeningen van de voormalige gemeente Leerdam en gemeente Zederik al een geaccepteerde situatie. Ook in de concept-gebiedsvisie en concept-geurverordening van de gemeente Vianen werd een aan te houden vaste afstand van 25 meter tot geurgevoelige objecten welke zijn gelegen buiten de bebouwde kom als acceptabel beschouwd. Daarnaast was deze situatie voor de vaststelling van de geurverordeningen ook aanvaardbaar op grond van het tot 6 december 2006 van kracht zijnde Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer.

 

Voormalige agrarische bedrijfswoning / voormalige bedrijfswoning eigen inrichting

Door het stoppen of verplaatsen van agrarische bedrijven ontstaat de situatie dat voormalige agrarische bedrijfswoningen gaan functioneren als burgerwoningen. Deze voormalige agrarische bedrijfswoning wordt vaak bewoond door de voormalige eigenaar en/of door voormalige werknemers die geen werkzaamheden meer doen op het agrarisch bedrijf of door mensen die bewust in het buitengebied komen wonen. Vanuit de ruimtelijke visie is het daarnaast wenselijk dat de veehouderijbedrijven (waartoe de voormalige bedrijfswoning eerst deel van uitmaakte) niet in hun ontwikkeling worden beperkt door deze voormalige agrarische bedrijfswoningen die nu een functie vervullen als burgerwoning.

 

Om voormalige agrarische bedrijfswoningen om te kunnen zetten in een functie ‘(burger)woning’ kan deze woning in het bestemmingsplan worden aangemerkt als zijnde plattelandswoning, dan wel burgerwoning. Er moet bij deze omzetting worden aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Vaak liggen voormalige agrarische bedrijfswoningen binnen de minimale afstanden van het voormalige eigen agrarisch bedrijf. Daarnaast kan het omzetten in een bestemming ‘(burger)woning’ beperkingen opleveren voor omliggende veehouderijbedrijven. Hiermee wordt een gewenste ruimtelijke ontwikkeling dus onmogelijk. Om de veehouderijen ontwikkelingsruimte te bieden en om voormalige agrarische bedrijfswoningen te kunnen wijzigen in een bestemming ‘(plattelands)woning’, wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid uit de Wgv om de voormalige bedrijfswoningen geen bescherming te bieden ten opzichte van de voormalige inrichting waartoe deze heeft behoord. Dit geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Vijfheerenlanden. Daarnaast geldt dit zowel voor bedrijfswoningen die voor 19 maart 2000 afgesplitst zijn, als bedrijfswoningen die na 19 maart 2000 zijn afgesplitst.

 

Overzicht (afwijkende) vaste afstanden

De hiervoor gemaakte keuzes zijn in onderstaande tabel nader uitgewerkt.

Bij veehouderijen welke onder de Wet geurhinder en veehouderij of het Activiteitenbesluit milieubeheer vallen en waar dieren worden gehouden waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, worden de volgende vaste afstanden tot geurgevoelige objecten aangehouden:

 

Tabel 4.1 Afstanden tot geurgevoelige objecten.

Type geurgevoelig object en diersoort

Gebied

Wettelijke afstandseis

Bandbreedte voor de verordening

Afstandseis gemeentelijke verordening 1 )

Bedrijfswoning (of geurgevoelig object) behorende bijeen andere veehouderij

Dieren met geuremissiefactor (Art. 3, 2e lid)

Binnen bebouwde kom

100 m

art. 6:

Afwijken niet mogelijk

100 m

Buiten bebouwde kom

50 m

50 m

Dieren zonder geuremissiefactor (art. 4, 1e lid)

Binnen bebouwde kom

100 m

Art. 6, 3e lid:

≥ 50 m

50 m

Buiten bebouwde kom

50 m

Art. 6, 3e lid:

≥ 25 m

25 m

Voormalige agrarische bedrijfswoning (of geurgevoelig object) die voor 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van die veehouderij

Dieren met geuremissiefactor (art. 3, 2e lid)

Binnen bebouwde kom

100 m

Art 6, 2e lid:

Onbeperkt afwijken van de afstand

100 m

Buiten bebouwde kom

50 m

50 m

Voormalige bedrijfswoning eigen inrichting

50/100m

0 m

Dieren zonder geuremissiefactor (art. 4, 1e lid)

Binnen bebouwde kom

100 m

Art 6, 2e lid:

Onbeperkt afwijken van de afstand

50 m

Buiten bebouwde kom

50 m

25 m

Voormalige bedrijfswoning eigen inrichting

50/100m

0 m

Voormalige agrarische bedrijfswoning (of geurgevoelig object) die op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van die veehouderij

Dieren met geuremissiefactor (art. 3, 2e lid)

Binnen bebouwde kom

100 m

art. 6, 2e lid:

Onbeperkt afwijken van de afstand

100 m

Buiten bebouwde kom

50 m

50 m

Voormalige bedrijfswoning eigen inrichting

50/100m

0 m

Dieren zonder geuremissiefactor (art. 4, 1e lid)

Binnen bebouwde kom

100 m

art. 6, 2e lid:

Onbeperkt afwijken van de afstand

50 m

Buiten bebouwde kom

50 m

25 m

Voormalige bedrijfswoning eigen inrichting

50/100m

0 m

Ruimte – voor- ruimte woning (art.14, 2e lid) of geurgevoelig object (art. 14, 3e lid)

Alle dieren

Binnen bebouwde kom

100 m

art. 6:

Afwijken niet mogelijk

100 m

Buiten bebouwde kom

50 m

50 m

Alle woningen en geurgevoelige objecten die niet onder de hierboven genoemde categorieën vallen

Dieren zonder geuremissiefactor (art. 4, 1e lid)

Binnen bebouwde kom

100 m

art. 6, 3e lid:

≥ 50 m

50 m

Buiten bebouwde kom

50 m

art. 6, 3e lid:

≥ 25 m

25 m

 

Geen lokaal geurbeleid voor dieren met geuremissiefactor

De diercategorieën vleesvee, schapen, geiten, varkens en kippen hebben een geuremissiefactor. De gemeente Vijfheerenlanden is niet voornemens om de vastgestelde normen uit de Wgv of het Activiteitenbesluit milieubeheer te wijzigen. Uitbreidingen bij bedrijven die dieren met een geuremissiefactor houden (veelal intensieve veehouderij) worden getoetst aan de wettelijke geurnormen uit de Wgv/Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Op veel melkrundveehouderijen zijn ook schapen aanwezig. Voor schapen zijn ook geuremissiefactoren vastgesteld. De geuremissie afkomstig van schapen wordt dan ook getoetst aan de wettelijk vastgestelde normen en zijn geen onderdeel van dit beleid.

 

In de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn standaardnormen opgenomen voor veehouderijen waar dieren worden gehouden waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld. Hieruit volgt dat voor de gemeente Vijfheerenlanden de geurbelasting op een geurgevoelig object:

 

  • In de bebouwde kom niet meer mag bedragen dan 2,0 ouE/m3;

  • Buiten de bebouwde kom niet meer mag bedragen dan 8,0 ouE/m3.

Woningbouwplan Broekgraaf

Het plan Broekgraaf is een nieuw te ontwikkelen woningbouwplan dat tegen de bestaande woonbebouwing van Leerdam ligt. In de geurverordening 2015 gemeente Leerdam is voor dit plangebied een afwijkende geurnorm van 3,5 odour units vastgesteld.

 

Het plan Broekgraaf is nog in ontwikkeling. Daarom zal in de nu voorliggende geurverordening wederom een geurnorm van 3,5 odour units voor plangebied Broekgraaf worden opgenomen. Voor de onderbouwing van deze geurnorm verwijzen wij naar bijlage 1 van deze gebiedsvisie, ‘Notitie onderbouwing aanpassing geurnormen’ d.d. 1 juli 2015. In bijlage 1 van de geurverordening is vastgelegd voor welk gebied de afwijkende geurnorm van 3,5 odour untits van toepassing is.

 

4.5 Toepassingsgebied geurverordening

In aansluiting op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling (paragraaf 3.3), zal het lokale geurbeleid van de gemeente Vijfheerenlanden gelden voor het hele grondgebied van de gemeente. De problematiek voor de veehouderijbedrijven in de lintbebouwing en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de grondgebonden landbouw speelt in de gehele gemeente. De Wgv maakt onderscheid tussen de situatie of een geurgevoelig object binnen of buiten de bebouwde kom ligt (zie paragraaf 2.7). Voor het bepalen van de grens van de bebouwde kom is aangesloten bij de op 11 mei 2020 door de gemeente Vijheerenland vaste gestelde kaart ‘Bebouwde komgrenzen gemeente Vijfheerenlanden’ (zie bijlage 1 van de geurverordening).

 

4.6 Afwijkingen te opzichte van de vigerende geurverordening

In de voormalige gemeente Zederik en gemeente Leerdam zijn geurverordeningen vastgesteld. Ten opzichte van deze geurverordeningen vindt er een aantal wijzigingen plaats.

Wijzigingen ten opzichte geurverordening Zederik en Leerdam:

  • De afwijkende vaste afstanden golden in de geurverordening Zederik en geurverordening Leerdam niet voor het gehele grondgebied van de betreffende gemeente. In de nu voorliggende geurverordening gelden de afwijkende afstanden voor het gehele grondgebied van de gemeente Vijfheerenlanden;

  • De vaste afstand van 0 meter tussen een voormalige bedrijfswoning ten opzichte van de voormalige inrichting is ook van toepassing op voormalige bedrijfswoningen die voor 19 maart 2000 zijn afgesplitst. In de geurverordening van Zederik en Leerdam gold de gewijzigde afstand van 0 meter tussen de voormalige bedrijfswoning en voormalige inrichting enkel voor afgesplitste bedrijfswoningen na 19 maart 2000.

  • Ten opzichte van de kaarten behorende bij de geurverordening Zederik en Leerdam is op een aantal punten de ligging van grens binnen-buiten de bebouwde kom gewijzigd.

5 Toetsing aan de criteria van de Wgv

In artikel 8 van de Wgv zijn vier criteria opgenomen waar rekening mee moet worden gehouden bij het vaststellen van een andere waarde of afstand in een geurverordening.

Deze criteria zijn:

  • A.

    de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied;

  • B.

    het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging;

  • C.

    de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu;

  • D.

    de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied.

A. De huidige en de te verwachten geursituatie

De huidige en de te verwachten geursituatie is kwalitatief geschetst in dit onderzoek. Kwalitatief is gesteld dat de geur van melkrundveehouderijen onderdeel is van de leefomgeving in dit gebied. Gelet op de veehouderijen nabij geurgevoelige objecten, zal er door de halvering van de afstand, in de toekomst mogelijk sprake zijn van een toename in geurlast op deze omliggende geurgevoelige objecten. Ondanks de kortere afstanden in deze situatie kan van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gesproken voor wat betreft geur. De afstanden voldoen aan de bandbreedte geboden door de Wgv. Daarnaast is veelal sprake van een bestaande situatie, waarbij ook in de toekomst uitbreiding van de veehouderij niet mogelijk is gezien de huidige afstand.

 

B. Het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging

Het is bijvoorbeeld niet wenselijk dat andere milieueisen voor de geurbelasting leiden tot aanzienlijk toename op andere milieucompartimenten, zoals ammoniakemissie of energieverbruik. In geval van diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld (varkens, kippen of vleesvee) zou dit een factor van belang kunnen zijn. In de gemeente Vijfheerenlanden zal het ene melkveehouderijbedrijf stoppen, terwijl het andere uitbreidt. Omdat melkveehouderijbedrijven grondgebonden zijn, kan worden aangenomen dat het aantal stuks rundvee binnen de gemeente (nagenoeg) niet zal toenemen. Verder stelt het Besluit emissiearme huisvesting eisen aan de maximale ammoniakemissie bij nieuw te bouwen stallen. Hierdoor zal de ammoniakemissie binnen de gemeente per saldo dalen. Het toepassen van emissiearme stalsystemen bij de melkrundveehouderijbedrijven leidt niet tot een toename van de druk op andere milieucompartimenten, zoals het energieverbruik of emissies van fijnstof. Er is geen reden om te veronderstellen dat de aanpassing van de vaste afstanden leidt tot een aanzienlijk toename van hinder of schade vanuit de andere milieucompartimenten.

 

C. De noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu

Dit wil zeggen dat het bereikte niveau van bescherming even hoog is ingeval van een toets over het hele gebied (alle bedrijven), als in het geval van een toets van het individuele bedrijf. Vooral bij geuremissiedieren en zeer intensieve bedrijven is stapeling van de geureffecten van verschillende bedrijven een belangrijke factor. Toepassing van dit criterium is in dit geval niet relevant.

 

D. De gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied

De gewenste ruimtelijke inrichting, zoals geschetst in hoofdstuk 3, is de grondslag voor het vaststellen van een verordening.

 

Met de criteria genoemd in artikel 8 van de Wgv is voldoende rekening gehouden om een verordening vast te kunnen stellen. Met de zorgvuldige afweging die in deze gebiedsvisie heeft plaatsgevonden, kan een verordening worden vastgesteld.

6 Conclusie

De algemene doelstelling die ten grondslag ligt aan het geurbeleid is enerzijds het behoud en versterken van de grondgebonden veehouderij en anderzijds het behoud van het buitengebied als aantrekkelijk woon-, recreatie- en leefgebied. Net als in de vigerende geurverordeningen wordt gekozen voor halvering van de afstandsnormen voor dieren zonder geuremissiefactor. Ten aanzien van de voormalige bedrijfswoning van de eigen inrichting wordt de afstand teruggebracht naar 0 meter. Voor het woningbouwplan Broekgraaf wordt wederom een afwijkende geurnorm van 3,5 odour units vastgesteld. Het geurbeleid wordt hierbij geharmoniseerd en uitgebreid met het grondgebied van de voormalige gemeente Vianen.

 

Ten opzichte van de vigerende verordeningen treden er vijf wijzigingen op:

  • Het grondgebied van de voormalige gemeente Vianen wordt bij de verordening betrokken;

  • De verordening is van toepassing op het gehele grondgebied van de voormalige gemeente Zederik;

  • De verordening is van toepassing op het gehele grondgebied van de voormalige gemeente Leerdam;

  • De vaste afstand van 0 meter tussen een voormalige bedrijfswoning ten opzichte van de voormalige inrichting is ook van toepassing op voormalige bedrijfswoningen die voor 19 maart 2000 zijn afgesplitst.

  • Ten opzichte van de kaarten behorende bij de geurverordening Zederik en Leerdam is op een aantal punten de ligging van grens binnen-buiten de bebouwde kom gewijzigd.

Bijlage 1 Notitie onderbouwing aanpassing geurnormen

 

 

 

Naar boven