Nadere regels Verbranding Afvalstoffen en Stoken

Burgemeester en Wethouders van Enschede, gelezen het voorstel van DF/O&R

 

Gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en artikel 10.10 van de Verordening kwaliteit leefomgeving

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende Nadere regels Verbranding Afvalstoffen en Stoken gemeente Enschede

Artikel 1 Periode van verbranding

  • 1.

    Verbranding mag slechts plaatsvinden in de periode van 21 september tot 21 maart, met uitzondering van een paasvuur.

  • 2.

    Verbranding mag slechts plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang, met uitzondering van een paasvuur.

  • 3.

    Verbranding mag niet plaatsvinden op zon- en feestdagen, met uitzondering van een paasvuur op Eerste of Tweede Paasdag.

Artikel 2 Opbouw en Inhoud van de brandstapel

  • 1.

    Met het opbouwen van de brandstapel of het aanleggen van een voorraad hiervoor mag niet eerder worden begonnen dan 21 kalenderdagen voor de datum van de feitelijke verbranding.

  • 2.

    De inhoud van de brandstapel mag niet meer bedragen dan 500 m3.

Artikel 3 Locatie van de brandstapel

  • 1.

    Het opbouwen en branden moet plaatsvinden op vrij terrein, buiten de bebouwde kom op een onbrandbare ondergrond.

  • 2.

    Bij een brandstapel, niet zijnde een paasvuur, dienen de hieronder genoemde aan de windkracht gerelateerde veiligheidsafstanden, horizontaal gemeten via de kortste weg tussen stookplaats en omgeving, ten minste in acht te worden genomen.

Volume brandstapel in m³

5

10

15

20

25

30

40

50

100

200

300

400

500

Afstand in meters tot woningen en andere bouwwerken (ook tijdelijke) bij

≤3Bft

30

35

40

45

50

50

60

60

80

100

110

120

130

 

4Bft

60

75

85

95

100

100

120

120

160

200

225

250

275

Afstand in meters tot bos, heide, veen, rieten kap, opslag brandgevaarlijke stoffen bij

≤3Bft

100

100

100

100

100

100

110

120

150

200

225

250

250

 

4Bft

200

200

200

200

200

200

225

250

300

400

450

500

500

Openbare weg, hoogspanningsmasten bij

≤3Bft

25

30

35

35

40

45

50

50

65

85

95

100

110

 

4Bft

30

60

70

75

85

90

100

100

130

170

190

200

225

Opgaande begroeiing, houtwallen bij

≤3Bft

25

30

35

35

40

45

50

50

65

85

95

100

110

 

4Bft

50

60

70

75

85

90

100

100

130

170

190

200

225

  • Veiligheidsafstanden bij windkracht ≤3Bft (eerste regel) en 4Bft (tweede regel) in meters.

  • 3.

    Bij een paasvuur dienen tenminste de hieronder genoemde veiligheidsafstanden, horizontaal gemeten via de kortste weg tussen stookplaats en omgeving, in acht te worden genomen

Object

afstand in meters tot paasvuur

bouwwerk met pannendak

6 x hoogte paasvuur

bouwwerk met rieten dak

10 x hoogte paasvuur

Heide

10 x hoogte paasvuur

Bos

10 x hoogte paasvuur

(feest)tent

10 x hoogte paasvuur

openbare weg

25

autosnelweg (A-wegen)

250

bovengrondse hoogspanningskabels*

40

ondergrondse buisleiding

25

Publiek

2 x hoogte paasvuur

Veiligheidsafstanden tot een paasvuur in meters.

* Indien de afstand tot een hoogspanningskabel kleiner is dan 500 meter moet dit worden gemeld aan de netbeheerder.

Artikel 4 Verbod tot verbranding

  • 1.

    Er mag geen verbranding plaatsvinden:

  • indien het regent of mistig is, tenzij sprake is van een paasvuur;

  • bij windkracht 5 Beaufort of meer (de windsnelheid bedraagt dan meer dan 8 m/s);

  • bij droogte (na afkondiging fase 2; “extra alert” kenbaar gemaakt op www.natuurbrandrisico.nl)

  • 2.

    Er mag geen verbranding plaatsvinden indien de windrichting zodanig is dat verkeer en de directe woonomgeving er hinder van kunnen ondervinden.

  • 3.

    Er mag geen verbranding plaatsvinden als er in de brandstapel wordt gehuisd door dieren of wordt genesteld door vogels.

  • 4.

    Er mag geen verbranding van een paasvuur plaatsvinden als er voorafgaand geen melding is gedaan op de wijze als aangegeven in artikel 6.

Artikel 5 Toezicht

  • 1.

    De verbranding vindt plaats onder verantwoordelijkheid en continu toezicht van de eigenaar van het perceel waarop de verbranding plaatsvindt en/of de organisator van het paasvuur of diens (schriftelijk) gemachtigde.

  • 2.

    De eigenaar van het perceel waarop de verbranding plaatsvindt en/of degene die het vuur ontsteekt is verplicht al het mogelijke te doen en na te laten dat redelijkerwijs kan worden gevraagd om letsel, gevaar, schade of hinder ten gevolge van het branden te voorkomen en/of te beperken.

  • 3.

    De verplichtingen in lid 1 en lid 2 gelden totdat het vuur volledig is gedoofd.

Artikel 6 Meldingsplicht en aanvullende regels paasvuren

  • 1.

    Degene die een paasvuur wil branden op een aangegeven locatie moet dit minimaal 28 kalenderdagen vooraf melden bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Alleen een persoon van achttien jaar of ouder kan een melding doen.

  • 3.

    De melding kan worden ingediend middels een formulier op de reguliere website van gemeente Enschede (onder Milieu, Stoken van vuur).

  • 4.

    Een paasvuur mag maximaal 28 kalenderdagen voor het branden opgebouwd worden.

  • 5.

    Paasvuren, die niet gebrand kunnen worden (bijvoorbeeld vanwege droogte als bedoeld in artikel 4.1), dienen binnen 14 kalenderdagen na de geplande datum van branden te zijn opgeruimd. De melder draagt op eigen kosten zorg voor de afvoer van niet verbrand stookmateriaal.

  • 6.

    De verbrandingsresten moeten binnen vijf werkdagen na de verbranding worden verwijderd en afgevoerd op een milieuverantwoorde wijze.

  • 7.

    De stookplaats dient zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat te worden hersteld.

Artikel 7 Intrekking eerdere nadere regels

Met de inwerkingtreding van deze Nadere regels vervallen de eerder door het college op 11 september 2018 en 11 februari 2020 vastgestelde nadere regels.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 1 mei 2021.

 

 

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 1 februari 2021.

De loco-secretaris,

de burgemeester,

Naar boven