Gemeenteblad van Soest
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Soest | Gemeenteblad 2021, 77070 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Soest | Gemeenteblad 2021, 77070 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Soest houdende regels omtrent de huisvesting (Huisvestingsverordening gemeente Soest 2021)
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
HOOFDSTUK 2. Verdeling van woonruimte
Artikel 7. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard of grootte
Artikel 10. Voorrang bij urgentie
De woningzoekenden benoemd in lid 2 dienen minimaal één jaar ingezetene te zijn dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene te zijn geweest van de gemeente Soest. Bij woningzoekenden als genoemd in lid 2 onder b dient ofwel de mantelzorgverlener ofwel de mantelzorgontvanger hieraan te voldoen.
Artikel 12b Criteria voor mantelzorgurgentie
Artikel 12e Criteria voor een medische indicatie
Van een medische indicatie als bedoeld in artikel 10 lid 2e is sprake in de volgende gevallen:
Indien - eventueel op advies van een door burgemeester en wethouders in te schakelen onafhankelijk medisch adviesorgaan - is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is. Hierbij dient een relatie te bestaan tussen de medische problematiek en de huidige woonsituatie, en er naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen andere mogelijkheid bestaat om het woonruimteprobleem op te lossen;
indien in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verhuizing wordt aanbevolen in verband met moeilijkheden bij het normale gebruik van de woning, vanwege aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, kan urgentie worden verleend, mits verhuizen naar oordeel van burgemeester en wethouders spoedeisend is en de goedkoopst adequate voorziening is. Burgemeester en wethouders kunnen afspraken maken over een jaarlijks contingent voor deze categorie urgenten.
Artikel 12f Criteria voor een sociale indicatie
Urgentie op grond van echtscheiding als bedoeld in lid 1 onder a is slechts mogelijk als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Aantoonbaar is dat minimaal één inwonend(e) minderjarige kind het hoofdverblijf heeft bij de ouder die de urgentie aanvraagt. Een kind heeft het hoofdverblijf bij de woningzoekende ouder als uit het ouderschapsplan blijkt dat het kind gemiddeld, bezien over een kalenderjaar, minimaal 50% van de week bij die ouder woont;
Urgentie op grond van verbreking vorm van samenleving als bedoeld in lid 1 onder b is slechts mogelijk als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Aantoonbaar is dat de samenleving is beëindigd. De beëindiging van de samenleving kan bijvoorbeeld worden aangetoond met een notariële akte, ondersteund door ander bewijs waaruit de beëindiging blijkt. Zoals een uittreksel uit de Basisregistratie Personen, bankafschriften, gegevens van de belastingdienst en andere officiële instanties en bewijs van beëindiging van gezamenlijke rekeningen en andere overeenkomsten.
Aantoonbaar is dat minimaal één minderjarig kind het hoofdverblijf heeft bij de ouder die de urgentie aanvraagt. Een kind heeft het hoofdverblijf bij de woningzoekende ouder als uit het ouderschapsplan blijkt dat het kind gemiddeld, bezien over een kalenderjaar, minimaal 50% van de week bij die ouder woont. Bij afwezigheid van een ouderschapsplan kan dit worden aangetoond met een notariële akte of een ander door een onafhankelijke partij opgesteld en door beide partijen ondertekend document;
Degenen die te maken hebben met ernstige, levensbedreigende problemen in relatie tot de huidige woning als bedoeld in lid 1 onder c kunnen uitsluitend in aanmerking komen voor urgentie indien kan worden onderbouwd dat er sprake is geweest van zeer ernstige, direct tegen het leven gerichte mishandeling, terwijl er gegronde vrees is voor herhaling. Hierbij dient een relatie te bestaan tussen de problematiek en de huidige woonsituatie. Daarnaast moet een andere woning binnen dezelfde gemeente kunnen bijdragen aan een oplossing van de huidige levensbedreigende woonsituatie.
Degenen die te maken hebben met dreigende dakloosheid zoals benoemd in lid 1 onder d kunnen uitsluitend in aanmerking komen voor een urgentie indien de woning aantoonbaar door een calamiteit (bijvoorbeeld brand) ernstig is beschadigd en daardoor onbewoonbaar is geraakt en er niet kan worden voorzien in andere woonruimte.
Artikel 12g Criteria voor een financiële indicatie
Van een financiële indicatie als bedoeld in artikel 10 lid 2g is sprake in het volgende geval: Zij die een dure huurwoning of een koopwoning verlaten om een goedkopere huurwoning te betrekken, waarbij als voorwaarde geldt dat het huishoudinkomen te laag is om de huur of hypotheek van de huidige woning te betalen, en daarvoor een woonkostentoeslag ontvangen van de gemeente Soest.
Artikel 14. Vervallen, intrekken, wijzigen of verlengen urgentie
Burgemeester en wethouders kunnen de geldigheidsduur van de urgentieverklaring met drie maanden verlengen indien er aantoonbaar voldoende is gereageerd op het aanbod overeenkomstig het zoekprofiel en de woningzoekende geen aanbieding van passende woonruimte heeft geweigerd gedurende de periode waarvoor de verklaring is verleend.
Ter bepaling van de rangorde bij het aanbodmodel worden alle belangstellende woningzoekenden, met inachtneming van de voorrangsbepalingen als bedoeld in de artikelen 7, 8, en 9 , op datum van inschrijving als bedoeld in artikel 4 gerangschikt. De woonruimte wordt voor verhuring aangeboden aan de woningzoekende met de langste inschrijfduur.
Artikel 16c Directe bemiddeling
Als andere doorstroom-, doorschuif- of voorrangsregelingen geen oplossing bieden, mogen de woningcorporaties op voordracht van de wooncoach woningzoekenden vanaf 65 jaar die andere woonruimte nodig hebben direct bemiddelen. Burgemeester en wethouders kunnen afspraken maken met de woningcorporaties over een jaarlijks contingent voordrachten.
HOOFDSTUK 3. Verdere bepalingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van bevoegdheden krachtens deze verordening te mandateren aan de partijen die met de uitvoering van de woonruimteverdeling belast zijn.
HOOFDSTUK 4. Overgangs- en slotbepalingen
Ingezetenen van de gemeente Soest die uiterlijk 1 juli 2021 zijn ingeschreven als woningzoekenden als bedoeld in artikel 4 krijgen drie jaar inschrijfduur bijgeteld op het moment dat zij reageren op een woning in de gemeente Soest, tenzij zij voor een overgangsregeling in een andere gemeente in aanmerking komen en daarvoor kiezen.
Op een aanvraag om vergunning, een verzoek om inschrijving, verlening van urgentie of toestemming anderszins, welke is ingediend voor het tijdstip waarop deze verordening in werking is getreden en waarop op genoemd tijdstip nog niet onherroepelijk is beschikt, blijven de bepalingen van de huisvestingsverordening van kracht die golden op het moment van indiening van het verzoek van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen heeft gegeven dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.
Uitgangspunten Huisvestingswet 2014
De Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) biedt gemeenten het (uitputtende) instrumentarium in te grijpen in de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Gebruikmaken van dit instrumentarium – door een Huisvestingsverordening vast te stellen – is niet vanzelfsprekend en dient periodiek onderbouwd en getoetst te worden.
Het instrumentarium bestaat uit het vaststellen van een Huisvestingsverordening, die regels bevat met betrekking tot het in gebruik geven en nemen van goedkope woonruimte en/of het wijzigen van de samenstelling van de woningvoorraad.
Het uitgangspunt van de wet is de vrijheid van vestiging. Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, heeft het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en te vestigen. Dit grondrecht kan alleen worden beperkt indien noodzakelijk voor het algemeen belang in een democratische samenleving. Dat belang kan volgens de wet gelegen zijn in het tegengaan van de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte. Als hier aantoonbaar sprake van is – en als het instrumentarium van de wet geschikt en proportioneel is om die effecten te bestrijden – kunnen gemeenten verdelingsregels stellen. De schaarste kan betrekking hebben op schaarste aan goedkope woonruimte in het algemeen, schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen of schaarste aan woonruimte voor de huidige inwoners van een gemeente.
Het bestaan van schaarste op zich is onvoldoende reden om van de wet gebruik te maken: er moet tevens sprake zijn van verdringing van kwetsbare groepen, als gevolg van die schaarste. Teneinde de rechten van woningzoekenden niet onnodig te beperkten, dient ingrijpen beperkt te blijven tot die delen van de woningmarkt waar de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste zich voordoen.
Sturing in de woonruimteverdeling beperkt zich tot de goedkope woonruimtevoorraad die bestemd is voor verhuur. De vaste huurprijsgrens is vervallen; gemeente wijst zelf de schaarse, goedkope voorraad aan en maakt deze daarmee vergunningplichtig. Bemoeienis van de gemeente met de verdeling van woonruimte boven de in de verordening genoemde prijsgrens is uitgesloten.
Het is verboden de in de verordening aangewezen woonruimte zonder huisvestingsvergunning in gebruik te nemen of te geven. Woonruimteverdeling op basis van de wet gebeurt dus aan de hand van een vergunningensysteem. Burgemeester en wethouders kunnen de bevoegdheid om vergunningen te verlenen mandateren aan verhuurders, bijvoorbeeld de (samenwerkende) corporaties. De gemeente Soest heeft dit gedaan.
Wijziging Huisvestingswet 2014 per 1 juli 2017
Vergunninghouders zijn als verplichte urgentiecategorie geschrapt bij wet van 14 december 2016 tot ‘Wijziging van de Huisvestingswet 2014 inzake de huisvesting van vergunninghouders’. Bij deze wet is artikel 12, derde lid, van de Huisvestingswet 2014 zodanig gewijzigd dat vergunninghouders niet meer behoren tot de wettelijk verplichte voorrangscategorie. De wet voegt echter ook een vierde lid aan artikel 12 van de Huisvestingswet 2014 toe met als verplichting voor gemeenten om in de huisvestingsverordening vast te leggen op welke wijze de gemeente voldoet aan de zorg voor de voorziening in de huisvesting van vergunninghouders in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling, behoudens in die gevallen dat burgemeester en wethouders daarin op andere wijze voorzien. De gemeente Soest heeft ervoor gekozen om vergunninghouders als urgentiecategorie overeind te houden gelet op de taakstelling.
In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven behandeld.
In dit artikel zijn begrippen beschreven zoals die zijn opgenomen in de Huisvestingsverordening gemeente Soest 2021.
Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën goedkope woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend.
Deze verordening heeft betrekking op alle zelfstandige huurwoningen onder de huurtoeslaggrens in eigendom bij woningcorporaties, met uitzondering van (standplaatsen voor) woonwagens en huurwoningen die vallen onder de leegstandswet. Hiermee wordt de werking van de verordening beperkt tot dat specifieke deel van de woningmarkt waarop de schaarste en verdringing zich voordoet.
Woonruimten met een huur boven de huurprijsgrens en/of in eigendom van particuliere verhuurders kunnen zonder huisvestingsvergunning worden gehuurd of verhuurd.
Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning
Deze bepaling is in de eerste plaats een uitwerking van artikel 9 van de wet waarin dwingend is bepaald dat als de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan artikel 7 van de wet (aanwijzing vergunningplichtige woonruimten), hij in de huisvestingsverordening de criteria vastlegt voor de verlening van huisvestingsvergunningen. De gemeenteraad is vrij in het vaststellen van die criteria. Deze bepaling is in de tweede plaats een uitwerking van artikel 10, eerste lid, van de wet waarin in het belang van de transparantie van het huisvestingsvergunningstelsel is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening vastlegt welke categorieën woningzoekenden in aanmerking komen voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning.
In het tweede lid van artikel 10 van de wet is bepaald dat voor een huisvestingsvergunning slechts in aanmerking komen woningzoekenden die de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, of vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf in Nederland hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000. Woningzoekenden die niet aan de criteria voldoen komen in geen geval in aanmerking voor een huisvestingsvergunning.
Artikel 4. Inschrijfsysteem van woningzoekenden
Deze bepaling is gegrond op artikel 4, eerste lid, onder a, van de wet. Het hanteren van eenzelfde inschrijfsysteem bevordert de transparantie en vermindert de administratieve lasten voor de burger.
Het in het vierde lid genoemde bewijs van inschrijving is vormvrij.
Artikel 5. Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 5 van de wet. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze van aanvragen van vergunningen en de gegevens die door de aanvrager worden verstrekt bij de aanvraag van een vergunning. De in het tweede lid genoemde gegevens met betrekking tot adres, woonplaats, geboortedatum en, indien van toepassing, verblijfstitel zijn noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen van artikel 10, tweede lid, van de wet. Zie hierover nader de toelichting onder artikel 3.
De huisvestingsvergunning wordt aangevraagd bij de ondertekening van de huurovereenkomst en verstrekt door de woningcorporaties in mandaat namens burgemeester en wethouders.
In artikel 18 van de wet zijn intrekkingsgronden voor de huisvestingvergunning opgenomen. Zo kan de vergunning worden ingetrokken als de vergunninghouder de in die vergunning vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening gestelde termijn in gebruik heeft genomen (zie het derde lid, onder d) of als de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens (zie het tweede lid) waarvan deze wist of moest vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren. Deze intrekkingsgronden gelden rechtstreeks op grond van de wet en zijn in de verordening niet herhaald.
Artikel 6. Bekendmaking aanbod van woonruimte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 20 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad regels kan stellen over de wijze van bekendmaking van de beschikbaarheid van vergunningplichtige woonruimte. Transparantie in het woningaanbod draagt voor woningzoekenden bij aan het gericht vinden van voor hen beschikbare woonruimte.
Artikel 7. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard of grootte
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 11 van de wet. Hierin is bepaald dat de gemeenteraad In de huisvestingsverordening kan bepalen dat bij woonruimte van een bepaalde aard, grootte of prijs voorrang wordt gegeven aan aangewezen categorieën woningzoekenden. In deze huisvestingsverordening is alleen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid bij woonruimte van een bepaalde aard of grootte.
In het tweede lid zijn ‘labels’ aangemerkt die verhuurders bij het aanbieden van woonruimte op deze woonruimte kunnen plakken. Als zij hiervoor kiezen, dan geldt de bij het ‘label’ behorende voorrangsregel, waarbij andere woningzoekenden niet worden uitgesloten van het aanbod.
Artikel 8. Voorrang bij economische of maatschappelijke binding
Deze bepaling is gegrond op artikel 14 van de wet. Hierin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat bij de verlening van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de woningmarktregio, de gemeente of een tot de gemeente behorende kern voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte. Een woningzoekende is economisch gebonden aan het in de verordening aangewezen gebied als hij met het oog op de voorziening in het bestaan een redelijk belang heeft zich in dit gebied te vestigen; en hij is maatschappelijk gebonden als hij een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, of ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest (artikel 14, derde lid, van de wet).
Het is met dit artikel in de verordening mogelijk om voor ten hoogste 50% van het woningaanbod voorrang te geven aan woningzoekenden met een economisch of maatschappelijke binding aan de woningmarktregio. Deze regio omvat de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk, Soest en Woudenberg. Bij ten hoogste de helft van dit woningaanbod (dus ten hoogste 25% van het totale woningaanbod) kan voorrang worden gegeven aan woningzoekenden met een economische of maatschappelijke binding aan Soest. De bindingseisen zijn geen toelatingscriterium voor de huisvestingsvergunning maar een rangordecriterium.
Burgemeester en wethouders kunnen de voorrangsbepaling uit dit artikel nader uitwerken in beleidsregels.
Artikel 9. Voorrang bij doorstromen en doorschuiven
Het eerste lid van dit artikel geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om in overleg met de woningcorporaties en de huurdersorganisaties een regeling op te stellen om de doorstroming binnen de sociale huurwoningvoorraad te vergroten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een voorrangsregeling voor personen die een grote sociale huurwoning achterlaten en willen verhuizen naar een kleiner appartement. Daarnaast wordt regionaal overlegd over een regeling waarbij woningzoekenden een deel van hun inschrijfduur behouden als zij zich na acceptatie van een woning binnen een jaar weer inschrijven als woningzoekenden. Het is op het moment van opstellen van deze verordening nog niet bekend hoe deze regionale regeling er precies uit komt te zien en of deze regeling via dit artikel kan worden geïmplementeerd.
Het tweede lid van dit artikel geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om in overleg met de woningcorporaties en de huurdersorganisaties een regeling op te stellen voor het doorschuiven van huurders binnen een complex. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan ouderen met mobiliteitsproblemen die naar een beter toegankelijke woonruimte (bijvoorbeeld op de begane grond) binnen hetzelfde complex willen verhuizen.
Artikel 10. Voorrang bij urgentie
De wet biedt de mogelijkheid een urgentieregeling op te stellen, ook wanneer geen sprake is van schaarste aan goedkope woonruimte (artikel 12 van de wet). In de huisvestingsverordening kan overeenkomstig artikel 12 van de wet bepaald worden dat voor een of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte – welke niet dezelfde hoeven te zijn als zijn aangewezen in artikel 2 – bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. In het tweede lid zijn de urgentiecategorieën vastgelegd waarin urgent woningzoekenden worden ingedeeld. Personen die in blijf-van-mijn-lijfhuizen verblijven, en woningzoekenden die mantelzorg verlenen of ontvangen behoren in ieder geval tot de urgente woningzoekenden (artikel 12, derde lid, van de wet). Deze groepen kunnen dus niet van indeling in een urgentiecategorie worden uitgesloten. Met de toevoeging van vergunninghouders als urgentiecategorie in dit artikel wordt aan de wettelijke verplichting van artikel 12, vierde lid, van de Huisvestingswet 2014 voldaan.
Artikel 11. Verzoek om indeling in een urgentiecategorie
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 13 van de wet, waarin is bepaald dat burgemeester en wethouders beslissen over de indeling van woningzoekenden in de urgentiecategorieën. Hierbij is expliciet bepaald dat burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid mandaat kunnen verlenen. Voorts is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze waarop woningzoekenden kunnen verzoeken om indeling in een urgentiecategorie.
De motivering, bedoeld in het eerste lid onder c, kan bijvoorbeeld omvatten: de aard van de persoonlijke problematiek, de relatie van deze problematiek met de huidige woonsituatie en de argumentatie op grond waarvan verhuizing op korte termijn absoluut noodzakelijk is.
Voor een advies als bedoeld in het derde lid, kunnen burgemeester en wethouders bijvoorbeeld bij een verzoek om een medische indicatie een medisch adviseur aanwijzen.
Artikel 12 Algemene criteria voor urgentie
Voor het toekennen van urgentie is een aantal criteria vastgelegd in deze verordening. Het hoofduitgangspunt is dat een urgentieverklaring alleen wordt toegekend indien sprake is van een noodsituatie op het gebied van het wonen, die het noodzakelijk maakt dat direct dan wel op korte termijn, maar uiterlijk binnen 12 maanden een (andere) woonruimte beschikbaar komt.
Verder worden de volgende algemene uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:
Ter verduidelijking worden hieronder een aantal voorbeelden gegeven van omstandigheden, waarbij de aanvrager NIET in aanmerking komt voor een urgentie:
Artikel 15. Rangorde woningzoekenden met urgentie
In deze bepaling is in aansluiting op de urgentieregels van deze verordening een rangorde voor toewijzing van woonruimte gegeven voor de gevallen waarin er meer dan één urgente gegadigde is voor een bepaalde woonruimte.
Geregeld is dat woonruimte op drie manieren kan worden aangeboden en verdeeld: via het aanbodmodel, via loting en via directe bemiddeling.
Artikel 17. Vruchteloze aanbieding
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 17 van de wet. Na twee keer vruchteloos adverteren kan de woning worden aangeboden en/of toegewezen, waarbij van de doelgroepbepaling (artikel 7) en van de bindingsbepaling (artikel 8) kan worden afgeweken.
Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid om in overleg met de woningcorporaties en de huurders te komen tot experimenten om bijvoorbeeld de doorstroming binnen de sociale huurwoningvoorraad te vergroten. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan het in staat stellen van senioren om passender te gaan wonen (van groot naar beter).
Artikel 22. Bestuurlijke boete
Deze bepaling is een uitwerking van artikel 35 van de wet. Hierin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in de artikelen 8, 21 of 22, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26 van de wet. In deze huisvestingsverordening is alleen overtreding van het verbod als bedoeld in artikel 8 van de wet van toepassing (het zonder vergunning in gebruik geven of nemen van woonruimte).
Naast het bepalen dat de bestuurlijke boete kan worden opgelegd, bepaalt de raad in de verordening ook de hoogte van de boete die voor verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het daadwerkelijk opleggen van een bestuurlijke boete.
De wet geeft alleen bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden. Het gewone strafrecht geldt daarnaast bij overtreding van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld in geval van valsheid in geschrifte of bedreiging).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-77070.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.