Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp houdende regels omtrent de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang (Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2021)

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het advies van de afdeling beleid d.d. 2 maart 2021;

 

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal domein d.d. 11 februari 2021;

 

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen die in acht dienen te worden genomen bij aanvragen voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als er sprake is van sociaal medische indicatie voor ouder(s) en/of verzorger(s) of kind;

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie gemeente Pijnacker-Nootdorp 2021:

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begripsbepalingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.

Artikel 2. Doelgroep

De beleidsregels zijn van toepassing op de ouder(s) en/of verzorger(s), die woonachtig is in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, hetgeen blijkt uit een inschrijving in de Basisregistratie Personen, en:

  • a.

    die tot de categorie personen behoort met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en voor wie bij besluit als bedoeld in artikel 6 is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken, of

  • b.

    die een kind heeft ten aanzien van wie bij besluit als bedoeld in artikel 6 is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag om een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie wordt bij het college ingediend op het daartoe bestemde aanvraagformulier.

  • 2.

    Een aanvraag bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      naam, adres, Burgerservicenummer, geboortedatum van de ouder(s) en/of verzorger(s);

    • b.

      indien van toepassing: naam, Burgerservicenummer, geboortedatum van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder(s) en/of verzorger(s): het adres van de partner;

    • c.

      naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop deze aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      bewijsstukken waaruit het bruto verzamelinkomen van de ouder(s) en/of verzorger(s) en diens eventuele partner blijkt;

    • e.

      onderbouwing van de noodzaak en het beoogd resultaat van de aangevraagde kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie, alsmede het aangevraagde aantal dagdelen;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten.

Artikel 4. Ingangsdatum

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf de aanvraagdatum doch niet eerder dan dat er daadwerkelijk kosten voor kinderopvang worden gemaakt.

  • 2.

    Een aanvraag kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend.

Artikel 5. Voorliggende voorzieningen

  • 1.

    Een tegemoetkoming wordt geweigerd als de ouder(s) en/of verzorger(s) aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Tot de voorliggende voorzieningen wordt in ieder geval gerekend:

    • a.

      kinderopvangtoeslag op grond van het besluit kinderopvangtoeslag;

    • b.

      een voorziening op grond van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

    • c.

      een voorziening op grond van de Wet langdurige zorg;

    • d.

      een voorziening op grond van de Jeugdwet;

    • e.

      een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • f.

      een medisch kinderdagverblijf;

    • g.

      een bijdrage van de werkgever;

    • h.

      een adequate (opvang)voorziening in niet-professionele zin (eigen netwerk, eigen kracht initiatieven, zorgverlof, etc.)

    • i.

      overige algemeen toegankelijke voorzieningen (ondersteuning van het kernteam, jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk en welzijnswerk).

Artikel 6. Vaststelling van de sociaal medische indicatie

  • 1.

    Het college stelt vast of de ouder(s) en/of verzorger(s) een persoon is:

    • a.

      met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking en in welke mate om die reden, kinderopvang noodzakelijk is, of;

    • b.

      die een kind heeft waarvoor en in welke mate kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

  • 2.

    Het college stelt de noodzakelijkheid van kinderopvang als bedoeld in het eerste lid vast middels een sociaal medisch advies van een door het college aangewezen onafhankelijk sociaal medisch adviseur als bedoeld in artikel 7.

  • 3.

    Van het opvragen van sociaal medisch advies als bedoeld in het tweede lid wordt afgezien, indien naar het oordeel van het college op basis van schriftelijk advies van een onafhankelijke deskundige als bedoeld in artikel 7, tweede lid, in voldoende mate is aangetoond dat sprake is van ernstige sociaal-medische problematiek die kinderopvang noodzakelijk maakt.

  • 4.

    Indien er sprake is van een voorliggende voorziening, ziet het college af van de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie.

  • 5.

    Het college kan gemotiveerd afwijken van het sociaal medisch advies, indien dit naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk wordt geacht.

  • 6.

    Het college kan periodiek een herindicatie verrichten van personen als bedoeld in artikel 2. De herindicatie vindt plaats conform de bepalingen in deze beleidsregels.

Artikel 7. Sociaal medisch advies

  • 1.

    Het sociaal medisch advies bevat in ieder geval:

    • a.

      de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;

    • b.

      de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht;

    • c.

      de duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

  • 2.

    Onderstaande adviseurs worden in ieder geval aangemerkt als onafhankelijke deskundigen die middels een schriftelijk advies een indicatie geven omtrent de sociaal- medische problematiek op grond waarvan kinderopvang noodzakelijk wordt geacht:

    • a.

      een verpleegkundige of arts van het consultatiebureau, GGD of thuiszorg;

    • b.

      een (ortho)pedagoog;

    • c.

      een psycholoog;

    • d.

      een psychiater;

    • e.

      medewerker kernteam van de gemeente Pijnacker-Nootdorp.

Artikel 8. Hoogte van de tegemoetkoming

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt inkomensafhankelijk vastgesteld op basis van de kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst, rekening houdend met het inkomen van de ouder(s) en/of verzorger(s) en zijn/haar (eventuele) partner.

  • 2.

    Het college gaat bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming uit van het wettelijk maximumuurtarief, welke is vastgesteld door de Belastingdienst.

Artikel 9. Geldigheidsduur en eenmalige verlenging van de indicatie

  • 1.

    De indicatie geldt in beginsel voor maximaal 6 maanden.

  • 2.

    Iedere aanvraag kan eenmalig worden gedaan voor elk kind met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging.

  • 3.

    De indicatie als bedoeld in het eerste lid kan eenmalig worden verlengd met zes maanden, nadat een aanvraag om verlenging door aanvrager is ingediend en de noodzaak van verlenging is vastgesteld door het college.

  • 4.

    Een aanvraag om verlenging als bedoeld in het derde lid dient uiterlijk op de einddatum van de indicatie door de aanvrager te zijn ingediend.

Artikel 10. Beperking duur tegemoetkoming

De tegemoetkoming kinderopvang kan in ieder geval eerder worden ingetrokken dan de door het college vastgestelde duur indien:

  • a.

    de ouder(s) en/of verzorger(s) niet voldoet aan de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 13 van deze beleidsregels;

  • b.

    er geen of in onvoldoende mate gebruik wordt gemaakt van de kinderopvang;

  • c.

    de ouder(s) en/of verzorger(s) of het kind niet meer woonachtig is in de Gemeente Pijnacker-Nootdorp;

  • d.

    de ouder(s) en/of verzorger(s) aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening (zie artikel 5);

  • e.

    de sociaal-medische indicatie komt te vervallen.

Artikel 11. Omvang van de kinderopvang

  • 1.

    Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat op grond van de sociaal medische advies dan wel dat naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is, met een maximum van 2 dagen, oftewel 4 dagdelen per week.

  • 2.

    Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren buitenschoolse opvang dat op grond van het sociaal medisch advies dan wel dat naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is, met een maximum van 1 dag per week.

Artikel 12. Inspanningsverplichting

  • 1.

    De ouder(s) en/of verzorger(s) doet al het mogelijke om de periode waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 2.

    De ouder(s) en/of verzorger(s) doet al het mogelijke om het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 3.

    De ouder(s) en/of verzorger(s) verleent medewerking aan de begeleiding door het kernteam gedurende de duur van de indicatie, om de noodzakelijke kinderopvang zo kort mogelijk te laten zijn.

Artikel 13. Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder(s) en/of verzorger(s) doet het college uiterlijk binnen 2 weken na het bekend worden daarvan uit eigenbeweging schriftelijke mededeling van inlichtingen en gegevens die van invloed zijn op het recht op de tegemoetkoming dan wel kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder(s) en/of verzorger(s) verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem/haar en diens partner die voor de aanspraak op en de hoogte of duur van de tegemoetkoming voor de gemeente van belang zijn.

  • 3.

    Indien de ouder(s) en/of verzorger(s) de inlichtingenplicht, zoals genoemd in het eerste en tweede lid, schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming dan wel een te hoog vastgestelde tegemoetkoming heeft ontvangen, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 14. Wijze van afhandeling

  • 1.

    Afhandeling gebeurt door de afdeling Sociaal Domein op aanvraag door de ouder(s) en/of verzorger(s).

  • 2.

    De aanvraag voor een gemeentelijke bijdrage voor de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie t.b.v. personen behorende tot de in artikel 2 genoemde doelgroep wordt in behandeling genomen nadat de aanvrager een aanvraagformulier heeft overgelegd inclusief de benodigde bewijsstukken.

  • 3.

    Indien de aanvrager een bewijsstuk overlegt waarmee in voldoende mate is aangetoond dat sprake is van sociaal-medische problematiek die kinderopvang noodzakelijk maakt, neemt de gemeente een besluit op de aanvraag.

  • 4.

    Indien de aanvrager geen bewijsstuk overlegt zoals bedoeld in het derde lid zal de gemeente een schriftelijk advies aanvragen bij een onafhankelijk adviseur zoals genoemd in artikel 7, tweede lid. Na ontvangst van het schriftelijke advies neemt de gemeente een besluit op de aanvraag.

  • 5.

    Indien de gemeente een toekennend besluit heeft genomen dient de persoon aan wie het besluit is gericht de afgifte indicatie Plaatsingsovereenkomst met kinderopvang inclusief een overzicht van de maandelijkse kosten van de geïndiceerde kinderopvang te overleggen.

  • 6.

    Na ontvangst van het onder vijfde lid genoemde bewijsstuk wordt de aanvrager in kennis gesteld middels een beschikking waarin is opgenomen:

    • a.

      de hoogte en betaalwijze van de gemeentelijke bijdrage;

    • b.

      de hoogte en betaalwijze van de eigen bijdrage;

    • c.

      de duur van de toegekende periode van tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie;

    • d.

      de verplichtingen van de ouder(s) en/of verzorger(s) en eventuele partner tot het schriftelijk verstrekken van inlichtingen bij tussentijdse wijzingen (zoals beëindiging plaatsingsovereenkomst alsmede wijziging in uren, dagen, of locatie).

Artikel 15. Hardheidsclausule

In omstandigheden waarbij de afwijzing van een aanvraag krachtens deze regels of de toepassing van bepalingen in deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kan het college ten gunste van de aanvrager van deze regels afwijken.

Artikel 16. Inwerkingtreding en intrekking vorige beleidsregels

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 april 2021.

  • 2.

    De Beleidsregels tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2017 worden gelijktijdig ingetrokken.

  • 3.

    Ouder(s) en/of verzorger(s) die op 31 maart 2021 reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van de sociaal medische indicatie ontvingen, kunnen nog eenmalig een verlenging van maximaal 6 maanden aanvragen.

Artikel 17. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie 2021.

Vastgesteld in de vergadering van 2 maart 2021.

het college van Pijnacker-Nootdorp,

drs. J.P.R. Woudstra

secretaris

mw. F. Ravestein

burgemeester

Algemene toelichting

Sociaal Medische Indicatie (SMI) is een vangnetregeling die gemeenten de mogelijkheid geeft om gezinnen tijdelijk financieel te ondersteunen in de kosten van de kinderopvang als zij door bepaalde medische of sociale omstandigheden tijdelijk niet in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag komen. De ouder(s) en/of verzorger(s) of beide ouder(s) en/of verzorger(s)s kunnen niet werken door (psychische) ziekte of door een crisis in het gezin. Het uiteindelijke streven is om het gezin in de positie te krijgen dat de ouder(s) en/of verzorger(s)s weer meedoen aan het arbeidsproces en/of er weer een opvoedingssituatie in het gezin komt die de SMI overbodig maakt. SMI kan ook worden ingezet om de inzet van duurdere voorzieningen te voorkomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Geen toelichting.

 

Artikel 2. Doelgroep

Een ouder(s) en/of verzorger(s) kan een vergoeding voor de kosten van kinderopvang ontvangen als vast staat dat het om sociaal-medische redenen noodzakelijk is dat (en in welke mate) gebruik wordt gemaakt van kinderopvang.

 

Artikel 3. Aanvraag

Geen toelichting.

 

Artikel 4. Ingangsdatum

Een aanvraag kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend. Bij een toekenning wordt de tegemoetkoming verstrekt vanaf aanvraagdatum en niet eerder dan dat er daadwerkelijk kosten kinderopvang op grond van de sociaal medische indicatie zijn.

 

Artikel 5. Voorliggende voorzieningen

Op de voorliggende voorzieningen genoemd onder sub d en e kan een uitzondering worden gemaakt. Indien de inzet van een tegemoetkoming op grond van de SMI een goedkopere oplossing is voor een dure jeugdhulpvoorziening of een WMO voorziening, dan wordt de voorkeur gegeven aan een tegemoetkoming op grond van de SMI.

 

Artikel 6. Vaststelling van de sociaal medische indicatie

Met deze bepaling worden de VNG richtlijnen gevolgd. De gemeente kan slechts dan een voorziening aanbieden indien de aanvrager inwoner is van Pijnacker-Nootdorp. Van belang is dat de grondslag voor een sociaal-medische indicatie kan liggen bij zowel de ouder(s) en/of verzorger(s) als bij de inwonende kind(eren).

 

Artikel 7. Sociaal medisch advies

Deze bepaling dient als waarborg dat een indicatie advies is gebaseerd op het oordeel van een onafhankelijke deskundige. Voorts wordt aangegeven welke adviseurs als onafhankelijk worden aangemerkt. Huisartsen vallen hier niet onder.

 

Artikel 8. Hoogte van de tegemoetkoming

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is geregeld dat ouder(s) en/of verzorger(s) die aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouder(s) en/of verzorger(s) met een inkomen op minimum niveau ontvangen een tegemoetkoming die vrijwel alle kosten dekt. Met betrekking tot de tegemoetkoming aan sociaal medisch geïndiceerde personen wordt de hoogte van de tegemoetkoming eveneens afgestemd op het inkomen van de aanvrager en de eventuele partner.

Het maximumuurtarief is het bedrag waarover een ouder(s) en/of verzorger(s) maximaal een vergoeding kan krijgen voor de kosten van kinderopvang. Alle kosten boven dit bedrag betalen ouder(s) en/of verzorger(s) volledig zelf. Jaarlijks worden de maximum uur prijzen van de kinderopvangtoeslag opnieuw vastgesteld. Deze worden aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling.

 

Artikel 9. Geldigheidsduur en eenmalige verlenging van indicatie

In lid 1 wordt de termijn waarover de tegemoetkoming SMI wordt toegekend gemaximeerd, waarmee het tijdelijke karakter van de regeling wordt benadrukt. Er wordt ervan uitgegaan dat er binnen 6 maanden een oplossing dan wel hulp georganiseerd is. Indien mogelijk wordt de voorziening eerder afgebouwd.

In lid 2 staat vermeld dat iedere aanvraag eenmalig voor elk kind kan worden ingediend. Indien bij een aanvraag de maximale termijn van 6 maanden (met een eventuele verlening van maximaal 6 maanden) is bereikt, dan kan voor dat kind niet opnieuw een aanvraag worden ingediend.

In lid 3 wordt, indien nodig, mogelijk gemaakt dat er eenmalig een verlenging van 6 maanden kan worden aangevraagd, voor die gevallen waar de maximale termijn van 6 maanden onvoldoende blijkt.

In lid 4 wordt vermeldt dat een aanvraag om verlenging uiterlijk 6 weken voor het bereiken van de einddatum van de indicatie door de aanvrager moet zijn ingediend. De verlenging van de indicatie dient aan te sluiten op de eerder afgegeven indicatie.

 

Artikel 10. Beperking duur tegemoetkoming

In dit artikel wordt de een niet-limitatieve opsomming gegeven van situaties waarin het college de tegemoetkoming kinderopvang in ieder geval kan intrekken.

 

Artikel 11. Omvang kinderopvang

Met dit artikel wordt vastgesteld dat over maximaal vier dagdelen kinderopvang per week de tegemoetkoming SMI wordt verstrekt. Voor de buitenschoolse opvang is dit maximaal 1 dag per week.

Bij kinderen vanaf de leeftijd van 10 jaar wordt de zelfredzaamheid van een kind meegewogen in de beoordeling van het recht op de tegemoetkoming SMI. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de leeftijdgrens zoals deze ook geldt in het leerlingenvervoer.

 

Artikel 12. Inspanningsverplichting

Aan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI verbinden wij de verplichting dat de ouder(s) en/of verzorger(s) volledige inzet toont om de duur van de periode en het aantal uren kinderopvang zo kort mogelijk te laten zijn. De vergoeding van de kinderopvang is tijdelijk en heeft als doel de ouder(s) en/of verzorger(s) (tijdelijk) te ontlasten. Het doel is dat de ouder(s) en/of verzorger(s) op zoek gaat naar een andere passende oplossing en gaat werken aan het verminderen van de problemen.

De kernteams van de gemeente Pijnacker-Nootdorp voeren de regie en de ouder(s) en/of verzorger(s) dient zijn/haar volledige medewerking aan de begeleiding te verlenen. Met als doel om de periode van de opvang zo goed mogelijk te benutten zodat verlenging niet noodzakelijk is.

 

Artikel 13. Inlichtingenplicht

Ouder(s) en/of verzorger(s) dienen uit eigenbeweging schriftelijke mededeling van inlichtingen en gegevens die van invloed zijn op het recht op de tegemoetkoming dan wel kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming, te melden aan het college. Dit dient uiterlijk binnen twee weken bij het college te worden gemeld.

 

Artikel 14. Wijze van afhandeling

Om te garanderen dat aanvragen correct en tijdig worden afgehandeld is er voor gekozen om dit proces op te nemen in de regeling. Bij het aanvragen van deze voorziening wordt ook de eigen verantwoordelijkheid van de ouder(s) en/of verzorger(s) aangesproken. Derhalve is het belangrijk dat ook deze verantwoordelijkheden worden benoemd.

Naar boven