Beleidsregel tegemoetkoming kinderopvang via een Sociaal Medische Indicatie gemeente Almelo 2021

 

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Almelo;

 

gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang (Wko); artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 31, 32, 34 en 35 van de Participatiewet;

 

gezien het advies vanuit de ”Eindrapportage Preventie en algemene voorziening Jeugd – alternatief dagbesteding Jeugd”;

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de Beleidsregel tegemoetkoming kinderopvang via een Sociaal Medische Indicatie gemeente Almelo 2021”.

 

Inleiding

De regeling voor een sociaal medische indicatie biedt ouders financiële mogelijkheden om tijdelijk kinderopvang mogelijk te maken. Er zijn namelijk ouders die geen gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag, terwijl dat wel (zeer) wenselijk is. Dit zijn (alleenstaande) ouders die, als gevolg van sociaal-medische redenen, geen of maar beperkt recht hebben op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld als één van de ouders werkt, terwijl de andere ouder om sociale- of gezondheidsproblemen tijdelijk niet voor de kinderen kan zorgen. Voor deze kinderen is opvang via een sociaal medische indicatie mogelijk. Op die manier kan toegewerkt worden naar een structurele oplossing voor de gezinssituatie.

Het kan ook voorkomen dat het welbevinden en opgroeisituatie van het kind gevaar loopt door allerlei omstandigheden. Bij deze situaties is het belangrijk dat het kind meer tijd buitenshuis doorbrengt, in een veilige, gewone, pedagogisch verantwoorde en ontspannen omgeving.

De gemeente Almelo biedt deze regeling al langer aan, maar de huidige regeling is aan vernieuwing toe. Deze vernieuwde regeling maakt het mogelijk dat ouders langer gebruik kunnen maken van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Het doel van deze regeling is dat zowel de ouders als kinderen ondersteund kunnen worden. Het kind bijvoorbeeld om een dreigende ontwikkelingsachterstand te voorkomen. De ouder om bijvoorbeeld tijdelijk ontlast te worden.

 

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Doel van deze beleidsregel

Deze beleidsregel heeft als doel te voorzien in een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociale- en/of medische indicatie.

Artikel 2. Betekenis van de begrippen

1. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. adviesorgaan: de instelling die op verzoek van het college advies uitbrengt over de noodzaak van kinderopvang;

b. BSO: buitenschoolse opvang;

c. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo;

d. draagkracht: de draagkracht overeenkomstig het beleid voor de bijzondere bijstand;

e. de wet: de Wet Kinderopvang (Wko);

f. gemeente: de gemeente Almelo;

g. kind: het betreffende kind of kinderen;

h. kinderopvangorganisatie: een voorziening van kinderopvang zoals een BSO, een kinderdagverblijf of een gastouderbureau;

i. kinderopvang: de opvang van kinderen in een landelijk geregistreerde kinderopvang die woonachtig zijn in de gemeente Almelo volgens de Basisregistratie Personen (BRP);

j. LRK: Landelijk Register Kinderopvang;

k. Ouder of ouders: de ouder(s) of de wettelijke verzorger(s) van het kind;

l. professional: een onafhankelijke specialist, jeugdarts of jeugdverpleegkundige van het consultatiebureau, huisarts of een intaker en/of wijkcoach van de gemeente;

m. SMI: Sociaal Medische Indicatie;

n. VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie.

2. Voor zover niet anders is bepaald hebben begrippen in deze beleidsregel dezelfde betekenis als in de Wko of de Participatiewet.

 

Hoofdstuk 2: Doelgroep van deze beleidsregel

Artikel 3. Doelgroep

Deze beleidsregel is van toepassing op:

a. Een ouder met een aantoonbare lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking en/of verslaving waarbij is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maakt (om de ouder te ontlasten) en/of;

b. Ouders met een kind van wie is vastgesteld dat in het belang van een veilige, goede en gezonde ontwikkeling kinderopvang noodzakelijk is.

 

Hoofdstuk 3: Aanvraagproces en voorwaarden

Artikel 4. Aanvraag van een tegemoetkoming op basis van een Sociaal Medische Indicatie

1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociale en/of medische indicatie dient door de ouder(s) te worden ingediend bij het college.

2. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat tenminste:

a. Naam, adres en burgerservicenummer van de ouder(s);

b. Naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

c. Bewijsstukken waaruit het netto maandelijkse inkomen van de ouder(s) blijkt;

d. Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

 

Artikel 5. Voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen

Om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:

a. het betreffende kind of de betrokken ouder behoort tot de categorie personen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking en/of verslavingsproblemen en het staat vast dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maakt, of;

b. het betreffende kind groeit op in een (chronische) onveilige thuisomgeving, waarbij het essentieel is om het welbevinden van het kind te verhogen door het kind meer tijd te laten doorbrengen buiten het gezin, in een veilige, gewone, ontspannen en pedagogisch verantwoorde omgeving, zodat de kans op een gedwongen kader of uithuisplaatsing en psychische problemen van het kind op latere leeftijd verkleind worden, of;

c. er is vastgesteld dat er sprake is van een crisissituatie waardoor de ouder tijdelijk niet in staat is om de verzorging of betaling van kinderopvang op zich te nemen, of;

d. de ouder(s) van het kind kiest/kiezen niet voor kinderopvang, omdat ze het niet kunnen betalen, maar waarbij de opvang van het kind wel (zeer) gewenst is volgens een professional, of;

e. de noodzaak voor kinderopvang op basis van een SMI blijkt uit overlegging van een (medisch) advies door een onafhankelijke specialist en/of instelling of een professional van de gemeente.

 

Hoofdstuk 4: Toekenning van de tegemoetkoming

Artikel 6. Aanspraak op tegemoetkoming

1. De ouder of ouders maakt/maken aanspraak op een tegemoetkoming in de te betalen kosten van kinderopvang als:

a. de noodzaak voor kinderopvang blijkt op grond van het (medisch) advies van een huisarts, van een onafhankelijke specialist en/of instelling of door een professional van de gemeente, inclusief het noodzakelijke aantal opvanguren per dag en week en de verwachte noodzakelijke duur van de tegemoetkoming;

b. dit advies vergezeld gaat met een beschrijving van de aanpak van het onderliggende probleem, en;

c. de kinderopvang wordt verzorgd door een in het LRK geregistreerde kinderopvangorganisatie.

2. Het college kan ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid advies vragen bij een adviesorgaan.

3. Het college weigert een tegemoetkoming als de ouders aanspraak kunnen maken op een passende voorliggende voorziening zoals opvang via het eigen sociale netwerk, de Zorgverzekeringswet, de Wet kinderopvang of VVE.

 

Artikel 7. Omvang van de tegemoetkoming

1. Het college verleent een tegemoetkoming voor maximaal 25 uren opvang per week.

2. Ouders doen al het mogelijke om het aantal uren noodzakelijke opvang zo laag mogelijk te laten zijn.

 

Artikel 8. Duur van de tegemoetkoming

1. De tegemoetkoming wordt toegekend voor de duur van maximaal 12 maanden per jaar en kan, na een nieuwe aanvraag, worden verlengd.

2. Indien blijkt dat een verlenging van de tegemoetkoming noodzakelijk is, kan vanaf een maand voor afloop van de indicatie een nieuwe aanvraag ingediend worden volgens artikel 4 van deze beleidsregel.

3. Kinderopvang via een SMI is bedoeld als een tijdelijke oplossing en daarmee niet structureel van aard. Ouders doen dan ook al het mogelijke om de periode waarin opvang noodzakelijk is, zo kort mogelijk te laten zijn.

 

Artikel 9. Hoogte van de tegemoetkoming

1. Indien ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst, dan behoren de ouders hiervan gebruik te maken. Hierop is hoofdstuk 1, afdeling 2 (paragraaf 1 en 2) van de Wet kinderopvang van toepassing.

2. Indien ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst, dan vergoedt de gemeente maximaal de feitelijke kosten per uur.

 

Artikel 10. Betaling eigen bijdrage ouders

Ouders met een inkomen dat meer bedraagt dan de voor hen toepasselijke bijstandsnorm betalen in beginsel een eigen bijdrage ter hoogte van de draagkracht overeenkomstig de op dat moment geldende beleidsregel voor bijzondere bijstand van de gemeente Almelo.

 

Artikel 11. Aanmelding en betaling van de tegemoetkoming

1. De gemeente meldt het betreffende kind aan bij de opvang voor de duur van de tegemoetkoming die is toegekend.

2. De tegemoetkoming wordt rechtstreeks betaald aan de kinderopvangorganisatie.

3. De eventuele eigen bijdrage ter hoogte van de draagkracht, zoals bedoeld in artikel 10, betalen de ouders rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie.

 

Artikel 12. Wederkerigheid

1. In ruil voor de tegemoetkoming van de kosten voor kinderopvang moet de ouder (of de ouders) hulp zoeken voor het geconstateerde, onderliggende probleem en zich inzetten om het geconstateerde onderliggende probleem te verhelpen en/of te verminderen (wederkerigheid).

2. Indien een ouder niet aan de verplichtingen, zoals benoemd in lid 1, kan voldoen, in verband met bijzondere omstandigheden zoals een zwangerschap of ziekte, treedt de ouder in overleg met de betrokken professional om afspraken te maken of en zo ja op welke termijn en in welke opbouw wel aan de verplichting voldaan kan worden.

3. Indien de ouder zich onvoldoende inzet om het onderliggende probleem te verhelpen en/of te verminderen, dan kan de tegemoetkoming op basis van deze beleidsregel stopgezet worden.

 

Artikel 13. Begeleiding van ouders waarvan het kind opgroeit in een (chronische) onveilige thuissituatie

Als het gaat om ouders van kinderen zoals benoemd in artikel 5 lid b, is contact tussen de ouder, de wijkcoach en de kinderopvangorganisatie noodzakelijk en vindt elk halfjaar een gesprek plaats, waarbij de ontwikkeling van het kind besproken wordt en waarbij de omvang, duur en hoogte van de tegemoetkoming herbeoordeeld worden. Indien noodzakelijk worden de omvang, duur en hoogte van de tegemoetkoming aangepast.

 

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

 

 

Artikel 14. Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

 

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel tegemoetkoming kinderopvang via een Sociaal Medische Indicatie gemeente Almelo 2021.

2. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

3. Op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt de Beleidsregel kosten kinderopvang op grond van sociale of medische indicatie ingetrokken.

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo op 15 december 2020.

 

de secretaris, de burgemeester,

 

F.W. van Ardenne, A.J. Gerritsen

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Doel van deze beleidsregel

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 2. Betekenis van de begrippen

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 3. Doelgroep

Lid a

Lid a legt zich toe op de situatie dat de sociaal-medische indicatie wordt verleend op basis van de in de ouder gelegen factoren. Bij de ouder kan onder andere mogelijk sprake zijn van overbelasting of gedeeltelijke onmacht door een lichamelijke, (licht) verstandelijke of psychische beperking en/of verslavingsproblematiek waarbij al maximale hulp is of wordt ingezet. Hulp kan dan bijvoorbeeld worden verkregen vanuit de GGZ en/of de Wmo. De kinderopvang SMI kan bijvoorbeeld worden ingezet tijdens het opstarten van het hulpverleningstraject, dan wel als blijkt dat de geboden hulpverlening (nog) niet voldoende is.

Lid b

Lid a legt zich toe op de situatie dat de sociaal-medische indicatie wordt verleend op basis van kindfactoren. De kinderopvang is nodig voor een veilige, goede en gezonde ontwikkeling van het kind. Bij het indiceren vanuit het kind gezien, dient allereerst de medische en sociale situatie in kaart te zijn gebracht door deskundige hulpverleners. Vanuit die situatie kan aanvullende kinderdagopvang een deel van de oplossing van de verzorgingsproblematiek zijn. Ook kan in pedagogische noodsituaties kinderopvang een aanvullende plaats hebben.

 

Artikel 4. Aanvraag van een tegemoetkoming op basis van een Sociaal Medische Indicatie

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 5. Voorwaarden om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen

De doelgroep die voor deze regeling in aanmerking komen zijn gezinnen waarvan de ouders (tijdelijk) geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en waarbij is vastgesteld dat er sprake is van een sociaal-medische beperking bij de ouder zelf of het kind. Eén of meerdere van deze beperkingen maken het noodzakelijk dat kinderopvang nodig is, omdat de ouder bijvoorbeeld niet voor het kind kan zorgen of omdat anders de ontwikkeling van kind gevaar loopt.

De ouder en/of partner die niet werkt/werken of waarvan één van de ouders niet werkt, kunnen geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Als er sprake is van sociaal-medische problematiek binnen het gezin is het soms toch noodzakelijk om het kind te laten deelnemen aan de kinderopvang. De leeftijd van het kind ligt meestal tussen jonger dan een jaar en de middelbare schoolleeftijd.

 

Artikel 6. Aanspraak op tegemoetkoming

Lid 1 sub a

De noodzaak voor een SMI dient gebaseerd te zijn op een advies van een onafhankelijke instantie zoals bijvoorbeeld het consultatiebureau (jeugdarts of jeugdverpleegkundige) of een huisarts. Het advies tot noodzaak van een SMI kan ook afgegeven worden door een, gezinscoach, intaker of wijkcoach van de gemeente Almelo.

Lid 3

De tegemoetkoming is bedoeld als een vangnet. Als de informele kinderopvang (opvang door buurt, familie, mantelzorger etc.) of andere voorliggende voorzieningen uitkomst kunnen bieden voor de opvangvraag, dan moet daarvan gebruik worden gemaakt.

Wel zal altijd getoetst moeten worden of de voorliggende voorziening toereikend en passend is gelet op het doel waar deze voor bestemd is. In sommige situaties kan de tegemoetkoming voor de kinderopvang ingezet worden ter aanvulling op de voorliggende voorziening.

Onder een voorliggende voorziening verstaan we in de gemeente Almelo:

a. Opvangmogelijkheden via het eigen sociale netwerk;

b. Opvang via de Zorgverzekeringswet;

c. Opvang via de Wet kinderopvang;

d. Opvang via Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE).

Ad A.

Het eigen sociale netwerk zien wij als een voorliggende voorziening op de kinderopvang. Het sociale netwerk is een groep mensen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt. Daarbij horen mantelzorgers, net als (andere) familieleden, vrienden, buren en collega’s. Bij de aanvraag wordt besproken of de ouder een beroep kan doen op ondersteuning vanuit het sociale netwerk en in welke mate hiervan sprake kan zijn.

Ad B.

Vanuit de aanvullende verzekering kan de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekken voor de kinderopvang. Dit kan per verzekeraar verschillen. Bijvoorbeeld wanneer de ouder, partner of een ander kind binnen het gezin wordt opgenomen in het ziekenhuis.

Mogelijk kan er ook aanspraak worden gemaakt op vergoeding van onder andere speltherapie of psychosociale therapie die bijdragen aan het verbeteren van de gezinssituatie.

Ad C.

Indien de (vergoeding van de) opvang vanuit de Wet kinderopvang kan worden ingezet, gaat dit boven de SMI-regeling. Hiervoor gelden andere criteria en spelregels. De ouder kan dan in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Deze toeslag dekt niet alle kosten voor de kinderopvang. Er resteert een eigen bijdrage.

Ad D.

Indien een vergoeding op basis van een indicatie voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is toegewezen gaat dit voor op deze regeling. Wel kunnen ouders – indien dit noodzakelijk is – aanvullende opvang aanvragen via een SMI.

 

Artikel 7. Omvang van de tegemoetkoming

De omvang van de tegemoetkoming is maximaal 25 uren opvang per week. Het betreft echter maatwerk. Het kan ook voor komen dat er minder uren opvang per week noodzakelijk zijn. De intaker en/of wijkcoach van de gemeente maakt hier een afweging in die passend is voor iedere afzonderlijke situatie.

 

Artikel 8. Duur van de tegemoetkoming

Kinderopvang via een SMI is bedoeld als een tijdelijke oplossing en daarmee niet structureel van aard. Met de inzet van een SMI wordt er gewerkt aan een oplossing voor de langere termijn voor de desbetreffende ouders en/of het kind.

 

Artikel 9. Hoogte van de tegemoetkoming

Lid 1

Als ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag via de Belastingdienst dan komen zij niet in aanmerking voor een tegemoetkoming via de gemeente. De tegemoetkoming is alleen bedoeld voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, maar waarbij het voor de ouders en/of het kind wel zeer wenselijk is, dat het kind voor een aantal uren per week opvang krijgt.

Lid 2

De hoogte van de tegemoetkoming betreft de feitelijke kosten die in rekening worden gebracht door de kinderopvang. Dit kan per kinderopvang verschillend zijn, aangezien zij verschillende uurtarieven hanteren. We vergoeden alleen het uurtarief dat in rekening wordt gebracht door de kinderopvang. Indien het uurtarief van de kinderopvang goedkoper is dan het maximum uurtarief van de Belastingdienst, vergoeden we alleen het uurtarief dat in rekening wordt gebracht door de kinderopvang.

De hoogte van het maximum uurtarief is afhankelijk van het soort kinderopvang (bijvoorbeeld een Kinderdagopvang of BSO). We vergoeden alleen de kinderopvang van een in het LRK geregistreerde kinderopvangorganisatie.

 

Artikel 10. Betaling eigen bijdrage ouders

Als ouders een (gezamenlijk) inkomen dat meer bedraagt dan de voor hen toepasselijke bijstandsnorm (zie hiervoor artikel 5 onder c van de Participatiewet), dan betalen zij een eigen bijdrage ter hoogte van de draagkracht overeenkomstig de regels voor de bijzondere bijstand gemeente Almelo die op dat moment van kracht zijn.

Eind 2020 gaat het om de volgende regels voor draagkracht:

Om te bepalen of de aanvrager de bijzondere kosten kan voldoen uit het beschikbare inkomen moet eerst bepaald worden wat de draagkrachtruimte is. De draagkrachtruimte is het verschil tussen het inkomen van de aanvrager en de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Voor de algemene bijstand is in artikel 31, tweede lid, Participatiewet en artikel 33, vijfde lid, Participatiewet geregeld welke inkomsten niet op de uitkering worden gekort. Deze inkomsten worden ook voor de bijzondere bijstandsverlening vrijgelaten, met uitzondering van bijstand voor duurzame gebruiksgoederen.

1. Bij meer inkomen, vergeleken met de bijstandsnorm, op jaarbasis tot maximaal € 1.100,00 is het draagkrachtpercentage 0%.

2. Bij een inkomen dat op jaarbasis maximaal € 2.300,00 hoger is, wordt een draagkrachtpercentage van 35% toegepast over dat deel van het meerdere inkomen dat €1.100,00 overschrijdt. De eerste € 1.100,00 zijn nog steeds "vrij".

3. Bij een meerinkomen dat op jaarbasis hoger is dan € 2.300,00 wordt met inachtneming van de voorgaande regels over het meerinkomen boven € 2.300,00 een draagkrachtpercentage van 100% toegepast.

4. Met uitzondering van aanvragen voor kosten van duurzame gebruiksgoederen wordt het vermogen tot aan de betreffende vermogensgrens van artikel 34 lid 3 Participatiewet vrijgelaten.

 

Artikel 11. Aanmelding en betaling van de tegemoetkoming

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 12. Wederkerigheid

De beoordeling van de aanvraag voor de tegemoetkoming komt neer op maatwerk. Het college kan daarbij een eis van wederkerigheid stellen.

Dit is een verplichting voor de ouder en/of diens partner om te werken aan de vermindering en/of verbetering van het onderliggende probleem (bijvoorbeeld het zoeken naar hulp in verband met een alcoholverslaving om uiteindelijk van deze verslaving af te komen), waardoor een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op den duur niet meer noodzakelijk is.

Lid 3

De tegemoetkoming kan worden ingetrokken als een ouder na meerdere waarschuwingen ondubbelzinnig geen medewerking verleent aan de verbetering en/of vermindering van zijn of haar situatie.

 

Artikel 13. Begeleiding van ouders waarvan het kind opgroeit in een (chronische) onveilige thuissituatie

Het gaat hierbij om kinderen van ouders met bijvoorbeeld niet aangeboren hersenletsel (NAH), ouders met een licht verstandelijke beperking (LVB) en ouders met verslavings- of psychische problemen waarbij sprake is van een (chronische) onveilige thuissituatie en waarbij de thuissituatie erg zorgelijk en complex kan zijn. Vooral bij deze situaties is het van belang dat er een goede regievoering is vanuit de wijkcoach.

Als er sprake is van deze doelgroep dan:

1. gaat de wijkcoach standaard mee naar de plaatsing van het kind van de betreffende ouders, zodat bij de kinderopvangorganisatie bekend is wie de verantwoordelijk wijkcoach is. De wijkcoach verstrekt hierbij de contactgegevens zodat de kinderopvangorganisatie altijd een direct nummer heeft voor het geval er bijvoorbeeld vragen en/of zorgen zijn rondom het kind.

2. is de wijkcoach het aanspreekpunt voor de pedagogisch medewerker als er zorgen zijn over (de ontwikkeling van) het kind.

3. organiseert de wijkcoach een halfjaarlijkse evaluatie met de ouders en de pedagogisch medewerker van het kind over de gang van zaken en de ontwikkeling. Hoe gaat het met het kind op de opvang? Voldoet het aantal uren opvang of is juist meer of minder nodig? Aanspreekpunt voor ouders m.b.t. het wijzigen, uitbreiden of minderen van het aantal uren opvang. Dit wordt overlegd met de contactpersoon van de opvangorganisatie. De wijkcoach geeft de wijzigingen door aan de uitkeringsconsulent van de gemeente Almelo en op basis hiervan wordt er een nieuwe beschikking afgegeven door de gemeente.

Stimuleren van ouders om aan hun eigen problematiek te werken

Bij deze ouders is het ook erg belangrijk dat zij gestimuleerd worden om aan hun eigen problematiek te werken om deze te verhelpen en/of te verminderen. Op deze wijze kan toegewerkt worden naar een betere gezinssituatie en een hoopvolle toekomst.

 

Artikel 14. Onvoorziene omstandigheden

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

Voor dit artikel is geen nadere uitleg nodig.

 

Naar boven