Besluit van de raad van de gemeente Oldebroek tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening

De raad van de gemeente Oldebroek;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 december 2020;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat het gewenst is te kunnen optreden tegen overlast en tegen ondermijnende activiteiten binnen de gemeentegrenzen van Oldebroek;

BESLUIT:

 

De Algemene plaatselijke verordening wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I

De Algemene plaatselijke verordening wordt gewijzigd als volgt.

  • A.

    Toegevoegd wordt aan artikel 2.1. een zevende lid, dat luidt:

    • 7.

      Het is verboden een voorwerp dat ter afzetting of afsluiting van een gedeelte van de weg of vanwege het bevoegde gezag is aangebracht, te verplaatsen, te verwijderen of omver te halen.

  • B.

    Toegevoegd wordt een nieuw artikel, dat luidt:

    Artikel 2:15a Verkoop en gebruik lachgas

    • 1.

      Onder lachgas wordt verstaan: (distikstofmonoxide, N2O), een organische verbinding van stikstof en zuurstof met als bruto formule N2O, waarvan de verkoop en het gebruik -al dan niet in combinatie met gaspatronen, ballonnen, (slagroom)spuiten of een tank- voor recreatieve doeleinden plaats vindt.

    • 2.

      Het is verboden op openbare plaatsen en in voor publiek openstaande gebouwen lachgas te gebruiken als dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.

    • 3.

      Het is verboden op openbare plaatsen en in voor publiek openstaande gebouwen, die deel uitmaken van een door het college respectievelijk de burgemeester aangewezen gebied, lachgas te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of al dan niet tegen betaling aan te bieden of te verwerven.

  • C.

    Artikel 2.8 Ordeverstoring in zijn geheel te vervangen door een nieuw artikel, dat luidt als volgt:

    Artikel 2:8 Ordeverstoring

    • 1.

      Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

    • 2.

      Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.

    • 3.

      Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

    • 4.

      Het verbod van lid 3 geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

    • 5.

      Voor de toepassing van dit artikel wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak en een herdenkingsplechtigheid.

  • D.

    Toegevoegd wordt een afdeling met 11 artikelen die luiden:

    AFDELING 11 HET TEGENGAAN VAN ONDERMIJNING

    Artikel 2:38 Begripsbepalingen

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • b.

      beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

    • c.

      bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • Artikel 2:39 Dragen gevaarlijk voorwerp

    • 1.

      Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen en daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen, messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen, die als wapen kunnen worden gebruikt, openlijk bij zich te dragen.

    • 2.

      Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de volgens artikel 7:2 aangewezen toezichthouders, dan wel op basis van andere wetgeving aangewezen personen die bevoegd zijn tot het dragen van een wapen ter uitvoering van hun beroep.

  • Artikel 2:40 Sluiting van voor publiek toegankelijke ruimten

    • 1.

      De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid, gezondheid, het woon- en leefmilieu of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, de sluiting van een voor het publiek toegankelijke ruimte en/of de daarbij behorende erven bevelen. Hij brengt het besluit terstond ter kennis van de houder van de ruimte die het betreft.

    • 2.

      De burgemeester kan de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid in ieder geval toepassen, als er in het voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet:

      • a.

        wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend;

      • b.

        is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen;

      • c.

        door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen; of

      • d.

        discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;

      • e.

        zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het voor publiek toegankelijk gebouw en/of het bij dat gebouw behorende erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid.

    • 3.

      Het is de houder van een voor publiek toegankelijke ruimte verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven gedurende de tijd dat de ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit voor publiek gesloten dient te zijn.

    • 4.

      Het is bezoekers verboden gedurende de tijd dat een voor publiek toegankelijke ruimte krachtens een op grond van het eerste lid door de burgemeester genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin te bevinden.

    • 5.

      Voor de toepassing van dit artikel worden onder bezoekers verstaan allen die zich in de voor het publiek toegankelijke ruimte bevinden of daarin toegelaten worden met uitzondering van:

      • a.

        de houder van de ruimte alsmede diens huisgenoten die door de gemeente Oldebroek zijn ingeschreven als bewoners van de bij de ruimte behorende woning;

      • b.

        logeergasten;

      • c.

        hen wier tegenwoordigheid wegens dringende omstandigheden wordt vereist.

  • Artikel 2:41 Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten

    • 1.

      De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het eerste lid van artikel 2:42 van toepassing is.

    • 2.

      Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van het college de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat.

    • 3.

      Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken.

    • 4.

      Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat. De gemeenteraad wordt hierover vooraf geconsulteerd.

  • Artikel 2:42 Vergunning uitoefening bedrijf

    • 1.

      Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

      • a.

        in een door het college op grond van het eerste lid van artikel 2:41 aangewezen gebouw of gebied voor door het college benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

      • b.

        indien de uitoefening van het bedrijf een door het college op grond van het eerste lid van artikel 2:41 aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

    • 2.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid weigeren:

      • a.

        in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

      • b.

        indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

      • c.

        de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

      • d.

        indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

      • e.

        indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

      • f.

        als niet voldaan is aan de bij of krachtens in artikel 2:43 gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

    • 3.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 weigert de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of de Wet milieubeheer.

  • Artikel 2:43 Vergunningaanvraag

    • 1.

      De vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:42 wordt aangevraagd door de exploitant.

    • 2.

      Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier.

    • 3.

      Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

      • a.

        de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;

      • b.

        het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

      • c.

        het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

      • d.

        indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;

      • e.

        een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

      • f.

        een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.

    • 4.

      Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

  • Artikel 2:44 Intrekking en wijziging van een vergunning

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het eerste lid van artikel 2:42 intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of

    • b.

      door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of

    • c.

      de voorschriften verbonden aan de vergunning of de plichten voortvloeiend uit deze afdeling niet worden nageleefd; of

    • d.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • e.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

    • f.

      er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of

    • h.

      de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd dan wel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of

    • i.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of

    • j.

      de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, de Wet milieubeheer of een gebiedsplan.

  • Artikel 2:45 Sluiting bedrijf

    • 1.

      Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het eerste lid van artikel 2:42 wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in artikel 2:44, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.

    • 2.

      Het is een ieder verboden een overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

    • 3.

      De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • Artikel 2:46 Geboden en verboden exploitant

    • 1.

      De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 2:42, opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden.

    • 2.

      De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.

    • 3.

      Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

    • 4.

      De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • Artikel 2:47 Uitgestelde werking aanwijzingsbesluiten voor bestaande gevallen

    In afwijking van het eerste lid van artikel 2:42 geldt het aldaar gestelde verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het in artikel 2:41 genoemde aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • Artikel 2:48 Positieve beschikking bij niet tijdig beslissen

    Op de vergunning als bedoeld in artikel 2:42 is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing

Artikel II

Deze wijziging van de verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Oldebroek op 4 februari 2021.

voorzitter

T.H. Haseloop-Amsing

griffier

J. Tabak.

Naar boven