Subsidieregeling Wijchen 2021

Het College van burgemeester en wethouders van Wijchen;

 

gelet op de Algemene subsidieverordening Wijchen 2018;

besluit vast te stellen de Subsidieregeling Wijchen 2021.

 

Hoofdstuk 1 Algemene Regels

Artikel 1 Definities

  • 1.

    Voor deze regeling gelden de begripsomschrijvingen uit artikel 1 van de Algemene subsidieverordening Wijchen 2018 (hierna: ASV 2018).

  • 2.

    In het geval een artikel uit deze regeling valt onder de algemene groepsvrijstellingsverordening, dan verstaan we onder:

    • a.

      kleine onderneming: kleine onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      middelgrote onderneming: een middelgrote onderneming in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2 Bereik

Deze regeling is geldig voor aanvragen van subsidie voor activiteiten op alle gemeentelijke beleidsterreinen.

Artikel 3 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

Een organisatie kan voor de uitvoering van eenzelfde activiteit of prestatie dan wel éénzelfde groep van activiteiten of prestaties slechts op grond van één subsidietitel in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 4 Modelformulieren

Het College kan voor aanvragen tot verstrekking van subsidie en aanvragen tot vaststelling van subsidie op grond van deze regeling modelformulieren vaststellen, die de aanvrager verplicht is te gebruiken.

Hoofdstuk 2 Regels voor Budgetsubsidies

Artikel 5 Budgetsubsidie

  • 1.

    De Raad verstrekt alleen budgetsubsidie aan een aanvrager wanneer het aangevraagde bedrag minimaal € 5.000 per jaar bedraagt.

  • 2.

    De Raad verstrekt alleen budgetsubsidie aan een aanvrager als sprake is van ten minste één van de volgende situaties:

    • a.

      De Raad wil de activiteiten inhoudelijk op prestaties en resultaten sturen;

    • b.

      De Raad wil meerjarige afspraken maken met een aanvrager over de uit te voeren activiteiten en/of de te verrichten prestaties. De subsidieperiode is maximaal vier boekjaren;

    • c.

      Het gaat om een aanvrager met een of meer beroepskrachten in loondienst;

    • d.

      De aanvrager heeft een jaarlijkse omzet van € 50.000 of meer.

  • 3.

    De Raad kan bij het verlenen van de budgetsubsidie:

    • a.

      rekening houden met financiële bijdragen die de aanvrager van derden ontvangt;

    • b.

      bepalen welk soort verklaring van de accountant de aanvrager voor de subsidievaststelling moet leveren.

  • 4.

    De gemeente kan met de aanvrager een uitvoeringsovereenkomst sluiten. Dat gebeurt bij afgifte van een beschikking tot verstrekking van budgetsubsidie. In die overeenkomst kunnen afspraken staan over:

    • a.

      de uit te voeren activiteiten en/of de te leveren prestaties;

    • b.

      de kwaliteit van de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • c.

      de toegankelijkheid van de uit te voeren activiteiten en de te leveren prestaties;

    • d.

      tarieven en bijdragen van deelnemende cliënten, leden en/of bezoekers van de gesubsidieerde activiteiten;

    • e.

      andere termijnen van indiening van begroting, programma, jaarrekening en/of verslag dan genoemd in de ASV 2018;

    • f.

      het verkrijgen van andere inkomsten anders dan de gemeentelijke subsidie;

    • g.

      de manier waarop en de regelmaat waarmee de ontvanger aan het College verslag uitbrengt over:

      • i)

        de uit te voeren activiteiten en/of de te leveren prestaties;

      • ii)

        de gegevens die minimaal moeten worden opgenomen in het verslag;

      • iii)

        de financiële verantwoording, aanvullend op de eisen uit de ASV 2018.

  • 5.

    De raad neemt in de beschikking of uitvoeringsovereenkomst in elk geval een afspraak op over de manier en mate van vorming van bestemmingsreserves en/of een algemene reserve. Er is een grens. Als de algemene reserve aan het einde van de subsidieperiode meer dan 10% van de exploitatieomvang van de aanvrager in het (voor-)laatste boekjaar van die subsidieperiode is, dan zal het College het surplus boven die grens verrekenen met het budget voor de daarop volgende subsidieperiode of terug vorderen. Het College kan hiervan afwijken.

  • 6.

    De Raad stuurt de aanvrager één maal een beschikking voor de gehele subsidieperiode.

Hoofdstuk 3 Regels voor Normsubsidies

Artikel 6 Algemene regels Normsubsidie

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan aan de aanvrager een normsubsidie verlenen. Hierbij geldt het normbedrag maal het aantal:

    • a.

      actieve leden en/of

    • b.

      verwachte bezoekers en/of

    • c.

      vaste deelnemers en/of

    • d.

      cliënten en/of

    • e.

      inwoners en/of

    • f.

      huishoudens.

  • 2.

    De aanvrager moet voor subsidies, gebaseerd op lid 1 onder a, een minimaal aantal actieve leden hebben. In de toelichting staat wat “actieve leden” zijn. Het minimaal aantal leden bedraagt bij:

    • a.

      Orkesten: 20;

    • b.

      Mars- en showorkesten: 12;

    • c.

      Koren: 12;

    • d.

      Toneel- en revuegezelschappen: 10;

    • e.

      Dansverenigingen: 15;

    • f.

      Jeugdsportverenigingen: 15 in de leeftijd tot 18 jaar;

    • g.

      Verenigingen voor jeugd en jongeren in de leeftijd tot 18 jaar: 25;

    • h.

      Verenigingen voor ouderen: 25;

    • i.

      Verenigingen actief in op het terrein van volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening: 25.

  • 3.

    Als minder dan 50% van het aantal personen in een van de categorieën genoemd in lid 1 in de gemeente Wijchen woont, dan verstrekt het College alleen normsubsidie voor personen die in de gemeente Wijchen wonen.

  • 4.

    Sportclubs die vallen onder de werking van het Renovatieplan Sportaccommodaties (hierna: RSA) moeten zijn aangesloten bij een nationale sportbond.

  • 5.

    Het College gebruikt bij een aanvraag waar nodig de volgende teldatums voorafgaande aan de subsidieperiode als het gaat om:

    • a.

      de ledenlijst: 1 januari;

    • b.

      het aantal inwoners van Wijchen: 1 januari;

    • c.

      het werkelijk aantal leerlingen op de school of scholen: 1 oktober;

    • d.

      andere meetbare eenheden voor de berekening van de subsidie: 1 januari.

  • 6.

    Het College kan aan een aanvrager zonder leden, deelnemers of cliënten, gelet op de aard van zijn activiteiten, subsidie verstrekken volgens een ander genormeerd bedrag per eenheid.

  • 7.

    Het opgenomen budget in de gemeentebegroting voor het verlenen van normsubsidies geldt als subsidieplafond. Bij overschrijding hiervan worden de subsidiebedragen evenredig verminderd.

Artikel 7 Normsubsidie Huisvesting SCEC Mozaïek

  • 1.

    Het College verstrekt een subsidie die gelijk is aan de som van de werkelijk betaalde kale huursom en servicekosten voor de huur van ruimte in SCEC ’t Mozaïek aan de volgende aanvragers:

    • Belangenvereniging W.A.O. A.A.W. Wijchen (B.W.W.);

    • Wijchens Amateur Toneel;

    • Wijchens Kindertheater Bombarie;

    • E.H.B.O. afdeling Wijchen.

  • 2.

    Het College verstrekt een per boekjaar vast te stellen subsidie aan:

    • Stichting Historische Vereniging Tweestromenland;

    • Wijchense Omroep.

Artikel 8 Normsubsidie amateurkunst

  • 1.

    Het College verstrekt aan een aanvrager die amateurkunst beoefent subsidie mits:

    • a.

      hij jaarlijks minimaal twee openbare voorstellingen of uitvoeringen verzorgt in Wijchen;

    • b.

      de voorstelling of uitvoering tot stand komt onder artistieke gekwalificeerde leiding.

  • 2.

    Het College verstrekt geen basisbedrag als minder dan 50% van het aantal actieve leden in de gemeente Wijchen woont.

  • 3.

    Een orkest-, mars- of showorkest ontvangt:

    • a.

      € 800 basisbedrag als de aanvrager bestaat uit één zelfstandige eenheid;

    • b.

      € 1.600 basisbedrag als de aanvrager bestaat uit twee of meer eenheden;

    • c.

      € 45 per actief lid.

  • 4.

    Het College verstrekt € 450 aan een aanvrager die volgens lid 3a of 3b subsidie ontvangt en die aangesloten is bij Stichting Samenwerkende Wijchense Muziekverenigingen (SSWM). Dit bedrag moet hij betalen aan de SSWM.

  • 5.

    Het College verstrekt de volgende basisbedragen en bedragen per lid voor artistieke en deskundige leiding:

    • a.

      Koren: € 400 basisbedrag en € 25 per lid;

    • b.

      Toneel- en revuegezelschappen: € 575 basisbedrag en € 30 per lid;

    • c.

      Dansverenigingen: € 400 basisbedrag en € 10 per lid;

Artikel 9 Normsubsidie amateursport

  • 1.

    Het College verstrekt alleen subsidie aan een aanvrager die de doelstelling van het gemeentelijke sportbeleid uitvoert. Die doelstelling is:

    • a.

      het in stand houden van een goede fysieke sportinfrastructuur (accommodaties);

    • b.

      het bevorderen van het gebruik van accommodaties door specifieke doelgroepen (stimuleringsbeleid); en

    • c.

      het ondersteunen van aanbieders van sportactiviteiten (ondersteuningsbeleid).

  • 2.

    Het College kan aan aanvragers subsidie verstrekken die bijdragen aan het behalen van deze doelstelling. De subsidie kan bestaan uit vier componenten:

    • a.

      Component A: subsidie voor het onderhoud van een buitensportaccommodatie voor: voetbal, korfbal, fietscross, atletiek, hockey en tennis. De subsidie bedraagt 56,5% van de vooraf goedgekeurde onderhoudskosten van het sportpark.

    • b.

      Component B: subsidie voor de exploitatie van een binnensportaccommodatie. Het College kan een (vast) subsidiebedrag per accommodatie verlenen en vast stellen.

    • c.

      Component C: subsidie als bijdrage in de huur van een binnensportaccommodatie in de gemeente voor de activiteiten: zwemmen, handbal, volleybal, basketbal, korfbal, gymmen, turnen, futsal, tafeltennis, badminton en twirlen.

      • 1.

        Voor de zwemsport is de subsidie € 2.700 (op jaarbasis) per uur maal het aantal zwemuren per week. Voorwaarde is dat de aanvrager een contract heeft met Zwembad De Meerval voor minimaal 40 weken per jaar met minimaal een wekelijks terugkerend uur badhuur. Daarnaast een subsidiebedrag volgens lid c-2;

      • 2.

        Voor de volgende activiteiten geldt een subsidie per jeugdlid als de aanvrager minimaal 30 keer per jaar een training en/of wedstrijd aanbiedt en een jeugdlid daaraan deelneemt. Het bedrag is als volgt:

        • € 15 bij badminton, volleybal, korfbal, tafeltennis, schietsport en twirlen;

        • € 25 bij gymmen, turnen en basketbal;

        • € 45 bij handbal en futsal;

        • € 85 bij zwemsporten.

    • d.

      Component D: subsidie voor aangepaste sportactiviteiten specifiek voor mensen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking. De subsidie is € 350 basisbedrag en een subsidie van € 15 per Wijchense deelnemer ongeacht het aantal deelnemers.

Artikel 10 Normsubsidie jeugd en jongeren

  • 1.

    Het College kan aan een aanvrager met leden subsidie verstrekken voor de uitvoering van het jeugd- en jongerenwerk. De subsidie is € 250 voor organisatiekosten en € 30 per lid in de leeftijd van 4 tot 18 jaar. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      de aanvrager voert in groepsverband minimaal één keer per maand een activiteit uit voor jongeren in de leeftijd van 4 tot 18 jaar; en

    • b.

      de activiteit vervult één van de volgende functies: vorming, ontmoeting en recreatie of cultuur en creativiteit.

  • 2.

    Het College kan aan een aanvrager zonder leden subsidie verstrekken voor de uitvoering van jeugd- en jongerenwerk. De subsidie is € 5 per deelnemer.

Artikel 11 Normsubsidie senioren

  • 1.

    Het College kan aan een aanvrager met leden subsidie verstrekken voor activiteiten gericht op vorming, ontmoeting, cultuur, voorlichting of educatie. De subsidie is € 6 per lid van 65 jaar en ouder.

  • 2.

    In afwijking van Artikel 9 lid 1c sub c van de ASV Wijchen geldt geen minimum voor de toe te kennen bijdrage.

Artikel 12 Normsubsidie volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

Het College kan aan een aanvrager subsidie verstrekken als de aanvrager voornamelijk werkt met behulp van vrijwilligers. De subsidie is € 5 per lid, deelnemer of cliënt.

Artikel 13 Normsubsidie cliëntenraden

Het College kan aan een aanvrager subsidie verstrekken als deze aanvrager op verzoek van het bestuursorgaan bepaalde belangen behartigt of met regelmaat adviezen aan hen uitbrengt. De subsidie is € 0,18 per inwoner.

Artikel 14 Normsubsidie beheer wijkcentra en dorpshuizen

Het College kan aan een aanvrager subsidie verstrekken als deze een accommodatie beheert en exploiteert. De subsidie is € 7.000 per accommodatie.

Artikel 15 Normsubsidie activiteiten wijkcentra en dorpshuizen

  • 1.

    Het College kan aan een aanvrager subsidie verstrekken als hij in een wijkcentrum of dorpshuis activiteiten organiseert. De activiteiten moeten een van de volgende functies vervullen: vorming, ontmoeting en recreatie of cultuur en creativiteit.

  • 2.

    De activiteiten moeten minimaal een keer:

    • a.

      per maand plaats vinden voor jongeren tot 18 jaar; en

    • b.

      per week plaats vinden voor volwassenen van 18 jaar en ouder.

  • 3.

    De subsidie is een bedrag per boekjaar volgens deze tabel.

     

    Dorp of wijk

    Jongeren tot 18 jaar

    Volwassenen 18 jaar en ouder

    maximaal 1500 inwoners

    € 500

    € 500

    maximaal 3000 inwoners

    € 1.250

    € 1.000

    maximaal 6000 inwoners

    € 2.750

    € 2.250

    met meer dan 6000 inwoners

    € 3.500

    € 3.000

Artikel 16 Normsubsidie volkscultuur en historie

Het College kan subsidie verstrekken aan een aanvrager die de lokale en regionale volkscultuur en historie conserveert en voor het publiek toegankelijk maakt. De subsidie is € 0,09 per Wijchense inwoner.

Artikel 17 Normsubsidie culturele en maatschappelijke vorming

Het College kan subsidie verstrekken aan een aanvrager die in Wijchen voortgezet onderwijs verzorgt en activiteiten uitvoert met als doel culturele en maatschappelijke vorming van leerlingen. De subsidie is € 4,32 per leerling.

Hoofdstuk 4 Normsubsidie Voor- en Vroegschoolse Educatie

Artikel 18 Definities

In deze regeling verstaat het College onder:

  • 1.

    Bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete.

  • 2.

    Doelgroeppeuter: een peuter met een taal- en/of ontwikkelingsachterstand of een peuter die dreigt deze achterstand op te lopen.

  • 3.

    Gecertificeerd volgsysteem: het overdrachtsinstrument "Kijk!"

  • 4.

    Houder: rechtspersoon die eigenaar is van een onderneming heeft als bedoeld in de Handelsregisterwet.

  • 5.

    Inkomensverklaring: verklaring van de Belastingdienst over de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar.

  • 6.

    JGZ: Jeugdgezondheidszorg (Consultatiebureau).

  • 7.

    Kindercentrum: een voorziening voor kinderopvang, anders dan gastouderopvang.

  • 8.

    Kinderopvang: het bedrijfsmatig tegen betaling verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen.

  • 9.

    Kinderopvangtoeslag: tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang.

  • 10.

    Kostprijs per bezet uur: de werkelijke directe en indirecte kosten die houder maakt voor het verzorgen van de peuteropvang omgerekend per peuter per uur.

  • 11.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang.

  • 12.

    Onderneming: een in de gemeente Wijchen gevestigde locatie voor kinderopvang en die in het LRK staat geregistreerd als kindercentrum.

  • 13.

    Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor een VVE peuterplek voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden.

  • 14.

    Ouders: ouders en/of verzorgers van een peuter.

  • 15.

    Peuter: Kind tussen twee en vier jaar oud en woonachtig in de gemeente Wijchen.

  • 16.

    Peutergroep: een peutergroep bestaat uit reguliere peuterplekken en VVE peuterplekken.

  • 17.

    Peuteropvang: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool gaan, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en aanverwante besluiten en regelingen, waaronder behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 18.

    Peuteropvanglocatie: de locatie, geregistreerd als kindercentrum in de gemeente Wijchen, waar de houder peuteropvang aanbiedt.

  • 19.

    Tabel ouderbijdrage: tabel voor het inkomensafhankelijk tarief voor de gesubsidieerde peuteropvang.

  • 20.

    Uurtarief: het tarief dat houder in rekening brengt bij ouders.

  • 21.

    Verzamelinkomen: door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

  • 22.

    VVE: Voor- en Vroegschoolse Educatie: hier opgevat als peuteropvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 23.

    VVE Peuterplek: plek voor een doelgroeppeuter vanaf 2 jaar tot het moment waarop de peuter uitstroomt naar de basisschool.

  • 24.

    VVE-programma: een erkend integraal peuterprogramma voor voorschoolse educatie gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

Artikel 19 Doel

Deze subsidieregeling heeft als doel het mogelijk maken van:

  • 1.

    de uitvoering van voorschoolse educatie;

  • 2.

    de aansluiting op de vroegschoolse educatie;

  • 3.

    het aanbod financieel toegankelijk te houden voor ouders.

Artikel 20 Rangorde bij verdeling subsidies

  • 1.

    Het College past een rangorde toe als zij meerdere subsidieaanvragen ontvangt en verstrekking van meerdere subsidies zou leiden tot overschrijding van de subsidieplafonds.

  • 2.

    Het College hanteert voor de verstrekking van subsidie een rangorde bestaande uit voorwaarde a en b, waarbij a vóór b gaat:

    • a.

      Het College streeft naar een evenwichtige spreiding van VVE peuterplekken over de wijken en kernen. Een concentratie van plekken kan leiden tot weigering van subsidie ten gunste van locaties waar VVE peuterplekken nodig zijn;

    • b.

      Het College behandelt aanvragen in volgorde van ontvangst. Als tijdstip van indiening geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.

Artikel 21 Aanvraag en indieningstermijn

  • 1.

    Alleen de houder die in het LRK geregistreerd is met WE, kan een aanvraag indienen.

  • 2.

    Een houder dient bij het bevoegd bestuursorgaan een aanvraag in vóór 1 oktober vóór het betreffende subsidiejaar.

Artikel 22 Gegevens bij aanvraag

In aanvulling op de Algemene Subsidieverordening 2018 levert de aanvrager de volgende informatie:

  • 1.

    Een begroting waarin minimaal is opgenomen:

    • a.

      het bedrag van de aanvraag, totaal en verdeeld over het aantal WE peuterplekken waarvoor subsidie wordt gevraagd met in de toelichting de opbouw en motivering van de aantallen en bedragen.

    • b.

      het gehanteerde uurtarief.

    • c.

      de totale kostprijs en de kostprijs per uur.

    • d.

      de openstelling en het aantal contacturen per dagdeel.

    • e.

      een overzicht van locaties waarvoor men subsidie aanvraagt met het LRK-nummer.

  • 2.

    Een werkplan VVE. In dit werkplan staat de inhoudelijke en organisatorische uitvoering van het VVE-programma. In het werkplan staat minimaal beschreven:

    • a.

      de zorgstructuur en het daarbij gehanteerde gecertificeerde volgsysteem.

    • b.

      het gehanteerde VVE-programma.

    • c.

      de wijze waarop de doorgaande lijn wordt vormgegeven en geborgd.

    • d.

      een door de houder en de basisschool (-scholen) ondertekend document waarin hun samenwerkingsafspraken vastliggen.

    • e.

      de wijze waarop ouders/verzorgers betrokken worden.

    • f.

      de wijze waarop de interne kwaliteitszorg is ingericht en wordt geborgd.

Artikel 23 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie is beschikbaar voor peuters die het College aanmerkt als doelgroeppeuter.

  • 2.

    Een peuter kan een doelgroeppeuter zijn als aan minimaal één van deze voorwaarden voldaan wordt:

    • a.

      Beide ouders zijn laagopgeleid (categorie 1 of 2 van de gewichtenregeling);

    • b.

      Taalachterstand of risico daarop in verband met niet-Nederlandstalige opvoeding thuis;

    • c.

      Vanuit de vroegsignalering met het peutervolgsysteem Kijk! of het Van Wichen schema;

    • d.

      Er is een sociaal medische indicatie (SMI).

  • 3.

    Een peuter, die voldoet aan tenminste één van de voorwaarden uit lid 2, heeft een VVE verklaring nodig om als doelgroeppeuter te worden ingeschreven voor een gesubsidieerde VVE peuterplek.

Artikel 24 Subsidiebedrag

  • 1.

    De door het college met de houder afgesproken kostprijs per uur minus de door houder ontvangen ouderbijdrage bepaalt het subsidiebedrag.

  • 2.

    Het bestuursorgaan subsidieert de werkelijk afgenomen uren VVE.

  • 3.

    het bestuursorgaan berekent voor de doelgroep in artikel 23 de maximale subsidie per jaar als volgt: 16 uren per week maal de kostprijs per uur maal 40 weken minus de ontvangen ouderbijdrage op basis van artikel 26.

  • 4.

    Het College verstrekt ook subsidie voor:

    • a.

      deelname aan het overleg Doorgaande Lijn van voorschoolse voorzieningen en scholen voor basisonderwijs.

    • b.

      scholing VVE in Startblokken en Kijk.

    • c.

      Coördinatie multidisciplinair team.

  • 5.

    Het College stelt het subsidiebedrag vast, na afloop van de subsidieperiode volgens de gegevens uit het eindrapport van de houder. De vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette VVE peuterplekken in het subsidiejaar.

Artikel 25 Voorwaarden voor subsidie VVE

  • 1.

    VVE wordt aangeboden in een kindercentrum dat voldoet aan de Wet kinderopvang en onderliggende besluiten en regelingen, zoals de voorwaarden in het Besluit Basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 2.

    Houder voldoet aan de voorwaarden voor VVE in de Wet Primair Onderwijs.

  • 3.

    Een houder biedt het VVE-programma aan op 4 dagdelen per week of tenminste 16 uur in de week verdeeld over minimaal drie weekdagen voor 40 weken per jaar.

  • 4.

    Een groep bestaat voor maximaal 50% uit doelgroeppeuters.

  • 5.

    Houder werkt aantoonbaar samen met één of meer basisscholen. In het pedagogisch beleidsplan staat hoe de houder de doorlopende leer- en ontwikkellijn van voor naar vroegschool heeft vormgegeven. Houder werkt met het peutervolgsysteem Kijk!

  • 6.

    Houder neemt deel aan de scholings- en overlegstructuur van de werkgroep Doorgaande Lijn voor de samenwerking tussen voor- en vroegscholen.

Artikel 26 Ouderbijdrage

  • 1.

    Ouders die gebruik kunnen maken van de kinderopvangtoeslag betalen het (bruto) uurtarief peuteropvang (zoals overeengekomen met de gemeente) voor de eerste 8 uur per week voorschoolse educatie. De volgende 8 uur per week zijn gratis.

  • 2.

    Ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage (zoals overeengekomen met de gemeente) voor de eerste 8 uur per week voorschoolse educatie. De volgende 8 uur per week zijn gratis.

  • 3.

    Houder bepaalt de hoogte van de ouderbijdrage voor ouders als bedoeld in lid 2 volgens het geregistreerde verzamelinkomen van de ouder(s). Houder bepaalt het verzamelinkomen aan de hand van een door ouders te overleggen inkomensverklaring van de Belastingdienst.

  • 4.

    Houder stelt de hoogte van de ouderbijdrage als bedoeld in lid 2 vast volgens:

    • a.

      het geregistreerde verzamelinkomen;

    • b.

      de Tabel ouderbijdrage; en

    • c.

      het door de gemeente vastgestelde uurtarief.

Artikel 27 Subsidieverlening

  • 1.

    Het College kan de subsidiebeschikking herzien of intrekken als in de periode waarvoor subsidie is verleend, voor een kindercentrum bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt.

  • 2.

    Het College kan subsidie meteen terug vorderen als in de periode waarvoor subsidie is verleend blijkt dat houder een lager uurtarief voor ouders hanteert dan het uurtarief waarop de subsidie is berekend.

Artikel 28 Verantwoording subsidie

In aanvulling op de Algemene subsidieverordening 2018, gelden deze voorwaarden.

  • 1.

    Houder levert uiterlijk 15 juni van het lopende subsidiejaar een tussenrapport in over de periode januari tot juni van dat jaar aan het College. In dit rapport staat minimaal:

    • a.

      per locatie en per maand het aantal uur van de doelgroeppeuters die een VVE programma hebben gevolgd;

    • b.

      per locatie en per maand het aantal uur van de doelgroeppeuters van ouders met recht op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      per locatie en per maand het aantal uur van de doelgroeppeuters van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • d.

      de hoogte van het door de gemeente bij te dragen subsidiebedrag.

  • 2.

    Bij het verzoek tot subsidievaststelling levert houder een eindrapport, waarin minimaal staat:

    • a.

      Het totaal aantal unieke doelgroepkinderen dat een WE-programma heeft gevolgd;

    • b.

      per locatie en per maand het aantal uur van de doelgroeppeuters die een WE-programma hebben gevolgd;

    • c.

      per locatie en per maand het aantal uur van de doelgroeppeuters van ouders met recht op kinderopvangtoeslag;

    • d.

      per locatie en per maand het aantal uur van de doelgroeppeuters van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • e.

      de hoogte van het door de gemeente bij te dragen subsidiebedrag;

    • f.

      een evaluatie van het werkplan WE zoals ingediend bij de aanvraag.

  • 3.

    Het College kan bij de houder gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie te controleren. De houder is verplicht het bestuursorgaan inzage te geven in diens administratie over onder meer:

    • a.

      inkomensverklaring over de hoogte van het verzamelinkomen;

    • b.

      verklaringen van geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders;

    • c.

      de plaatsingsovereenkomst van de peuter waaruit het aantal uren, de ouderbijdrage en de start- en (verwachte) einddatum blijken;

    • d.

      VVE-verklaringen, afgegeven door het JGZ of Komeet-overleg voor plaatsing van doelgroeppeuters.

Hoofdstuk 5 Regels voor Waarderingssubsidies

Artikel 29 Algemene regels waarderingssubsidies

  • 1.

    De eenmalige waarderingssubsidie en de waarderingssubsidie per boekjaar voor andere activiteiten dan genoemd in lid 2 bedraagt:

    • a.

      € 250 of een veelvoud van € 250 tot een bedrag van € 2.000; of

    • b.

      € 2000 of een bedrag dat telkens € 500 hoger ligt tot de drempel van € 5.000.

  • 2.

    De waarderingssubsidie per boekjaar bedraagt voor de volgende categorieën:

    • a.

      een festiviteit of evenement gericht op de nationale volkscultuur € 250.

    • b.

      de intocht van St. Nicolaas in Wijchen centrum € 2.500.

    • c.

      een initiatief, festiviteit of evenement gericht op de lokale volkscultuur maximaal € 2.500.

    • d.

      een sportevenement maximaal € 2.500.

    • e.

      een initiatief gericht op maatschappelijke dienstverlening maximaal € 1.000.

    • f.

      het conserveren en bevorderen van cultuur historische kennis onder inwoners maximaal € 500.

    • g.

      het organiseren van een straatspeeldag € 250 per wijk of dorpskern.

    • h.

      het beheren van een dierenparkje € 750.

    • i.

      het bevorderen van leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp € 750, mits de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van de checklist leefbaarheidsgroep.

  • 3.

    Voor waarderingssubsidies per boekjaar gelden de volgende regels:

    • a.

      Het opgenomen budget per categorie volgens lid 2 in de gemeentebegroting van het betreffende jaar waarvoor subsidie wordt verstrekt geldt als subsidieplafond.

    • b.

      Bij dreigende overschrijding hiervan kan het College de subsidiebedragen evenredig verminderen.

    • c.

      Een aanvrager mag zijn aanvraag indienen tot 1 juni van het jaar waarin hij zijn activiteit organiseert, als die activiteit plaats vindt ná 1 augustus in datzelfde jaar.

  • 4.

    Voor eenmalige waarderingssubsidies gelden de volgende regels:

    • a.

      Het opgenomen budget in de gemeentebegroting voor eenmalige waarderingssubsidies (per categorie volgens lid 2) geldt als subsidieplafond.

    • b.

      Het College behandelt aanvragen in volgorde van ontvangst, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

    • c.

      Als de aanvraag onvolledig is, dan geldt als datum van indiening de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

    • d.

      Het College kan bij loting de volgorde van aanvragen bepalen als het subsidieplafond dreigt te worden overschreden door de ontvangst van meerdere aanvragen op dezelfde dag.

Hoofdstuk 6 Jeugdleerlingensubsidie muziek en podiumkunsten

Artikel 30 Voorwaarden waarderingssubsidie scholing podiumkunsten

Het College kan aan een aanvrager subsidie verstrekken voor muziekonderwijs. De aanvrager moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • a.

    De leerling is op 1 februari van het schooljaar, waarin de aanvraag wordt gedaan, jonger dan 18 jaar en woont in de gemeente Wijchen.

  • b.

    De leerling volgt zang-, dans-, of acteerles bij een opleidingsinstituut/school voor podiumkunsten.

  • c.

    De leerling volgt les met als doel toe te werken naar een openbare voorstelling.

  • d.

    Een aantoonbaar bekwame docent verzorgt het onderwijs.

  • e.

    De leerling moet op de datum waarop het College de subsidiebeschikking verstrekt les volgen om deze subsidie te krijgen.

Artikel 31 Subsidiebedrag en overige voorwaarden

  • 1.

    De subsidie is 1/2e deel van de scholingskosten (inclusief examenkosten) met een maximum van € 300 per leerling per schooljaar.

  • 2.

    De leerling ontvangt maximaal 4 schooljaren subsidie.

  • 3.

    Ouders van de leerling dienen per schooljaar een aanvraag in via het daarvoor beschikbare subsidieformulier.

  • 4.

    Ouders dienen hun aanvraag om subsidie in na 1 augustus en vóór 1 februari in het schooljaar waarin de leerling het muziekonderwijs volgt.

  • 5.

    Als het subsidieplafond niet is bereikt, geldt een tweede termijn. Ouders dienen de aanvraag om subsidie in tweede termijn in vóór 1 mei in het schooljaar waarin hun leerling het muziekonderwijs volgt.

  • 6.

    Aanvragen van leerlingen die al 1, 2 of 3 keer subsidie hebben ontvangen, krijgen voorrang boven eerste aanvragen.

  • 7.

    De aanvrager verstrekt de volgende gegevens:

    • a.

      naam, geboortedatum, adres, woonplaats van de leerling;

    • b.

      lidmaatschap van muziekvereniging;

    • c.

      type cursus/opleiding niveau diploma (A,B);

    • d.

      cursus/opleidingsorganisatie (wie voert cursus/opleiding uit);

    • e.

      een kopie van de factuur en een betalingsbewijs van de cursus/opleiding voor het schooljaar waar de aanvraag over gaat;

    • f.

      heeft de leerling eerder op grond van deze regeling subsidie ontvangen en hoe vaak.

Hoofdstuk 7 Regels voor Projectsubsidies

Artikel 32 Projectsubsidie

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan aan aanvrager een projectsubsidie verstrekken voor drie soorten projecten. Dat zijn:

    • a.

      Projecten in de vorm van evenementen en manifestaties.

    • b.

      Projecten met als doel:

      • de vernieuwing en verbreding van het bestaande activiteitenaanbod; of

      • het uitvoeren van experimenten, pilots en nieuwe activiteiten.

    • c.

      Projecten met als doel realisatie of renovatie van een fysieke accommodatie. We bedoelen hiermee een duurzame ruimtelijke voorziening.

  • 2.

    Het bestuursorgaan houdt bij verlening en bij vaststelling van de subsidie rekening met financiële bijdragen die de aanvrager van derden ontvangt.

  • 3.

    Het bestuursorgaan verstrekt voor een project in lid 1a of 1b maximaal 50% van de kosten die voortvloeien uit de activiteit(en).

  • 4.

    Lid 3 geldt niet voor projecten die het bestuursorgaan subsidieert ten laste van het Legaat van Cooth.

  • 5.

    Voor projectsubsidies gelden de volgende regels:

    • a.

      Het opgenomen budget in de gemeentebegroting voor projectsubsidies geldt als subsidieplafond.

    • b.

      Het College behandelt aanvragen in volgorde van ontvangst, totdat het voor de betrokken subsidie vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

    • c.

      Als de aanvraag onvolledig is, dan geldt als datum van indiening de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

    • d.

      Het College kan bij loting de volgorde van aanvragen bepalen als het subsidieplafond dreigt te worden overschreden door de ontvangst van meerdere aanvragen op dezelfde dag.

Hoofdstuk 8 Projectsubsidie Beeldende Kunst

Artikel 33 Definities

  • 1.

    Kunsteducatie: Dit staat voor alle vormen van educatie waarbij kunst en/of kunstzinnige middelen en technieken als doel of als middel worden gebruikt. In kunsteducatie gebruikt de subsidieaanvrager drie verschillende leervormen. Zie Toelichting.

  • 2.

    Receptieve kunstbeoefening: Dit zijn alle vormen van passieve kunstbeoefening. Het gaat om het kijken naar kunst, zoals bij het bezoeken van tentoonstellingen.

Artikel 34 Voorwaarden receptieve kunstparticipatie

Het College kan aan een aanvrager subsidie verstrekken voor receptieve kunstparticipatie als de activiteit:

  • 1.

    vindt plaats in de gemeente Wijchen en is laagdrempelig toegankelijk en

  • 2.

    is gericht op een zo breed mogelijk en vooral nieuw publiek.

  • 3.

    kan gericht zijn op het aantrekken van publiek van buiten de gemeente waardoor deze het inkomend cultuurtoerisme stimuleert.

  • 4.

    valt binnen de kunstvormen beeldend kunst, architectuur, fotografie, mode en design.

  • 5.

    maakt bij voorkeur gebruik van kunst van Wijchense en regionale kunstenaars.

Artikel 35 Subsidie en aanvragen receptieve kunstparticipatie

  • 1.

    Artikel 32 van deze regeling geldt niet voor projectsubsidie beeldende kunst.

  • 2.

    Het College verstrekt een subsidie van maximaal 50% van de kosten van de activiteit, met een minimumbedrag van € 1.000 en een maximumbedrag van € 10.000.

Artikel 36 Expositieruimte

  • 1.

    Het College kent één aanvraag toe voor de instandhouding van een expositieruimte.

  • 2.

    Aanvrager maakt aannemelijk dat een duurzame instandhouding van de expositieruimte wordt geborgd. Aanvrager zal de expositieruimte minimaal 4 jaar exploiteren.

  • 3.

    Het College verstrekt maximaal € 10.000 subsidie.

Artikel 37 Voorwaarden kunsteducatie

  • 1.

    De activiteit vindt plaats in de gemeente Wijchen en is gericht op leerlingen in het onderwijs. Zij vindt plaats onder schooltijd en/of als onderdeel van de brede school activiteiten.

  • 2.

    De activiteit bevat de drie verschillende leervormen: actief, receptief én reflectief.

  • 3.

    De activiteit gaat over: beeldende kunst, architectuur, fotografie, mode of design.

  • 4.

    Resultaten van de activiteit worden toegankelijk gemaakt voor publiek.

  • 5.

    Het Cultuurknooppunt coördineert de activiteit.

Artikel 38 Subsidie en aanvragen kunsteducatie

Het College verstrekt een subsidie van maximaal 50% van de kosten van de activiteit met een maximumbedrag van € 5.000.

Hoofdstuk 9 Overgangsregeling en slotbepalingen

Artikel 39 Onvoorziene gevallen

Het College beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze subsidieregeling niet voorziet.

Artikel 40 Hardheidsclausule

Het College kan van deze regeling afwijken of kan deze regeling niet toepassen als er bij de aanvrager bijzondere omstandigheden zijn waardoor een besluit voor de aanvrager een onrechtvaardig gevolg heeft.

Artikel 41 Overgangsregeling

  • 1.

    Het bestuursorgaan behandelt aanvragen voor subsidie per boekjaar die het vanaf 1 januari 2021 ontvangt, volgens de Subsidieregeling Wijchen 2021.

  • 2.

    Het bestuursorgaan behandelt aanvragen voor eenmalige subsidie, die het ontvangt, tot de inwerkingtreding van de Subsidieregeling Wijchen 2021 volgens de Subsidieregeling 2018

Artikel 42 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Subsidieregeling Wijchen 2021”, eventueel afgekort tot “SW 2021”.

  • 2.

    Deze regeling is geldig voor:

    • a.

      subsidies per boekjaar vanaf 1 januari 2021;

    • b.

      andere subsidies op de dag na bekendmaking.

  • 3.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na die van bekendmaking en werkt vervolgens terug tot en met 1 januari 2021.

  • 4.

    Op de dag na bekendmaking van de Subsidieregeling Wijchen 2021 vervalt de Subsidieregeling Wijchen 2018.

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 23 februari 2021.

De secretaris,

R. Boer

De burgemeester,

M. van Beek

Toelichting op Subsidieregeling Wijchen 2021

Inleiding

De Raad legt bij besluit in de Algemene subsidieverordening Wijchen (hierna: ASV 2018) de hoofdstructuur van het subsidieproces neer. Het College kan de inhoud van het beleid vervolgens uitwerken in subsidieregelingen. Artikel 3 van de ASV 2018 regelt (delegeert) de bevoegdheid tot het vaststellen van een subsidieregeling aan het College. In een subsidieregeling staat in ieder geval welke activiteiten in aanmerking komen voor subsidie. Verder kan het College vast stellen wat de doelgroep van de subsidie is, welke kosten in aanmerking komen, hoe het beschikbare budget wordt verdeeld over de aanvragen, etc. Het College kan op punten afwijken van de hoofdregels zoals vermeld in de ASV 2018. Zo kan zij een subsidieregeling op maat snijden. Dit is zeker van belang als het College een subsidieregeling onder een Europees steunkader brengt.

Om de duidelijkheid, eenvoud en onderlinge afstemming van regelingen te bevorderen gebruiken we de Model ASV 2013 van de VNG. We vermijden het gebruik van “beleidsregels” omdat we hiermee niet rechtstreeks verplichtingen aan subsidieontvangers kunnen opleggen. Denk aan bijvoorbeeld termijnen en subsidieverplichtingen.

 

We kiezen voor een neutrale naam voor deze subsidieregeling zonder verwijzing naar welzijn, onderwijs, sport en/of leefbaarheid. “Subsidieregeling Sociaal Domein” was een optie maar volgens deze regeling kan het College ook waarderings-, project- en budgetsubsidies verlenen voor activiteiten op bijvoorbeeld het vlak van milieu of ruimtelijke omgeving.

 

We geven in deze toelichting op de Subsidieregeling Wijchen 2021 (hierna: SW2021) uitleg bij een aantal artikelen, soms met een rekenvoorbeeld.

Toelichting op artikelen uit de Subsidieregeling Wijchen 2021

Hoofdstuk 1 Algemene Regels

Artikel 1 Definities

In artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en in artikel 9 van de Algemene subsidieverordening Wijchen 2018 staan de weigeringsgronden voor het verlenen van subsidie.

Artikel 2 Bereik

Hier staat geen opsomming van alle mogelijke beleidsterreinen. We voorkomen zo dat het bestuursorgaan op aanvraag subsidie wil verlenen voor een activiteit, die niet “past” binnen een van de genoemde beleidsterreinen.

Artikel 3

Met dit artikel voorkomen we dat een organisatie voor dezelfde activiteit(-en) twee of meer gemeentelijke subsidies (budget-, norm-, waarderings- en projectsubsidie) ontvangt.

Hoofdstuk 2 Regels voor Budgetsubsidies

Artikel 5 Budgetsubsidie

Een aanvraag om budgetsubsidie moet minimaal gaan over een budgetsubsidie van € 5.000 per jaar. De aanvraag moet in alle gevallen langs de Raad voor een besluit. Dat is voorafgaand aan de subsidieperiode waarvoor de aanvrager de subsidie heeft aangevraagd.

Voorbeeld: Als we een budgetsubsidie willen verstrekken voor bijvoorbeeld 2 jaren met ingang van 1 januari 2022, dan moet de Raad hierover uiterlijk in december 2021 een instemmend besluit nemen. Dat betekent tegelijk dat:

* de Raad voor de jaren 2022 en 2023 geen besluiten meer neemt over het budget en

* de Raad een beschikking afgeeft die geldig is van 1-1-2022 tot 1-1-2024.

 

Doel van het verlenen van meerjarige budgetsubsidie is het bieden van zekerheid aan de aanvrager voor zijn / haar bedrijfsvoering en het spreiden van risico’s over meerdere jaren. Denk bijvoorbeeld aan investeringen of doorlopende personele kosten.

 

Er zijn situaties waarin de keuze voor het verlenen van een budgetsubsidie voor één jaar mogelijk moet zijn. Als volgt:

  • 1.

    Er is een nieuwe gemeenteraad geïnstalleerd die zich niet gelijk in haar eerste jaar vast wil leggen op meerjarige (financiële) afspraken met een aanvrager. De keuze voor één of meerjarige afspraken zal vooral afhangen van de hoogte van het budget per boekjaar en het belang van de te subsidiëren activiteiten voor de gemeenschap.

  • 2.

    Er zijn voor de raad politieke overwegingen om voor slechts één boekjaar subsidie te verlenen.

  • 3.

    Wetgeving van het Rijk verlangt dat de raad voor slechts één boekjaar budgetsubsidie verleent aan de aanvrager.

 

In bijzondere situaties kan de subsidieperiode beginnen op een andere datum dan 1 januari. Denk aan het verstrekken van budgetsubsidies voor bijvoorbeeld sportactiviteiten of voor activiteiten in het onderwijs.

Artikel 5, lid 3

Er zijn drie soorten verklaringen die een accountant kan afgeven, namelijk een:

  • 1.

    goedkeurende controle verklaring;

  • 2.

    beoordelingsverklaring;

  • 3.

    samengestelde accountantsverklaring.

Artikel 5, lid 5 Vorming vermogen door budgetsubsidie

Om vast te stellen hoeveel het eigen vermogen van de aanvrager is gegroeid als gevolg van de verstrekte budgetsubsidie controleert het College de jaarrekening en de balans. Dit gebeurt aan de hand van de volgende vragen:

  • 1.

    Zijn bestemmingsreserves met toestemming van het College gevormd of gevoed?

  • 2.

    Bedroeg de algemene reserve aan het eind van de subsidieperiode meer dan 10% van de exploitatieomvang van de aanvrager in het laatste boekjaar?

 

Afspraken over de vorming en voeding van bestemmingsreserves moeten in de beschikking tot verstrekking van budgetsubsidie staan of in de uitvoeringsovereenkomst. Zonder voorafgaande toestemming van het bevoegd bestuursorgaan rekent het College de gelden waarmee een aanvrager een bestemmingsreserve vormt of voedt tot de algemene reserve.

Het College zal het bedrag boven de grens van 10% algemene reserve ten opzichte van de exploitatieomvang verrekenen met het budget voor de volgende subsidieperiode of terug vorderen. Het College kan hiervan afwijkend besluiten.

Hoofdstuk 3 Regels voor Normsubsidies

Artikel 6, lid 1 en lid 2

De aanvrager van een normsubsidie moet een minimum aantal actieve leden hebben. Actieve leden van een aanvrager zijn leden die:

  • a.

    contributie betalen; en

  • b.

    werkelijk minimaal 30 keer per jaar aan de kernactiviteit van de aanvrager deelnemen;

  • c.

    niet alleen lid zijn van het algemeen en/of dagelijks bestuur;

  • d.

    niet behoren tot de categorie ereleden;

  • e.

    niet in loondienst zijn van de aanvrager.

We verstaan onder:

  • orkesten: harmonieën, fanfares, brassbands, bigbands, blaaskapellen, symfonische orkesten en accordeonorkesten;

  • mars- en showorkesten: orkesten met slagwerk en/of blaasinstrumenten zoals drumfanfare, showband, drum- en malletband.

Artikel 6, lid 3

In het geval van een normsubsidie met een doelgroepencomponent vermenigvuldigt het College het normbedrag met het (verwacht) aantal Wijchense deelnemers, bezoekers, gebruikers, leden en/of cliënten. Als minder dan 50% van de deelnemers, bezoekers, gebruikers, leden en/of cliënten in de gemeente Wijchen woonachtig is, dan geldt voor de hoogte van het subsidiebedrag: normsubsidie maal het aantal Wijchense leden.

Voorbeeld:

Als 35% van bijvoorbeeld de leden woonachtig is in de gemeente Wijchen op een totaal van 100 leden, dan bedraagt de subsidie 35 maal het normbedrag volgens de subsidieregeling.

Artikel 6, lid 4

Het ledenaantal dat een nationale sportbond opgeeft voor een Wijchense sportclub is maatgevend voor de berekening van de:

  • normsubsidie die een sportclub kan ontvangen; én

  • bijdrage van een sportclub aan de Renovatiereserve van het RSA om zijn sportpark in stand te houden. Zie de beslisnota’s met nummer 12-IZ-132c en 15-AZ-171a.

Artikel 6, lid 5

De subsidieperiode is meestal een kalenderjaar. Als de subsidieperiode bijvoorbeeld het jaar 2019 is, dan geldt als teldatum één jaar voorafgaand en dat is 1 januari 2018. Soms loopt deze periode van 1 augustus tot en met 31 juli. Denk bijvoorbeeld aan aanvragers die activiteiten uitvoeren voor de binnen- en buitensport of in het onderwijs. Ook dan geldt 1 januari voorafgaand aan het nieuwe sportseizoen of schooljaar.

Artikel 7 Normsubsidie Huisvesting

Lid 1 gaat over een uitzonderingssituatie voor vier gesubsidieerde organisaties. Dit zijn: B.W.W., Wijchens Amateur Toneel, Wijchens Kindertheater Bombarie en de E.H.B.O. afdeling Wijchen. Zij ontvangen subsidie voor hun huisvestingskosten. De gemeente heeft in het verleden van hun verlangd dat zij voor hun activiteiten ruimte huren in SCEC ’t Mozaïek. Het artikel duidt op een sterfhuisconstructie. Wanneer een organisatie elders ruimte huurt, dan vervalt de aanspraak op deze subsidie. Voor de berekening van de subsidie geldt de werkelijk betaalde kale huursom en servicekosten. Energiekosten vallen buiten de berekening.

Bij lid 1 en 2 geldt dat zonder aanspraak op norm- of budgetsubsidie nimmer aanspraak bestaat op deze normsubsidie huisvesting. Als de norm- of budgetsubsidie aan een organisatie wordt beëindigd, dan verleent de gemeente tijdens de afbouwperiode van de subsidie de volle subsidie in de huisvestingskosten.

Artikel 8 normsubsidie amateurkunst

Onder amateurkunst verstaan we amateurverenigingen binnen de kunstdisciplines: muziek, toneel & theater, dans, zang.

Artikel 8, lid 1

De voorstelling of uitvoering moet onder artistieke leiding van gekwalificeerde dirigenten, regisseurs, instructeurs of choreografen plaats vinden.

Artikel 8, lid 2

Koren, toneel-, volksdans-, en majorettengroepen ontvangen dus wél het subsidiebedrag per actief clublid, maar alleen voor leden die in Wijchen wonen. Artikel 6, lid 3 is geldig.

Artikel 9 normsubsidie amateursport

Het College verleent geen subsidie voor sportactiviteiten:

  • 1.

    gericht op of onder de noemer:

    • vogels;

    • katten en honden(-sport);

    • vissen en vis- en hengelsport; en

    • denksporten zoals schaken, dammen en bridge.

  • 2.

    die vooral in horecagelegenheden plaatsvinden zoals darten en biljarten.

Artikel 9, lid 2a

Met de term “onderhoud” bedoelen we al het periodiek onderhoud dat nodig is om de buitensportaccommodatie in stand te houden. Component A heeft een directe relatie met het Renovatieplan Sportaccommodaties (zie artikel 6, lid 4).

Artikel 9, lid 2, c-1

We berekenen de totale subsidie per kalenderjaar als volgt. Stel dat een aanvrager bijvoorbeeld 3 zwemuren per week gebruik maakt van het zwembad, dan heeft de aanvrager recht op 3 maal € 2.700 is € 8.100 subsidie op jaarbasis. Voorwaarde is wel dat de aanvrager voor minimaal 40 weken per jaar een huurcontract met het zwembad sluit.

Artikel 9, lid 2, c-2

Er moet sprake zijn van een structureel aanbod van minimaal 30 trainingen en/of wedstrijden per kalenderjaar waar jeugdleden ook structureel aan deel nemen.

Artikel 10 normsubsidie jeugd- en jongeren

Artikel 10, lid 1

We definiëren:

  • Vorming als: het bevorderen van kennis, inzicht en vaardigheden met als doel een verbetering van het persoonlijk en algemeen maatschappelijk functioneren (van jeugd en jongeren).

  • Ontmoeting / recreatie als: het bevorderen van contacten gericht op ontspanning, gezelligheid en/of kennismaking met door anderen gehanteerde waarden en normen.

  • Cultuur/creativiteit als: het bevorderen van deelneming aan cultuuruitingen, gericht op creatieve ontplooiing, niet zijnde professionele kunst of amateurkunst.

Artikel 11 normsubsidie senioren

Er geldt géén minimum voor het toe te kennen bedrag. Dit betekent dat ook organisaties met minder leden voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 12 normsubsidie volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening

Dit artikel biedt de basis voor de verlening van subsidie voor activiteiten op het terrein van volksgezondheid en maatschappelijke dienstverlening.

Artikel 13 normsubsidie cliëntraden

Dit artikel geldt niet voor aanvragers die het bevorderen van de leefbaarheid in de gemeente Wijchen als doel hebben. Het College kan aan aanvragers die de leefbaarheid willen bevorderen een waarderingssubsidie verstrekken.

Artikel 14 normsubsidie beheer wijkcentra en dorpshuizen

Artikel 14, lid 1

We verstaan onder “accommodatie” een dorpshuis, wijkcentrum of multifunctioneel gebouw. In alle gevallen vinden in een accommodatie meerdere soorten activiteiten plaats gericht op: onderwijs, vorming, ontmoeting, cultuur, voorlichting, educatie en/of sport.

Artikel 15 normsubsidie activiteiten wijkcentra en dorpshuizen

Artikel 15, lid 1

Zie voor de definitie van: vorming, ontmoeting en recreatie of cultuur en creativiteit artikel 10, lid 1 in deze toelichting. We streven naar een uniforme verantwoording van de inkomsten en uitgaven door het bestuur van deze accommodaties.

Artikel 16 normsubsidie volkscultuur en historie

Conserveren van de lokale en regionale volkscultuur en historie betekent dat de aanvrager zijn collectie of aandacht richt op in elk geval de recente geschiedenis tot 1950. Voor het publiek toegankelijk maken betekent dat de aanvrager een streekdocumentatiecentrum of streekmuseum met publiek functie beheert.

Artikel 17 normsubsidie culturele en maatschappelijke vorming

We verstaan onder “culturele en maatschappelijke vorming” het geheel van activiteiten op het terrein van de cultuureducatie, natuur- en milieueducatie en levensbeschouwelijk onderwijs.

Hoofdstuk 4 Normsubside Voor- en Vroegschoolse Educatie

Het College heeft op 6 juni 2017 de beleidsuitgangspunten voor en de subsidiëring van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) vastgesteld. De raad heeft 22 juni 2017 het beleid vastgesteld voor de peuteropvang vanaf 2018 na de harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk.

Artikel 18 Definities

Artikel 18, lid 3

Met het overdrachtsinstrument "Kijk!" beschrijven pedagogisch medewerkers op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter. Ze bespreken dit document met ouders en dragen het over aan de toekomstige basisschool.

Artikel 18, lid 11

Het Landelijk Register Kinderopvang is een register waarin kindercentra zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

Artikel 18, lid 19

De tabel ouderbijdrage voor het inkomensafhankelijk tarief voor de gesubsidieerde peuteropvang is afgeleid van de tabel voor de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

Artikel 23 Doelgroep

Artikel 23, lid 3

De JGZ kan een VVE-verklaring afgeven voor doelgroeppeuters die voldoen aan voorwaarde 1, 2, en/of 3 zoals genoemd in het 2e lid van dit artikel. De JGZ geeft slechts een VVE-verklaring af nadat zij advies heeft ingewonnen bij de logopedische dienstverlening van de gemeente Wijchen. De logopedist onderzoekt of de peuter werkelijk een taalachterstand heeft.

Het zogenoemde Komeet-overleg kan een VVE-verklaring afgeven voor doelgroeppeuters die voldoen aan voorwaarde 4 uit het 2e lid.

Artikel 24 Subsidiebedrag

Artikel 24, lid 5

We verstaan onder werkelijke aantal bezette VVE peuterplekken in het subsidiejaar het aantal afgenomen uren per werkelijke bezette VVE peuterplek, het werkelijk gehanteerde uurtarief en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdragen). De definitieve subsidie is altijd gelijk aan of lager dan de verleende subsidie.

Artikel 25 Voorwaarden voor subsidie VVE

Artikel 25, lid 5

Er is afstemming op onderdelen van de doorgaande lijn, zoals het educatief handelen, de zorgstructuur en ouderbetrokkenheid. Ook zijn er afspraken over de overgang van de voorschoolse voorziening naar de basisschool. Er vindt een warme overdracht plaats van doelgroeppeuters.

Hoofdstuk 5 Regels voor Waarderingssubsidies

Artikel 29 Algemene regels waarderingssubsidies

Artikel 29, lid 2

We verstaan onder lid 2 in alle gevallen activiteiten die lokaal in de gemeente Wijchen plaats vinden en zonder winstoogmerk zijn. Ter toelichting staan hieronder voorbeelden genoemd.

  • j.

    Koningsdag, Sinterklaas.

  • k.

    Sinterklaas.

  • l.

    Kunstmarkt, zang- en dansfestival, muziekfestival, cultureel (historisch) festival, Uitmarkt, vrijwilligersdag.

  • m.

    Jeugdsporttoernooi.

  • n.

    Activiteiten ter ondersteuning van mensen met een beperking.

  • o.

    Lezingen, heemkunde en het documenteren van de lokale en regionale geschiedenis.

 

In lid 2i verwijzen we naar de voorwaarden in de checklist leefbaarheidsgroep, die het College heeft vastgesteld op 28 oktober 2014 (nr: 14-5949).

Artikel 29, lid 3

Op grond van artikel 3, lid 2 van de Algemene Subsidieverordening 2018 staan we een latere indieningstermijn toe voor activiteiten die plaats vinden na 1 augustus in enig boekjaar. Het geldt alleen voor activiteiten waarvoor de gemeente per boekjaar waarderingssubsidie verstrekt. Als de activiteit bijvoorbeeld plaats vindt op 5 december 2022 dan mag de aanvrager, zijn aanvraag voor waarderingssubsidie indienen tot 1 juni 2022. Daarmee voorkomen we pro forma aanvragen zonder goede onderbouwing op (in dit voorbeeld) 31 mei 2021.

Hoofdstuk 6 Jeugdleerlingensubsidie Muziek en podiumkunsten

Artikel 30 Voorwaarden waarderingssubsidie muziekonderwijs

 

A: De gemeenteraad heeft in juni 2013 besloten dat volwassenen (18 jaar en ouder) geen subsidie krijgen voor cultuureducatie. Dat betekent dat een leerling op 1 februari van het betreffende schooljaar jonger dan 18 jaar moet zijn om in aanmerking te komen voor een subsidie.

 

B: Onder podiumkunsten verstaan wij die vormen van kunst die uitgevoerd worden op een podium in de aanwezigheid van publiek. Tot de podiumkunsten rekenen wij live-uitvoeringen van muziek, musical, opera, ballet, moderne dans, toneel en kleinkunst.

 

C: We stimuleren kinderen om kennis te maken met podiumkunsten. We willen ze podiumervaring op laten doen. Onderwijs is de basis van talentontwikkeling. Daarom willen we met een waarderingsbijdrage het voor ouders aantrekkelijker maken hun kind les te laten volgen. Hierbij is het doel om toe te werken naar een voorstelling/optreden op het podium.

 

D: Het onderwijs moet gegeven worden door een daartoe bekwaam en bevoegd docent.

 

E: Het College kan dit controleren. Als blijkt dat op dat moment de leerling geen les meer volgt, weigert het College de aanvraag.

Artikel 31 Subsidiebedrag en overige voorwaarden

Artikel 31, lid 1

Het College verstaat onder een schooljaar het tijdvak dat begint op 1 augustus en eindigt op 31 juli. De startdatum van de muzieklessen ligt tussen aanvang schooljaar 1 augustus en 1 februari.

Artikel, 31, lid 2

Door de invoering van een muzikale leerlijn in het basisonderwijs, begint een leerling met een zekere voorkennis aan de cursus/opleiding waardoor een gemiddelde leerling een A diploma in één jaar kan halen. Aansluitend zou hij het B diploma in drie jaar moeten kunnen halen. Het maakt voor de termijn niet uit of de leerling tussentijds van instrument en/of docent verandert.

Artikel 31, lid 3

 

De term ”ouders” kan ook gelezen worden als “verzorgers” van de leerling. Op de gemeentelijke website is het aanvraagformulier te downloaden.

Artikel 31, lid 4

Het College weigert aanvragen voor andere schooljaren dan het schooljaar waarin ze worden ingediend. Het College geeft voorrang aan gestarte leerlingen en kiest daarom voor een vast moment waarop subsidie kan worden aangevraagd.

Artikel 31, lid 5

Als het College een tweede termijn daadwerkelijk open stelt, dan maakt het College daarvan tijdig melding in de Wegwijs en op de website.

Artikel 31, lid 6

Leerlingen die gestart zijn met hun opleiding en daarvoor al een, twee of drie keer subsidie hebben ontvangen, krijgen bij de behandeling van aanvragen voorrang. Daarmee voorkomt het College dat ze buiten de boot vallen en hun opleidingstraject (moeten) onderbreken.

Hoofdstuk 7 Regels voor Projectsubsidies

Artikel 32 Projectsubsidie

Artikel 32, lid 1c

Als in een aanvraag om projectsubsidie een geraamd investeringsbedrag staat van meer dan € 100.000, dan sluit de gemeente met de aanvrager een samenwerkingsovereenkomst voordat de Raad besluit over verstrekking van projectsubsidie.

 

In deze overeenkomst staan afspraken over:

  • 1.

    een omschrijving van het project;

  • 2.

    het te realiseren resultaat van het project, SMART geschreven:

    • a.

      Specifiek: is de doelstelling eenduidig?

    • b.

      Meetbaar: onder welke (meetbare/observeerbare) voorwaarden of vorm is het doel bereikt?

    • c.

      Acceptabel: zijn de doelen acceptabel voor de doelgroep en/of het management?

    • d.

      Realistisch: is het doel haalbaar?

    • e.

      Tijdsgebonden: wanneer (in de tijd) moet het doel bereikt zijn?

  • 3.

    de totale projectkosten en de dekking daarvan;

  • 4.

    de exploitatiekosten en de dekking daarvan na oplevering van het project;

  • 5.

    de organisatie van het project:

    • a.

      taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van elke partij in het project;

    • b.

      een stuurgroep en/of projectteam met vermelding van hun leden en hun taak;

    • c.

      de inzet van vrijwilligers en/of gemeentelijke adviseurs.

  • 6.

    de planning van het project;

  • 7.

    de wijze van informatieverstrekking aan alle betrokkenen;

  • 8.

    een analyse van de risico’s bij uitvoering van het project;

  • 9.

    andere voorwaarden voor de verstrekking van subsidie.

 

Het bestuursorgaan kan de inzet van vrijwilligers “waarderen” als eigen bijdrage in de dekking van de geraamde projectkosten. Voorwaarde dat in de samenwerkingsovereenkomst een bedrag per uur is afgesproken. Zie ook artikel 14 uit de ASV 2018.

 

De samenwerkingsovereenkomst wordt na het besluit onderdeel van de beschikking.

Hoofdstuk 8 Projectsubsidie Beeldende Kunst

 

De raad heeft op 31 oktober 2002 (02IZ001) een fonds voor Beeldende Kunst vast gesteld. Dat fonds wordt niet meer gevoed. Op 31 december 2015 stond € 104.464 in het fonds. De gemeente Wijchen wenst met het uitvoeringsprogramma Beeldende Kunst 2016-2019 Wijchen, gedateerd 22 maart 2016, de receptieve kunstparticipatie en kunsteducatie te bevorderen. De raad heeft op 12 mei 2016 het fonds voor Beeldende Kunst beschikbaar gesteld voor het verstrekken van subsidie aan initiatieven op het gebied van receptieve kunstparticipatie en kunsteducatie.

Artikel 33 Definities

Artikel 33

Strikter gedefinieerd is kunsteducatie het doelgericht leren omgaan met kunst, als persoonlijk uitdrukkingsmiddel en als cultureel fenomeen. Het oogmerk van kunsteducatie reikt verder dan het verwerven van kennis over kunstobjecten en kunstprocessen. Het gaat ook om het bestuderen van wat deze objecten en processen bij de beschouwer bewerkstelligen. Onder kunsteducatie verstaan we de kunstvormen beeldend, architectuur, fotografie, mode en design. De drie verschillende leervormen zijn:

  • a.

    Actief: Leerlingen beoefenen zelf een kunstdiscipline zoals schilderen. Zij leren zich kunstzinnig uit te drukken, ontwikkelen tevens kennis van materialen en gereed-schappen en verwerven hiernaast vaardigheden en technieken.

  • b.

    Receptief: Leerlingen kijken of luisteren naar professionele kunstproducten zoals een beeldententoonstelling. Ze leren kenmerken, stijlen en stromingen herkennen en doen hiernaast kennis van termen en begrippen op.

  • c.

    Reflectief: Leerlingen ‘beschouwen’ kunstproducten. Zij denken, lezen, praten er over en wisselen van gedachten met elkaar. Bij zowel actieve als receptieve kunst-beoefening kan reflectie plaatsvinden. Reflectie op de kunstervaring en het eigen productieproces en de analyse hiervan vormen de essentie van kunsteducatie.

Artikel 37 Voorwaarden kunsteducatie

Artikel 37, lid 1

Het gaat hier om leerlingen in het basis- of voortgezet onderwijs.

Artikel 37, lid 2

De kunstvormen die we hierbij betrekken zijn: beeldend, architectuur, fotografie, mode en design. Bij receptieve kunstbeoefening kan ook reflectie plaatsvinden: theoretische verdieping en/of kritische beschouwing.

Naar boven