Gemeenteblad van Vijfheerenlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vijfheerenlanden | Gemeenteblad 2021, 59330 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vijfheerenlanden | Gemeenteblad 2021, 59330 | Beleidsregels |
Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent harmonisatie van het detailhandelsbeleid
De gemeente Vijfheerenlanden is op 1 januari 2019 ontstaan door de fusie tussen de voormalige gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik. Alle drie de voormalige gemeenten beschikten over detailhandelsbeleid. Voor Leerdam is het beleid opgesteld in 2011, voor Vianen in 2016 en Zederik stelde nog vlak voor de fusie, in 2018, beleid op.
Doel: harmonisatie en actualisatie
In de gemeente Vijfheerenlanden zijn er momenteel drie verschillende invullingen van detailhandelsbeleid. Dit kan voor ondernemers, eigenaren en inwoners tot onduidelijke situaties leiden. Bovendien is ook op de langere termijn de juridische houdbaarheid ongewis. Het is daarom gewenst het beleid van de drie voormalige gemeenten te harmoniseren. Het doel is één gezamenlijk detailhandelsbeleid te vormen.
Daarnaast wordt dit moment aangegrepen om het beleid, waar nodig, bij de tijd te brengen (actualisatie). Vanwege nieuwe beleidskaders, jurisprudentie, ontwikkelingen in de winkelmarkt en de coronacrisis zijn er aanleidingen het beleid op enkele punten te actualiseren.
Het uitgangspunt van deze harmonisatie is dat er waar mogelijk wordt voortgebouwd op het bestaande beleid. De focus ligt op het gladstrijken van eventuele tegenstrijdigheden en op het gebruik van dezelfde terminologie, ambities en bijbehorende regels.
Om het proces te begeleiden is een werkgroep geformeerd, met daarin een afvaardiging van verschillende ondernemersbelangen. De werkgroep is drie keer samengekomen om de analyse en het conceptrapport te bespreken. Tijdens de lockdown is drie weken lang een digitale ‘inloopavond’ gehouden, via een specifiek daartoe gemaakte projectwebsite. Daarbij was er ook een optie voor een fysiek reactieformulier.
In het vervolg van dit hoofdstuk wordt de huidige situatie in de gemeente uiteengezet. In hoofdstuk 2 worden de ontwikkelingen in de winkelmarkt, de effecten van de coronacrisis en de gevolgen voor de lokale situatie besproken. De ambitie en visie op de winkelstructuur worden beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op de ontwikkeling van de centra van Vianen en Leerdam. Hoofdstuk 5 geeft aan welke specifieke regels er volgen uit de keuzes in de structuurvisie.
De gemeente Vijfheerenlanden ligt in de provincie Utrecht tussen de rivieren Lek en Linge en wordt doorkruist door de A2 en de A27. Vijfheerenlanden vormt de zuidoostelijke hoek van het ‘Groene Hart’ van de Randstad.
In de gemeente wonen circa 56.800 mensen1 . De grootste woonplaatsen zijn Leerdam (circa 18.500 inw.) en Vianen (circa 17.100 inw.).2 De rest van de bevolking woont verspreid over het landelijk gebied.
Inwonerontwikkeling Vijfheerenlanden
De grootste woonontwikkelingen zijn gaande ten oosten van Vianen (Hoef en Haag) en ten westen van Leerdam (Broekgraaf). In voormalig Zederik wordt beperkt programma toegevoegd in Meerkerk, Lexmond en Ameide. De verwachting is dat het inwonertal in de totale gemeente tot 2030 toeneemt met circa 4.300 inwoners. De grootste groei vindt plaats rond Vianen (circa 3.000 inwoners)3 .
Aanbod centra Vijfheerenlanden
De detailhandelsstructuur in Vijfheerenlanden bestaat uit de volgende centrumgebieden:
Meerkerk-Centrum is met circa 5.150 m2 wvo het op twee na grootste winkelgebied in winkelvloeroppervlak. Doordat modewinkel Zwijnenburg alleen al goed is voor circa 3.000 m2 wvo mode-aanbod, is de omvang van het centrum in aantal winkels beperkt (circa 15 winkels). Het centrum heeft een Plus-supermarkt van ± 900 m2 wvo.
Leerdam en Vianen hebben buurtwinkelcentra waar hoofdzakelijk dagelijks aanbod te vinden is. In Leerdam zijn dat ‘Eiland’ en Europaplein. Eiland in Leerdam Noord bestaat uit een MCD-supermarkt (± 800 m2 wvo) en een snackbar. Europaplein is het meest complete buurtcentrum van de gemeente met twee supermarkten (Aldi van ± 1.000 m² en Plus van ± 1.200 m2 wvo) en aanvullend dagelijks aanbod van verszaken en een drogist. In Vianen liggen buurtcentra Monnikenhof en De Hagen. Monnikenhof is een compact buurtcentrum rond een parkeerplein met een Coop-supermarkt (± 700 m2 wvo) en aanvullende buurtfuncties, zoals afhaalhoreca, een kapper, een bakker en een drogist. Buurtcentrum De Hagen ligt bij een school en een tankstation en heeft een Aldi-supermarkt (± 850 m2 wvo), een verswinkel, slijter, bloemist en cafetaria.
In de gemeente zijn meerdere winkels te vinden op bedrijventerreinen. Het betreft uitsluitend niet-dagelijks aanbod, met name winkels met volumineuze artikelen en een groot oppervlak, zoals bouwmarkten en keukenwinkels. Het aanzienlijke aanbod in winkelvloeroppervlak op deze locaties valt binnen een beperkt aantal winkels (bijv. 12 in Leerdam, 10 in Vianen, 7 in Meerkerk).
Verspreid gelegen winkelaanbod
In Leerdam en Vianen is naast de centra en het bedrijventerrein nog enig verspreid winkelaanbod te vinden, zoals een tuincentrum in Leerdam en groentewinkel Baars aan de Buitenstad in Vianen.
Het overige verspreid gelegen aanbod varieert. Zo zijn er bijvoorbeeld boerderijwinkels (Groene Geer, Barten), fietsenwinkels in Meerkerk, een tegelzaak in Hei- en Boeicop, een bloemist in Ameide en Winkel&Zo in Everdingen (dagbesteding).
Hoofdlijnen beleid voormalige gemeenten
Het beleid van de voormalige gemeenten komt op veel punten overeen, maar er zijn ook verschillen. In bijlage 1 wordt dieper op de individuele beleidskaders ingegaan. Hieronder wordt de hoofdlijn van de voormalige beleidsstukken beschreven. De drie voormalige gemeenten:
Provinciaal beleid Utrecht 2018
Het detailhandelsbeleid van de provincie Utrecht is verankerd in de Retailvisie Provincie Utrecht (2018).
De provincie constateert dat er structureel overaanbod aan niet-dagelijkse winkels is ontstaan in de provincie.
Alle centrumgebieden anders dan de binnensteden van Utrecht, Veenendaal en Amersfoort zullen zich moeten heroriënteren op de lokale functie. Lokale centra blijven naar verwachting aantrekkelijk voor boodschappen. Dit vraagt bijzondere aandacht voor de inpassing van supermarkten als dé dragers (publiekstrekkers) voor centra. Voor deze centra geldt dat vooral in de niet-dagelijkse goederen sprake zal zijn van een krimpopgave in m2 winkelruimte. In deze transitie is aandacht voor een grotere mix van functies en de aantrekkelijkheid van de openbare ruimte.
Uitzonderingen zijn mogelijk voor: detailhandelsbehoefte als gevolg van grootschalige stedelijke ontwikkelingen, detailhandel in brand- of explosiegevaarlijke stoffen, volumineuze detailhandel, verplaatsing/uitbreiding van detailhandel in aansluiting op het bestaande winkelgebied, als dit noodzakelijk is voor het economisch of maatschappelijk functioneren van het bestaande winkelgebied.
Vestiging van perifere, grootschalige detailhandel wordt in beginsel niet toegestaan buiten de bestaande mogelijkheden in vigerende ruimtelijke plannen van de gemeenten. Vestiging is uitsluitend toegestaan voor winkels die vanwege aard en omvang en het gevoerde assortiment moeilijk inpasbaar zijn in centrumgebieden, zoals bouwmarkten en tuincentra.
2.1 Landelijke trends en ontwikkelingen
Corona: zijn de trends nog relevant?
Tijdens het schrijven van dit rapport (mei 2020) legt de coronacrisis het land plat. De precieze maat en schaal van de schade is nog onzeker. Voor publieksfuncties zoals winkels is al wel duidelijk dat de klap ongekend groot is. DTNP voorziet dat de meeste van de al bestaande winkeltrends alleen maar versterkt worden door deze crisis. We gaan hier later verder op in.
Het aandeel aankopen dat online wordt gedaan is sinds 2011 sterk gestegen. Dit is voornamelijk te zien in de niet-dagelijkse sector waar ondertussen circa een kwart van de bestedingen online wordt gedaan. Maar ook in de dagelijkse sector is het online winkelen in opmars; met name in de laatste jaren is het online boodschappen doen in populariteit en aanbod toegenomen. De groei van online bestedingen gaat ten koste van bestedingen in fysieke winkels. Door de coronamaatregelen neemt de oriëntatie op online aankopen in veel branches toe4 , ook onder doelgroepen die daar tot voor kort nog beperkt gebruik van maakten. Online spelers breiden hun capaciteit flink uit. Amazon had net voor de coronacrisis zijn Nederlandse website gelanceerd. De toenemende oriëntatie op online aanbod zal na de coronacrisis voor een deel een structureel onderdeel van het consumentengedrag zijn geworden.
Afname winkels, toename leegstand
Het aantal fysieke winkels neemt al jaren af. Dat geldt voor zelfstandigen (bijv. geen opvolging), maar de laatste jaren ook zeker voor winkelketens die zich niet goed kunnen onderscheiden van het online aanbod. Vooral het aantal niet-dagelijkse winkels is sterk in aantal gedaald.
Als gevolg hiervan is de leegstand toegenomen. Tot 2016 was er een duidelijke stijging te zien in de omvang van de leegstand (o.a. faillissement V&D). In de jaren daarna nam de leegstand iets af, voornamelijk doordat winkelpanden getransformeerd werden naar o.a. horeca, kappers en wonen. In de laatste paar jaar is er weer een toename in het aantal leegstaande panden te zien, juist ook in de centrumgebieden. De invulling door alternatieve functies wordt minder, terwijl de krimp aan winkels doorzet. Zo lijkt de groei in de horecasector af te vlakken en blijft moeilijk (snel) te transformeren leegstaand winkelvastgoed over (zoals overdekte winkelpassages).
Veranderend ruimtelijk gedrag consument
De afname van de bestedingen en toegenomen leegstand zijn niet in elk winkelgebied gelijk. De komst van online winkelen heeft grote veranderingen teweeggebracht in het koopgedrag van de consument. De consument is aan de ene kant op zoek naar gemak in gerichte aankopen en aan de andere kant naar iets bijzonders (kwaliteit product, activiteit, advies, locatie, etc).
Voor de totaalbeleving van een ‘dagje centrum’, waaronder ‘winkelen’, is de consument selectief. Alleen de echt grote binnensteden voldoen nog aan de gewenste diversiteit en massa aan winkels, horeca en activiteiten. Grote specialistische winkels als Zwijnenburg, waar ook een ‘totaalbeleving’ wordt geboden, zijn hierop een uitzondering.
Vooral veel middelgrote centra zijn tussen tafellaken en servet: dit zijn winkelgebieden met veel ‘standaard’ niet-dagelijks winkelaanbod en zonder het horeca/cultuuraanbod van de grote binnensteden. Deze centra worden minder gekozen door de consument en verliezen in rap tempo hun bovenlokale functie. Het zijn vooral deze gebieden die kwetsbaar zijn en te maken hebben met structurele leegstand. In Vijfheerenlanden is het centrum van Leerdam hier een kleine versie van.
Corona en de trends: in één keer jaren vooruit
Sinds de ‘intelligente lockdown’ blijven consumenten zoveel mogelijk thuis. Bestedingen voor dagelijkse boodschappen (supermarkt, drogist) in de nabije woonomgeving worden gewoon gedaan, terwijl recreatief winkelbezoek aan de hoofdwinkelstraten van grotere centra sterk terugvalt5 . Schoenen- en kledingwinkels leiden grote omzetverliezen. Doordat mensen veel thuis zijn/werken, stijgen bestedingen in specifieke branches als doe-het-zelfartikelen en elektronica6 . Behalve op de recreatieve detailhandelsbranches heeft de crisis grote negatieve invloed op de andere centrumvoorzieningen (horeca, kapper, bioscoop, museum, etc.). Ondertussen stijgt de online winkelomzet het sterkst sinds de start van de publicatie van de internetverkopen door het CBS. Ook marktonderzoekers, zoals GfK, zien ongekende groei in de online non-foodaankopen en ook bij online supermarkten zijn er wachttijden vanwege de drukte. Veel ondernemers en binnensteden worden ‘geforceerd’ zelf ook een grote stap te zetten in de online mogelijkheden.
Na een periode van economische voorspoed wordt Nederland nu geconfronteerd met de grootste daling van het consumentenvertrouwen en de koopbereidheid ooit gemeten7 . Ook in de ‘goeie’ tijd had een groot deel van de detailhandel het al lastig. Consumenten (ook ouderen) raken intussen versneld gewend aan de online samenleving. Online spelers vergroten hun capaciteit en slagkracht. Tegelijkertijd tonen veel consumenten sympathie aan lokale ondernemers. Niettemin winnen gemak, snelheid, aanbod en prijs van de grote online spelers het vaak van de sympathie. Het is zeer de vraag in welke mate consumenten na de coronacrisis fysieke winkels weer terugvinden als aankoopplaats8 .
In elk geval moet rekening gehouden worden met afnemende bestedingen door (onzekerheid over) werkloosheid en economische recessie. Vooral conjunctuurgevoelige (niet noodzakelijke) bestedingen (horeca, uitgaan, mode, meubels, overig recreatieve aankopen) hebben hier onder te lijden. De effecten van de coronacrisis raken daarmee zowel op de korte als op de lange termijn voornamelijk hoofdwinkelgebieden (met meer dan primaire boodschappenfunctie). In grote lijnen zetten de al bestaande trends en hun gevolgen in versneld tempo door, alleen krijgen de grote binnensteden nu ook een klap.
Boodschappen doen: grote supermarkten
Waar in de niet-dagelijkse sector sprake is van krimp, is in de dagelijkse sector juist sprake van groei van het winkelvloeroppervlak. Dit wordt vooral veroorzaakt door de supermarktsector. De hevige concurrentie onder supermarkten wordt voornamelijk uitgevochten door schaalvergroting van winkels. Meer en grotere supermarkten betekent meer benodigd draagvlak.
Supermarktpartijen willen met de mooiste winkel op de beste locatie (bezoekgemak, omvang, etc.) de sterkste positie innemen in de lokale markt en zo concurrenten verdrukken. Dat betekent anno 2020 dat supermarktpartijen al snel een winkel van tussen de 1.200 en 1.800 m2 wvo willen bouwen. De groei in écht grote supermarkten (2.000+ m2 wvo) is beperkt. Kleine supermarkten in kleinere dorpen zijn moeilijk te exploiteren. In echt grote (en groeiende) binnensteden ontstaan meer specialistische en city-supermarkten, ‘mandjeswinkels’, tot circa 1.000 m2 wvo.
Supermarkten nemen een steeds groter ‘marktaandeel levensmiddelen’ voor hun rekening, waaronder zelfs thuisbezorging van warme maaltijden en consumptie ter plaatse (bijv. La Place bij Jumbo). Mede door de inspanningen van supermarktpartijen ontstaat een gespannen markt voor levensmiddelen (o.a. supermarkten, bakkers, slagers, Chinese restaurants, snackbars, Deliveroo, Picnic etc.): de groei van de één gaat al snel ten koste van de ander.
Supermarkten zijn voor dorpscentra veruit de belangrijkste functie. Zij trekken duizenden bezoekers per week, meer dan elke andere centrumfunctie. Het online omzetaandeel in de boodschappensector is nog klein, maar groeit de laatste jaren snel.
Inpassing supermarkten en combinatiebezoek
Overige voorzieningen kunnen profiteren van de grote bezoekersaantallen van supermarkten, mits de supermarkt goed is ingepast in het winkelgebied. De onderlinge afstand en zichtrelatie zijn daarbij bepalende factoren. Uit door DTNP uitgevoerd onderzoek onder circa 3.000 respondenten in 20 dorps- en wijkcentra in Nederland blijkt dat circa 44% van de consumenten het supermarktbezoek combineert met een of meer andere winkels in hetzelfde winkelgebied. Dit geldt zowel voor service- als voor discountsupermarkten.
Het onderzoek toont aan dat het aandeel supermarktbezoekers dat ook andere winkels bezoekt, toeneemt naarmate meer winkels dicht bij de supermarkt liggen. Daarnaast blijkt dat het combinatiebezoek toeneemt naarmate er meer winkels in het zicht van de ingang van de supermarkt liggen.
2.2 Koopgedrag Vijfheerenlanden
In 2016 en 2018 is voor de hele Randstad onderzoek gedaan naar het koopgedrag van de inwoners9 , ook in Leerdam, Vianen en Zederik.
Niet-dagelijkse sector trendvolgend
De afvloeiing van bestedingen aan niet-dagelijkse artikelen naar omliggende grotere centra (o.a. Utrecht, Nieuwegein, Gorinchem) is in Vijfheerenlanden groot. In voormalig Vianen en Zederik gaat zelfs ruim de helft van de bestedingen naar andere winkelgebieden. In Leerdam vloeide iets minder af naar elders, circa 36%. Leerdam heeft een groter eigen winkelaanbod en ligt iets verder van de grote binnenstad van Utrecht.
De groei van online aankopen in Vijfheeren-landen loopt gelijk met de Randstad en groeide in de niet-dagelijkse sector van circa 20% in 2016 naar circa een kwart in 2018 10 .
De koopkrachtbinding aan het lokale winkelaanbod in de niet-dagelijkse sector nam iets af tussen 2016 en 2018. Ook de toevloeiing van bestedingen vanuit omliggende gemeenten nam af. In Leerdam is die afname aan binding en toevloeiing11 het grootst. Dit komt waarschijnlijk doordat Leerdam, in vergelijking met Vianen en Zederik, nog een relatief grote niet-dagelijkse winkelfunctie had, en de veranderingen dus harder aankomen.
Snelste krimp bestedingen in de grootste centra
De afname van niet-dagelijkse bestedingen is niet overal gelijk. De grootste verliezers zijn de hoofdcentra van Leerdam en Vianen. Vooral de toevloeiing van buitenaf (streekfunctie) is hier, zoals te verwachten vanuit de trends, sterk afgenomen. In Leerdam-Centrum is als gevolg hiervan in 2018 circa een kwart minder aan niet-dagelijkse artikelen besteed dan in 2016. In Vianen-Centrum zijn de niet-dagelijkse bestedingen met circa 20% afgenomen12 .
Dagelijkse sector Vijfheerenlanden
In alle drie gemeenten wordt in winkels binnen de dagelijkse sector de grootste omzet behaald. Het koopgedrag in de dagelijkse sector wordt voornamelijk bepaald door supermarkten. Online is nog een kleine, maar snel groeiende factor in de dagelijkse sector, ook in Vijfheerenlanden groeide dit naar circa 3% in 2018.
Voormalige gemeente Leerdam heeft met o.a. het recent vernieuwde Europaplein het meest moderne supermarktaanbod van de gemeente (4 supermarkten van ≥ 1.000 m2 wvo). Hier werden in 2018 circa 87% van de dagelijkse bestedingen lokaal gedaan. Binnen de gemeente zijn de bestedingen wel wat verschoven; minder naar het centrum en meer naar Europaplein. De afvloeiing naar andere winkelgebieden gaat onder andere naar Gorinchem13 .
In voormalig Zederik is er één supermarkt per voorzieningenkern. Hier is de binding aan het eigen aanbod circa 60%. Sinds 2016 is de binding, ondanks de groei van online, wel iets toegenomen. De vernieuwing en uitbreiding van Plus in Meerkerk en de modernisatie van Coop in Ameide (beide in 2017) hebben naar alle waarschijnlijkheid bijgedragen aan het behoud van lokale bestedingen.
Het koopgedrag van de consument verandert snel, mede door de groei van online aankopen. Die verandering heeft als gevolg dat er minder wordt besteed bij winkels in Vijfheerenlanden en dat het winkelaanbod krimpt, vooral in de niet-dagelijkse branches. De meeste van dit type winkels zijn te vinden in de centra van Leerdam en Vianen, daar is sprake van een toenemend én structureel leegstandsprobleem. De coronacrisis versnelt deze ontwikkelingen. De winkelmarkt bevindt zich in onzekere tijden, een realistische visie kan duidelijkheid bieden.
Samengevat zijn de ambities voor de winkelstructuur in de gemeente de volgende:
Toekomstige marktmogelijkheden
De toekomstige behoefte aan fysieke winkels in de gemeente Vijfheerenlanden verschilt sterk per sector. De dagelijkse sector functioneert vooral lokaal, voldoende bevolkingsgroei in de gemeente kan behoud dan wel groei van het aanbod mogelijk maken. Daarom is voor deze sector een berekening gemaakt voor de toekomstige marktsituatie (zie bijlage B). De verwachting is dat het huidige dagelijkse winkelaanbod in voormalig Leerdam en Zederik redelijk overeenkomt met de toekomstige behoefte. Rond Vianen zijn er mogelijkheden het dagelijks winkelaanbod uit te breiden, zowel door de aanzienlijke bevolkingsgroei als door het verminderen van afvloeiing naar Nieuwegein.
De niet-dagelijkse sector is meer diffuus (van keukenwinkel tot boetiek) en meer afhankelijk van bezoekers van buiten de gemeente. Daarbij is veel van dit type aanbod gevoeliger voor de effecten van de coronacrisis, de groei van online bestedingen en de ontwikkelingen in de omgeving. In de niet-dagelijkse sector is door deze factoren een verdere krimp te verwachten. ‘Zo veel mogelijk behouden’ is hier het credo.
Net zoals de drie voormalige gemeenten kiest ook Vijfheerenlanden voor een concentratiebeleid voor detailhandel.
Een deel van de inwoners in de gemeente Vijfheerenlanden kiest voor rustig wonen in kleine gemeenschappen, met veel eigen ruimte. Het draagvlak voor winkels is daar (te) beperkt. Alleen door het bundelen van draagvlak (inwoners) en aanbod is op enkele plekken in het landelijke gebied van de gemeente een volwaardige winkelvoorziening te behouden.
Het winkelbezoek is het moment waarop de lokale bevolking elkaar tegenkomt. De winkelfunctie levert zo een grote bijdrage aan de leefbaarheid in buurt, dorp en stad. Die sociale functie kan verder versterkt worden door andere lokale publieke voorzieningen (sport, cultuur, etc.) bij die winkels te concenteren. Zo wordt ook de hoeveelheid verkeersbewegingen beperkt.
3.2 Visie detailhandelsstructuur
De gewenste winkelstructuur ziet er als volgt uit:
De buurtcentra hebben een lokale boodschappenfunctie ondersteunend aan de hoofdwinkelgebieden. In de grotere buurten van Vianen en Leerdam is een nabije boodschappenvoorziening wenselijk, met een buurtsupermarkt als belangrijkste functie. Hoef & Haag is een nieuw dorp nabij Vianen waar een vergelijkbare boodschappenvoorziening is gewenst.
In Lexmond en Schoonrewoerd zijn kleine supermarkten gevestigd. Deze dorpssteunpunten vervullen een functie als basisvoorziening in het dorp.14
Het in stand houden van bovenstaande winkelstructuur is een aanzienlijke ambitie in de huidige winkelmarkt. Buiten deze structuur wordt daarom zeer terughoudend omgegaan met winkelontwikkelingen. Ook de verplaatsing van solitaire winkels naar andere solitaire locaties is niet wenselijk. De gemeente denkt buiten de centra alleen mee over:
Winkels die zich richten op de verkoop van volumineuze artikelen en daarvoor dusdanig grote uitstallingsruimte nodig hebben dat inpassing van een winkel in de centrumgebieden problematisch is: vanuit die argumenten kan vestiging op de bedrijventerreinen van Meerkerk, Vianen en Leerdam worden overwogen.
Voor de bestendigheid van deze structuur is het belangrijk dat de dagelijkse voorzieningen blijven passen bij de beoogde verzorgingsfunctie en binnen de beschikbare marktruimte voor dagelijkse winkels (bijlage B). Supermarkten zijn daarin de belangrijkste winkels. De omvang van de winkel is in ruimtelijke zin de belangrijkste factor in de mate van aantrekkingskracht en benodigd draagvlak. Daarom wordt voor de lokaalgerichte centrumgebieden; de dorpscentra, buurtcentra en dorpssteunpunten, een maximum winkelvloeroppervlak gesteld voor supermarktontwikkelingen. In de dorps- en buurtcentra is dit circa 1.000 m2 wvo en voor de dorpssteunpunten geldt een maximum omvang van circa 500 m2 wvo.
In een landelijke gemeente als Vijfheerenlanden zijn de voorzieningen niet voor iedereen om de hoek. Zowel voor de inwoners als de winkels is de bereikbaarheid van voorzieningen een belangrijk thema. Minder bezoekgemak kan ervoor zorgen dat lokale bestedingen afvloeien naar elders en online. De reacties op de digitale inloopavond geven aan dat dit een aandachtspunt is.
Voor de toekomst van de lokale detailhandel is het essentieel dat het bezoekgemak op orde is. Parkeren is daar een onderdeel van, de beschikbare ruimte is echter beperkt en er zijn ook allerlei andere belangen (o.a. verblijfsruimte, veiligheid, groen, historie, water, fietsen, terrassen, bewonersparkeren, etc.). Algemene ambitie in de gemeente is om samen te zorgen dat bezoekersparkeren beschikbaar is voor degene die dat nodig hebben.
Voor de actualisatie van de visies op de binnensteden van Vianen en Leerdam is een apart hoofdstuk opgesteld (hoofdstuk 4). Het beleid met betrekking tot de andere centra, de analyse van de werkgroep en de specifieke aandachtspunten die op de digitale inloopavond voor deze centra naar voren zijn gekomen, worden in deze paragraaf besproken.
Meerkerk: dit is de hoofdwinkelvoorziening voor Meerkerk en de kleine kernen ten oosten van Meerkerk, zoals Nieuwland en Leerbroek, met ook een functie voor het oosten van de gemeente Molenlanden (o.a. Noordeloos). Het centrum loopt van het Raadhuisplein tot de boekhandel op Tolstraat 34. Dit is het meest complete dorpscentrum in het westen van Vijfheerenlanden, met in de basis een sterk boodschappenplein en aanvullend enkele niet-frequent-benodigde functies, waaronder Zwijnenburg Mode, als bijzonder bovenlokaal winkelaanbod. De toekomst van het stadskantoor aan het plein is onzeker, de invulling daarvan is een belangrijk thema in de toekomst van dit centrum. Een aanvullende publieke functie heeft de voorkeur (bijv. zorg). Het bezoekgemak rond het boodschappenplein is een aandachtspunt. In het verleden zijn afspraken gemaakt over werknemersparkeren en de opstelling van de warenmarkt.
Ameide: dit is het gemakkelijke boodschappenplein voor Ameide, Tienhoven (inclusief camping De Koekoek) en verspreide bewoning langs de dijk. Paramasiebaan 13 en panden met een zichtrelatie tot de boodschappenstrip, zoals Aaksterveld 2, kunnen bij het centrum worden gerekend. Dit centrum is sterk in bezoekgemak en de concentratie van elkaar goed aanvullende frequent-benodigde functies, die makkelijk allemaal in één bezoek kunnen worden aangedaan. Recent hebben goede ontwikkelingen plaatsgevonden, zoals de verplaatsing van de drogist naar het centrum en de invulling van leegstand aan het plein met een lunchroom en een kringloopwinkel. Aandachtspunten zijn de veiligheid (nabijheid brede school Liesveldweg) en bereikbaarheid met vrachtverkeer.
Europaplein: met twee moderne supermarkten is dit het grootste en sterkste buurtcentrum in de gemeente. Europaplein speelt een belangrijke rol in de boodschappenstructuur van Leerdam. Met de nieuwbouw van Broekgraaf erbij ligt dit centrum centraal in een grote wijk en is de huidige functie toekomstbestendig. De optimalisatie van de huidige parkeerindeling is hier een aandachtspunt.
Hoef&Haag: op 21 maart 2019 is de derde herziening van het exploitatieplan voor het ‘nieuwbouwdorp’ Hoef & Haag15 vastgesteld. Daarin wordt een relatief grote supermarkt mogelijk gemaakt (1.750 m2 bruto vloeroppervlak). Dit is uitgangspunt geweest bij het opstellen van dit beleidskader.
Vanuit de trends in de supermarktsector (schaalvergroting, hevige concurrentie, groei online) is het toekomstperspectief voor een kleine supermarkt in deze dorpen onzeker, maar vanuit de voorzieningenstructuur zijn ze zeker gewenst. Lokaal ondernemersschap is hier doorslaggevend.
Lexmond: dit dorpscentrum is de aankooplocatie voor basisbehoeften in Lexmond en een beperkt deel van de omliggende bewoning (o.a. Hei- en Boeicop). Het centrum loopt van de fietsenwinkel en supermarkt tot de Kortenhoevendijk. Dit is de plek voor de lokale specialist, die in de aantrekkelijke dorpse uitstraling van de Dorpsstraat ambachtelijke producten verkoopt.
4 Ruimtelijke ontwikkeling centra Vianen en Leerdam
4.1 Opgave hoofdwinkelgebieden
De toekomstige vitaliteit van de hoofdwinkelgebieden van Vianen en Leerdam staat zwaar onder druk. Antwoorden op de opgave liggen onder andere in een compacter centrumgebied, met daarbinnen een grotere mix van publieksfuncties (commercieel én maatschappelijk) en daarbuiten bijvoorbeeld transformatie naar niet-publieke functies, zoals wonen en werken.
In voormalig beleid zijn ruimtelijke ontwikkelvisies voor deze centra opgesteld. In dit hoofdstuk worden die visies beoordeeld in de context van de probleemanalyse en ambities zoals beschreven in dit rapport. Zijn de visies in dat perspectief nog actueel, en welke acties zijn er nodig?
Uitvoeringsprojecten centrum Vianen 2016
Samenvatting analyse 2016: de relatie tussen Lijnbaan en Voorstraat is slecht (afstand, zichtrelatie). Het publieksfront van de Voorstraat wordt regelmatig onderbroken (woning, kantoor en leegstand). Aan de Lijnbaan is de Jumbo aan de kleine kant. Vanwege de ontwikkelingen in de winkelmarkt moet rekening worden gehouden met een verdere afname van het niet-dagelijkse winkelaanbod in de Voorstraat.
Doelstelling 2016: focus op de lokale bezoeker en alle publieke functies die daar bij horen (van winkel tot zorg). Aanvullend kan de toeristische aantrekkingskracht beter worden ingezet. De trekkracht van boodschappenlocatie Lijnbaan kan worden vergroot en beter worden verbonden met de Voorstraat. In de Voorstraat is meer ruimte gewenst voor functieverbreding (o.a. afhaalpunten, maatschappelijke functies en horeca) en wordt ingezet op meer verblijfskwaliteit, waaronder meer terrasruimte.
Is de visie voor Vianen-Centrum nog actueel?
De doelstellingen zijn grotendeels nog actueel. Een compleet nieuwe visie is niet nodig. Wel is er (hernieuwde) aandacht en actie nodig op de volgende punten:
Woontransformatie Voorstraat: de gemeente krijgt aanvragen om mee te werken aan transformatie van winkelvastgoed naar wonen. De keuze om daar wel of niet aan mee te werken bepaalt voor jaren het toekomstbeeld van de Voorstraat. Om leegstand tegen te gaan is transformatie naar woon-/werkfuncties een logische stap. Grote vraag is waar en in welke mate dit kan worden toegestaan. Een essentiële partij in die keuze zijn de vastgoedeigenaren in de Voorstraat. Dit detailhandelsbeleid roept op tot een betere organisatie van vastgoedeigenaren, om zo in een gezamenlijk traject met de betrokkenen deze afweging te kunnen maken.
Balans parkeren en verblijfsruimte Voorstraat: vanuit het belang van de bestaande detailhandel is bezoekersparkeren in de Voorstraat een belangrijke voorwaarde. Voor het hele centrum (bijv. ook horeca) is een goede balans tussen bezoekgemak en verblijfskwaliteit nodig. De huidige inrichting van de Voorstraat is vanuit die balans bedacht en is er nog maar relatief kort. Er staan meerdere onderzoeken op de planning om de kansen en knelpunten voor verkeer en parkeren in en rond de binnenstad in kaart te brengen. Dit vraagt, samen met mogelijke ontwikkeling van meer capaciteit op de Lijnbaan, ontwikkelingen op Sluiseiland en de keuzes voor transformatie in de Voorstraat, om even te wachten met verdere ingrepen in de inrichting van de Voorstraat. Aan een betere bewegwijzering kan ondertussen al wel worden gewerkt (o.a. sturen langparkeerders).
Samenvatting analyse 2011: Leerdam-Centrum heeft in 2011 een ruim winkelaanbod (o.a. dagelijks, mode) maar ook relatief veel leegstand. De leegstand is vooral aan de Vlietskant te vinden. Supermarkten Nettorama en Emté zijn aan de kleine kant. In de binnenstadsvisie is beperkte uitbreidingsruimte voor winkels berekend.
Doelstelling 2011: Inzetten op kwaliteitsverbeteringen in plaats van meer meters. Het blijven aanspreken van lokale bezoekers én regionale winkelbezoekers én een sterkere aantrekkingskracht creëren voor toeristen. Een duidelijkere looproute creëren in het centrum door concentratie van winkels in het ‘anker’. De Vlietskant mag verkleuren naar een aanloopstraat met o.a. wonen, diensten, kantoren. Het centrum moet zowel het boodschappencentrum als dé ontmoetingsplek van Leerdam, met een veelzijdige mix van voorzieningen, zijn. Hiermee moet een halvering van de leegstand worden gerealiseerd.
Het behoud van winkelaanbod is niet gelukt. De binding van lokale bezoekers én de toevloeiing vanuit regionale winkelbezoekers is afgenomen. De groei van horecafuncties is beperkt. Als gevolg hiervan is de leegstand bijna verdubbeld sinds 2011, in plaats van gehalveerd. Die leegstand is verspreid door het centrum aanwezig, niet alleen meer aan de Vlietskant.
Is de visie voor Leerdam-Centrum nog actueel?
In de visie van 2011 wordt niet geanticipeerd op een krimpend winkelaanbod. Het gevolg is dat er nu ook in het kernwinkelcircuit aanvragen voor transformatie naar wonen zijn. De opgave is groter dan alleen detailhandel, ook andere vraagstukken, zoals de bereikbaarheid, de ambities vanuit toerisme/Glasstad, de gemeentekantoor- locaties en het programma aan het Dokter Reilinghplein spelen op dit moment (o.a. Royal Leerdam Crystal, parkeeronderzoeken, bestemming oude ABN AMRO-pand). De reacties over Leerdam op de online inloopavond lopen dan ook uiteen. Een gedragen, eenduidig antwoord op de huidige opgave ontbreekt.
Werken met de visie uit 2011 terwijl het programma van de binnenstad zo drastisch verandert is niet aan te raden. Het opstellen van een actueel integraal plan op de transitie van het centrum heeft de voorkeur. Daarbij wordt in een gericht proces gekozen voor een:
Naast deze hoofdkeuzes kunnen er al wel quick-wins worden aangepakt zoals:
Harmonisatie structuur, actualisatie regels
Voor de harmonisatie van de detailhandelsstructuur in hoofdstuk 3 is grotendeels aangesloten bij de ambities en structuren uit de voormalige beleidsvisies van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik (bijlage A). De ambitie en visie komen redelijk overeen; de verschillen zitten vooral in de exacte regels voor de uitvoering. Die verschillen zitten voornamelijk in de beperkende regels voor ontwikkelingen buiten de centra. Daarnaast is er gezien de toenemende druk op de winkelmarkt en de veranderende bovenlokale context (provincie, Jurisprudentie) extra reden kritisch te kijken naar de wenselijke regelgeving. Een beleidskader zoals deze detailhandelsvisie gaat vooral over hoe er wordt omgegaan met toekomstige ontwikkelingen.
Deze detailhandelsvisie richt zich op het behoud van een goede spreiding van winkelvoorzieningen over de gemeente. Kiezen voor deze structuur betekent in het ruimtelijk beleid:
Om dynamiek in de winkelmarkt en verbeteringen van het aanbod te stimuleren (pro-actief), kiest de gemeente Vijfheerenlanden voor de beste locaties in bestaand stedelijk gebied die reeds gebruikt worden voor detailhandel en andere publieksgerichte commerciële centrumfuncties (duurzaam ruimtegebruik). Deze lijn sluit aan bij het afwegingsprincipe van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Nieuwe winkelinitiatieven (verplaatsing, uitbreiding, nieuwvestiging) zijn gewenst binnen de bestaande centrumgebieden. Daarmee wordt gekozen voor een ‘ja, tenzij’-houding: in de centra wordt aan nieuwe winkelinitiatieven die niet passen binnen het vigerende bestemmingsplan medewerking verleend, tenzij dit de ambities voor de hele winkelstructuur in de weg zou zitten:
tenzij te grote supermarkt: nieuwe supermarktinitiatieven voor uitbreiding zijn te verwachten. Dit kan echter de balans van vraag en aanbod in buurten en dorpen verstoren en zo de gewenste nabijheid van voorzieningen in gevaar brengen. De marktruimteberekening toont aan dat er ook in de toekomst beperkte ruimte is voor uitbreiding in de dagelijkse sector (bijlage B). Grote supermarkten vervullen daarbij in potentie een belangrijke rol in de bovenlokale trekkracht van de hoofdwinkelgebieden. Daarom wordt aan nieuwe supermarktontwikkelingen in lokale dorps- en buurtcentra een maximum winkelvloeroppervlak verbonden. Dit was ook het geval in het detailhandelsbeleid van voormalige gemeenten Vianen en Zederik. In dorps- en buurtcentra geldt een maximum van circa 1.000 m2 wvo. In dorpssteunpunten geldt een maximum van circa 500 m2. wvo gezien het kleinere lokale draagvlak.
tenzij niet-dagelijkse ontwikkeling in buurtcentrum: buurtcentra hebben een ondersteunende functie aan het hoofdcentrum, als boodschappenvoorziening. Wanneer niet-dagelijkse winkels in een buurtcentrum van Vianen of Leerdam willen nieuwvestigen of uitbreiden en daarvoor een vergunning nodig hebben, is het logischer mee te werken aan verplaatsing naar het betreffende hoofdcentrum in dezelfde stad. Daar is juist een zo groot en divers mogelijk niet-dagelijks aanbod gewenst.
Ja: blurring en andere typen publieksfuncties
Om de toekomstbestendigheid te ondersteunen is het binnen de compacte centrumgebieden van Vianen, Leerdam, Meerkerk en Ameide gewenst ‘meer mogelijk te maken’. Nieuwe winkelconcepten hebben vaak meerdere branche-elementen, zoals horeca en ambacht, waar ruime centrumbestemmingen voor nodig zijn.
Daarbij zijn er in de relevante centra van de toekomst veel meer functies dan alleen winkels en horeca te vinden. Alle andere publieksfuncties zijn een waardevolle aanvulling (sport/fitness, zorg, cultuur, etc.). De huidige locatie van gemeentehuizen/stadskantoren in of bij de centrumgebieden is bijvoorbeeld altijd een kwaliteit geweest. Vanuit de ambities van deze detailhandelsvisie zijn ook dat soort functies gewenst in de centra.
Hier worden nadere planvoorschriften opgenomen voor specifieke vormen van detailhandel buiten de centrumgebieden. Het betreft voorschriften over:
Op de visiekaart in 3.2 staan drie bedrijventerreinlocaties aangeduid als locaties voor volumineuze detailhandel. Sommige winkels hebben vanwege de aard en omvang van de artikelen een grootschalige uitstalling nodig (bijv. tuincentra). Inpassing in centrumgebieden is daardoor ruimtelijk vaak niet mogelijk. Onder andere winkels binnen de volgende branches hebben daar mee te maken:
Deze winkels zijn relevant vanuit de ambitie voor een groot en divers voorzieningenaanbod in de nabijheid. Zo is bijvoorbeeld enige spreiding van bouwmarkten over de gemeente gewenst. Dit soort winkels mogen vestigen op de drie aangeduide locaties. Om te voorkomen dat hier normale winkels vestigen, gelden deze regels:
Voorkomen moet worden dat de verkeersaantrekkende werking van deze winkels onwenselijke of zelfs onveilige situaties creëren. De inrichting van bedrijventerreinen is gericht op bedrijvigheid en bedrijfsverkeer.
2. Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit
Er zijn situaties waarin detailhandel plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit, op een locatie met een andere hoofdactiviteit. Voorbeelden van detailhandelsactiviteiten in deze vorm zijn het maken en verkopen van een kentekenplaat bij een autogarage, de verkoop van zelfgemaakt houten speelgoed vanuit je woning of de verkoop van beschadigde exemplaren bij een stoelenfabriek. Daarbij is een detailhandelsbestemming niet nodig wanneer er aantoonbaar sprake is van ondergeschiktheid. Dit houdt in dat de ruimtelijke uitstraling en verkeersaantrekkende werking overeenkomen met de hoofdactiviteit en niet met de detailhandelsactiviteit. Er is dan dus niet te zien of merken dat er ook verkoop aan consumenten plaatsvindt.
Vanwege de ambitie voor winkelgebieden is het gewenst zeer terughoudend om te blijven gaan met het toestaan van deze vormen van functiemenging. De volgende vormen van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit vragen extra toelichting in de gemeente Vijfheerenlanden:
Detailhandel bij agrarische bedrijven
Omwille van de vitaliteit op het platteland is de verkoop ter plaatse van lokaal-geproduceerde producten door een agrarisch bedrijf beperkt toegestaan. Deze vorm van detailhandel is voor ondernemers een extra inkomstenbron en is aantrekkelijk voor recreanten in het buitengebied. Als uitzondering is hier daarom wel een uitstraling als verkooppunt toegestaan.
Aangezien het de verkoop van voedingsmiddelen betreft, is er een directe samenhang met de ambitie om een sterke dagelijkse winkelfunctie te behouden in de centra (juist in de dorpen in het landelijk gebied) en de daarvoor beschikbare marktruimte (bijlage B). Een autonoom verkooppunt met een uitgebreid assortiment bij een boerderij is daarom niet gewenst. Dergelijke verkoop is welkom in de centra (voorbeeld Appeltje-Eitje) en doet elders afbreuk aan de toekomstbestendigheid van die centra. De verswinkels in de centra zijn gemiddeld klein, een boerderijwinkel zit daar qua omvang al snel in de buurt16 . Om de balans met de hoofdambitie vanuit de detailhandel te bewaken zijn er concrete richtlijnen opgenomen voor detailhandelsactiviteiten van deze soort:
Detailhandel bij trafficlocaties
Verkoop bij trafficlocaties is beperkt mogelijk. Hier horen overwegend producten verkocht te worden die gericht zijn op de betreffende reizigersdoelgroep. Producten die zijn gericht op de reiziger zijn bedoeld voor consumptie/gebruik onderweg of ter plaatse (flesje water, koffie, belegde broodjes, snacks, tijdschriften, etc.). Bij tankstations voor automobilisten zijn aanvullingen als motorolie en lampen mogelijk. Om te voorkomen dat er bij trafficlocaties een reguliere winkel ontstaat (met een compleet assortiment en/of met functie voor direct omliggende buurt) wordt de omvang van de winkel beperkt tot maximaal 50 m2 wvo. Hiermee wordt aantasting van de lokale winkelstructuur voorkomen.
Afhaalpunten van internetwinkels passen goed binnen de wenselijke winkelstructuur. Wanneer de consument ter plaatse komt, is er sprake van een ruimtelijke detailhandelsactiviteit, die planologisch als zodanig wordt beoordeeld (incl. showroom en afhaalloket). Deze activiteiten zijn derhalve alleen toegestaan in de centra. Internetwinkels waar alleen sprake is van opslag en logistiek zijn vanzelfsprekend op de bedrijventerreinen toegestaan.
Winkels buiten de centrumgebieden worden niet ondersteund in aanvragen voor ontwikkeling of verplaatsing naar een andere solitaire locatie. Ze kunnen binnen de bestaande mogelijkheden blijven functioneren (bestaande rechten) of naar een centrum verplaatsen.
In de dynamische winkelsector is het mogelijk dat sommige (wenselijke) toekomstige initiatieven niet in dit beleidskader zijn te vatten. De gemeente zal in dat geval handelen in de geest van deze visie, eventueel in overleg met een afvaardiging van de ondernemers. Het college heeft de bevoegdheid in bijzondere gevallen af te wijken.
Om ook in de toekomst sterke centra te behouden zal er door gemeente, vastgoedeigenaren en ondernemers actie ondernomen moeten worden. De ambities realiseren is gezien de omstandigheden alles behalve een vanzelfsprekendheid.
Vaststellen en afstemmen van beleidskader
Om de gewenste winkelstructuur en daarbinnen de positie van winkelgebieden te realiseren, moet in de eerste plaats deze visie worden vastgesteld als vigerend beleid.
Bij de uitvoering van de detailhandelsvisie wordt aansluiting en afstemming gezocht met andere beleidssectoren zoals warenmarkten en standplaatsen, horeca, toerisme en recreatie, verkeer en parkeren, beheer en onderhoud openbare ruimte, evenementen en horeca en het traject van de omgevingsvisie.
Actualiseren bestemmings-/omgevingsplannen
Op basis van dit rapport worden winkelinitiatieven getoetst aan de gewenste detailhandelsstructuur. Het bestemmingsplan dan wel omgevingsplan (en handhaving daarvan) is het meest krachtige (juridische) instrument dat de gemeente tot haar beschikking heeft om ruimtelijk beleid te voeren. Hierin wordt door middel van bestemmingen en voorschriften structureel bepaald waar wel en waar geen detailhandel is toegestaan.
Bij het verplaatsen of verdwijnen van bestaande winkels buiten de centrumgebieden is het gewenst dat de detailhandelsbestemming na een termijn niet gebruikt te worden komt te vervallen.
Aan de slag: visie Leerdam-Centrum
De conclusie uit hoofdstuk vier is dat er behoefte is aan een actueel integraal plan op de toekomst van Leerdam-Centrum. Ambities voor en keuzes over winkels, horeca, toerisme, kunst en cultuur, het stadskantoor, vergroening, bereikbaarheid, leegstand, wonen, etc. moeten resulteren in een samenhangende ruimtelijke visie op de verdere ontwikkeling van het centrumgebied.
Aan de slag: opzetten overlegstructuur
Voor de opgave in de centra van Vianen en Leerdam (§4.2 en §4.3) is een grotere mate van ‘gezamenlijke bedrijfsvoering’ nodig. Naast ondernemers en de gemeente zijn ook de vastgoedeigenaren een belangrijke groep in de transformatie-opgave. Momenteel zijn die eigenaren nog beperkt aanwezig in de besluitvorming over de toekomst van de centra. Er ontbreekt nu een overlegstructuur met voldoende slagkracht vanuit deze ‘Gouden driehoek’.
Heldere keuzes over transformatie blijven uit, wat investeringen niet ten goede komt. Met een nieuwe gemeente en de urgentie vanuit de coronacrisis kan dit beleidskader daar het startschot voor zijn. Het alternatief is stagnatie in een snel veranderende wereld. Binnensteden die zich tijdig aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid (lees: compacter en gemengder worden) kunnen na de coronacrisis weer relevant worden. Zij lopen naar verwachting snel uit op achterblijvende centra die ‘dralen en verschralen’. Het periodiek samenbrengen van partijen stimuleert samenwerking, initieert contact en voorkomt miscommunicatie en onbedoelde tegenwerking.
Ondernemers vragen vaak om handhaving van afgesproken regels. De gemeente kan niet alles in het (landelijk) gebied overzien en is mede afhankelijk van ondernemers en bewoners om activiteiten schriftelijk te melden. De gemeente verplicht zich binnen bestaand handhavings-beleid om meldingen op te volgen en zo nodig te handhaven.
Toegankelijkheid van de voorzieningen
Met name voor inwoners die buiten hun eigen woonplaats moeten zijn voor de dagelijkse winkelvoorzieningen zijn parkeergelegenheid, bewegwijzering, openbaar vervoer en verkeersveiligheid belangrijke thema’s. Ondernemers en gemeente kunnen samen de parkeermogelijkheden in de centra beter communiceren.
Bijlage A - Oude beleidskaders
Het detailhandelsbeleid van de voormalige gemeente Leerdam was niet gebundeld in één document. Hier worden de belangrijkste uitspraken kort samengevat naar bron:
Structuurvisie gemeente Leerdam 2012 17
De gemeentelijke structuurvisie besteedt in enkele zinnen aandacht aan detailhandel: Het centrum van Leerdam dient het kloppend hart van een vitale gemeente te blijven. De gemeente heeft twee buurtwinkelcentra: Het Eiland in de wijk Noord, en Europaplein. Bij Nieuw Schaik is een perifere locatie voor vestiging van grootschalige detailhandel.
Detailhandelsstructuurvisie binnenstad 2011 18
In de detailhandelsstructuurvisie voor de binnenstad staan de volgende uitgangspunten:
Op bedrijventerrein Nieuw Schaik is op bepaalde locaties detailhandel mogelijk19 . In alle gevallen behalve Sportsworld (toekomstig DAKA) betreft dit: “detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen, tuincentra, buurt- en gemakswinkels, bouwmarkten of meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een minimale verkoopvloeroppervlakte van 1.000 m² en detailhandel in zeer grote goederen, zoals auto’s, boten, caravans, keukens, badkamers, landbouwwerktuigen of grove bouwmaterialen;”
Het detailhandelsbeleid van voormalige gemeente Vianen stamt uit 201620 . De belangrijkste doelen en regels die hier in staan zijn:
Het centrum van Vianen is het hoofdwinkelgebied en heeft een belangrijke voorzieningen- en ontmoetingsfunctie voor de gemeente. Hier wordt geïnvesteerd in een beter verblijfsklimaat en het zoveel mogelijk behouden van een aantrekkelijke winkelfunctie, wetende dat het niet-dagelijkse aanbod verder zal krimpen. Een uitbreiding van supermarktaanbod aan de Lijnbaan is wenselijk om de boodschappenfunctie van het centrum te vesterken.
De buurtwinkelcentra Monnikenhof en De Hagen zijn ondersteunend aan het centrum. Het behoud van de buurtverzorgende functie is hier wenselijk. Daarom is hier één supermarkt van maximaal 1.000 m2 wvo toegestaan. Voor de nieuwbouwlocatie Hoef en Haag is een basisvoorziening voor de dagelijkse boodschappen mogelijk: een supermarkt van maximaal 1.000 m2 wvo. Er is geen draagvlak voor overig winkelaanbod.
De gemeente gaat zeer terughoudend om met detailhandelsactiviteiten buiten bovenstaande structuur. Indien een consument in een pand artikelen kan bekijken, betalen en ophalen is sprake van een ruimtelijke detailhandelsactiviteit die planologisch als zodanig wordt beoordeeld. Afhaalpunten en internetwinkels zijn overwegend in centra mogelijk en wenselijk.
Uitzondering: winkels die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen niet goed in winkelcentra inpasbaar zijn, zoals detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, scooters en vergelijkbare gemotoriseerde voertuigen, boten en caravans, zwembaden, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, woninginrichting, en tuincentra en bouwmarkten (detailhandel in volumineuze artikelen) van minimaal 1.000 m2 wvo. Voor deze aanbieders wordt ruimte geboden op het bedrijventerrein.
Uitzondering: de gemeente Vianen biedt in de Visie op de Bedrijventerreinen 201621 de mogelijkheid voor grootschalige winkels in de non-food (groter dan 1.000 m2 wvo) om te vestigen op het bedrijventerrein. Detailhandel in food (waaronder supermarkten) is nadrukkelijk uitgesloten op bedrijventerreinen.
Uitzondering: in de visie wordt aangesloten bij vigerende regelgeving (o.a. bestemmingsplan Landelijk Gebied (2010)): op de bedrijventerreinen wordt detailhandel toegestaan als de artikelen gerelateerd zijn aan de hoofdactiviteit (dus bijvoorbeeld shampoo voor auto’s verkopen bij een garage). in het buitengebied mag detailhandel als de artikelen streekeigen zijn (dus bijvoorbeeld honing, bier of ambachtelijke producten bij een kaasboerderij). Om te voorkomen dat een reguliere winkel ontstaat is de fysieke uitstalruimte die gericht is op consumenten beperkt tot maximaal 100 m2 (bij tankstations tot 50 m2)
De detailhandelsnota voor de gemeente Zederik is opgesteld in 2018. De belangrijkste punten en regels in dit beleid zijn:
De prioriteit ligt bij het functioneren van de drie voorzieningenkernen en hun centrumgebieden: Meerkerk, Ameide en Lexmond. De leefbaarheid in de gemeente is namelijk op meerdere vlakken afhankelijk van deze voorzieningen. Het belangrijkste doel voor de gemeente en ondernemers in Zederik is om de dagelijkse bestedingen van de inwoners te binden. Hiervoor moeten inwoners geen barrières ondervinden om vaak het centrum te bezoeken. De basis moet op orde zijn.
Meerkerk-Centrum is het grootste centrum in dit landelijke gebied. De boodschappen zijn voor nu en de toekomst de belangrijkste functie, maar met o.a. Zwijnenburg Mode is er een aantrekkelijk aanvullend aanbod. Ameide-Centrum vormt een compleet boodschappencentrum voor Ameide en Tienhoven. In het kleinste verzorgingsgebied, Lexmond, wordt het behoud van een kleinschalige dagelijkse aankooplocatie nagestreefd.
Het dagelijkse aanbod binnen de centra moet in verhouding blijven tot de lokaalverzorgende functie. Daarom zijn supermarkten groter dan circa 1.000 m² wvo niet wenselijk. Zo blijft er in alle drie kernen voldoende mogelijk en is de spreiding van winkelvoorzieningen zo dat voor alle bewoners van de gemeente een volwaardige dagelijkse aankooplocatie in de nabijheid is (‘gespreide bundeling’).
Volumineus: vanwege de aard en de omvang van de gevoerde artikelen is niet elke winkel goed inpasbaar in een dorpscentrum. Daarom wordt op het bedrijventerrein in Meerkerk mogelijkheid geboden voor winkels in de volgende branches: detailhandel in auto’s, motoren, boten, caravans en tenten, detailhandel in keukens, badkamers, sanitair, tegels, bouwmarkten en andere allround doe-het-zelfzaken, tuincentra, detailhandel in woninginrichting, detailhandel in uitsluitend zeer volumineuze artikelen (> 1 m³), brand- en explosiegevaarlijke stoffen, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen. Aandachtspunt is dat er geen branchevreemd assortiment wordt verkocht en er wel sprake is van grote winkels (> 1.000 m² bruto vloeroppervlak).
Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit: niet zichtbaar dat er verkoop plaatsvindt: geen reclame of verkeersaantrekkende werking. Detailhandel bij agrarische bedrijven: vanwege verschillende ambities voor een levendig landelijk gebied mogen agrarische bedrijven wel hun ondergeschikte detailhandelsactiviteit adverteren. Wel gelden er de overige beperkingen aan ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit: alleen lokaal geproduceerde producten en een fysieke uitstalling van max. 20% van de bebouwing en niet meer dan 50 m2.
Bijlage B - Marktruimte dagelijkse winkelsector
In het detailhandelsbeleid wordt groot belang gehecht aan de boodschappenfunctie. Ook worden uitbreidingsinitiatieven verwacht vanuit supermarkten. Daarom is het belangrijk meer inzicht te krijgen in het haalbare dagelijkse winkelaanbod in de toekomst.
Een methode om het haalbare winkelaanbod in een gebied te achterhalen is een distributie-planologisch onderzoek (DPO). De voorspellende waarde van een distributieve berekening op basis van beschikbare kengetallen uit het recente verleden is in de sterk wijzigende winkelmarkt beperkt. Bovendien moeten door grote onderlinge verschillen in typen winkelgebieden, branches en winkelformules dergelijke berekeningen genuanceerd worden beoordeeld.
Niettemin kan een kwantitatieve analyse van vraag en aanbod op basis van beschikbare kengetallen een indicatie geven van de mate van overbewinkeling of uitbreidingsmogelijkheden. In de dagelijkse sector (voornamelijk bestaand uit supermarkten) is deze methode nog relatief goed bruikbaar. In de niet-dagelijkse sector (grote variëteit branches en locaties) is minder zekerheid te halen uit een DPO.
De marktruimte wordt bepaald door de verhouding tussen vraag en aanbod. De vraagzijde wordt bepaald door de besteding (in fysieke winkels) per hoofd, de omvang van het verzorgingsgebied (aantal inwoners), de mate waarin het bestedingspotentieel uit dit verzorgingsgebied terechtkomt in winkels in de eigen gemeente (koopkrachtbinding) en de mate waarin bestedingen van elders toevloeien (aandeel vreemde koopkracht/toevloeiing). Aan de aanbodzijde spelen de omvang (m2 winkelvloeroppervlak) en bestedingen per m2 wvo (vloerproductiviteit) een rol.
Rekenen met gebied voormalige gemeenten
De belangrijkste gegevens voor deze som (koopstromen) zijn beschikbaar voor het grondgebied van de voormalige gemeenten. Aangezien dit voor boodschappen ook relatief logische verzorgingsgebieden zijn (grote kernen Vianen en Leerdam en landelijk gebied Zederik) worden berekeningen voor deze gebieden gemaakt.
De toekomstige bevolkingsontwikkeling in de drie voormalige gemeenten kan worden ingeschat op basis van actuele prognoses. DTNP heeft verschillende bronnen geanalyseerd en op basis daarvan aannames gedaan over de verwachte bevolkingsgroei22 . Die aannames voor de inwonerontwikkeling van de voormalige gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik zijn:
Leerdam: van circa 21.20023 naar circa 22.000 in 2030
Verblijfstoerisme is een factor van beperkt belang voor het functioneren van de totale dagelijkse winkelsector in de gemeente Vijfheerenlanden. De aantallen toeristische overnachtingen, zoals die door de gemeente zijn geregistreerd, vullen naar verwachting iets van de dip van niet-aanwezige inwoners in de zomervakantie op en zijn daarmee een welkome plus. Ze maken echter geen significante hoeveelheid extra winkelaanbod mogelijk.
In distributieve berekeningen als deze wordt uitgegaan van de landelijk gemiddelde besteding per hoofd van de bevolking in fysieke winkels per jaar. In de dagelijkse sector bedraagt deze € 2.619,- (excl. btw, exclusief bestedingen online)24 . Dit getal wordt gecorrigeerd voor het inkomensniveau bij een afwijking groter dan 1%.
Verdere groei van het aandeel online in boodschappenbestedingen is aannemelijk. Wanneer het groeitempo in de Randstad tussen 2016 en 2018 in de dagelijkse sector doorzet, is het online aandeel in 2025 al ruim 8%. Ook kan bijvoorbeeld de coronacrisis of de komst van een nieuwe aanbieder, zoals Picnic, naar Vijfheerenlanden snelle veranderingen veroorzaken. Aan de andere kant zijn er nog veel beperkingen in het verdienmodel van het thuisbezorgen van versproducten. Om het effect van toenemende online bestedingen op de fysieke supermarktsector te duiden wordt een voorzichtige schatting gedaan van een ontwikkeling van 3,1% in 2018 naar 10% online aandeel in 203027 . Dat wordt verwerkt in de bestedingen per inwoner:
naar € 2.345,- per jaar in Leerdam;
naar € 2.433,- per jaar in Zederik en Vianen.
Dagelijks aanbod en vloerproductiviteit
Het totale dagelijkse winkelaanbod op het grondgebied van de voormalige gemeenten is begin 2020 als volgt28 :
In Nederland bedraagt de gemiddelde omzet per m² in de dagelijkse winkelsector € 7.586,- per jaar (excl. btw)29 .
Koopkrachtbinding en toevloeiing 2020
De koopkrachtbinding en -toevloeiing in Leerdam, Vianen en Zederik zijn voor de dagelijkse sector relatief recent gemeten (eind 2018). Dit is een goede indicatie voor de huidige situatie.
De omzet per hoofd in deze berekening gaat over bestedingen in fysieke winkels. De gemeten afvloeiing naar internet in de dagelijkse sector (2018: Leerdam 2%, Vianen 3%, Zederik 4%) moet daarom uit de cijfers worden gehaald. De gecorrigeerde bindingscijfers zijn:.
Aangezien het nieuwe, sterke boodschappencentrum Hoog-Dalem in Gorinchem ten tijde van het koopstromenonderzoek nog niet op volle toeren functioneerde wordt de binding voor Leerdam en Zederik iets teruggebracht: Leerdam: 87%, Zederik 61%. Vanuit plaatsen als Meerkerk of Kedichem is Hoog-Dalem een sterke optie voor boodschappen.
De volgende toevloeiing is in 2018 in de dagelijkse sector gemeten:
De aanname is dat voor 2020 de toevloeiing van Leerdam iets is afgenomen, doordat meer mensen uit o.a. Zederik en West Betuwe voor de complete boodschappen naar Hoog-Dalem gaan (aanname 23%).
Voor de toekomstige binding in de dagelijkse sector is in Leerdam en Zederik geen al te grote verandering te verwachten:
In de kleinere dorpen van Zederik wordt ingezet op het behoud van één supermarkt per voorzieningenkern. Dat deze inwoners een deel van hun boodschappen in completere boodschappenlocaties doen, is te verwachten. Een binding van iets meer dan de helft van de bestedingen (60%) is ook een reële aanname voor de toekomst.
In Vianen is de situatie meer dynamisch:
In Vianen wordt voor 2030 gewerkt met een bandbreedte van 76% binding (huidig) tot 85% (maximaal haalbaar). De uitvoering van de schaalvergroting van de Lijnbaan bepaalt mede hoeveel afvloeiing naar Nieuwegein kan worden teruggewonnen. Een grote groei van toevloeiing is niet te verwachten.
De onderstaande som geeft een indicatie van de huidige en toekomstige marktmogelijkheden voor de dagelijkse winkelsector in Vijfheerenlanden. Deze berekening geeft de indicatie dat de dagelijkse winkelsector in de gemeente Vijfheerenlanden in 2020 gemiddeld tot bovengemiddeld functioneert. In voormalig Leerdam en Zederik is er een balans tussen vraag en aanbod, in voormalig Vianen is er enige uitbreidingsruimte.
Gebied voormalig Zederik en Leerdam
De uitkomsten van onderstaande berekening geven een indicatie dat het dagelijks aanbod in voormalig Leerdam en Zederik nu aardig functioneert (iets boven gemiddelde). Deze situatie verandert niet drastisch door de verwachte ontwikkelingen. Het huidige aanbod blijft ook in de toekomst haalbaar. Er is eventueel ruimte voor kleinschalige uitbrei-ding. In Leerdam kan de binding door versterking van het lokale aanbod mogelijk iets worden verhoogd. Grote toevoegingen van aanbod zullen naar verwachting tot verdringingseffecten in de bestaande winkelstructuur leiden.
In 2030 is volgens deze berekening rond de 7.300 m2 wvo tot maximaal 8.000 m2 wvo dagelijks winkelaanbod haalbaar in Vianen. Dat is aanzienlijk meer dan nu aanwezig. Vanuit deze berekening kan worden geconstateerd dat er mogelijkheden zijn voor een ontwikkeling in Hoef en Haag én de gewenste schaalvergroting van de Lijnbaan. De maat en schaal van de ene ontwikkeling heeft wel invloed op de potenties voor de andere.
Indicatieve marktruimteberekening voor de voormalige gemeenten binnen Vijfheerenlanden in 2020 en 2030*
* Voor een toelichting op de achtergronden van deze berekening verwijzen we naar de publicatie van Retail Insiders (2019), ‘Omzetkengetallen 2018 ten behoeve van ruimtelijk-economisch onderzoek’.
Bijlage C - Clustering verkooppunten
Vanuit de winkelmarkt is er druk om op locaties buiten de reguliere winkelgebieden te vestigen (kosten, omvang, bezoekgemak). Gemeenten moeten daarom regelmatig hun detailhandelsbeleid verdedigen. Een belangrijk principe in het handelen van gemeente is het bewaken van de ‘leefbaarheid’. De hoeveelheid en diversiteit van het voorzieningenaanbod is daar een belangrijk onderdeel van. In de figuur hiernaast wordt aangetoond dat clustering van detailhandel het voorzieningenniveau van een gebied verhoogt. Bij een hogere mate van clustering van verkooppunten in winkelgebieden (x-as) neemt het totaal aantal verkooppunten (i.r.t. het aanwezige draagvlak) in het verzorgingsgebied (y-as) toe.
Bijlage D - Begrippen oppervlak
De totale ruimte van een winkel bestaande uit winkelvloeroppervlak en niet voor consumenten toegankelijke ruimten (magazijn, kantine, etc.).
De voor het publiek toegankelijke winkelruimte ten behoeve van detailhandel, inclusief zichtbare ruimten zoals bijvoorbeeld etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa’s. Het winkelvloeroppervlak bedraagt, afhankelijk van de branche, circa 70 à 80% van het brutovloeroppervlak.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-59330.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.