Gemeenteblad van Delft
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Delft | Gemeenteblad 2021, 59196 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Delft | Gemeenteblad 2021, 59196 | Verordeningen |
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Delft houdende regels omtrent referenda in de gemeente Delft (Referendumverordening Delft 2020)
Paragraaf 4 Inleidend verzoek referendum op initiatief van kiesgerechtigden
Artikel 6 Voorwaarden inleidend verzoek
In aanvulling op het vijfde lid kunnen ondersteuningsverklaringen ook worden opgenomen op een door of namens de voorzitter van de raad beschikbaar te stellen digitaal formulier op de gemeentelijke website. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen. Als handtekening, zoals in het vierde lid genoemd, van een dergelijke digitaal ingediende ondersteuningsverklaring, dient in dat geval DigiD te worden gebruikt.
Artikel 7 Behandeling inleidend verzoek
Als het verzoek wordt ingewilligd behandelt de raad het ontwerp-raadsbesluit waarop het verzoek zich richt. Het ontwerp-raadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.
Paragraaf 5 Definitief verzoek referendum op initiatief van kiesgerechtigden
Artikel 9 Voorwaarden definitief verzoek
Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.
De formulieren zijn gedurende zes weken -of totdat het benodigde aantal geldige verklaringen is verkregen - beschikbaar in het Stadskantoor en op ten minste vier andere door het college aangewezen locaties. Het college draagt er zorg voor dat op een wekelijkse koopavond en op zaterdag ten minste een van deze locaties geopend is. Digitale formulieren zijn gedurende ten minste dezelfde periode beschikbaar op de gemeentelijke website.
Paragraaf 6 Referendum over een raadsbesluit met betrekking tot een ingediend burgerinitiatief
Artikel 13 Toepasselijke regelgeving
Op subsidies verstrekt op grond van deze verordening is de Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2018 niet van toepassing.
Artikel 17 Aanvullen onvolledige aanvraag
Indien een aanvraag om subsidie onvolledig is, wordt de aanvrager schriftelijk een termijn van vijf werkdagen verleend om de aanvraag aan te vullen. De termijn gaat in op de eerste werkdag na verzending van het verzoek om aanvulling.
Artikel 19 Subsidieverlening en vaststelling
Paragraaf 8 Organisatie en uitvoering
Een referendum vindt niet plaats in de voor de regio aangewezen schoolvakanties voor het basis- en voortgezet onderwijs. De in het eerste lid van dit artikel genoemde termijn van vier maanden kan door de raad worden verlengd met maximaal zes weken, indien een deel van de zomervakantie in die vier maanden valt.
Artikel 21 Organisatie en uitvoering
Op de procedure ter voorbereiding van het referendum, de stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.
Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het (ontwerp)raadsbesluit zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het (ontwerp)raadsbesluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.
Paragraaf 9 Overige bepalingen
1. De raad is belast met de uitvoering van de evaluatie van het referendum.
2. De raad kan het college opdragen de evaluatie uit te voeren.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 januari 2021.
,burgemeester.
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
,griffier.
Drs. R.G.R. Jeene CMC
Toelichting Referendumverordening Delft 2020
Er zijn meerdere aanleidingen om de Referendumverordening 2018 te herzien, deze in trekken en onderhavige verordening vast te stellen.
Ten eerste de motie “Digitaal beter dan papier”, van 1 februari 2018 waarin de raad uitsprak dat ondersteuningsverklaringen in het vervolg ook digitaal ingediend moeten kunnen worden.
Ten tweede het advies van de Referendumkamer van 10 oktober 2018, waarin werd aangegeven dat de Referendumverordening Delft 2018 voor wat betreft subsidies verwees naar een niet meer geldende beleidsregel. Ook gaf de Referendumkamer aan dat de systematiek van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Delft 2018 niet goed aansluit bij het specifieke onderwerp referendum. In dat kader adviseerde de Referendumkamer voor de subsidies voor referenda een afzonderlijke subsidieverordening vast te stellen. In het advies van 12 februari 2020 is de Referendumkamer specifiek ingegaan op een mogelijke invulling van een subsidieregeling voor referenda.
De Referendumkamer heeft zich (naar aanleiding van een advies van het college aan de raad van 14 november 2019), in haar advies van 24 december 2019 uitgesproken voor het invoeren van genoemde digitale ondersteuning, het schrappen van een geldigheidsdrempel, het mogelijk maken van referenda op initiatief van de raad, het in de verordening opnemen van een subsidieregeling, en het aanpassen van het vereiste aantal ondersteuningsverklaringen bij inleidende en definitieve referendumverzoeken.
In de nieuwe verordening is geen sprake van een opkomstdrempel, maar nog steeds wel van een geldigheidsdrempel. Er wordt een gekwalificeerde meerderheid gehanteerd: dus geen normale meerderheid van stemmen, maar een meerderheid die voldoende groot moet zijn.
In de loop van 2019 kondigde de VNG aan met een nieuwe modelverordening te komen, waarin de nieuwste inzichten en ervaringen met referenda verwerkt zouden worden. Uiteindelijk is in december 2019 de definitieve versie van de modelverordening verschenen. Hiervoor genoemde zaken komen terug in de modelverordening. De Referendumkamer adviseerde verder (24 december 2019) om na te gaan in hoeverre de modelverordening aanleiding gaf om bestaande bepalingen van de verordening anders te formuleren.
Een en ander is voor het presidium en het college aanleiding geweest kritisch naar de huidige verordening te kijken, en ook aansluiting te zoeken bij de modelverordening van de VNG. Dit leidt tot het voorstel voor een nieuwe verordening: de Referendumverordening Delft 2020, onder gelijktijdige intrekking van de Referendumverordening Delft 2018.
Tenslotte nog het volgende: Een referendumverordening waarbij de mogelijkheid wordt gegeven een referendum te organiseren over een ontwerp raadsbesluit is bij uitstek een instrument van de raad.
In de voorgestelde Referendumverordening Delft 2020 worden diverse taken niet gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college), maar aan de raad of griffier gelaten. Dit is in afwijking van de huidige verordening, waarin bijvoorbeeld in artikel 8 lid 3 expliciet bevoegdheden aan het college zijn toegekend. Uiteraard staat het de raad vrij om (delen van) de uitvoering van een te houden het referendum bij het college te leggen.
Overigens behoren zaken als het geven van voorlichting en het organiseren van de stemming wel tot de verantwoordelijkheden van het college.
In artikel 84 van de Gemeentewet is bepaald dat de raad, het college of de burgemeester andere commissies dan bedoeld in de artikelen 82, eerste lid, en 83, eerste lid, van de Gemeentewet kan instellen. Genoemd artikel is de basis voor het instellen van de referendumkamer.
Artikel 149 van de Gemeentewet (“De raad maakt de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt”) is de (autonome) grondslag van de Referendumverordening.
Artikel 154 van de Gemeentewet betreft de strafbaarstelling door de raad van overtredingen van zijn verordeningen (uitgewerkt in artikel 26).
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerp-raadsbesluit. Een referendum is dus in de eerste plaats te zien als een advies van burgers aan de raad over een voorgenomen besluit. In de Referendumverordening Delft 2018 wordt nog gesproken over ‘raadgevend referendum’. Die term wordt nu niet meer gebruikt. Gezien de nieuwe definitie is elk op grond van deze verordening te houden referendum raadgevend, want het wordt ingezet met betrekking tot een ontwerp-raadsbesluit. Er is dus geen sprake van een correctief referendum (referendum op basis van een genomen besluit dat door burgers wordt gecorrigeerd door het houden van een referendum). Het onderscheid raadgevend tegenover correctief hoeft dus niet te worden gemaakt.
De enige uitzondering is een referendum dat wordt gehouden naar aanleiding van een definitief raadsbesluit volgend op een ingediend burgerinitiatief. De reden is dat de Verordening burgerinitiatief Delft 2009 een dergelijk raadsbesluit referendabel maakt.
Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 van de Kieswet (18 jaar of ouder, Nederlander of EU-onderdaan of vijf jaar een verblijfsvergunning, of rechtmatig in Nederland verblijvend op grond van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een verdrag tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland).
De nadere bepaling van kiesgerechtigd zijn is afhankelijk van de fase waarin het proces verkeert: het gaat er om wie stemrecht zou hebben bij de raadsverkiezing op de dag dat het inleidende verzoek wordt ingediend (het inleidend verzoek, zie artikel 6 lid 3) en de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd (het definitieve verzoek, artikel 9, tweede lid en artikel 7, vierde lid).
Deze definitie is hier opgenomen om te benadrukken dat de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing is op subsidies die worden aangevraagd en verleend in het kader van een te houden referendum. Dat houdt ook in dat de mogelijkheden om subsidies te weigeren, in te trekken, en terugvorderen die in de Awb zijn opgenomen ook gelden voor de subsidies voor referenda, naast hetgeen hierover in deze verordening al is opgenomen. De benodigde wettelijke grondslag voor de subsidieverlening kan worden gevonden in deze verordening.
Artikel 2. Onderwerp van referendum en uitzonderingsbepalingen
Onderwerp van een referendum is een ontwerp-raadsbesluit in zijn geheel. In de praktijk kan het zijn dat onderdelen van het besluit tot meer of minder discussie leiden, maar het is niet mogelijk om daar onderscheid in te maken door een onderdeel uit het ontwerp raadsbesluit centraal te stellen en aan een referendum te onderwerpen. Dat neemt niet weg dat de raad aan het college of (indien van toepassing) aan een andere indiener van het ontwerp-raadsbesluit zou kunnen verzoeken om het te splitsen zodat een deel van het oorspronkelijke voorstel aan een referendum kan worden ontworpen.
Hier is nog eens (voor alle duidelijkheid) opgenomen dat alleen ontwerp-raadsbesluiten zich lenen voor een referendum. Strikt genomen volgt dit overigens al uit de definitie van referendum in artikel 1.
Een uitzondering is dat een referendum gehouden kan worden over een definitief raadsbesluit naar aanleiding van een burgerinitiatief (zie hiervoor artikel 2, vierde lid en de toelichting daarbij).
Bepaalde onderwerpen waarover de raad een besluit kan nemen lenen zich minder goed voor een referendum. Deze zijn hier als uitzondering opgenomen. De lijst is gebaseerd op de ervaringen met onder meer de Tijdelijke referendumwet en ervaringen die de VNG heeft verzameld uit verordeningen van andere gemeenten.
Bij de onderdelen e en f gaat het om het budgetrecht van de raad.
Bij onderdeel g is ten opzichte van de Referendumverordening Delft 2018 iets gewijzigd. In de Omgevingswet is geen sprake meer van een besluit naar aanleiding van een verklaring van geen bedenkingen in de zin van de Wabo. De raad krijgt hier een adviesrecht. Nu er geen sprake meer is van een te nemen besluit op dit punt, kan dat er ook geen sprake zijn van een referendum hierover.
Hoewel deze verordening uitgaat van een referendum te houden naar aanleiding van een ontwerp-raadsbesluit, is er één uitzondering (zie ook de toelichting bij artikel 1, onderdeel a). Het betreft een referendum dat volgt op een definitief raadsbesluit dat genomen is naar aanleiding van een ingediend burgerinitiatief. Op basis van de Verordening burgerinitiatief Delft 2009 kunnen burgers aan de raad een voorstel doen voor een te nemen besluit. Indien de raad naar aanleiding van het voorstel een besluit neemt, bepaalt genoemde verordening dat over dat definitieve raadsbesluit een referendum gehouden kan worden (zie artikel 9, derde lid van de Verordening burgerinitiatief Delft 2009).
De uitzonderingen die genoemd worden in het derde lid zijn overigens ook van toepassing op een referendum naar aanleiding van een definitief raadsbesluit in het kader van een burgerinitiatief.
Paragraaf 3 De referendumkamer
Artikel 3. Taken referendumkamer
De referendumkamer heeft diverse adviserende taken. Daarnaast houdt de referendumkamer toezicht op het gehele referendumproces. De referendumkamer kan gevraagd en ongevraagd advies geven.
De referendumkamer adviseert aan respectievelijk de raad, de voorzitter van de raad en het college.
De referendumkamer heeft een adviserende rol bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen. In het eerste lid onderdeel f is de rol van de referendumkamer als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van die rol is de behandeling door de referendumkamer van klachten over het referendumproces (onder g). Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het afkeuren van een aantal ondersteunende handtekeningen, het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie.
Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumkamer heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces heeft niet te maken met het klachtrecht dat wordt geregeld in hoofdstuk 9 van de Awb; dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf.
Nieuw in de verordening is het expliciet benoemen van de taak die de referendumkamer heeft inzake advisering over subsidies in het kader van te houden referenda. Hierbij adviseert de referendumkamer aan het college. Verder heeft de referendumkamer ook een expliciete rol gekregen bij advisering over het digitale formulier dat gebruikt wordt bij ondersteuningsverklaringen.
Artikel 4. Samenstelling referendumkamer
De referendumkamer is een permanente commissie omdat een referenduminitiatief ineens kan opkomen en er dan binnen enkele dagen een advies dient te worden uitgebracht over bijvoorbeeld de vraag of een referendum mogelijk is over het ontwerp raadsbesluit. Het kan zijn dat de leden van de referendumkamer lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen. De benoemingstermijn van vier jaar, met een mogelijkheid om deze twee keer met vier jaar te verlengen, is gehandhaafd ten opzichte van de Referendumverordening Delft 2018. Toegevoegd is de mogelijkheid dat de raad in bijzondere gevallen tot een derde herbenoeming kan besluiten. De reden is om zoveel als mogelijk de continuïteit te waarborgen.
Wanneer een lid van de referendumkamer ontslag neemt, is het aan de raad om zo snel mogelijk een vervanger te benoemen. Er is niet bepaald dat het lid van de Referendumkamer aanblijft totdat in diens opvolging is voorzien. Het kan soms enkele maanden duren voordat er een opvolger is benoemd. Het is niet gewenst om iemand die ontslag neemt in het ongewisse te laten over wanneer dat ontslag uiteindelijk ingaat. Er is niet expliciet geregeld dat leden van de referendumkamer (bijvoorbeeld in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.
Artikel 5. Vergoedingen referendumkamer
De vergoedingen voor de voorzitter en de leden van de referendumkamer, zoals die waren opgenomen in de Referendumverordening Delft 2018, zijn aangepast aan het prijspeil 2020.
Paragraaf 4 Inleidend verzoek referendum op initiatief van kiesgerechtigden
Artikel 6. Voorwaarden inleidend verzoek
Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de gemeente enig draagvlak is voor een referendum en een toetsmoment of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden. Daarom is het aantal handtekeningen voor het inleidend verzoek in de regel laag. Als richtlijn kan 1% van het aantal kiesgerechtigden (weergegeven in een getal) worden gehanteerd. Het definitief verzoek (artikel 9) moet aantonen dat er voldoende draagvlak binnen de gemeente is om daadwerkelijk een referendum te houden. Voor het definitief verzoek kan een aantal van 5% van de kiesgerechtigden (uitgedrukt in een absoluut getal) als richtlijn worden gebruikt.
Hier is een belangrijke wijziging ten opzichte de huidige Referendumverordening Delft 2018 te vinden. In die verordening dient een inleidend verzoek vergezeld te gaan van tenminste 300 ondersteuningsverklaringen van kiesgerechtigden. Dit aantal is gebaseerd op de Tijdelijke Referendumwet (geldend van 2002 tot 2005). Deze wet vereiste voor een geldig inleidend verzoek een percentage van 0,033% van de kiesgerechtigden, hetgeen voor de Delftse situatie neerkwam op afgerond 300 ondersteuningsverklaringen.
In navolging van de modelverordening wordt in de nieuwe verordening voor het inleidend verzoek uitgegaan van een aantal ondersteuningsverklaringen dat neerkomt op 1% van de kiesgerechtigden. Dit komt, afgerond, neer op een absoluut aantal van 800.
De VNG baseert de gehanteerde 1% op onderzoek naar een aantal recente referendumverordeningen. De referendumkamer ondersteunt in het advies van 24 december 2019 de keuze voor een absoluut aantal van 800.
Het hanteren van een absoluut aantal biedt duidelijkheid voor de burger over de eisen die gesteld worden aan een inleidend verzoek
Dit betekent wel dat sterke groei of krimp van het aantal inwoners van Delft, en daarmee van het aantal kiesgerechtigden, er toe kan leiden dat 800 ondersteuningsverklaringen niet meer overeenkomt met 1% van de kiesgerechtigden. In dat geval zou een aanpassing van het benodigde aantal ondersteuningsverklaringen aan de orde kunnen zijn.
Van belang is verder dat op welk moment de kiesgerechtigheid wordt beoordeeld. De huidige verordening biedt hierover geen expliciete bepaling. In de modelverordening van de VNG wordt uitgegaan van kiesgerechtigdheid op het moment van verstrekken van het formulier waarop de ondersteuningsverklaring moet worden geplaatst. Het lijkt duidelijker om de eis te stellen dat iemand kiesgerechtigd moet zijn op het moment dat het inleidend verzoek wordt ingediend.
Immers, anders zou voor iedere ondertekenaar moeten worden bekeken of hij op het moment van ondertekenen kiesgerechtigd was. En dat kunnen dan veel momenten zijn. Daarom lijkt het praktischer om uit te gaan van de eis van kiesgerechtigdheid op het moment dat het inleidend verzoek wordt ingediend. Want dan is er maar één ijkmoment.
Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek op grond van deze verordening schriftelijk en digitaal worden ingediend. Dit in afwijking van de modelverordening van de VNG, die de digitale weg vanaf de fase van het definitieve verzoek openstelt (artikel 6, vierde lid, van de modelverordening VNG). Het digitaal indienen van ondersteuningsverklaringen is een uitdrukkelijke wens van de Raad, gegeven de aangenomen motie ‘Digitaal beter dan papier” van 1 februari 2018.
De handtekeningen moeten worden geplaatst op formulieren die door de voorzitter van de raad worden verstrekt. De referendumkamer heeft een adviserende rol.
Ondersteuningsverklaringen kunnen ook digitaal worden geplaatst. Er zal daartoe een digitaal formulier worden ontwikkeld, waarop de burger zijn gegevens kan invullen en via DigID zijn handtekening kan zetten. Het digitale formulier zal op de gemeentelijke website beschikbaar zijn.
In de fase van het inleidend verzoek is er vaak weinig tijd beschikbaar tussen het moment waarop bekend wordt dat een voorstel in de raad aan de orde zal komen en het moment waarop de ondersteuningsverklaringen uiterlijk moeten worden ingediend. De voorzitter van de raad zou de griffier kunnen machtigen om namens hem de formulieren te verstrekken of beschikbaar te stellen. Dit is mogelijk gemaakt door in het vijfde en zesde lid is op te nemen dat een formulier ook namens de voorzitter van de raad kan worden verstrekt.
Artikel 7. Behandeling inleidend verzoek
Bij het controleren van de geldigheid van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indienen kiesgerechtigd zouden zijn voor de raadsverkiezingen op het moment dat het inleidend verzoek bij de voorzitter van de raad is ingediend (zie artikel 6, derde lid en de toelichting daarbij).
Bij het zetten van de handtekening is nog niet bekend of, en zo ja, wanneer het referendum gehouden wordt. Daarom wordt hier voor een andere peildatum gekozen dan de dag van het referendum. Het ligt voor de hand ook de controle te laten uitvoeren door de voorzitter van de raad. Door of namens hem kan gebruik worden gemaakt van de Basisregistratie Personen.
De raad beslist of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 2, derde lid, vermelde onderwerpenlijst. Er wordt beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. De referendumkamer heeft hierbij een adviserende rol. Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.
Als de raad het ontwerp-raadsbesluit referendabel acht, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerp raadsbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat de raad heeft besloten dat er geen referendum gehouden kan worden. Het ontwerp-raadsbesluit wordt dus aangehouden.
Paragraaf 5 Definitief verzoek referendum op initiatief van kiesgerechtigden
De raad stelt de vraagstelling van het referendum vast na advies van de referendumkamer; deze zal daarover doorgaans in overleg treden met de initiatiefnemers van het referendum en de portefeuillehouder uit het college.
Bij een referendum op initiatief van de kiesgerechtigden ligt de vraagstelling grotendeels vast: de vraag is gekoppeld aan het ontwerp raadsbesluit. De tekst van een ontwerp-raadsbesluit is in veel gevallen te uitgebreid om in de vraagstelling te worden opgenomen. Daarom zal in de regel worden gezocht naar een kortere beschrijving die voldoende duidelijkheid biedt over de vraag waar het om gaat. In dit artikel worden geen beperkingen en /of nadere eisen gesteld aan de vorm van de uiteindelijke vraag.
Artikel 9 Voorwaarden definitief verzoek
De referendumkamer heeft in het evaluatieverslag van van18 augustus 2016 naar aanleiding van het AZC-referendumverzoek geadviseerd om het vereiste van een formele indiening van het definitieve verzoek door de initiatiefnemers te schrappen. De referendumkamer gaf aan een dergelijk vereiste onpraktisch en overbodig te vinden. De referendumkamer adviseerde het vereiste te schrappen en vast te leggen dat het indienen van voldoende ondersteuningsverklaringen door de kiesgerechtigden wordt beschouwd als het indienen van het definitieve verzoek.
Het advies van de referendumkamer is opgevolgd.
De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop de raad besloten heeft dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd. Voor het aantal ondersteuningsverklaringen kan de richtlijn van 5% van het aantal kiesgerechtigden gehanteerd worden. Dit komt in absolute getallen neer op afgerond 4000. Er is hier geen wijziging ten opzichte van de Referendumverordening Delft 2018. Soms wordt de vraag gesteld of ondersteuningsverklaringen die zijn afgegeven in de fase van het inleidend verzoek ook meetellen voor het definitieve verzoek. Dat is niet het geval. In de eerste fase worden aan de ondersteuningsverklaringen minder eisen gesteld dan in de fase van het definitieve verzoek. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat het ontwerp-raadsbesluit na amendering door de raad anders luidt dan in de inleidende fase kon worden voorzien.
Net als bij het inleidend verzoek (zie toelichting bij artikel 6), wordt de mogelijkheid geboden om ondersteuningsverklaringen digitaal in te dienen.
Voor zowel de fysieke als de digitale mogelijkheid voor het afgeven van ondersteuningsverklaringen geldt dat die mogelijkheid afgesloten wordt wanneer geconstateerd wordt dat het vereiste aantal rechtsgeldige verklaringen is bereikt. In deze fase van het proces gaat het er niet om te meten hoeveel steun een referendumverzoek geniet. De enige vraag die voorligt is of het vereiste aantal wordt gehaald.
Artikel 10 Behandeling definitief verzoek
De procedure voor het definitief verzoek is verder in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek (zie artikel 6 en 7). Dit houdt onder meer in dat de voorzitter van de raad controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden.
Er volgt nu weer een besluitmoment voor de raad, namelijk of er wel of niet een referendum wordt gehouden. Dit houdt in dat wordt getoetst of aan alle vereisten van het definitieve verzoek is voldaan. In de tekst van het derde lid is gekozen voor de woorden 'over het houden van een referendum' en niet voor 'tot het houden van een referendum' omdat de raad ook als aan alle voorwaarden is voldaan nog de theoretische mogelijkheid heeft om het referendumverzoek alsnog af te wijzen. Het is echter duidelijk dat zoiets in dit stadium bijzonder ongewenst zou zijn en tot veel onbegrip bij betrokkenen zou leiden. Een rechter zou een weigering in dit stadium vrijwel zeker niet accepteren.
Naar aanleiding van een eerder ingediende inleidende verzoek neemt de raad een besluit of dat wordt ingewilligd (artikel 7, vierde lid). Het ontwerp-raadsbesluit naar aanleiding waarvan het inleidend verzoek is ingediend, wordt behandeld door de raad, inclusief moties en amendementen. Vervolgens wordt het ontwerp-raadsbesluit aangehouden (artikel 7, zevende lid). Indien de raad vervolgens besluit tot het houden van een referendum (artikel 10, derde lid), is het niet raadzaam dat verdere amendementen nog worden toegestaan. De indieners en ondersteuners van het definitieve verzoek hebben zich immers gebaseerd op het ontwerp-besluit dat eerder is aangehouden juist voor het doel van het referendum. Over dìe versie van het ontwerp-raadsbesluit zou het referendum dan moeten gaan. Amendementen/moties dienen daarom in een eerder stadium te worden ingediend, te weten bij de behandeling van het ontwerp-besluit nadat het inleidend verzoek is ingewilligd (artikel 7, vierde lid en zevende lid).
Paragraaf 6 Referendum over een raadsbesluit met betrekking tot een ingediend burgerinitiatief
Artikel 11. Referendum over een raadsbesluit met betrekking tot een ingediend burgerinitiatief
Op een referendum dat gehouden wordt naar aanleiding van een burgerinitiatief zijn de bepalingen van deze verordening van toepassing. Op enkele punten wijkt de procedure af van die van een ‘gewoon’ referendum. Ten eerste wordt het referendum gehouden over een definitief raadsbesluit, het gaat dus niet om een ontwerp-raadsbesluit. Om deze reden is er geen sprake meer van dat het raadsbesluit behandeld en geamendeerd wordt. Dit houdt in dat artikel 7, zevende lid, niet van toepassing kan zijn. Het is uitdrukkelijk wel de bedoeling dat het al vastgestelde raadsbesluit niet ten uitvoer wordt gelegd totdat de raad een besluit neemt over de uitslag van het referendum (zie het vijfde lid). In het tweede lid wordt daarom opgenomen dat een raadsbesluit dat genomen is naar aanleiding van een burgerinitiatief en waarover een referendum wordt gehouden, niet eerder in werking treedt dan dat de raad een besluit heeft genomen over het al dan niet volgen van de uitslag van het referendum.
Wat verder afwijkt, is het moment waarop een inleidend verzoek uiterlijk moet zijn ingediend. Normaliter is dat zes dagen voor de raadsvergadering waarop het ontwerp-raadsbesluit wordt besproken (artikel 6, eerste lid). Omdat het raadsbesluit waarover het referendum wordt gehouden al is genomen, is, in navolging van de Referendumverordening Delft 2018, gekozen voor een termijn van zes weken na het definitieve raadsbesluit. Om deze reden wordt in het derde lid afgeweken van artikel 6, eerste lid.
Artikel 12 Doelgroep en advies referendumkamer
Het doel van de subsidieverstrekking is bijdragen aan de meningsvorming en aan het voeren van het publieke debat over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum onder de burgers in de gemeente. Burgers moeten hun mening kunnen vormen voordat zij een stem uitbrengen. Vaak zijn initiatiefnemers van een referendum en andere betrokkenen burgers. Om hen een mogelijkheid te geven subsidie aan te vragen voor het stimuleren van het publieke debat en meningsvorming wordt hier gesproken van een collectief van kiesgerechtigden. Daarnaast kunnen verenigingen, wijkorganen, stichtingen en dergelijke subsidie aanvragen.
De referendumkamer heeft een adviserende rol bij de subsidietoekenning, zie ook artikel 3, eerste lid, onderdeel i.
Artikel 13 Toepasselijke regelgeving
In aanvulling op wat in het algemene deel en in de toelichting bij artikel 1 onderdeel f hierover is besproken, wordt in artikel 13 benadrukt dat subsidie bij referenda uitputtend in deze verordening geregeld wordt. De Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2018 (ASV) is niet van toepassing. Onder andere termijnen en weigeringsgronden uit de ASV passen niet bij het bijzondere karakter van referendumsubsidies. In navolging van het advies van de referendumkamer van 10 oktober 2018 en 12 februari 2020 is er voor gekozen referendumsubsidies in een aparte verordening (i.c. de Referendumverordening Delft 2020) te regelen. Dit neemt niet weg dat de subsidiebepalingen uit de Awb aanvullend van toepassing zijn.
Artikel 14 Subsidiabele kosten
Alleen de kosten die direct samenhangen met de activiteit en die naar het oordeel van het college redelijk zijn in relatie tot de verwachte bijdrage van de activiteit aan het doel van deze subsidie zoals vermeld in het tweede lid, komen in aanmerking. Loonkosten van bijvoorbeeld personen die bij een subsidieontvanger in dienst zijn, zijn expliciet uitgezonderd. Onder omstandigheden kan wel de (redelijke) vergoeding voor een speciaal aangetrokken deskundige voor subsidie in aanmerking komen. Deze kosten worden gemaximeerd op € 35,- per uur voor een maximum van 20 uur.
Hier is een inhoudelijke toets van de aanvragen om subsidie opgenomen in de vorm van weigeringsgronden. De aanvragen die niet worden geweigerd worden vervolgens beoordeeld op de manier die is beschreven in artikel 19, tweede en derde lid.
De modelverordening van de VNG bevat geen bepaling over de aanvraag voor een subsidie bij een referendum. Toch is dit wenselijk. Het biedt het college de mogelijkheid om een apart aanvraagformulier ter beschikking te stellen, en aan te geven welke elementen een aanvraag moet bevatten, en welke bijlagen moeten worden bijgevoegd, zodat voor de aanvrager zoveel mogelijk duidelijkheid vooraf wordt bereikt.
Nadat de raad een het besluit genomen heeft dat een referendum wordt gehouden, en dat besluit bekend is gemaakt, heeft een aanvrager drie weken om een aanvraag in te dienen.
Het college maakt de begin- en einddatum van de aanvraagtermijn bekend.
Artikel 17 Aanvullen onvolledige aanvraag
In het geval een aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals genoemd in artikel 16, kan deze buiten behandeling worden gelaten. Dit kan echter niet voordat de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om de aanvraag aan te vullen. Een dergelijke brief schort de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag op. Een en ander volgt uit artikel 4:5 en 4:15, eerste lid onderdeel a Awb. Voor alle duidelijkheid is dit expliciet opgenomen in de verordening. Overigens gaat de opschortingstermijn in met ingang van de eerste werkdag na verzending van het verzoek de aanvraag aan te vullen. Dat is ruimer dan artikel 4:15, eerste lid onderdeel a Awb bepaalt.
Artikel 18 Budget, subsidieplafond, en termijnen
Als duidelijk is dat er een referendum komt, dient de raad een budget vast te stellen. Allereerst voor de organisatie van het referendum zelf (stempassen, stembiljetten, stembureaus, enz). Daarnaast een bedrag voor voorlichting. Er kan vanuit de gemeente een folder worden opgesteld met neutrale informatie over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum, of er kan een referendumkrant worden gemaakt waarbij de neutrale gemeentelijke informatie kan worden aangevuld met informatie van voor- en tegenstanders. De referendumkamer heeft een toezichthoudende rol bij het verstrekken van deze neutrale informatie door de gemeente. In het geval van een referendumkrant heeft de referendumkamer uiteraard geen rol ten aanzien van de informatie verstrekt door voor- en tegenstanders.
Tenslotte dient er een budget te zijn voor de te verlenen subsidie (zie toelichting bij het tweede lid).
Daarnaast wordt een subsidieplafond ten bedrage van € 90000,- vastgesteld voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten die burgers en maatschappelijke organisaties rond het referendum organiseren. Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die het publieke debat en de meningsvorming rond het referendum ondersteunen. Het is gewenst dat direct bij het besluit tot het laten plaatsvinden van een referendum de condities vaststaan. Indien het plafond bij het indienen van een verzoek nog moet worden vastgesteld, kan dat leiden tot discussies en kan het extra tijd in beslag nemen. Daarom, en ook voor maximale duidelijkheid vooraf, is er voor gekozen dat het subsidieplafond in de verordening vast te leggen. Een en ander conform het advies van de referendumkamer van 12 februari 2020.
Een subsidieplafond is belangrijk omdat daardoor openeinderegelingen worden voorkomen. Als het subsidieplafond is bereikt, moet de aanvraag om subsidie namelijk worden geweigerd (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb). Een subsidieplafond is iets anders dan alleen vermelding op de begroting dat er voor een bepaald beleidsterrein een bepaald bedrag beschikbaar is aan subsidies. Een subsidieplafond is concreter; het moet onder die naam worden vastgesteld als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking krachtens een wettelijk voorschrift van bepaalde met name genoemde subsidies (artikel 4:22 van de Awb). In deze verordening gebeurt dat door vermelding van het plafond in de verordening.
Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook worden bekendgemaakt hoe het wordt verdeeld (artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De bekendmaking van het subsidieplafond gebeurt in dit geval via de bekendmaking van deze verordening en de bekendmaking van de verdeelsleutel gebeurt in dit geval ook via de verordening: in artikel 19, tweede en derde lid, is bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
Naast een totaal budget gelden er deelplafonds voor de verschillende categorieën (voor, tegen en neutraal). Het betreft hier een bedrag van € 30.000,- per categorie. Hetgeen als toelichting bij het derde lid is vermeld is hier ook van toepassing.
Naast de bovengrens van het subsidieplafond en de deelplafonds, geldt dat per aanvraag ten hoogste € 5000,- subsidie wordt verleend. Daarbij is wel van belang dat in artikel 21, tweede en derde lid aangegeven wordt hoe waarop getoetst wordt, en hoe het beschikbare bedrag verdeeld wordt.
Artikel 19 Subsidieverlening en vaststelling
Deze bepaling bevat de beslistermijn die geldt voor een aanvraag voor subsidie op grond van deze verordening. De beslistermijn is 14 dagen. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat onvolledige aanvragen kunnen leiden tot een opschorting van de beslistermijn (zie hiervoor artikel 17 en de toelichting daarop).
De subsidie wordt verstrekt om zoveel mogelijk verschillende initiatieven te ondersteunen die een zo divers mogelijk publiek bereiken. Daarom is gekozen voor een tendersysteem. Nadat de aanvraagtermijn gesloten is, wordt een besluit genomen over de aanvragen. Een systeem waarbij op volgorde van binnenkomst wordt beslist is minder geschikt, omdat de activiteiten dan niet onderling kunnen worden afgewogen zodat een meest effectieve mix van initiatieven kan worden gehonoreerd.
De aanvragen worden op basis van de aspecten genoemd in het derde lid door het college beoordeeld en gerangschikt. De referendumkamer heeft hierbij een adviserende rol.
Er is – op advies van de referendumkamer - geen gebruik gemaakt van het toekennen van punten aan de verschillende aspecten waarop de aanvragen worden beoordeeld, zoals in de modelverordening van de VNG wel het geval is. Deze methode biedt volgens de VNG een manier om de aanvragen te toetsen op de criteria en ze onderling tegen elkaar af te wegen
De referendumkamer heeft in het advies van 12 februari 2020 aangegeven dat bedoelde toekenningen van punten zou leiden tot schijnzekerheid. Uiteraard is het wel de bedoeling dat het college de aanvragen beoordeelt op de criteria en ze onderling afweegt en vergelijkt.
Een referendumproces wordt oplettend gevolgd door inwoners en lokale media. Hoewel het om relatief lage subsidiebedragen zal gaan, moet wel verantwoording over de bestede gelden worden afgelegd voordat de subsidie definitief wordt vastgesteld. Dat gebeurt via de aanvraag tot vaststelling. In deze bepaling wordt aangegeven welke bewijsstukken moeten worden overgelegd.
Het college dient binnen zes weken na de datum van de aanvraag tot vaststelling te besluiten.
Als uit de overgelegde stukken (of op een andere manier) blijkt dat de activiteiten niet of niet geheel hebben plaatsgevonden, kan de subsidie lager worden vastgesteld dan was verleend, of zelfs worden ingetrokken. Hierbij kan het versterkte voorschot (vierde lid ) – deels – worden teruggevorderd (artikelen 4:48, eerste lid, en 4:57 van de Awb).
Subsidieverlening bij referenda is per definitie niet meerjarig en/of langdurig.
Paragraaf 8 Organisatie en uitvoering
Tegelijk met het besluit over het houden van een referendum (zie artikel 10, derde lid) neemt de raad ook een besluit over de datum waarop het referendum wordt gehouden. De referendumkamer brengt over de datum advies uit.
Artikel 21 Organisatie en uitvoering
Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:
Kiesgerechtigden worden op gelijke wijze als bij raadsverkiezingen opgeroepen.
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 23.
Onder andere artikel P23 van de Kieswet (onderdeel van paragraaf 4) is van overeenkomstige toepassing verklaard. Daarin is geregeld dat het centraal stembureau zijn proces-verbaal met weglating van de ondertekening onverwijld op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar maakt. Daarbij is ook bepaald dat hiervoor bij ministeriële regeling een internetadres kan worden aangewezen. Dat laatste is op het moment van verschijnen van deze modelverordening nog niet gebeurd.
In het tweede lid is een zogenaamde geldigheidsdrempel opgenomen. Nadrukkelijk is niet gekozen voor een opkomstdrempel, omdat dat zou kunnen leiden tot strategisch gedrag van de kiezer.
Bij strategisch gedrag blijft de groep van voorstanders van het concept-besluit thuis omdat zij
dan hopen dat de opkomstdrempel niet wordt gehaald en daarmee de uitslag als ongeldig wordt
beschouwt. Dit heeft als gevolg dat ook de uitslag van het referendum in twijfel wordt getrokken.
Om dit te voorkomen is gekozen voor een "gekwalificeerde meerderheid".
Dit betekent dat er niet alleen een meerderheid nodig is van het totaal uitgebrachte stemmen,
maar dat die meerderheid ook een bepaald percentage moet zijn van diegenen die
stemgerechtigd zijn (te weten 20%). Is de meerderheid niet voldoende groot, dan is er geen sprake van een geldige uitslag
In het derde lid is verder bepaald dat het centraal stembureau de uitslag aan de raad overbrengt. Het vierde lid regelt dat de raad een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming, en of er sprake is van een geldige uitslag.
Paragraaf 9 Overige bepalingen
Artikel 24 en 25 Verantwoording en evaluatie
Na afloop van het referendum legt de referendumkamer verantwoording af over de wijze waarop de taken zoals opgenomen in artikel 3 zijn uitgevoerd. Vervolgens evalueert de raad het proces.
Op grond van artikel 154, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€ 4.350,- in 2020). Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-59196.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.