Gemeenteblad van Emmen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Emmen | Gemeenteblad 2021, 55556 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Emmen | Gemeenteblad 2021, 55556 | Beleidsregels |
Bestuurlijke aanpak artikel 13B Opiumwet en gedoogbeleid coffeeshops gemeente Emmen
Wanneer de politie drugs aantreft in een woning of lokaal, kan de burgemeester de woning sluiten op grond van artikel 13B Opiumwet. In de gemeente Emmen wordt dit in de vorm van tijdelijk sluiten al jaren consequent toegepast. Jaarlijks worden er zo’n 25 woningen en (bedrijfs)panden tijdelijk gesloten. Al eerder is gevraagd naar de effectiviteit van deze sluitingen op de drugsproductie. Geconstateerd is dat dit moeilijk meetbaar is, nu de totale omvang van de drugsproductie in Emmen onbekend is. Overigens geldt dat die ook op landelijk niveau niet bekend is. We constateren wel dat er nauwelijks sprake is van recidive in de woningen/panden of bij de betrokkenen. De productie is kennelijk fluïde. Een zekerheid is ook dat de sluiting van een pand een einde maakt aan veelal gevaarlijke en overlastsituaties. Tijdelijke sluitingen dragen daarmee bij aan een veilig en prettig woon- en leefklimaat en bevorderen de openbare orde in de samenleving.
Bij de uitvoering van de bevoegdheid valt verder op dat de sluitingen veelal plaatsvinden in toch al kwetsbare (delen van) wijken of dorpen. Ook zien we een verschuiving van de aanwezigheid van een hennepkwekerij en/of softdrugs naar de aanwezigheid/productie van harddrugs. De productie van harddrugs in drugslabs vormt daarmee een punt van extra aandacht. Met name het toenemende gebruik van GHB en de relatief makkelijke wijze van productie van GHB baart zorgen.
Het Handhavingsbeleid hard- en softdrugs gemeente Emmen van 2013 is door veranderde regelgeving in de Opiumwet en wijzigingen in de jurisprudentie aan vernieuwing toe. De zogenaamde voorbereidingshandelingen zijn onder de werking van artikel 13B Opiumwet gebracht. En in de rechtspraak wordt meer en meer aandacht gevraagd voor het meewegen van de bijzondere (persoonlijke) omstandigheden. In de uitvoering van artikel 13B Opiumwet werd hier al op ingezet, maar dit werd onvoldoende geborgd in de beleidsregel van 2013. En dan nog kwam de Onderzoeksraad voor Veiligheid met een alarmerend beeld over de omgevingsveiligheid bij hennepkwekerijen.
De burgemeester heeft in artikel 13B van de Opiumwet de mogelijkheid gekregen om op te treden bij overtredingen van de Opiumwet. Dit doet hij door de bestuurlijke maatregel van de last onder bestuursdwang toe te passen. De last onder bestuursdwang houdt in dat woningen of bedrijfspanden gedurende een bepaalde tijd worden gesloten. De maatregel kan ook een voorwaardelijk karakter hebben. De tijdelijke sluiting beoogt bij te dragen aan de vermindering van de drugscriminaliteit en daarmee aan de vergroting van de veiligheid en leefbaarheid in de directe woonomgeving en de samenleving als geheel.
Aan een drugspand kleeft criminaliteit die de veiligheid en leefbaarheid in de omgeving negatief beïnvloedt. Een tijdelijke sluiting heeft het doel om de loop naar een drugspand door telers, dealers, klanten en bezoekers te beëindigen, eventuele overlast en onveilige situaties voor de omgeving te stoppen en de omstandigheden ter plaatse te normaliseren. De tijdelijke sluiting draagt aldus bij aan de vermindering van de drugscriminaliteit en daarmee aan de vergroting van de veiligheid en leefbaarheid in de woonomgeving en de samenleving.
Het sluiten van de pand is dan ook niet primair bedoeld om bewoners of eigenaren te straffen, maar is gericht zich op het herstel van de openbare orde en veiligheid.
Voor het toepassen van de bevoegdheid op grond van artikel 13B Opiumwet is het niet noodzakelijk dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de aanwezigheid van drugs overlast veroorzaakt. De Raad van State heeft uitgesproken dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs (zie verderop) veronderstelt een ordeverstorend effect te hebben.
Grootschalige hennepteelt en productie van andere drugs in woningen en bedrijfspanden is zeer ongewenst. Woningen en bedrijfspanden zijn niet berekend op, noch bedoeld voor dergelijke activiteiten. De praktijk leert dat stroom in de meeste gevallen illegaal wordt afgetapt en dat ongewenste bouwkundige aanpassingen ten behoeve van de teelt/productie worden doorgevoerd. Hierdoor is er vaak sprake van een brandgevaarlijke situatie en bouwschade. Daarnaast gebruiken kwekers dikwijls pesticiden. Ook is er bij kwekerijen kans op waterschade. Hennepkwekers brengen met een en ander niet alleen zichzelf (en eventueel hun gezinnen) in gevaar, maar ook onschuldige, onwetende buren en buurtbewoners.
Omgevingsveiligheid komt ook in het gedrang bij de productie van harddrugs vanwege de gevaarlijke chemische stoffen en chemische reacties.
Optreden tegen handel, productie, teelt en andere illegale activiteiten rondom zowel harddrugs als softdrugs is wenselijk en noodzakelijk. Dergelijke activiteiten, in diverse vertakkingen door criminele organisaties uitgevoerd, hebben een ondermijnend en potentieel ontwrichtend effect op de samenleving door de wens/noodzaak van de onderwereld zich te verweven met de bovenwereld.
De aanpak van georganiseerde (drugs)criminaliteit bestaat uit een omvangrijke samenwerking tussen verschillende partners, zoals het Openbaar Ministerie, de politie, Belastingdienst, FIOD en het gemeentebestuur. Naast de strafrechtelijke aanpak van criminele samenwerkingsverbanden en het afpakken van crimineel vermogen wordt door de gemeente hierop aangesloten met een bestuursrechtelijk handhavingsregime. Het bestuurlijk optreden betreft een pandgerichte aanpak.
Met de sluiting van een pand door de burgemeester wordt ook een locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden. Hiermee wordt een barrière opgeworpen en wordt het criminele ondernemingsproces verstoord. Bovendien wordt met een dergelijke sluiting een sterk signaal afgegeven. Ten slotte heeft deze bevoegdheid nog een ander preventief effect in die zin dat pandeigenaren kritischer worden bij het verhuren of beschikbaar stellen van woon- of bedrijfsruimte.
Deze beleidsregel is van toepassing op de uitoefening door de burgemeester van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bevoegdheid ten aanzien van:
Op grond van artikel 2 en 3 Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wetbehorende lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs), dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 Opiumwet, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te
bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.
Bestuursrechtelijke handhaving van de verboden genoemd in artikel 2 en artikel 3 Opiumwet, kan op basis van artikel 13b Opiumwet. De burgemeester kan op basis van dit artikel een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen, dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is.
Uit vaste rechtspraak is het bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een pand die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.
Het ligt in dat geval op de weg van de rechthebbende van het pand om het tegendeel aannemelijk te maken. Op grond van deze rechtspraak ligt de bewijslast bij de overtreder om bij gebruik van de voor hem openstaande rechtsmiddelen aan te tonen dat de bevindingen in het aan de besluitvorming ten grondslag gelegde bestuurlijke rapportage van de politie onjuist zijn en dat de aangetroffen drugs niet bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking.
De illegale productie van en handel in drugs vormen op zichzelf een ernstige verstoring van de openbare orde. Als uitgangspunt van dit beleid geldt dat de burgemeester een last onder bestuursdwang oplegt, in die zin dat het pand tijdelijk wordt gesloten. Het opleggen van een last onder dwangsom, dus het betalen van een geldsom als de overtreding van de Opiumwet blijft voortduren of wordt herhaald, wordt niet toegepast.
De burgemeester baseert zijn optreden steevast op een formele bestuurlijke rapportage van de politie. Volgens vaste rechtspraak mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt.
4.2. Zorgvuldigheid (zienswijzen)
Voordat er een besluit wordt genomen worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven. De zienswijze kan zowel schriftelijk als mondeling worden gegeven. De belanghebbenden kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Na dit zienswijzengesprek worden alle feiten en omstandigheden afgewogen ten opzichte van de wet- en regelgeving en deze beleidslijn. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing. Het besluit wordt bekend gemaakt aan de belanghebbenden en de handhavingspartners.
Indien de belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het besluit van de burgemeester, dan kan hiertegen, al dan niet met inschakeling van een gemachtigde, bezwaar worden gemaakt. Wordt tevens bij de voorzieningenrechter om een schorsing van het besluit gevraagd, dan schort de burgemeester de uitvoering van zijn besluit op totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
4.3. Bijzondere omstandigheden:
In haar jurisprudentie heeft de Afdeling rechtspraak van de Raad van State uitgemaakt dat de burgemeester bij de toetsing van beleid:
De uitspraken van de Afdeling maken verder (opnieuw) duidelijk dat de rechter de toepassing van artikel 13B Opiumwet, inclusief de weging van de bijzondere omstandigheden, terughoudend dient te toetsen.
4.3.1. Voorwaardelijke sluiting
Indien de bijzondere omstandigheden zodanig zijn dat de burgemeester besluit af te wijken van zijn beleid houdt dit onder andere in dat afgezien wordt van de hieronder genoemde handhavingsrichtlijn. Wel kan er in dat geval een voorwaardelijke sluiting worden opgelegd. Indien de betrokkene dan binnen twee jaar nogmaals een overtreding begaat zal alsnog overgegaan worden tot handhaving alsof het een 1e overtreding betreft (afhankelijk van de situatie, zie handhavingsrichtlijn). Wanneer dan opnieuw bijzondere omstandigheden worden aangevoerd, krijgt de bescherming van het algemeen belang een zwaarder accent.
Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning, of het gehele pand, omdat het direct een einde maakt aan de illegale situatie. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als er sprake is van handel in een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld bij een hennepkwekerij/productieplek in een caravan op het erf bij een woning of in een apart deel van een bedrijfslocatie. Dit wordt afgewogen in het kader van de bijzondere omstandigheden.
Bij de sluiting wordt een termijn gegeven van enkele dagen waarbinnen de betrokkene de woning of het lokaal kan ontruimen en sluiten. Indien dit niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester zelf overgaan tot het sluiten van de woning of het lokaal.
De sluiting brengt met zich dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit. Alleen personen die op een bepaald moment om dringende redenen in het pand moeten zijn, mogen het pand na toestemming van de burgemeester nog betreden. Een voorbeeld hiervan is een aannemer, die schade aan het pand moet herstellen.
De sluiting wordt aan een ieder bekend gemaakt door middel van een poster op de toegang van het pand. Dit dient ter voorkoming van het in gebruik nemen van het pand en in het kader van toezicht op de sluiting van het pand. Wordt het pand desalniettemin toch betreden dan zal de burgemeester het pand dicht laten maken op kosten van de betrokkene.
Bij de teelt en productie van drugs worden regelmatig ook overtredingen van de Woningwet/Bouwbesluit geconstateerd.
Bij overtredingen van artikel 1b Woningwet is altijd sprake van strijdigheid met de voorschriften uit het Bouwbesluit. Het gaat om technische en gebruiksvoorschriften die betrekking hebben op de (brand)veiligheid en gezondheid. Voorbeelden hiervan zijn :
De NEN 1010 norm is de belangrijkste norm voor elektrische installaties in gebouwen. Het doel van de NEN 1010 is om een veilige installatie te realiseren. Elektrische voorzieningen mogen niet leiden tot gevaarlijke situaties en moeten beschermd worden tegen oververhitting door overbelasting. In geval van het gebruik van een gebouw voor een hennepkwekerij betekent dit doorgaans dat de elektrische installatie van dit gebouw niet meer aan de eisen van het Bouwbesluit voldoet, waartegen het college met bestuursrechtelijke maatregelen op basis van de Woningwet kan optreden.
Bij een overtreding van de Woningwet (Bouwbesluit) kan het college een last onder dwangsom opleggen. Allereerst dient de gemeente de eigenaar van het pand de kans te geven een overtreding te herstellen (de Woningwet is gericht op een goed gebruik en goede staat van gebouwen). Dit kan worden afgedwongen met het opleggen een last onder dwangsom. Wordt aan de last niet voldaan, dan kan het college bestuursdwang en bij herhaalde overtreding van de Woningwet zelfs zwaardere sancties toepassen (beheerovername, sluiting van gebouwen, open erven of terreinen).
De burgemeester kan op grond van de Opiumwet een last onder bestuursdwang opleggen die is gericht op het beëindigen van de overtreding van de Opiumwet. In bepaalde gevallen kan de burgemeester op basis van de Opiumwet een last onder dwangsom opleggen. In de handhavingsrichtlijn is opgenomen wanneer dit van toepassing is.
5.1. Overzicht handhavingsrichtlijn
6. Uitgangspunten toepassen bestuursdwang
6.1. Objectgerichte karakter van de maatregel
Met de sluiting van een woning of lokaal is sprake van een maatregel die is gerelateerd aan het pand en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een eventuele overdracht van het pand, of de komst van nieuwe huurders, niet van invloed is op het besluit tot sluiting. Het pand blijft gesloten.
6.2. Strafrechtelijke vs. bestuurlijke aanpak
Het onderhavige beleid is gebaseerd op een bestuurlijke bevoegdheid van de burgemeester en staat los van een eventuele strafrechtelijke aanpak. Nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd, kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. De verantwoordelijkheden van de burgemeester zijn van een andere aard dan die van een officier van justitie. Aangezien de handel in verdovende middelen strafbaar is, zal in voorkomende gevallen zo mogelijk strafvervolging worden ingesteld door het OM.
Strafrechtelijke sancties hebben een punitief karakter, omdat op de overtreding een straf volgt. De
bestuurlijke maatregelen die de burgemeester in het kader van de Opiumwet treft, hebben een reparatoir, normaliserend karakter. Een dergelijke maatregel heeft als doel de aangetaste openbare orde en veiligheid te herstellen, dan wel te voorkomen dat deze (verder of opnieuw) wordt verstoord. In dit kader richten bestuursrechtelijke maatregelen zich op de bij de bij de productie en/of verkoop/handel betrokken woningen of bedrijfspanden.
Artikel 13b Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet.
Met het Openbaar Ministerie en de politie wordt samengewerkt om naast strafrechtelijke vervolging, bestuursrechtelijke handhaving plaats te laten vinden. Het moment van inbeslagname van drugs door de politie en het effectueren van de bestuursdwang door de burgemeester kan echter enige tijd uit elkaar liggen, nu in de praktijk de bestuurlijke rapportage van de politie wordt afgewacht en de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Dit betekent niet dat na inbeslagname geen reden meer bestaat de sluitingsprocedure te starten.
Een besluit tot toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet, is een beperkingsbesluit dat valt onder de ‘Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken’. Het besluit tijdelijke sluiting wordt geregistreerd in het Kadaster. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit weer in het WKBP-register aangepast.
Indien een woning wordt gesloten en daarbij sprake is van minderjarige bewoners of betrokkenen, wordt door de politie een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis Drenthe.
6.5. Huisraad, huisdieren, alternatieve huisvesting
Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat ook het zorgdragen voor eventuele dieren in de woning of het lokaal. Dat betekent dat na verloop van de begunstigingstermijn de dieren die aanwezig zijn in de woning, bij de uitoefening van de bestuursdwang door de eigenaar/verzorger zullen moeten worden verwijderd en opgevangen. Indien de gemeente het moet doen worden kosten daarvan verhaald op degene tot wie het besluit tot sluiting is gericht.
Indien betrokkenen acuut op straat staan, binnen hun netwerk geen onderdak kunnen vinden, niet zelfredzaam zijn en geen financiële middelen hebben om ergens te overnachten, kan de gemeente zorgen voor tijdelijk onderdak.
Hieronder volgt een opsomming van gedragingen rondom de oplegging en uitvoering van een sluiting die strafbaar zijn gesteld:
• het verbreken van een verzegeling is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag;
• op grond van artikel 2:41, tweede lid, van de APV is het verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten pand en bijbehorend erf te betreden;
• artikel 187 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving), strafbaar is.
7. Gedoogcriteria en handhavingregime voor coffeeshops
7.2 Gedoogcriteria coffeeshops
In dit beleid worden de landelijke gedoogregels van het Openbaar Ministerie – AHOJGI-criteria – overgenomen. Daarnaast stelt de burgemeester enkele aanvullende criteria:
(G) Geen verkoop van grotere hoeveelheden per transactie dan geschikt voor eigen gebruik: 5 gram. Dit is alle alle koop en verkoop in één coffeeshop op een zelfde dag met betrekking tot dezelfde koper. Daarnaast mag de aanwezige handelsvoorraad in één coffeeshop niet groter zijn dan 500 gram softdrugs.
Aanwezigheid voorlichtingsmateriaal: in de coffeeshop dient voor iedere bezoeker voorlichtingsmateriaal beschikbaar te zijn over het gebruik, de werking en eventuele risico’s van cannabisproducten. Dit materiaal dient afkomstig te zijn van een instelling/organisatie die zich toelegt op de wetenschappelijke bestudering van o.a. softdrug en gebruik hiervan, dan wel op de uitvoering van de ambulante verslavingszorg.
7.3. Openingstijden coffeeshops
De coffeeshops mogen slechts geopend zijn tussen 12.00 uur en 22.00 uur.
7.4 Handhavingsregime coffeeshops
Zie voor de (gedifferentieerde) handhaving van bovengenoemde gedoogvoorschriften onderstaand schema. De volgende kanttekeningen zijn hierbij van toepassing:
Herstelsancties kunnen gericht zijn op het beëindigen van de overtreding of het voorkomen van herhaling. In deze matrix wordt een combinatie van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom gericht op het tegengaan van herhaling voorgeschreven. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang opleggen die is gericht op het beëindigen van de overtreding van de Opiumwet. Eveneens kan de burgemeester een last onder dwangsom opleggen die gericht is op het tegengaan van herhaling van de overtreding van de Opiumwet.
7.5 Handhavingsrichting coffeeshops
Woning: een voor bewoning bestemd gebouw. Onder dit begrip vallen ook woonwagens, woonschepen en woonketen.
De vraag of een gebouw als woning kan worden gezien, dient te worden beantwoord door te kijken of het pand “naar zijn aard voor bewoning is bestemd”. Dit zal moeten worden beantwoord naar een “zo objectief mogelijke maatstaf” waarbij “zo veel mogelijk gekeken wordt naar de kenmerken van het bouwwerk zelf”.
Voorwaardelijke sluiting woning: sluiting, die pas wordt uitgevoerd als de betrokkene zich niet aan door de burgemeester gestelde voorwaarden houdt. Als voorwaarde daarbij geldt altijd dat de betrokkene zich niet binnen een bepaalde proeftijd opnieuw aan een aan de Opiumwet gerelateerd strafbaar feit schuldig mag maken. De proeftijd bedraagt in principe twee jaar.
Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Zoals reeds aangegeven onder 3.2 dient het tegendeel aannemelijk te worden gemaakt door de overtreder. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is.
Met betrekking tot hennep wordt in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt van een handelshoeveelheid gesproken bij 5 planten of meer en/of een hoeveelheid van meer dan 5 gram. Echter, bij hoeveelheden tussen de 5 en 50 gram wordt aangenomen dat die niet gebruikt worden om te verkopen of anderszins te verstrekken.
Onder softdrugs vallen ook bewerkte en onbewerkte ‘paddo’s (paddenstoelen die van nature de stof psilocine, psylocybine, muscimol dan wel iboteenzuur bevatten). Ten aanzien van het bezit van paddo’s dient bij het bepalen van wat een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik is, een onderscheid gemaakt te worden in verse paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een gebruikershoeveelheid wordt doorgaans verstaan 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.
In de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangehouden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet. Het gaat in elk geval om een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram. Voor wat betreft GHB wordt een consumptie-eenheid aangehouden van 5 ml. Grotere hoeveelheden dan de genoemde hoeveelheden, worden aangemerkt als een handelsvoorraad.
Er zijn ook woningen en panden die een grote rol spelen in de handel van drugs waarbij er tijdens de instap van de politie echter geen drugs, in de zin van lijst 1 of lijst 2 van de Opiumwet, worden aangetroffen. In dergelijke panden worden wel allerlei stoffen en voorwerpen aangetroffen die worden gebruikt voor productie en distributie van drugs, maar geen drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen. Bij het aantreffen van dergelijke stoffen en/of voorwerpen is wel vaak sprake van een strafbaar feit op grond van artikel 10a of 11a (strafbare voorbereidingshandeling). Door het ontbreken van drugs was bestuurlijk optreden op basis van de Opiumwet niet mogelijk.
Deze producten die vaak worden aangetroffen vielen tot 1 januari 2019 niet onder de werking van artikel 13b van de Opiumwet. Sinds de wijziging van dit artikel kan de burgemeester nu ook panden sluiten waar dergelijke goederen zijn aangetroffen. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit kan al blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie. Daarnaast kan dit ook blijken uit tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek.
Niet alleen de productie en handel in drugs, maar ook het voorbereiden en faciliteren ervan is een ernstige aantasting van de openbare orde.
Niet alle op grond van artikel 10 of 11a Opiumwet strafbare voorbereidingshandelingen wegen mee. Alleen het in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden hebben van de hierboven genoemde voorwerpen of stoffen, verschaffen de bevoegdheid aan de burgemeester om over te gaan tot sluiting. Dit is niet het geval bij het aantreffen van (uitsluitend) vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a lid 1 onder 3 Opiumwet.
Onderscheid lokalen en woningen
Bij de toepassing van artikel 13b Opiumwet wordt onderscheid gemaakt tussen lokalen en woningen. Onder lokaal wordt in dit verband verstaan: een pand niet zijnde een woning, al dan niet voor het publiek toegankelijk, waar geen coffeeshop in is gevestigd (voor coffeeshops gelden aparte regels). Onder woning wordt in dit verband verstaan: een voor bewoning gebruikte ruimte. Onder woning kan bijvoorbeeld ook een boot, caravan of woonwagen worden verstaan. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet wordt gebruikt als woning, kan worden aangemerkt als lokaal.
Vanwege het grote gevaar voor de openbare orde en veiligheid (en ook de volksgezondheid) dat uitgaat van de illegale productie en handel in drugs, wordt, bij een aangetroffen handelshoeveel drugs, zowel bij lokalen als woningen direct overgegaan tot een tijdelijke sluiting, indien het aannemelijk is dat daar een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is of indien sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen.
Bijlage 2: Bepalen hoogte last onder dwangsom
Richtlijn dwangsomhoogte m.b.t. bevoegdheden college resp. de burgemeester
1. Algemeen: nut en noodzaak beleidsregel
Om gebruik te maken van de dwangsombevoegdheid is het geen wettelijke eis dat het college respectivelijk de burgemeester daarvoor een richtlijn heeft vastgesteld. Om reden van uniforme handhavingspraktijk, rechtszekerheid en transparantie richting alle belanghebbenden heeft dit echter wel de voorkeur van het college.
Deze beleidsregel geeft de afdeling Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving houvast bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom en het maximum te verbeuren bedrag.
2. Richtlijn; indicatief, niet uitputtend
In het algemeen is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van de aard van de overtreding en is niet bij voorbaat exact aan te geven hoe deze wordt berekend. Samengevat hebben het college en de burgemeester bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid. De dwangsom-hoogte moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit, art. 5:32 Awb).
Verder is de hoogte van de dwangsom afhankelijk van verschillende factoren:
3 Verlagende en verhogende factoren
Een situatie waarbij de overtreding zelf klein is, kan leiden tot bijstellen naar beneden (de tabel is indicatief). Ook naar aanleiding van ingediende zienswijzen of heroverweging in de bezwaarprocedure kan de hoogte naar beneden worden bijgesteld. Als de overtreding is begaan door een bedrijf, kan bij bepaling van de hoogte van de dwangsom(men) gekeken worden o.a. naar rechtsvorm, kapitaal, draagkracht (financiële positie), het aantal werknemers, de omzet en de winst van de onderneming.
De hoogte van de gekozen bedragen en het maximum te verbeuren bedrag hebben primair tot doel de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (reparatoir karakter van de dwangsom), waarbij het gaat om maatwerk van geval tot geval. In het handhavingsbeleid van de gemeente Emmen is dit ook steeds uitgangspunt. De dwangsom mag dus niet het karakter van een straf krijgen (niet punitief). Een maximum te verbeuren bedrag is gekozen omdat de overtreding waarvoor de dwangsom wordt verbeurd wel telkens door de eenheid Handhaving geconstateerd en vastgelegd moet worden.
Mocht de overtreding niet ongedaan zijn gemaakt, of verdere overtreding dan wel herhaling niet kunnen worden voorkomen dan kan het zijn dat de hoogte van de dwangsom te laag is gekozen. Het is dan mogelijk om na het bereiken van het maximum een nieuwe (hogere) last onder dwangsom op te leggen. Ook de hoogte van deze hogere dwangsom moet in de dwangsombeschikking gemotiveerd worden. In dat geval bijv. in de beschikking vermelden dat uit onderzochte/ geconstateerde feiten/omstandigheden is gebleken dat de eerder opgelegde en verbeurde dwangsombedragen niet hebben geleid tot het beëindigen van de overtreding(en).
De eerder verbeurde dwangsommen blijven natuurlijk wel verschuldigd als (binnen 6 maanden na de dag waarop het bedrag is verbeurd) de invordering is aangevangen.
4. Criteria voor een dwangsom afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten
De hoogte van het bedrag van de dwangsom kan ook worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Met de financiële omstandigheden van de wetsovertreder hoeft in beginsel geen rekening te worden gehouden. De vraag die de rechter is voorgelegd, is hoe bepaald moet worden of de hoogte van een dwangsom – die een overtreder moet betalen als hij geen gehoor geeft aan de hem opgelegde last – redelijk is.
Criteria voor de hoogte van de dwangsom
Volgens de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geldt daarvoor het volgende criterium. Aangezien de last onder dwangsom het doel heeft de overtreder te bewegen tot naleving van de voor hem geldende wettelijke voorschriften, kan de hoogte van het bedrag worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij niet naleving van die voorschriften. Van belang daarbij is dat de dwangsom een financiële prikkel moet zijn om het strijdige gebruik te staken.(1) De Afdeling kijkt dus of er een voldoende financiële prikkel is. Voor de rest gelden er geen zware motiveringseisen voor het bestuursorgaan met betrekking tot de hoogte van de dwangsom. Een schatting van het ten onrechte verkregen voordeel is voldoende. Maar dat wil niet zeggen het bestuursorgaan het motiveringsbeginsel helemaal opzij kan zetten. Zij moet wel duidelijk kunnen maken hoe de hoogte van de dwangsom zich verhoudt tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.(2) Een motivering die overigens slechts marginaal wordt getoetst. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 19 september 1996 in zaak nr. H01.95.0638, AB 1997, 91, bestaat bij het opleggen van een last onder dwangsom geen aanleiding voor een indringende toetsing aan de evenredigheidsmaatstaf die in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht besloten ligt, ook niet wat betreft de toetsing van de hoogte van het bedrag waarop de dwangsom is vastgesteld.(3)
Het doel van een herstelsanctie als de last onder dwangsom, is dat wetsovertreders worden bewogen tot naleving van de voor hen geldende regels. Om dit doel te bereiken kan de hoogte van het bedrag van de dwangsom worden afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels. Maar ook andere factoren kunnen een rol spelen, zoals: geen gehoor geven aan eerdere verzoeken van het bestuursorgaan de onrechtmatige situatie te herstellen en een cumulatie van overtredingen.
Bij dwangsombeschikkingen gelden voor het bepalen van de dwangsomhoogte de in de onderstaande tabellen genoemde indicatieve dwangsomhoogten. De tabellen vermelden richtinggevende voorbeelden.
De geconstateerde feiten/omstandigheden zijn bepalend voor de individuele vaststelling van de hoogte en het maximaal te verbeuren bedrag. Afwijkingen naar boven/beneden van de dwangsomhoogte volgens de tabellen, waarvoor in het concrete geval goede reden kan zijn, moet steeds goed onderbouwd zijn en in de beschikking worden gemotiveerd.
Deze tabellen kunnen niet leiden tot calculerend gedrag van overtreders. Aan deze tabellen kunnen geen rechten worden ontleend in die zin dat het college respectievelijk de burgemeester in een concreet geval niet rechtens gehouden kan zijn om op grond van de tabel een bepaalde dwangsomhoogte te bepalen.
Tabel indicatieve dwangsomhoogten m.b.t. illegale activiteiten op basis van de Opiumwet
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-55556.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.