Nadere regels verordening woningverbetering en –verduurzaming

 

Burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo;

 

gelet op het raadsvoorstel ‘Verordening woningverbetering en –verduurzaming’;

 

gelet op artikel 2, artikel 5 lid 2 en artikel 11 van de verordening ‘Woningverbetering en –verduurzaming’ van de gemeente Almelo;

 

besluiten vast te stellen:

 

Nadere regels verordening ‘woningverbetering en –verduurzaming’ gemeente Almelo

 

 

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

 

Voor de toepassing van deze nadere regels wordt verstaan onder:

a. Verordening: verordening Woningverbetering en –verduurzaming.

b. College: college van Burgemeester en Wethouders van Almelo.

c. Maatwerkadvies: advies over bouwkundige en energetische maatregelen die nodig zijn om de woning op aanvaardbaar peil te krijgen inclusief kostenraming.

 

Artikel 2 – Toepassingsbereik

 

1. De verordening is van toepassing op woningen van eigenaar-bewoners in Almelo;

2. De verordening is van toepassing op bestaande woonruimten die geschikt en bestemd zijn voor permanente bewoning.

 

Artikel 3 – Maatregelen

 

1. Tot verbetermaatregelen worden gerekend: maatregelen aan het casco van de woning volgens de maatregelenlijst (bijlage 1).

2. Tot energiemaatregelen worden gerekend: energiebesparende maatregelen volgens de maatregelenlijst (bijlage 1).

3. De in het eerste en tweede lid vermelde maatregelenlijst is indicatief. Het college kan deze uitbreiden of inkorten.

 

Artikel 4 – Procedure aanvraag en toewijzing

 

1. In aanvulling op artikel 8 eerste lid dient bij een aanvraag een kopie van (de samenvatting van) het maatwerkadvies te worden bijgevoegd.

 

Artikel 5 – Slotbepalingen

 

1. Deze nadere regels treden in werking na vaststelling van de ‘Verordening woningverbetering en –verduurzaming’ door de gemeenteraad.

2. Deze nadere regels worden aangehaald als ‘nadere regels verordening woningverbetering en –verduurzaming’.

 

 

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo op 19 januari 2021.

 

de secretaris, de burgemeester,

 

F.W. van Ardenne A.J. Gerritsen

 

 

 

BIJLAGE 1 MAATREGELENLIJST

 

DEEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

1.1 MAATREGELEN

Maatregelen zoals omschreven in artikel 5 van de verordening betreffen maatregelen aan de hoofdbouw van een woning en/of aanhorigheden.

 

1.2 AANHORIGHEDEN

Aanhorigheden betreffen uit- en/of aanbouwen aan de hoofdbouw waarin woonfunctie aanwezig is (keuken, bijkeuken, toilet, douche en portaal). Aanhorigheden, betreffende bestaande aan- en uitbouwen en schuren waarin geen woonfunctie aanwezig is, mogen worden meegenomen voor zover deze het aanzicht van woning en aanhorigheden verbeteren.

 

1.3 MAATWERKADVIES EN BEGELEIDING

Maatwerkadvies en begeleiding kunnen worden meegefinancierd.

 

DEEL 2. VERBETERMAATREGELEN

 

2.1 FUNDERING

 

2.1.1 Constructief

Bij meer dan 4% scheefstand van vloeren of muren en/of scheurvorming in muren is het noodzakelijk funderingsherstel conform de rapportage van een terzake deskundig adviesbureau uit te voeren.

 

2.1.2 Vochtbehandeling

Optrekkend vocht afdoende bestrijden. Bij constatering van vochtgebreken herstel conform het advies van een terzake deskundig adviesbureau.

 

2.1.3 Kruipruimte

Rottend en stinkend afval uit de kruipruimten verwijderen. Ander afval, zoals puin, verwijderen of verspreiden, zodat het leidingwerk bereikbaar blijft en een goede ventilatie onder de begane grondvloer gewaarborgd blijft.

 

 

2.2 VLOEREN

 

2.2.1 Geluidsisolatie woningscheidend

i.s.m. vloerafwerking en plafonds. Minimaal uitvoeringsniveau: woningscheidend.

 

2.2.2 Brandwerendheid

Minimaal uitvoeringsniveau: Brandwerendheid in minuten conform het Bouwbesluit.

 

2.2.3 Waterkerende vloer afwerkingen (douche/w.c.)

Aangebrachte vloer afwerkingen die niet voldoen aan de eisen t.a.v. constructie, waterdichtheid e.d. verwijderen. Nieuwe vloerafwerking aanbrengen. Minimaal uitvoeringsniveau: ondervloer (bij kleine oppervlakte); metalen zwaluwstaartplaat en beton; aansluiting vloerwand opstorting afdichten met een rubberfolie en kitvoeg; afwerking: vloertegels (eerste soort prijsklasse 0).

 

2.2.4 Vloerconstructie

- Scheefstand van vloeren groter dan 4 % opheffen.

- Doorgeroeste (delen van)onderslagen vervangen inclusief opleggingen c.q. verankeringen.

- Houten vloerbalken van begane grondvloeren en, indien daartoe aanleiding is i.v.m. doorzakking van de vloer of lekkage, de balkkoppen van verdiepingsvloeren in gevelmuren en t.p.v. keuken en natte cellen zo nodig herstellen of vernieuwen.

 

2.3 DAKEN

 

2.3.1 Brandwerendheid

Minimaal uitvoeringsniveau: brandwerendheid in minuten conform het Bouwbesluit.

 

2.3.2 Kapconstructies

Gebreken aan spanten, muurplaten, gordingen e.d. opheffen door herstel of vervangen van onderdelen.

 

2.3.3 Dakvlak

- Verrot c.q. aangetast dakbeschot, panlatten en tengels vervangen.

- Scheefliggende dakpannen herleggen, kapotte en geschilferde dakpannen vervangen.

- Pannendakbedekking ouder dan 50 jaar, tenzij in goede staat, geheel vervangen.

- Gebreken aan bitumineuze dakbedekking opheffen. Bedekking zo nodig geheel vervangen.

 

2.3.4 Randafwerking

- Zinken bekleding, ouder dan 15 jaar vervangen en mastiekbekleding, ouder dan 10 jaar vervangen, tenzij in goede staat (n.b. dakrand evt. in samenhang met vervanging van bitumineuze dakbedekking herzien).

- Losliggende vorsten en gevelpannen herleggen en indien nodig vernieuwen. Kapotte en geschilferde vorsten vervangen.

- Verrotte c.q. aangetaste windveren en dekspanen verwijderen en indien mogelijk vervangen door gevelpannen, anders herstellen of vervangen.

- Verrotte c.q. aangetaste boeiboorden (evt. in samenhang met herziening dakrand) herstellen of vervangen.

 

2.3.5 Dakgoten

Vervuilde dakgoten schoonmaken. Kapotte of verrotte onderdelen herstellen of vernieuwen. Indien nodig extra afvoer aanbrengen, dan wel afschot herstellen.

 

2.3.6 Dakdoorbreking

Dakramen, lichtkoepels en dakluiken waterdicht maken of vervangen. Lood- en zinkwerk zo nodig vernieuwen. Eventueel dakramen en lichtkoepels slopen en dichtzetten overeenkomstig bestaande constructie.

 

2.3.7 Dakkapellen bestaand

Dakkapellen, wind- en waterdicht maken en verrotte onderdelen vervangen dan wel in het geheel vervangen. Lood- en zinkwerk zo nodig vernieuwen.

 

 

2.4 BUITENTRAPPEN

 

2.4.1 Buitentrappen/bordessen (steenachtig)

Kapotte onderdelen van trappen herstellen. Losse onderdelen vastzetten.

 

 

2.5 GEVELS

 

2.5.1 Gevelbehandeling

Bestaande vervuilde gevels (straatzijde) reinigen en impregneren (steenswerk), mits noodzakelijk herstel/vervangen voegwerk

 

2.5.2 Gevelwanden

- Bij scheuren in metselwerk constructieve oorzaak achterhalen en opheffen.

- Scheuren in metselwerk uithakken en opnieuw voegen. Beschadigde stenen vervangen. Losse stenen en stukken metselwerk opnieuw (in) metselen in overeenstemming met de bestaande situatie.

- Aangetast betonwerk repareren in overeenstemming met de bestaande situatie.

 

2.5.3 Puien/gevelwand

Aangetaste en/of versleten delen vervangen, dan wel onderdeel geheel vervangen.

 

2.5.4 Randvoorzieningen

- In het metselwerk opgenomen stalen constructiedelen indien nodig, bijv. i.v.m. het uitduwen van stenen, inspecteren op roest en zo nodig behandelen c.q. vervangen.

- Losse stenen in rollagen en gemetselde onderdorpels vastzetten en voegen. Beschadigde en gescheurde stenen vervangen.

- Uitgesleten hardstenen dorpels en beschadigde neuten egaliseren met kunstharsmortel. Losse dorpels vastzetten. Gescheurde dorpels zo mogelijk herstellen met kunstharsmortel, anders vervangen.

 

2.5.5 Afwerkingen

- Los, gescheurd of ontbrekend voeg- en pleisterwerk repareren overeenkomstig de bestaande situatie.

- Gevelbekledingen. Kapotte of losse hardstenen gevelbekledingen herstellen en/of vastzetten.

 

2.5.6 Kozijnen, ramen en deuren

- Aangetaste delen van kozijnen herstellen of vervangen. Te zeer aangetaste kozijnen in samenhang met beweegbare delen geheel vervangen.

- Slecht sluitende, klemmende of slecht gangbare ramen goed gang- en sluitbaar maken. Zo nodig hang- en sluitwerk vernieuwen. Aangetaste ramen vervangen.

- Slecht sluitende, klemmende of slecht gangbare buitendeuren goed gang- en sluitbaar maken. Zo nodig hang- en sluitwerk vernieuwen. Aangetaste en/of versleten deuren vervangen.

 

2.5.7 Gevelbehandeling

Vochtdoorslag afdoende bestrijden. Behandeling alleen toepassen in samenhang met vervangen van al het voegwerk

 

2.6 BALKONS EN TERRASSEN

 

2.6.1 Overig algemeen

Ondeugdelijke bouwsels verwijderen.

 

2.6.2 Constructie

Constructieberekening conform bouwbesluit. Aangetaste consoles, balken en kolommen herstellen c.q. vervangen.

 

2.6.3 Plaat/bodem

- Constructie aangetaste platen herstellen c.q. vervangen

- Losse en/of gescheurde afwerkvloeren vervangen

- Gebreken aan bitumineuze bedekking opheffen. Bedekking zo nodig geheel vervangen. Aangetaste zinken bedekking vervangen.

 

2.6.4 Afwerkingen

- Loodwerk controleren op gebreken en zo nodig vervangen.

- Aangetaste of verrotte vullingen van dilitaties verwijderen en nieuwe vullingen aanbrengen.

- Gebreken aan de rand herstellen. Zinken bekledingen, indien aangetast en/of ouder dan 15 jaar, vervangen en mastiekbekledingen, indien aangetast en/of ouder dan 10 jaar.

- Verrotte c.q. aangetaste boeiboorden (evt. in samenhang met herziening rand) herstellen of vervangen.

- Hekwerk/borstwering. Aangetast hekwerk, gemetselde borstwering met scheurvorming en losse stenen slopen. Nieuwe hekwerk aanbrengen (evt. in samenhang met herziening draagconstructie).

 

 

2.7 SCHILDERWERK BUITEN

 

2.7.1 Schilderwerk aan te handhaven onderdelen.

- Van houten onderdelen loszittende of ondeugdelijke verflagen verwijderen, houtwerk schuren, stoppen, tweemaal gronden en aflakken.

- Van stalen onderdelen loszittende of ondeugdelijke verflagen verwijderen, staal eventuele na ontroesting en reiniging tweemaal gronden, - eenmaal met corrossiewerende verf - en aflakken.

- Glad betonwerk - na reparatie - afstralen en tweemaal behandelen met 2-componenten coating.

 

2.7.2 Schilderwerk aan nieuw aan te brengen onderdelen.

- Alle houtvlakken in aanraking met beton of metselwerk tweemaal meniën of gronden

- Alle in het zicht blijvende houtvlakken driemaal behandelen met een dekkende beits of in overeenstemming met bestaande situatie tweemaal gronden en aflakken.

- Van onverzinkt staal walshuid verwijderen, behandelen met zink compound en aflakken. Bij verzinkt staal eventuele beschadigingen met zink compound bijwerken.

 

 

2.8 GLASWERK BUITEN

 

2.8.1 Glaswerk buiten

Kapot glas in kozijnen, ramen en deuren vervangen. Ondeugdelijk glas-in-lood herstellen/vervangen als bestaand. Nieuw glas eventueel in samenhang met vervangen kozijnen aanbrengen. Waar mogelijk glaslatten toepassen. Minimaal uitvoeringsniveau: dubbele beglazing ( U-waarde 1,2) aanbrengen ventilatie voorziening d.m.v. rooster of klepraam.

 

 

2.9 TRAPPEN

 

2.9.1 Geluidsisolatie

Minimaal uitvoeringsniveau: dichte trappen, indien woningscheidend, aan de onderzijde voorzien van een steenwoldeken d=40 mm tussen treden/stootborden en vrijdragende afwerking in.

 

2.9.2 Brandwerendheid

Minimaal uitvoeringsniveau: brandwerendheid in minuten conform het Bouwbesluit.

 

 

2.10 INBRAAKPREVENTIE

 

2.10.1 Politiekeurmerk Veilig Wonen

Inbraakwerendheid van de woningen: Van belang zijn deuren en ramen, waarbij het eisenpakket voor de woningen aansluit bij de Eu¬ropese normen CEN-ENV 33.0036: 1993 in de bestaande VKG voorschrif¬ten. De volgende onderdelen dienen te voldoen aan het Politiekeurmerk Veilig Wonen:

- Lage daken (i.v.m. inklimbaarheid);

- Voordeur;

- Zij- en achterdeuren;

- Beweegbare ramen en ventilatie openingen;

- Beveiligingsverlichting;

- Bouwbeslag;

 

 

2.11 ERFAFSCHEIDINGEN

 

2.11.1 Erfafscheidingen zichtgevels aan openbare ruimte

Ondeugdelijke scheidingen verwijderen. De noodzakelijke duurzame scheidingen aanbrengen.

 

 

2.12 VENTILATIE/ROOKGASAFVOER

 

2.12.1 Ventilatie

Indien niet of onvoldoende aanwezig t.b.v. keuken, badkamer en wc ontluchting c.q. ventilatie aanbrengen. Mate van luchtverversing conform het Bouwbesluit. Ontluchting bovendaks. Spleten aan onderkant deuren van keuken en badkamer.

 

2.12.2 Luchttransport

 

- Gebreken aan zinken ontluchtingskappen herstellen/ Ondeugdelijke kappen vernieuwen. Zo nodig loodwerk herzien.

- Gebreken aan ventilatiekanalen herstellen/ Indien nodig buitendak geheel vervangen.

 

2.12.3 Rookgasafvoeren

Nog in functie zijnde rookgasafvoerkanalen waar nodig rookdicht herstellen. Indien een rookgasafvoer t.b.v. geiser ontbreekt, deze aanbrengen.

 

2.12.4 Schoorstenen buiten

- Alle niet-functionerende schoorstenen die in slechte staat verkeren, buitendak eventueel slopen, dak aanhelen.

- Gebreken aan metsel- en voegwerk herstellen.

- Loodwerk zo nodig herstellen of vernieuwen.

- Schoorsteenpotten zo nodig vervangen

- Afwaterende afwerklaag herstellen c.q. vervangen.

- Indien nodig schoorsteen geheel nieuw opmetselen of vervangen door gelijkwaardige dakdoorvoer.

 

 

2.13 GASINSTALLATIES

 

2.13.1 Gasinstallaties

De gasinstallatie conform de eisen van het energiebedrijf.

 

 

2.14 WATERINSTALLATIES

 

2.14.1 Aansluiting woning

Hoofdtoevoerleidingen koud water controleren op gebreken en zo nodig herstellen of vervangen. Loden leidingen altijd vervangen door koper (opbouw). Elke woning apart afsluitbaar maken vanuit de woning. In niet vorstvrije-ruimten leidingen isoleren.

 

2.14.2 Waterleiding

Warm- en koudwaterleidingen op gebreken controleren en zo nodig herzien. Loden leidingen vervangen. Bij vervanging van moeilijk bereikbare leidingen deze leidingen afstoppen en een nieuw leidingverloop aanbrengen.

 

2.14.3 Wasmachineaansluiting

Indien niet aanwezig aanbrengen.

 

 

2.15 RIOLERING

 

2.15.1 Leidingwerk

Loden c.q. ondeugdelijke leidingen vervangen; waterdicht, geluidsarm en stankvrij opleveren. Bij vervanging van moeilijk bereikbare leidingen deze leidingen afstoppen en een nieuwe leidingverloop aanbrengen. Minimaal uitvoeringsniveau: PVC voorzien van KOMO keur. Ondeugdelijke grondleidingen in kelders en kruipruimtes vervangen. Bij vervanging van moeilijk bereikbare leidingen deze leidingen afstoppen en een nieuw leidingverloop aanbrengen.

 

2.15.2 Wasmachineaansluiting

Indien niet aanwezig aanbrengen.

 

 

2.16 ELEKTRA

 

2.16.1 Elektrische installatie

De elektrische installatie conform de leveringsvoorwaarden van het energiebedrijf.

 

2.16.2 Wasmachine aansluiting

Indien niet aanwezig aanbrengen.

 

 

2.17 HEMELWATERAFVOEREN

 

2.17.1 Gootbekleding

Gebreken herstellen dan wel bekleding geheel vervangen. Zinken gootbekleding, ouder dan 15 jaar, geheel vervangen.

 

2.17.2 Hulpstukken

Kiezelbakken, vergaarbakken en balkondoorvoeren controleren en zo nodig herstellen of vernieuwen.

 

2.17.3 Hemelwaterafvoer

Ondeugdelijke leidingen geheel of gedeeltelijk vervangen

 

DEEL 3. ENERGIEMAATREGELEN

 

3.1 ISOLATIE

 

3.1.1 Zolder- of vliering vloerisolatie.

Minimaal uitvoeringsniveau: Rd-waarde 3,5 m2 K/W

 

3.1.2 Vloerisolatie

Minimaal uitvoeringsniveau: Rd-waarde 3,5 m2 K/W

 

3.1.3 Bodemisolatie (eventueel i.c.m. vloerisolatie)

Het aanbrengen van hoogwaardig isolatiemateriaal op de bodem van de kruipruimte, eventueel in combinatie met hoogwaardige vloerisolatie (als onderdeel van de begane grondvloer). Minimaal uitvoeringsniveau: Rd-waarde 3,5 m2 K/W.

 

3.1.4 Spouwmuurisolatie

Minimaal uitvoeringsniveau: Rd-waarde 1,1 m2 K/W

 

3.1.5 Dakisolatie

- Minimaal uitvoeringsniveau: Rd-waarde 3,5 m2 K/W.

- Bij handhaven/vervangen dakbeschot: isolatie aan buitenzijde aanbrengen, indien dit niet mogelijk is dan aan binnenzijde met dampremmende laag met ventilatie voorziening.

- Bij platte daken: dakventilatie pijpjes verwijderen bij isolatie aan koude zijde. Bij isolatie Aan warme zijde moet de ventilatie van de luchtspouw gehandhaafd blijven.

- Dakramen: geïsoleerde dakramen toepassen met ventilatiemogelijkheid.

 

3.1.6 Gevelisolatie

- Minimaal uitvoeringsniveau: Rd-waarde 3,5 m2 K/W.

- Bij koude bruggen isolatie aanbrengen conform advies deskundig bureau.

- Bij toepassing van gevelbekleding met isolatie, aanbrengen conform advies deskundig bureau of volgens voorschrift fabrikant.

 

3.1.7 Hoogrendementsbeglazing (eventueel inclusief kozijnen)

Maximale U-waarde 1,2 W/m2

 

 

3.1.8 Isolerende deuren

- Maximale U-waarde 2,0 W/m2.

- Indien ten minste 65% van de oppervlakte van de deur glas is en het glas heeft een U-waarde kleiner of gelijk aan 1,2 W/m²K, wordt de deur als raam beschouwd en doet de opbouw van de rest van de deur (maximaal 35%) niet ter zake.

- Indien minder dan 65% van de oppervlakte van de deur glas is, wordt getoetst op de kwaliteit van de deur (excl. glas) en op het glas. Voor het glas geldt ook hier een U-waarde kleiner of gelijk aan 1,2 W/m²K. Voor het deurgedeelte geldt dat het voor- en achterblad gescheiden zijn middels isolatiemateriaal of dat de U-waarde van de deur maximaal 2,0 W/m²K bedraagt.

 

3.1.9 Isolerende gevelpanelen

Maximale U-waarde van 0,7 W/m2K.

 

 

3.2 WARMTEVOORZIENING

 

3.2.1 Warmtepomp

Een warmtepomp dient minimaal als hoofdvoorziening van warm tapwater voor een woning. Aanvullend kan de warmtepomp bestemd zijn als hoofd- of basisruimteverwarming van een woning en niet primair gericht op actieve koeling. De warmtepomp onttrekt warmte aan de bodem, het grondwater, het oppervlaktewater of de buitenlucht, of ventilatieafvoerlucht. De bron bepaalt voor een belangrijk deel het rendement. Aircosystemen en lucht-lucht warmtepompen zijn niet te financieren.

 

3.2.2 Zonneboiler

Een zonneboiler is een systeem bestaande uit één of meer zonnecollectoren in combinatie met één of meer warmteopslagvaten, dat wordt ingezet om met zonne-energie tapwater te verwarmen. Een zogenaamd PVT- systeem (zonnepaneel gecombineerd met zonnewarmte) is een steeds bekendere vorm van een zonneboiler.

 

3.2.3 Installaties voor warmteterugwinning

- Warmteterugwinning uit ventilatielucht, zowel decentrale als centrale units. Deze installatie dient een rendement te halen van minimaal 90

- Warmteterugwinning uit douchewater. Dit is een unit om warmte uit het afgevoerde douchewater terug te winnen.

 

3.2.4 HRe-ketel of micro-warmtekrachtkoppeling

Een HRe-ketel of micro-wkk is een installatie waarbij de productie van warmte en elektriciteit vanuit eenzelfde energiebron gelijktijdig plaats vindt, met een geproduceerd elektrisch vermogen van minimaal 0,8 kWe en maximaal 5 kWe, bestemd voor ruimteverwarming van een bestaande woning en heeft een thermisch vermogen van ten minste 100% en een elektrisch rendement van ten minste 15%.

 

3.2.5 Hoogrendementsketel (alleen ter vervanging van een Vr-ketel)

Alleen ter vervanging van een Vr-ketel kan een Cv-ketel al of niet gecombineerd met warmtapwatervoorziening, voorzien van het HR107- label worden gefinancierd.

 

3.2.6 Aanbrengen van lagetemperatuurafgiftesystemen

Het voor het eerst gedeeltelijk of geheel aanbrengen van lagetemperatuurafgiftesystemen in een woning, zoals vloer of wandverwarming, klimaatplafonds, LT-radiatoren, LT-convectoren of LT-luchtverwarming met een maximale aanvoertemperatuur van 45 – 55 °C, voornamelijk ter voorbereiding op toekomstige (duurzame) opwekkingstechnieken.

 

3.2.7 Waterzijdig inregelen

Het waterzijdig inregelen van de cv-installatie leidt niet alleen tot een verhoging van het warmtecomfort, maar kan ook zorgen voor energiebesparing. De woning wordt gelijkmatiger opgewarmd.

 

 

3.3 VENTILATIE

 

3.3.1 Energiezuinige gelijkstroompomp en/of gelijkstroomventilator

Installatie van een energiezuinig gelijkstroompomp en/of gelijkstroomventilator.

 

3.3.2 CO2-gestuurde ventilatie.

Ventilatie-unit, CO2-censor en ventilatieschuiven.

 

 

3.4 ZONNEPANELEN

 

3.4.1 Zon-PV-systeem

Zon-PV-systeem, bestaande uit één of meerdere zonnepanelen met fotovoltaïsche zonnecellen en de daarbij behorende spanningsomvormer(s). Bij een zon-PV-systeem is een opbrengst van 135 Wattpiek per m2 paneel, een algemeen gangbare basiskwaliteit

 

3.4.2 Thuisbatterij

Thuisbatterij voor de opslag van duurzame energie.

 

 

3.5 SLIMME METER

 

3.5.1 Energiemonitor gekoppeld aan slimme meter

De energiemonitor is een eenvoudig plug-and-play display, uitsluitend bedoeld voor het real-time visualiseren van het actuele energieverbruik op een door de consument zelf te kiezen plek in huis. Het belangrijkste kenmerk van verbruiksmonitoring is dat actuele meetgegevens rechtstreeks vanuit de slimme meter naar een in-home display worden verzonden voor real-time visualisatie en vergelijking met eerdere verbruiksperiodes. Hiervoor is geen contract met -of abonnement bij- een (energie)leverancier vereist. Ook is aansluiting op internet niet nodig, waardoor alle -eventueel als privacygevoelige informatie beschouwde- verbruiksgegevens ‘in huis blijven’ en een bedrijfszekere werking bevorderd wordt. Een energiemonitor is dus feitelijk een accessoire van de slimme meter: een laagdrempelig hulpmiddel om de nog onervaren consument via aansprekende visualisaties meer bewust te maken van de (kosten)ontwikkeling van het eigen energieverbruik en zo te helpen bij de eerste stappen op het gebied van energiebesparing.

 

 

Naar boven