Vaststellen 10e Verordening tot wijziging van de "Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012"

Gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

 

Besluit:

 

  • 1.

    Vast te stellen de 10e Verordening tot wijziging van de “Algemene plaatselijke verordening Nieuwkoop 2012”, conform bijgaande en als zodanig gewaarmerkte bijlage.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van, donderdag 4 februari 2021, nummer 2021-008 (griffie).

Edzard van Holthe

griffier

Bijlage 1 behorend bij het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 4 februari 2021 en als zodanig gewaarmerkt door de griffier, nr: 2021-008

 

10e Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening Nieuwkoop 2012

 

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 2.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 3.

    bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de bouwverordening Nieuwkoop 2012 daaronder wordt verstaan;

  • 4.

    bromfiets hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 5.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 6.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

  • 7.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • 8.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 9.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • 10.

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • 11.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 12.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk;

  • 13.

    recreatiegebied: een aaneengesloten terrein dat geschikt is voor vrijetijdsbesteding (sport en spel, verblijf in de natuur, amusement, uitstapjes);

  • 14.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

  • 15.

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 2.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 3.

    bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de bouwverordening Nieuwkoop 2012 daaronder wordt verstaan;

  • 4.

    bromfiets hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 5.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 6.

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

  • 7.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • 8.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 9.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • 10.

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • 11.

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 12.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk;

  • 13.

    recreatiegebied: een aaneengesloten terrein dat geschikt is voor vrijetijdsbesteding (sport en spel, verblijf in de natuur, amusement, uitstapjes);

  • 14.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens en rolstoelen;

  • 15.

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

 

Artikel 2:10c wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:10c Vrij te stellen categorieën

 

Het bevoegd gezag kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod om het eerste lid van artikel 2:10a niet geldt.

Artikel 2:10c Vrij te stellen categorieën

 

Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod om het eerste lid van artikel 2:10a niet geldt.

 

Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering aan te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend:

    • a.

      als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit; of

    • b.

      door het college in de overige gevallen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de Algemene Verordening Kabels en Leidingen gemeente Nieuwkoop.

  • 5.

    Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering aan te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2.

    De vergunning wordt verleend:

    • a.

      als omgevingsvergunning door het college, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit; of

    • b.

      door het college in de overige gevallen.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.

  • 4.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de Algemene Verordening Kabels en Leidingen gemeente Nieuwkoop.

  • 5.

    Op de aanvraag om een vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 2:24 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Artikel 2:24 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening;

    • g.

      een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • h.

      sportwedstijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid onder g.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een klein evenement;

    • f.

      een snuffelmarkt.

    • g.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstijden of gala's.

  • 3.

    Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op een dag.

  • 4.

    Onder snuffelmarkt wordt verstaan: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

Nieuwe tekst

Artikel 2:24 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop- en theatervoorstellingen;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

    • c.

      kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • f.

      activiteiten als bedoeld in artikel 2:39 van deze verordening;

    • g.

      een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • h.

      sportwedstijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid onder g.

  • 2.

    Onder evenement wordt mede verstaan:

    • a.

      een herdenkingsplechtigheid;

    • b.

      een braderie;

    • c.

      een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    • d.

      een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

    • e.

      een klein evenement;

    • f.

      een snuffelmarkt.

    • g.

      een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstijden of gala's.

  • 3.

    Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op een dag.

  • 4.

    Onder snuffelmarkt wordt verstaan: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

 

Artikel 2:25 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in art 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd.

  • 3.

    De burgemeester kan vrijstelling van het verbod als bedoeld in het eerste lid verlenen of een meldingsplicht invoeren voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen. Deze bevoegdheid bestaat niet ten aanzien van de krachtens artikel 2:24, tweede lid onder g aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of gala’s.

  • 4.

    De burgemeester kan met betrekking tot een categorie evenementen, waarvoor op grond van het tweede lid vrijstelling is verleend of een meldingsplicht is ingevoerd, algemene voorschriften vaststellen.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder g weigeren als de organisator of de aanvrager van een vergunning van slecht levensgedrag is

  • 6.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregeld onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 7.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 8.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2 Beslistermijn, eerste lid onder 1, beslist het bevoegde bestuursorgaan op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, binnen dertien weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 9.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:3 Indiening aanvraag, eerste lid onder 1, geldt voor een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25 dat indien een aanvraag wordt ingediend minder dan dertien weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft, het bevoegde bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in art 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd.

  • 3.

    De burgemeester kan vrijstelling van het verbod als bedoeld in het eerste lid verlenen of een meldingsplicht invoeren voor door hem aan te wijzen categorieën evenementen. Deze bevoegdheid bestaat niet ten aanzien van de krachtens artikel 2:24, tweede lid onder g aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of gala’s.

  • 4.

    De burgemeester kan met betrekking tot een categorie evenementen, waarvoor op grond van het tweede lid vrijstelling is verleend of een meldingsplicht is ingevoerd, algemene voorschriften vaststellen.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder g weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is

  • 6.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregeld onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 7.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 8.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2 Beslistermijn, eerste lid onder 1, beslist het bevoegde bestuursorgaan op een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25, eerste lid, binnen dertien weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 9.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:3 Indiening aanvraag, eerste lid onder 1, geldt voor een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2:25 dat indien een aanvraag wordt ingediend minder dan dertien weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft, het bevoegde bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

 

Artikel 2:26 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

  • 1.

    Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Het is verboden bij een evenement zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een doel of werkzaamheid in strijd met de openbare orde.

  • 3.

    Het verbod in het tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:28 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting

  • 1.

    Voor openbare inrichtingen van de volgende categorieën is geen exploitatievergunning vereist:

    • a.

      een openbare inrichting in zorginstellingen en uitvaartcentra;

    • b.

      een openbare inrichting in musea;

    • c.

      een openbare inrichting bij sportverenigingen en instellingen belast met het beheer van buurt- en clubhuizen;

    • d.

      een openbare inrichting waar tevens op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist;

    • e.

      een openbare inrichting in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. Voor zowel het horecabedrijf als de winkel gelden dezelfde sluitingstijden.

  • 2.

    Voor overige horeca-inrichtingen is het verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning indien:

    • a.

      de vestiging of exploitatie van openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan;

    • b.

      de exploitant of de beheerder van slecht levensgedrag is;

    • c.

      maar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Hierbij houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 4.

    De vergunning kan eveneens worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester de vergunning voor bepaalde tijd verlenen, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de openbare orde in het geding is.

  • 6.

    De exploitatievergunningplicht is altijd van toepassing op discotheken en seksinrichtingen.

  • 7.

    De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en het voorkomen van overlast, beleidsregels opstellen ten behoeve van de exploitatie van openbare inrichtingen.

  • 8.

    De burgemeester is bevoegd om in het belang van de openbare orde en veiligheid en bij onevenredige overlast, lid 1 voor een individuele openbare inrichting buiten toepassing te verklaren.

  • 9.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting

  • 1.

    Voor openbare inrichtingen van de volgende categorieën is geen exploitatievergunning vereist:

    • a.

      een openbare inrichting in zorginstellingen en uitvaartcentra;

    • b.

      een openbare inrichting in musea;

    • c.

      een openbare inrichting bij sportverenigingen en instellingen belast met het beheer van buurt- en clubhuizen;

    • d.

      een openbare inrichting waar tevens op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist;

    • e.

      een openbare inrichting in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit. Voor zowel het horecabedrijf als de winkel gelden dezelfde sluitingstijden.

  • 2.

    Voor overige horeca-inrichtingen is het verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning indien:

    • a.

      de vestiging of exploitatie van openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan; of

    • b.

      de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • c.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. Hierbij houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 4.

    De vergunning kan eveneens worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester de vergunning voor bepaalde tijd verlenen, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de openbare orde in het geding is.

  • 6.

    De exploitatievergunningplicht is altijd van toepassing op discotheken en seksinrichtingen.

  • 7.

    De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid en het voorkomen van overlast, beleidsregels opstellen ten behoeve van de exploitatie van openbare inrichtingen.

  • 8.

    De burgemeester is bevoegd om in het belang van de openbare orde en veiligheid en bij onevenredige overlast, lid 1 voor een individuele openbare inrichting buiten toepassing te verklaren.

  • 9.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Afdeling 6. komt als volgt te luiden:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

AFDELING 6. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF

 

Artikel 2:35 Begripsbepaling

(Vervallen in 2009)

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

(Vervallen in 2009)

Artikel 2:37 Nachtregister

(Vervallen in 2009)

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

(Vervallen in 2009)

Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

 

Artikel 2:35 Definitie

In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of een bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft

 

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

 

Artikel 2:37

(vervallen in 2009)

 

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken. 

 

Artikel 2:39 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen of de Verordening speelautomaten gemeente Nieuwkoop 2007

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

    • a.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

    • b.

      de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen of de Verordening speelautomaten gemeente Nieuwkoop 2007

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:

    • a.

      naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of

    • b.

      de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 4.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Na artikel 2:50 wordt een artikel 2:50a toegevoegd dat luidt als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 2:50a Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

  • 1.

    Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek toegankelijke openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 2:67 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

    • a

      het volgnummer van de aantekening;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

  • 3.

    Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1.

    De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

  • 3.

    Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 5:2 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijke

  • 1.

    Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

    • a.

      het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen; of

    • b.

      het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • 2.

    Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

    • a.

      voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; of

    • b.

      voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

  • 3.

    Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • a.

      drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 50 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

    • b.

      de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 5.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf en dergelijke

  • 1.

    Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

    • a.

      het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen; of

    • b.

      het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

  • 2.

    Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

    • a.

      voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; of

    • b.

      voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

  • 3.

    Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

    • a.

      drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 50 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

    • b.

      de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 5.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig op de weg of openbare parkeergelegenheid te plaatsen of te hebben met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig op de weg of openbare parkeergelegenheid te plaatsen of te hebben met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Artikel 5:6 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruik langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg of openbare parkeergelegenheid te plaatsen of te hebben.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door Wegenverordening Zuid-Holland.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruik langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg of openbare parkeergelegenheid te plaatsen of te hebben.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door Wegenverordening Zuid-Holland.

  • 4.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 5:8 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:8 Grote voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter en/of een hoogte van meer dan 2,6 meter te parkeren binnen de bebouwde kom van de gemeente op de weg of op een openbare parkeergelegenheid.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor het parkeren:

    • a.

      op de daartoe door het college aangewezen wegen en/of openbare parkeergelegenheden;

    • b.

      op werkdagen van 7:00 tot 18:00 gedurende ten hoogste één uur.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op campers, en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg geplaatst of gehouden.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verboden.

  • 5.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:8 Grote voertuigen

  • 1.

    Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter en/of een hoogte van meer dan 2,6 meter te parkeren binnen de bebouwde kom van de gemeente op de weg of op een openbare parkeergelegenheid.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor het parkeren:

    • a.

      op de daartoe door het college aangewezen wegen en/of openbare parkeergelegenheden;

    • b.

      op werkdagen van 7:00 tot 18:00 gedurende ten hoogste één uur.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op campers, en kampeerwagens, voor zover deze voertuigen niet langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg geplaatst of gehouden.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van de verboden.

  • 5.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 5:13 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2.

    Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:

    • a.

      in besloten kring; of

    • b.

      door een instelling die is ingedeeld in het door het college vastgestelde collecte- en wervingsrooster , mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte en wervingsvoorstel en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt; of

    • c.

      door een andere, door het college aangewezen instelling.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2.

    Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    Het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:

    • a.

      in besloten kring; of

    • b.

      door een instelling die is ingedeeld in het door het college vastgestelde collecte- en wervingsrooster , mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte en wervingsvoorstel en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt; of

    • c.

      door een andere, door het college aangewezen instelling.

  • 4.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 5:14 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:14 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder venten verstaan het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.

  • 2.

    Onder venten wordt niet verstaan:

  • 3.

    het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • a.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

Artikel 5:14 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder venten verstaan het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.

  • 2.

    Onder venten wordt niet verstaan:

  • 3.

    het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • a.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g van de Gemeentewet;

    • b.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

 

Artikel 5:17 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:17 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder standplaats verstaan het vanaf een vaste plaats op een openbare of in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Incidentele standplaats: een standplaats als bedoeld onder a met dien verstande dat de standplaats ingenomen wordt voor een uitsluitende periode van maximaal vier weken per kalenderjaar.

  • 3.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:17 Definitie

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder standplaats verstaan het vanaf een vaste plaats op een openbare of in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Incidentele standplaats: een standplaats als bedoeld onder a met dien verstande dat de standplaats ingenomen wordt voor een uitsluitende periode van maximaal vier weken per kalenderjaar.

  • 3.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

 

Artikel 5:32 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:32 Crossterreinen

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

Artikel 5:32 Crossterreinen

  • 1.

    Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

    • c.

      de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

  • 3.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Besluit omgevingsrecht, de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.

 

Artikel 5:36 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

  • 1.

    Incidentele asverstrooiing is verboden op:

    • a.

      verharde delen van de weg;

    • b.

      gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen;

    • c.

      openbare wateren;

    • d.

      sportterreinen;

    • e.

      recreatieterreinen.

  • 2.

    Het college kan voor een bepaalde termijn verbieden dat op andere plaatsen dan die genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.

  • 3.

    Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder C.

  • 4.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

  • 1.

    Incidentele asverstrooiing is verboden op:

    • a.

      verharde delen van de weg;

    • b.

      gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen;

    • c.

      openbare wateren;

    • d.

      sportterreinen;

    • e.

      recreatieterreinen.

  • 2.

    Het college kan voor een bepaalde termijn verbieden dat op andere plaatsen dan die genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.

  • 3.

    Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorgdraagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder c.

  • 4.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

 

Artikel 5:38 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

AFDELING 10. PLASSENGEBIED EN OPENBAAR WATER

 

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 5:38 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    schipper: degene die een pleziervaartuig of een bedrijfsvaartuig voert dan wel degene die daarover de leiding heeft;

  • b.

    landelijk deel: het deel van het grondgebied van de gemeente, gelegen buiten de bebouwde kommen;

  • c.

    watergebieden: de gebieden die op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart als zodanig zijn aangegeven;

  • d.

    rietkraag: een van een water of over deel uitmakende oppervlakte van tenminste 1 vierkante meter, welke is begroeid met riet, biezen, lisdodden en/of andere helofyten en is gelegen in het landelijk deel buiten gecultiveerde siertuinen van woningen of bedrijfsgebouwen;

  • e.

    woonschip:

    • 1.

      elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf dan wel door zijn constructie, afmetingen en inrichting uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd of geschikt is om te worden gebruikt als woning of recreatieverblijf;

    • 2.

      een vaartuig of drijvend voorwerp als bedoeld onder 1. in aanbouw;

    • 3.

      een casco, dat tot een vaartuig of drijvend voorwerp als bedoeld onder 1 kan worden afgebouwd of ingericht;

    • 4.

      Een vaartuig of drijvend voorwerp als bedoeld onder 1, 2 en 3, dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren dan wel de overblijfselen daarvan.

  • f.

    bedrijfsvaartuig:

    • 1.

      elk vaartuig of drijvend voorwerp, waarin of waarop uitsluitend of hoofdzakelijk een beroep, bedrijf of dienst wordt uitgeoefend dan wel dat door zijn constructie, afmetingen en inrichting uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd of geschikt is om daarin of daarop een beroep, bedrijf of dienst uit te oefenen;

    • 2.

      een vaartuig of drijvend voorwerp als bedoeld onder 1 in aanbouw;

    • 3.

      een casco, dat tot een vaartuig of drijvend voorwerp als bedoeld onder 1 kan worden afgebouwd of ingericht;

    • 4.

      een vaartuig of drijvend voorwerp als bedoeld onder 1, 2 en 3, dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren dan wel de overblijfselen daarvan.

  • g.

    pleziervaartuig:

    • 1.

      elk vaartuig, luchtkussenvoertuig of drijvend voorwerp, dat onder eigen verantwoordelijkheid en alleen voor het eigen genoegen van de gebruiker uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport dan wel door zijn constructie, afmetingen en inrichting uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd of geschikt is om onder eigen verantwoordelijkheid en alleen voor het eigen genoegen van de gebruiker te worden gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, waterrecreatie of watersport, met uitzondering van een zeilplank;

    • 2.

      een vaartuig, luchtkussenvoertuig of een drijvend voorwerp als bedoeld onder 1 in aanbouw;

    • 3.

      een casco, dat tot een vaartuig, luchtkussenvoertuig of drijvend voorwerp als onder 1 kan worden gebouwd of ingericht;

    • 4.

      een vaartuig, luchtkussenvoertuig of drijvend voorwerp als bedoeld onder 1, 2 en 3 dat de geschiktheid tot varen of drijven heeft verloren dan wel de overblijfselen daarvan.

  • h.

    open boot: een pleziervaartuig zonder stuurhut, zonder slaaphut, zonder kajuit en zonder enige andere overdekte verblijfsruimte;

  • i.

    motorvaartuig: een vaartuig dat gebruik kan maken van zijn mechanische middelen tot voortbeweging met uitzondering van een vaartuig waarvan de motor slechts wordt gebruikt voor het zich verplaatsen over een kleine afstand of ter verbetering van zijn bestuurbaarheid wanneer het wordt gesleept of geduwd;

  • j.

    kajuitboot: elk vaartuig, niet zijnde een woonschip, dat voorzien is van een opbouw en/of inbouw, welke een hoogte heeft, respectievelijk hebben, van meer dan 1.50 meter, gemeten vanaf de buikdenning van de boot;

  • k.

    zeilvaartuig: een vaartuig dat uitsluitend door middel van zijn zeilen wordt voortbewogen;

  • l.

    zeilplank: een plank die wordt voortbewogen uitsluitend door middel van zijn zeil(en);

  • m.

    waterfiets: (Vervallen in 2009)

  • n.

    van overheidswege aangewezen, openbare aanlegplaats: een door het rijk, de provincie, de gemeente aangelegde plaats, welke door aanlegvoorzieningen is ingericht en bestemd voor het tijdelijk aanleggen van vaartuigen door passanten;

  • o.

    plassengebied:

    • 1.

      Nieuwkoopse Plassen, de gebieden begrensd door: de Ziendeweg, Zuideinde, Dorpsstraat, Noordenseweg, Simon van Capelweg, Prolkade, Noordsedorpsweg, Voorweg, Uitweg, gedeelte Milandweg, Bosweg en Meije;

    • 2.

      Langeraarse Plassen, de gebieden begrensd door de Langeraarseweg, Vriezenweg, Generaal van Merleweg, Nieuwveens Jaagpad, Geerweg, Paradijsweg en het Landlustpad.

  • p.

    jachthaven: een planologisch geregeld onderkomen voor boten, speciaal voor dit gebruiksdoel gecreëerd, ingericht of beschikbaar gesteld, waarvan de eigenaar c.q. gebruiker zijn boot kan achterlaten onder toezicht van de havenexploitant;

  • q.

    woonschepenhaven: een planologisch geregeld onderkomen voor woonschepen, speciaal voor dit gebruiksdoel gecreëerd, ingericht of beschikbaar gesteld, waar de eigenaar c.q. gebruiker zijn woonschip kan achterlaten, onder toezicht van de havenexploitant;

  • r.

    werf: een aan water gelegen terrein, voorzien van een botenhelling of een andere inrichting om vaartuigen uit het water te halen en daarin te brengen, alsmede een loods of een werkplaats, waar bedrijfsmatig vaartuigen worden gebouwd, verbouwd, uitgerust, onderhouden, gerepareerd of opgeslagen.

AFDELING 10. OPENBAAR WATER EN WATERSTAATSWERKEN

 

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:38 Begripsbepalingen

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:39 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:39 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

  • 1.

    De rechthebbende op een water is verplicht toe te laten dat op of in dat water vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2.

    Het college geeft tevoren schriftelijk kennis aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid van hun voornemen over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.

Artikel 5:39 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:41 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:41 Beschadiging van waterstaatswerken en oevers

  • 1.

    Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale vaarwegenverordening.

Artikel 5:41 Beschadiging van waterstaatswerken en oevers

  • 1.

    Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de Provinciale vaarwegenverordening.

 

Artikel 5:42 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:42 Varen over visnetten

  • 1.

    Het is verboden over te water staande visnetten te varen met vaartuigen, van welke enig deel onder het vlak van het vaartuig uitsteekt.

  • 2.

    Het is verboden om netten en fuiken zodanig te plaatsen dat het vaarverkeer wordt gehinderd.

Artikel 5:42 Varen over visnetten

Het is verboden over te water staande visnetten te varen met vaartuigen, van welke enig deel onder het vlak van het vaartuig uitsteekt.

 

Artikel 5:43 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:43 Bescherming rietkragen

Het is verboden met een woonschip, een bedrijfsvaartuig of een pleziervaartuig te varen, te ankeren, aan te leggen of ligplaats in te nemen door, in of aan een rietkraag, alsmede binnen een strook van 2 meter vanaf een rietkraag..

Artikel 5:43 Bescherming rietkragen

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:44 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:44 Zeilplank nabij rietkraag

Het is verboden met een zeilplank te varen dan wel een zeilplank te laten liggen, door, in of aan een rietkraag.

Artikel 5:44 Zeilplank nabij rietkraag

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:46 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:46 Oevers

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      een oever te verontreinigen of te beschadigen;

    • b.

      het voortstuwingswerktuig van een afgemeerd woonschip, bedrijfsvaartuig of pleziervaartuig te laten werken anders dan bij onmiddellijk afvaren of aanleggen.

  • 2.

    De in het eerste lid vervatte verboden zijn niet van toepassing op het verrichten van het noodzakelijke onderhoud aan watergangen of oevers ter uitvoering van een wettelijke verplichting.

Artikel 5:46 Oevers

(Vervallen in 2021)

.

 

Artikel 5:48 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:48 Baden en zwemmen

Het is verboden te zwemmen of te baden in de door het college bij een ter openbare kennis te brengen besluit aan te wijzen wateren. Slechts die wateren kunnen worden aangewezen waar, naar het oordeel van het college, het baden het zwemmen hinder en overlast veroorzaakt aan het scheepvaartverkeer dan wel de openbare orde verstoort of de zedelijkheid aantast.

Artikel 5:48 Baden en zwemmen

Het is verboden te zwemmen of te baden in de door het college bij een ter openbare kennis te brengen besluit aan te wijzen wateren. Slechts die wateren kunnen worden aangewezen waar, naar het oordeel van het college, het baden of het zwemmen de openbare orde verstoort of de zedelijkheid aantast.

 

Artikel 5:49 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:49 Ondiepten ontstaan door vee

Rechthebbenden van langs openbare wateren gelegen gronden zijn, indien ten gevolge van het lopen van vee op deze gronden in die wateren nabij de oevers ondiepten zijn ontstaan, verplicht die ondiepten, zo dikwijls het college dit in het belang van de bruikbaarheid van de wateren nodig achten, binnen de door deze bekend gemaakte tijd en overeenkomstig door of namens hen gegeven aanwijzingen te verwijderen.

Artikel 5:49 Ondiepten ontstaan door vee

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:53 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Paragraaf 2. Orde en veiligheid met betrekking tot de scheepvaart op het openbare water

 

Artikel 5:53 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • 1.

    Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van het college een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3.

    Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • 4.

    De verboden in het eerste en derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken de Waterwet, de Provinciale Verordening Ruimte, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening Kabels en Leidingen gemeente Nieuwkoop.

Paragraaf 2. Orde en veiligheid met betrekking tot de scheepvaart op het openbare water

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:53 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • 1.

    Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning van het college een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in, of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

  • 2.

    Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten en gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • 3.

    De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin voorzien wordt door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken de Waterwet, de Provinciale Verordening Ruimte, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de Algemene verordening Kabels en Leidingen gemeente Nieuwkoop.

 

Artikel 5:58 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:58 Veiligheid op het water

  • 1.

    Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbare water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.

  • 2.

    Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale vaarwegenverordening.

Artikel 5:58 Veiligheid op het water

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:60 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:60 Gezonken schip of voorwerp

De rechthebbende op een in een bij de gemeente in beheer of onderhoud zijnd water gezonken of aan de grond geraakt vaartuig, te water geraakt voertuig of ander vervoermiddel dan wel voorwerp, waarvan de aanwezigheid aldaar de veiligheid of het verkeer in dat water in gevaar kan brengen, is verplicht van het zinken, aan de grond raken, of te water rake onmiddellijk kennis te geven aan de politie, en bij dat vaartuig, voertuig, vervoermiddel of voorwerp, indien het is gezonken, de bakens of veiligheidstekens te plaatsen als hem door of namens de politie worden voorgeschreven, alsmede te zorgen, dat het vaartuig, voertuig of voorwerp binnen de door of namens de politie gestelde termijn uit dat water wordt verwijderd.

Artikel 5:60 Gezonken schip of voorwerp

  • 1.

    De rechthebbende van een in vaarweg gezonken of aan de grond geraakt vaartuig, waarvan de aanwezigheid de veiligheid van het vaarverkeer in gevaar kan brengen, is verplicht hiervan onmiddellijk kennis te geven aan de gemeente, en bij dat vaartuig of voorwerp de bakens of veiligheidstekens te plaatsen als hem door of namens de gemeente worden voorgeschreven, alsmede te zorgen, dat het vaartuig of voorwerp binnen de door of namens de gemeente gestelde termijn uit dat water wordt verwijderd.

  • 2.

    Een werk of enig onderdeel daarvan, dat naar het oordeel van het college in een zodanige toestand is komen te verkeren dat daardoor gevaar of hinder voor de scheepvaart bestaat of kan bestaan, moet op eerste aanzegging van het college door de belanghebbende bij dit werk zo spoedig mogelijk worden hersteld of verwijderd, waarbij moet worden voldaan aan de door of vanwege het college te geven aanwijzingen.

  • 3.

    Een werk dat ten gevolge van het vervallen van zijn bestemming niet is voltooid, of waarvan na voltooiing het doel is vervallen, moet op eerste aanzegging van het college door de belanghebbende bij het werk zo spoedig mogelijk worden opgeruimd, rekening houdend met de daarbij door het college te stellen termijnen.

 

Artikel 5:61 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Paragraaf 3. Maatregelen en voorschriften voor vaartuigen en aanlegplaatsen

Artikel 5:61 Aanpassen woonschepen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college, in openbare wateren woonschepen en andere vaartuigen, welke bestemd zijn tot tijdelijke of voortdurende bewoning of daaraan dienstbaar kunnen worden gemaakt, of onderdelen daarvan, te bouwen, verbouwen of te herstellen.

  • 2.

    Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd indien het door bouw, verbouw of herstel te realiseren woonschip hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving, niet als passend binnen de omgeving wordt aangemerkt.

  • 3.

    De verbodsbepaling, gesteld in het eerste lid, geldt niet voor de door of vanwege de bewoner uit te voeren kleine reparaties of herstelwerkzaamheden aan woonschepen, welke krachtens een geldige vergunning ter plaatse ligplaats hebben.

  • 4.

    Het college is bevoegd woonschepen en andere vaartuigen, als bedoeld in het eerste lid, welke zich in strijd met het daar gesteld, in enig openbaar water te bevinden, af te voeren of te doen afvoeren naar een door hen aan te wijzen openbaar water binnen de gemeente.

Paragraaf 3. Maatregelen en voorschriften

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:61 Aanpassen woonschepen

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:62 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:62 Hinder door vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden vaartuigen in open wateren waarover de gemeente het beheer voert, te laten en zo, dat daardoor hinder voor het verkeer kan ontstaan.

  • 2.

    Het college is bevoegd nadere regels te stellen over het gebruik en de doorvaart, breedte van dit water.

  • 3.

    De verbodsbepaling van het eerste lid geldt niet:

    • a.

      voor zover een der artikelen 162,163 en 427, ten zesde van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk is;

    • b.

      voor rijks en provinciale wateren, noch voor andere dan provinciale wateren, waarop de Verordening scheepvaartbelangen Zuid Holland van toepassing is.

  • 4.

    Het is verboden zonder toestemming van de bewoner of de bewoners van het betrokken pand een vaartuig stil te doen liggen in de hoofddeling, voor welk doel ook, waardoor het verkeer over draaiplank of brug belemmerd zou worden.

Artikel 5:62 Hinder door vaartuigen

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:63 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:63 Aanleggen door vaartuigen, gebruik laad- en loswallen

  • 1.

    Het is verboden vaartuigen stil te leggen of stilliggende te hebben voor of te meren of gemeerd te hebben aan gemeentelijke wallen:

    • a.

      welke niet tot openbare laad- en losplaats zijn bestemd;

    • b.

      om een andere reden dan om te laden en/of te lossen, hetgeen onverwijld en zonder oponthoud moet geschieden;

    • c.

      indien de nader door het college met betrekking tot het aanleggen, laden en lossen aan gemeentelijke wallen te stellen regels niet worden nageleefd

  • 2.

    In afwijking van het hiervoor gesteld, is het verboden om vaartuigen stil te leggen of stilliggend te hebben binnen een afstand van vijf meter voor of terzijde van de gemeentelijke openbare laad- en loswallen.

  • 3.

    De verbodsbepaling van het eerste lid geldt niet:

    • a.

      voor kano’s;

    • b.

      voor roeiboten, welke niet langer zijn dan 4.50 meter.

  • 4.

    Het is verboden gemeentelijk openbare laad- en losplaatsen als opslagplaats van goederen te gebruiken.

  • 5.

    Voor de toepassing van het eerste lid worden onder “gemeentelijke wallen” niet verstaan de wegen, bedoeld in artikel 5:55 voor zover een vergunning, als in dat artikel bedoeld, van kracht is.

  • 6.

    Het is verboden vaartuigen stil te leggen of stilliggend te hebben voor of te meren of gemeerd te hebben aan particuliere wallen, tenzij met toestemming van de op die wallen rechthebbende of tijdens het lossen of laden van goederen aan een naastgelegen erf.

  • 7.

    De gemeentelijke laad- en loswallen zijn die laad- en loswallen die daartoe zijn aangewezen van gemeentewege, te weten:

    • a.

      aan het Zuideinde nabij het Meijepad;

    • b.

      aan het Zuideinde tegenover nr. 231;

    • c.

      aan de Simon van Capelweg nabij de Rooms-katholieke kerk aan de Vlietsloot;

    • d.

      aan de Oostkanaalweg, ter hoogte van nummer 42;

    • e.

      ter hoogte van de Kattenbrug.

  • 8.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in de leden 1 en 4 gestelde.

Artikel 5:63 Aanleggen door vaartuigen, gebruik laad- en loswallen

 

(Vervallen in 2021)

 

Paragraaf 4: de paragraaf indeling komt te vervallen:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Paragraaf 4 Het Varen

 

 

Artikel 5:64 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:64 Verbod ligplaats pleziervaartuigen

  • 1.

    Het is de eigenaar, bezitter, de houder, de gebruiker of de schipper van een pleziervaartuig verboden daarmee ligplaats in te nemen of aan te leggen.

  • 2.

    Het is de eigenaar, de andere zakelijk gerechtigde, de bezitter, de houder of de gebruiker van een oever verboden toe te laten of te gedogen dat aan die oever ligplaats wordt ingenomen of aangelegd met een pleziervaartuig.

Artikel 5:64 Verbod ligplaats pleziervaartuigen

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:65 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:65 Uitzonderingen verbod artikel 5:64

De in artikel 5:64 vervatte verboden zijn niet van toepassing op het innemen van ligplaats en het aanleggen met:

  • a.

    open boten met een lengte van minder dan 7 meter aan een aanleggelegenheid of steiger;

  • b.

    pleziervaartuigen in jachthavens;

  • c.

    pleziervaartuigen aan werven, voor zover dat noodzakelijk is voor op korte termijn uit te voeren werkzaamheden betreffende bouw, verbouw, uitrusting, onderhoud of reparatie en voor zolang deze werkzaamheden duren;

  • d.

    pleziervaartuigen aan een van overheidswege aangewezen, openbare aanlegplaats;

  • e.

    de aan botenverkoopbedrijven of botenverhuurbedrijven toebehorende pleziervaartuigen aan de aanleggelegenheden van die bedrijven;

  • f.

    één pleziervaartuig aan het erf dat behoort bij een woning, een zomerwoning voor zover die woning of zomer woning aanwezig is in overeenstemming met de daarvoor geldende wettelijke voorschriften.

Artikel 5:65 Uitzonderingen verbod artikel 5:64

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:66 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:66 Voorschriften ligplaats

  • 1.

    Ongeacht het bepaalde in de artikelen 5:64 en 5:65 kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig voorschriften stellen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2.

    De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

  • 3.

    Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voor zover het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of de provinciale Vaarwegverordening van toepassing is.

  • 4.

    Het is verboden vaartuigen, houtvlotten of andere te water liggende voorwerpen vast te maken of vastgemaakt te hebben aan bomen, struiken, lantaarnpalen of verkeerstekens.

Artikel 5:66 Voorschriften ligplaats.

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:67 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:67 Gebruik voortstuwingsinstallatie

  • 1.

    Het is verboden een voortstuwingsinstallatie van motorvaartuigen, die aan de wal vastliggen te laten werken.

  • 2.

    Het is verboden de voortstuwingsinstallatie van motorvaartuigen anders dan bij het aanleggen aan en bij het wegvaren van gemeentelijke of particuliere wallen in werking te hebben binnen de afstand van 2 meter uit een niet beschoeide oever.

Artikel 5:67 Gebruik voortstuwingsinstallatie

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:68 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:68 Ligplaatsen woonschepen

  • 1.

    Het is uitsluitend toegestaan met een woonschip ligplaats in te nemen op gronden die daarvoor uitdrukkelijk zijn bestemd in een onherroepelijk goedgekeurd bestemmingsplan met vergunning van het college.

  • 2.

    Een vergunning, bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien het (te realiseren) woonschip aan de volgende eisen voldoet:

    • a.

      Het woonschip dient op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving als passend binnen de omgeving te worden aangemerkt en;

    • b.

      Het woonschip heeft een lengte van maximaal 18.00 meter, een hoogte van maximaal 3.50 meter, gemeten vanaf de waterlijn en een breedte van maximaal 4.25 meter.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op woonschepen, welke zich bevinden op het terrein van een scheepswerf voor het ondergaan van enige behandeling;

  • 4.

    Lid 2 onder b is niet van toepassing indien de gestelde maatvoering in m2 van het vigerende bestemmingsplan afwijkt.

Artikel 5:68 Ligplaatsen woonschepen

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:70 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:70 Vaarregels

  • 1.

    De schippers van elkander tegenkomende vaartuigen moeten, voor zoveel de plaatselijke gesteldheid en de soort der vaartuigen dit toelaten, van bakboord naar stuurboord, dat is van de linker- naar de rechterzijde verhalen. Waar wisselen niet mogelijk is, moet de schipper van het onbeladen vaartuig of indien beide vaartuigen beladen of onbeladen zijn, de schipper wiens vaartuig het dichtst is bij een plaats, waar gewisseld kan worden, daar heen varen om het tweede schip te laten passeren. Wil een schipper een ander voortvarend schipper voorbijvaren dan is deze verplicht, daartoe aangezocht, zo mogelijk gelegenheid te geven.

  • 2.

    Wanneer een vaartuig stil ligt, of gelost wordt of geladen op een plaats, waar een ander vaartuig niet ongehinderd kan voorbijvaren, is de schipper van eerstgenoemd vaartuig, daartoe aangezocht, verplicht te verhalen, teneinde tot doorvaren de gelegenheid te geven.

Artikel 5:70 Vaarregels

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:71 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:71 Maximum snelheid plassengebied

  • 1.

    Het is de schipper van een door een motor aangedreven pleziervaartuig of beroepsvaartuig verboden met een grotere snelheid dan 6 km per uur te varen in de wateren aangegeven op de aan deze verordening toegevoegde kaart.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in lid 1 geldt voor de Ziendevaart, de Sloot van de Graaf, het Jaagpad, het Brampjesgat, de Vetweisloot, een gedeelte van de Meesloot en de Machinesloot een maximale vaarsnelheid van 4,5 km per uur.

Artikel 5:71 Maximum snelheid plassengebied

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:72 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:72 Motorvaartverbod

  • 1.

    Het is de schipper van een door een motor aangedreven pleziervaartuig of beroepsvaartuig verboden daarmee te varen of zich daarmee te bevinden in de wateren aangegeven op de aan deze verordening toegevoegde kaart.

  • 2.

    Degene die - al dan niet permanent – woont aan een in het eerste lid vermeld water, wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid tot het met een door een motor aangedreven vaartuig te varen met in achtneming van het gestelde in deze verordening. Ten bewijze daarvan dient hij/zij een identiteitsbewijs bij zich te dragen waaruit de aanwoning blijkt.

  • 3.

    Degene die een aantoonbaar vis- en/of jachtrecht heeft op een in het eerste lid vermeld water, wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid tot en met een door een motor aangedreven vaartuig te varen met in achtneming van het gestelde in deze verordening. Ten bewijze daarvan dient hij de bescheiden bij zich te dragen waaruit het vis- en/of jachtrecht blijkt.

  • 4.

    Degene die aantoonbaar riet- of mosrechten heeft of werkzaamheden namens de Vereniging Natuurmonumenten uitvoert wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid tot het met een door een motor aangedreven vaartuig.

Artikel 5:72 Motorvaartverbod

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:73 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:73 Vaarverbod

  • 1.

    Het is de schipper van een pleziervaartuig of bedrijfsvaartuig verboden daarmee te varen of zich daarmee te bevinden in de wateren aangegeven op de aan deze verordening toegevoegde kaart.

  • 2.

    Degene die al dan niet permanent woont aan een in het eerste lid vermeld water, wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid tot het met een pleziervaartuig te varen met in achtneming van het gestelde in deze verordening. Ten bewijze daarvan dient hij/zij een identiteitsbewijs bij zich te dragen waaruit de aanwoning blijkt.

  • 3.

    Degene die een aantoonbaar vis- en/of jachtrecht heeft op een in het eerste lid vermeld water, wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid tot het met een pleziervaartuig varen met in achtneming van het gestelde in deze verordening. Ten bewijze daarvan dient hij/zij de bescheiden bij zich te dragen waaruit het vis- en/of jachtrecht blijkt.

  • 4.

    Degene die aantoonbaar riet- of mosrechten heeft of werkzaamheden namens Vereniging Natuurmonumenten uitvoert wordt geacht ontheffing te hebben van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 5:73 Vaarverbod.

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:74 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:74 Plankzeilverbod

Het is de gebruiker van een zeilplank verboden daarmee de plankzeilsport te beoefenen, zich te bevinden of te varen in de wateren aangegeven op de aan deze verordening toegevoegde kaart.

Artikel 5:74 Plankzeilverbod

(Vervallen in 2021).

 

Artikel 5:75 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:75 Scheepvaartverkeerswet

Een in de artikelen 5:71, 5:72, 5:73 en 5:74 vervat verbod is niet van toepassing op een in die artikelen vermeld water of gedeelte daarvan, ten aanzien waarvan het bevoegd gezag artikel 4 van de Scheepvaartverkeerswet mede heeft toegepast in het belang van het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden van een gebied waarin scheepvaartwegen zijn gelegen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 2, aanhef en sub b van die wet.

Artikel 5:75 Scheepvaartverkeerswet

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:76 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:76 Binnenvaartpolitiereglement

Het in deze afdeling gesteld is niet van toepassing voor zover het Binnenvaartpolitiereglement en de Vaarwegenverordening Zuid Holland daarin voorzien.

Artikel 5:76 Binnenvaartpolitiereglement

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:78 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:78 Vier uren regeling

  • 1.

    Ongeacht het bepaalde in de artikelen 5:64 en 5:65 is het, behoudens ontheffing van het college, verboden om een kajuitboot aan de oevers van de in het plassengebied gelegen gronden gedurende langer dan vier uur achtereen gemeerd te hebben.

  • 2.

    Voorts is het verboden een kajuitboot aan de oevers, bedoeld in het eerste lid, binnen een tijdsbestek van zes uren driemaal op dezelfde plaats af te meren.

  • 3.

    Verplaatsing binnen een afstand van maximaal vijftig meter vanuit de plaats waar de boot aanvankelijk werd aangetroffen, onderbreken de in lid 1 genoemde tijdsduur niet.

  • 4.

    Het in lid 1 gestelde verbod is niet van toepassing op het stilliggen of afmeren met kajuitboten:

    • a.

      op geen grotere afstand dan 100 meter uit de as van de voorliggende weg, aan particuliere wallen, deel uitmakend van de aan de zuid-oostzijde van de Voorwetering, grenzende gronden -water daaronder niet begrepen- mits met toestemming van de rechthebbende op die wallen;

    • b.

      op geen grotere afstand dan 100 meter uit de as van de voorliggende weg, aan andere behorende tuinen of erven, mits met toestemming van de rechthebbende op die wallen;

    • c.

      op wallen, deel uitmakend van daartoe bestemde jacht- en woonschepenhavens;

    • d.

      voor zover het stilliggen of afmeren met kajuitboten betreft in verband met het beroepsmatig verrichten van werkzaamheden;

    • e.

      aan de daartoe bestemde vrije aanlegplaatsen, mits het stilliggen of afmeren voor niet langer dan 18 uren achtereen geschiedt en met onderbreking van tenminste 12 uren.

Artikel 5:78 Vier uren regeling

(Vervallen in 2021)

 

Artikel 5:79 wordt als volgt gewijzigd:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 5:79 Varen met motorvaartuigen

  • 1.

    Het is verboden, zonder vergunning van het college, met een motorvaartuig te varen in de plassen zoals bedoeld in artikel 5:38, O onder 1.

  • 2.

    De motorvergunning als bedoeld in het eerste lid geldt voor de volgende wateren:

    • a.

      De Meijewetering lopende van de Vliet tot aan de voormalige Meijemolen, de Ringsloot in de kern Nieuwkoop van de voormalige molen bij de Zuideindenseweg tot de Teuntjesbrug, de Vliet, de Kadewetering, het Mallegat, de Ziendevaart, de Elleboogsvaart, de Oudevaart, de Gemeentevaart, het Schepengat, de vaargeul van het Maarten Freeke Wije, de Noordeinderplas en de Zuideinderplas.

    • b.

      De Kerksloot, Machinesloot, Vetweisloot en het gedeelte van de Meesloot tussen de genoemde slotenen de Sloot van de Graaf.

    • c.

      De Jaagpadsloot, Brampjesgat, de Kleinepolder en het Maarten Freeke Wije voor zover gelegen buiten de hoofdvaarroute en eigendom is van de Vereniging Natuurmonumenten of de heer S. Bodegraven.

    • d.

      Alle overige wateren in de voormalige polder Nieuwkoop en Noorden als de houder van de motorvergunning eigenaar is van het water of als de houder van de motorvergunning in het bezit is van een door de eigenaar ondertekende verklaring waaruit blijkt dat deze daarvoor toestemming geeft. Deze verklaring moet de tijdsduur van de toestemming vermelden en de naam aan wie de toestemming is verleend.

  • 3.

    Het college is bevoegd nadere regels te stellen.

  • 4.

    In verband met de handhaving van het eigen karakter van en de veiligheid in het Nieuwkoopse plassengebied is het verboden sneller te varen dan 6 km per uur met in achtneming van het gestelde in artikel 5:71 lid 2.

  • 5.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5:79 Varen met motorvaartuigen

(Vervallen in 2021)

 

Paragraaf 5 wordt als volgt gewijzigd: paragraaf komt te vervallen

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Paragraaf 5. Orde en veiligheid op het water en ijs

 

 

Na artikel5:84 wordt een nieuw artikel 5:85 toegevoegd dat luidt als volgt:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

 

Artikel 5:85 Afstemming op Vaarwegenverordening

Het bepaalde in de artikelen in dit Hoofdstuk geldt niet voor zover de Vaarwegenverordening gemeente Nieuwkoop van toepassing is.

Naar boven