Gemeenteblad van Goirle
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goirle | Gemeenteblad 2021, 48496 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Goirle | Gemeenteblad 2021, 48496 | Beleidsregels |
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle 2021
Artikel 1 Omvang van de bijdragen
De gemeente Goirle vraagt voor alle maatwerkvoorzieningen, waarvoor dit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle is bepaald, een bijdrage in de kosten tot het maximum dat op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is toegestaan. De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen worden vastgesteld en voor de gemeente geïnd door het Centraal Administratiekantoor conform artikel 2.1.4 lid 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. De gemeente voert de werkelijke kostprijs van de voorziening op in het systeem van het CAK.
Hoofdstuk 2 Resultaatgebieden zelfstandig voeren van een huishouden en een schoon en leefbaar huis; de financiën en administratie zijn op orde; er is psychische stabiliteit en de dagelijkse activiteiten kunnen uitgevoerd worden; sociale contacten en een zinvolle dagbesteding hebben; een actieve bijdrage leveren aan de maatschappij door vrijwilligerswerk of arbeidsmatige dagbesteding; thuis goed met elkaar omgaan en een gezoend opvoed- en opgroeiklimaat hebben; het netwerk is versterkt en ondersteund of ontlast; Producten: (rolstoel)vervoer naar dagbesteding, daginvulling en kortdurend verblijf; persoonlijke verzorging: Persoonsgebonden budget dienstverlening
Artikel 2.1 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget resultaat gestuurde ondersteuning Wmo 2015
Voor beschikkingen die zijn afgegeven op of na 1 april 2019 geldt 100%, 75% of 50% van de kostprijs in natura per resultaatgebied en intensiteit per maand, afhankelijk van de aantoonbare kosten en de arbeidsrechtelijke positie van de zorgaanbieder, volgens de tarieven zoals genoemd in bijlage 6.
Artikel 2.2 Proceskeuzes trekkingsrecht pgb
1. Bemiddelingskosten, tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb betaald worden
Een eenmalige uitkering mag uit het pgb betaald worden
Een feestdagenuitkering mag uit het pgb betaald worden
Budgethouders mogen een vast maandloon afspreken met hun zorgverlener(s)
Budgethouders mogen de reiskosten van hun zorgverlener(s) uit hun pgb betalen
Een bedrag van € 50,00 per jaar hoeft niet verantwoord te worden
2. De in lid 1 genoemde keuzes leiden niet tot een hoger pgb-bedrag dan de bedragen zoals opgenomen in bijlage 6 van dit Besluit.
Hoofdstuk 3 Wonen in een geschikt huis
Artikel 3.1 Maatwerkvoorziening voor verhuis- en herinrichtingskosten
Een persoonsgebonden budget voor verhuis- en herinrichtingskosten bedraagt € 2.779,00.
Artikel 3.2 Hoogte vergoeding in natura of als persoonsgebonden budget
1. De vergoeding in natura of als persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in door de gemeente opgestelde kostenberekening dan wel de door het college geaccepteerde offerte.
2. Bij het opstellen van de kostenberekening en bij de beoordeling van de offerte wordt rekening gehouden met hetgeen bepaald is in:
Bijlage 1 bij dit besluit: Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen;
Artikel 3.3 Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard
Voor voorzieningen in verband met woningsanering, die noodzakelijk zijn in verband met COPD en/of allergische aandoeningen, of de vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik, worden de maximale vergoedingsbedragen berekend op de wijze als aangegeven onder a en b.
a. Voor gordijnen en vloerbedekking worden de volgende normbedragen per vierkante meter gehanteerd:
b. Bij het bepalen van de vergoeding wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking in een periode van 8 jaar, op de volgende wijze:
Artikel 3.4 Tijdelijke huisvesting
1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor de meerkosten van tijdelijke huisvesting die door de belanghebbende met beperkingen moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte.
2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding omvat de werkelijke kosten tot een maximumbedrag per maand, als hierna aangegeven:
Voor tijdelijke huisvesting in een zelfstandige woonruimte € 493,82 per maand;
Voor tijdelijke huisvesting in een niet zelfstandige woonruimte € 251,47 per maand.
1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.804,00 is aangepast op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of zijn voorgangers, kan het college een tegemoetkoming in de kosten verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor vergoeding in aanmerking komt.
2. De in dit artikel bedoelde vergoeding van de kosten van huurderving omvat de werkelijke kosten van kale huur, vermeerderd met de subsidiabele servicekosten, tot een maximum dat overeenkomt met de maximum huurgrens per maand als bedoeld bij de huurtoeslag.
Artikel 3.6 Onderhoud keuring en reparatie
De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten en van de Wet maatschappelijke ondersteuning verstrekte voorzieningen worden vergoed zoals weergegeven in Bijlage 3 bij dit besluit: onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen.
Artikel 3.7 Terugbetalen bij verkoop
1. De eigenaar-bewoner, die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in lid 4 vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.
2. De verplichting als bedoeld in lid 1 is van toepassing als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- op- of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.
3. De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur, aan te wijzen door de woningeigenaar.
4. De restitutie als bedoeld in lid 1 bedraagt:
voor het eerste jaar na gereed melding 100% van de meerwaarde;
voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;
voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;
voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;
en voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde.
Doch nooit meer dan het bedrag dat ten laste van de gemeente is gekomen in verband met de getroffen voorzieningen.
5. Op het te restitueren bedrag worden de kosten van de taxatie in mindering gebracht.
1. Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning bedraagt € 6.069,00.
2. De aanvraag moet worden ingediend in de gemeente, waar de aan te passen woonruimte zich bevindt, onder voorwaarde, dat de gemeente waar de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat er niet eerder een woonruimte bezoekbaar is gemaakt ten behoeve van deze belanghebbende.
Artikel 3.9 Wijze van verstrekken eenmalige pgb´s
1. Eenmalige pgb's voor voorzieningen op het gebied van wonen of zich verplaatsen worden rechtstreeks door de gemeente aan de leverancier verstrekt na ontvangst van de factuur of een offerte.
2. In afwijking van het eerste lid kan het college uit praktische overwegingen diverse kleine bedragen rechtstreeks betalen aan de cliënt na ontvangst van door het college goedgekeurde rekeningen, bonnen of een begroting van de kosten.
Hoofdstuk 4 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, zich verplaatsen in en om het huis, maatschappelijke participatie
Artikel 4.1 Collectief aanvullend vervoer (Regiotaxi)
Met het collectief systeem van aanvullend vervoer wordt bedoeld het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), Regiotaxi Midden-Brabant, dat wordt uitgevoerd volgens de opzet zoals beschreven in bijlage 4 bij dit besluit.
Artikel 4.2 Persoonsgebonden budget autoaanpassing
Een vergoeding voor de kosten van autoaanpassing wordt maximaal 1x per 7 jaar toegekend,
de aan te passen auto mag niet ouder zijn dan 3 jaar en moet voldoende verzekerd zijn.
Artikel 4.3 Persoonsgebonden budget individueel vervoermiddel
1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte aansprakelijkheidsverzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen, zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de hulpmiddelenleverancier van de gemeente.
De bedragen en/of percentages zijn in bijlage 5 bij dit besluit opgenomen.
2. Als een goedkopere of te hergebruiken voorziening voorhanden is geldt, in afwijking van de in artikel 1. genoemde prijslijst het laagste bedrag of, bij voortgezet gebruik na afloop van de economische levensduur, alleen nog de kosten van onderhoud en (indien van toepassing) verzekering.
Artikel 4.4 Persoonsgebonden budget meerkosten gebruik eigen auto
In situaties waarin het voor de cliënt niet mogelijk is om gebruik te maken van de Regiotaxi, kan een pgb voor aantoonbare meerkosten van het gebruik van de eigen auto verstrekt worden. De hoogte van dit pgb is vastgesteld op maximaal € 46,00 per maand.
Artikel 4.5 Persoonsgebonden budget rolstoel
1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte aansprakelijkheidsverzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen, zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de hulpmiddelenleverancier van de gemeente. De bedragen en/of percentages van nieuwe voorzieningen zijn in bijlage 5 bij dit besluit opgenomen.
2. Als een goedkopere of te hergebruiken voorziening voorhanden is geldt, in afwijking van de in artikel 1. genoemde prijslijst, het laagste bedrag.
Artikel 4.6 Persoonsgebonden budget sportvoorziening
1. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor de aanschaf en het onderhoud van een sportvoorziening bedraagt maximaal € 3.093,00.
2. Het in het eerste lid genoemde bedrag wordt maximaal eens in de drie jaar verstrekt, als hiertoe een noodzaak is vastgesteld.
Artikel 4.7 Rolstoel- en scootmobieltraining
Indien zulks naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is, kunnen de noodzakelijke kosten van rolstoel- en scootmobieltraining voor vergoeding in aanmerking komen.
Artikel 4.8 Gehandicaptenparkeerkaart / -parkeerplaats
1. Bij aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart worden leges gevraagd, zoals vastgelegd in de Legestarieventabel, Titel I, Hoofdstuk 14 Verkeer & Vervoer.
Het tarief voor 2021 is € 79,95.
2. Bij aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken worden leges gevraagd, zoals vastgelegd in de Legestarieventabel, Titel I, Hoofdstuk 14 Verkeer & Vervoer.
Het tarief voor 2021 is € 88,35.
Bijlage 1 Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen
1. De aanneemsom (hierin begrepen de loon en materiaalkosten) voor het treffen van de Voorziening.
2. De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991.
3. Het architectenhonorarium, echter uitsluitend in de gevallen waarin het inschakelen van een architect
naar het oordeel van het college noodzakelijk is (het betreft dan veelal een ingrijpende woningaanpassing,
zoals een aanbouw). De vergoeding voor het honorarium wordt gesteld op 10 procent van de aanneemsom,
overeenkomstig de Standaard Regeling 1997 (SR 1997) van de Bond van Nederlandse Architecten, tenzij
het honorarium ingevolge artikel 51 lid 1 van De Nieuwe Regeling (DNR 2005) behorende bij SR 1997
schriftelijk is vastgesteld op een lager bedrag, en dat de vergoeding voor het honorarium in dit laatste geval
gelijk is aan het (lagere) bedrag zoals dat ingevolge artikel 51 lid 1 DNR 2005 schriftelijk is vastgesteld.
4. De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voor¬ziening.
5. De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelas¬ting.
6. Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum
van gereedmelding, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzienin-gen.
7. De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk (zie Bijlage 2 sub 1a). Indien noodzakelijk
worden de hiervoor te maken extra notariskosten vergoed.
8. De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kosten¬verhogingen, die ten
tijde van de raming van de kosten redelij¬kerwijs niet voorzien konden worden.
9. De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot
het verrichten van de aanpassing.
10. De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.
11. De kosten van bodemonderzoek indien dit noodzakelijk is en voor zover dit dient plaats te
vinden voor rekening van degene die recht heeft op een vergoeding voor de kosten van
woninguitbreiding of sanering.
Bijlage 2 bij het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Goirle
Het is mogelijk om een vergoeding in natura of als pgb te verstrekken in de kosten voor het aanbouwen of uitbreiden van een vertrek bij een bestaande woning of de extra bouwkosten bij een nieuw te bouwen woning.
Voor de berekening van deze vergoeding wordt als basis genomen het extra aantal m2 dat volgens tabel 1a voor vergoeding in aanmerking komt, vermenigvuldigd met de verdiepingshoogte, met een maximum van 2,70 m.
Wanneer het woonoppervlak van de nieuw te bouwen woning groter is dan 75 m2 vermeerderd met het maximum aantal meters dat noodzakelijk is volgens het pro¬gramma van eisen (zie kolom 2 van tabel 1a), wordt geen vergoeding in de bouwkosten verstrekt.
Het is mogelijk om een vergoeding in natura of als pgb te verstrekken voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is.
Een vergoeding voor de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m² behoeft geen extra grond te worden verworven en wordt geen vergoeding verstrekt.
Het aantal m2 dat voor vergoeding in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden, zoals in onderstaande tabel aangegeven.
Maximum aantal m2 waarvoor een vergoeding wordt verstrekt, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning:
Indien de aanleg van een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een vergoeding worden verstrekt. Dit geldt zowel bij de aanleg van een nieuw pad als bij de aanpassing van een bestaand pad.
Voor de vergoeding geldt een maximumoppervlakte van 20 m2 en een maximumprijs van € 68,56 per m2.
Indien de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruimte, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een vergoeding worden verstrekt.
Voor de vergoeding geldt een maximumoppervlakte van 6 m2 en een maximumprijs van € 44,28 per m2.
Bijlage 3 Kosten van onderhoud, keuring en reparatie woonvoorzieningen
1. De vergoeding voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie geldt voor de volgende voorzieningen:
a. de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;
b. elektromechanisch openings- en sluitingsmechanisme van deuren;
c. stoelliften, rolstoel of staplateauliften, woonhuisliften, hefplateauliften, balansliften.
2. Ten aanzien van de onder a. en b. genoemde voorzieningen komen de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking voor vergoeding.
3. Ten aanzien van de onder c. genoemde voorzieningen komen de werkelijk gemaakte kosten in aanmerking voor vergoeding met de hieronder vermelde frequentie.
Bijlage 4 Het Collectief Vraagafhankelijk vervoer (Regiovervoer Midden Brabant)
1. Aan de persoon die in aanmerking komt voor het CVV, wordt een Wmo vervoerspas verstrekt, op vertoon waarvan de rechthebbende gebruik kan maken van het regiovervoer tegen betaling van de voor de betreffende rit geldende prijs per kilometer.
2. Voor de tarifering van het CVV wordt net als bij het openbaar busvervoer een tarief per kilometer gehanteerd, plus een opstaptarief per rit.
3. Het vervoer wordt naar afstand onderscheiden in regionaal vervoer d.w.z. vervoer binnen een gebied van maximaal 25 kilometer vanaf het woonadres, en bovenregionaal vervoer, d.w.z. vervoer over een afstand van meer dan 25 kilometer vanaf het opstapadres. Langere ritten zijn alleen mogelijk naar algemene puntbestemmingen. Voor Goirle is dat het Tweestedenziekenhuis in Waalwijk.
4. Binnen de regio kan op vertoon van de vervoerspas gebruik worden gemaakt van het regiovervoer tegen het Wmo tarief
5. De eigen betaling per rit bedraagt € 0,99 vermeerderd met € 0,175 per kilometer binnen het gebied van 25 kilometer. Deze eigen betaling dient per rit contant of elektronisch te worden voldaan aan de chauffeur of op rekening.
6. De Wmo-gerechtigde kan zich door één sociaal begeleider laten vergezellen. De begeleider betaalt dezelfde eigen bijdrage als de Wmo-pashouder. Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden voldaan aan de chauffeur of op rekening.
Als de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is, is de begeleider geen betaling verschuldigd. Een Wmo-gerechtigde voor wie naar het oordeel van het college medische begeleiding noodzakelijk is, kan alleen als hij vergezeld is van een medisch begeleider reizen tegen het Wmo-tarief. Om als begeleider te kunnen worden aangemerkt moet de begeleidende persoon 12 jaar of ouder zijn.
7. Elke betalende volwassen reiziger mag 3 kinderen tot 12 jaar meenemen tegen hetzelfde tarief.
8. Voor vervoer dat niet valt binnen de reikwijdte van de Wmo, zoals vervoerskosten die gecompenseerd worden door de Zvw, leerlingenvervoer, vervoer naar dagopvang en vervoer van en naar werk, kunnen Wmo-gerechtigden en (sociaal) begeleiders niet reizen tegen de hierboven genoemde tarieven, maar tegen het reguliere OV opstaptarief van € 3,52, vermeerderd met € 0,53 per kilometer
9. Maximale lengte van de gesubsidieerde tarieven is 25 kilometer. Bij langere ritten (geldt alleen voor puntbestemmingen) geldt vanaf 25 kilometer het OV-tarief van € 0,53 per kilometer, plus het opstaptarief van € 3,52 Ook voor ritten tot 25 kilometer in België geldt dit tarief.
10. Voor het reguliere OV-Regiovervoer geldt een verplicht OV-reisadvies. Het kilometertarief bij negeren OV-reisadvies is € 1,45. Het opstaptarief is € 3,52.
Bijlage 5 Berekening die gebruikt kan worden voor bepalen PGB hulpmiddelen
Categorie huurprijs per maand x12x7 = PGB bedrag. Als voorbeeld een rolstoel categorie 1A huurprijs € 10,22x12x7= € 858,48 exclusief BTW. Voor kindervoorzieningen is het categorie huurprijs x12x5= PGB bedrag. De pgb-bedragen zijn inclusief de kosten voor verzekering (bij gemotoriseerde voertuigen), all-in onderhoud en reparaties. Er is geen aparte PGB lijst meer.
In geval van een beschikbare occasion worden de afschrijftermijnen als uitgangspunt genomen. De leeftijd van het hulpmiddel in maanden is bekend en de nog resterende maanden, uitgaande van de termijnen kunnen worden berekend. Na afloop van de afschrijftermijn heeft het hulpmiddel een restwaarde van 5% van de netto aanschafprijs excl. BTW.
Als een hulpmiddel na de economische afschrijvingstermijn nog technisch bruikbaar is, wordt het pgb voor onderhoud en reparatie vastgesteld op basis van een offerte van de leverancier, zolang reparatie economisch rendabel is.
Bijlage 6 PGB-tarieven resultaatgebieden begeleiding en hulp aan huis
Dit bestaat uit componenten verblijf per etmaal, in combinatie met een aantal componenten begeleiding, te kiezen volgens de benodigde intensiteit en is afgestemd op de percentages voor formele en informele hulp.
PGB-tarief voor vervoer bij kortdurende opvang en daginvulling :
Vervoer geldt voor alle intensiteiten en is afgestemd op de percentages voor formele en informele hulp.
NB: vervoer komt dus additioneel op het bedrag voor PGB en ZIN indien er sprake is van een vervoersnoodzaak en wordt berekend naar het aantal dagen per maand waarop vervoer noodzakelijk is. Dus bijv. 10 x € 8,02 = € 80,20 per maand voor een commerciële taxi voor 2x per week vervoer naar dagbesteding.
PGB-tarief Persoonlijke verzorging Wmo :
Persoonlijke verzorging (PV) wordt indien nodig altijd samen met een ander resultaatgebied toegekend, met uitzondering van het resultaatgebied daginvulling (daar maakt PV al onderdeel van uit). Het totaalbedrag wordt per maand betaalbaar gesteld en is afgestemd op de percentages voor formele en informele hulp. Een actueel overzicht van de resultaatgebieden, intensiteiten en tarieven Zorg in Natura is te vinden via zorginregiohartvanbrabant.nl.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-48496.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.