Parkeerverordening Breda 2022

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 2 december 2021 de Parkeerverordening Breda 2022 heeft vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De verordening wordt van kracht met ingang van 1 januari 2022.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

Tekst verordening

De raad van de gemeente Breda;

gelezen het voorstel van het college met overname van de daarin vermelde overwegingen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en het bepaalde bij en krachtens de Wegenverkeerswet 1994;

 

Besluit:

 

vast te stellen de

 

Parkeerverordening 2022

 

Afdeling I Inleiding

Artikel 1 Begripsomschrijvingen:

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Aanvrager: natuurlijk persoon of rechtspersoon die een aanvraag indient;

  • b.

    Adres: een kadastrale (woon)eenheid zoals geregistreerd in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG);

  • c.

    Autodate: het herhaald en opvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een rechtspersoon die motorvoertuigen ter beschikking stelt. Het betreft hier deelauto’s met kortdurende huur;

  • d.

    Bedrijf: een onderneming die is ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel en waaruit volgens het uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat de onderneming (natuurlijke persoon of rechtspersoon) een vestiging heeft in het gereguleerd parkeergebied van de gemeente Breda;

  • e.

    Belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 (vergunninghoudersbord), of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, en voorzien van een onderbord met de tijden waarop het vergunningparkeren van kracht is;

  • f.

    Bezoekersregeling: een regeling voor het parkeren van bezoekers van een bewoner, woonachtig binnen een op grond van artikel 3 aangewezen vergunning-gebied, waarmee het bezoek op een specifiek door het college aangewezen locatie kan parkeren op de daartoe bestemde wijze met inachtneming van de door het college gestelde voorwaarden conform artikel 13 en 14;

  • g.

    Brommobiel: bromfiets op meer dan twee wielen die is voorzien van een carrosserie;

  • h.

    Camper of kampeerauto: personen of bedrijfsauto waarvan de constructie een woonaccommodatie bevat die tenminste bestaat uit de volgende uitrusting:

  • i.

    zitplaatsen en een tafel;

    • i.

      slaapaccommodatie die met behulp van de zitplaatsen kan worden gecreëerd;

    • ii.

      kookgelegenheid en

    • iii.

      Opbergfaciliteiten

    • iv.

      welke vast in de woonafdeling zijn bevestigd, met dien verstande dat de tafel zodanig mag zijn ontworpen dat zij gemakkelijk kan worden verwijderd.

  • j.

    Eigen parkeergelegenheid: de potentiële mogelijkheid om een motorvoertuig te kunnen parkeren op

    • a.

      (een) parkeerplaats(en) op een terrein of in een garage waarover de aanvrager kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur of ingebruikgeving en welke juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld is om motorvoertuigen te stallen. Voorbeelden zijn in dit verband een garage, carport, tuin, aangelegde (parkeer)plaats of toerit;

  • of

    • b.

      (een) parkeerplaats(en) waarover de aanvrager kan beschikken op een terrein of in een garage waar in het kader van de verleende bouw- of omgevingsvergunning is overeengekomen dat deze is (zijn) bedoeld als parkeergelegenheid voor het gebouw waarvoor de bouw- of omgevingsvergunning is verleend.

       

      Een parkeerplaats op eigen terrein dient te voldoen aan de afmetingen die zijn opgenomen in de gemeentelijke Beleidsregels.

       

      Een parkeervergunning kan niet worden verstrekt wanneer het niet kunnen beschikken over eigen parkeergelegenheid de aanvrager naar het oordeel van het college redelijkerwijs te verwijten is;

  • k.

    Gehandicaptenparkeerkaart: parkeerkaart als bedoeld in artikel 49 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer inclusief een ingevolge de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart daarmee gelijkgestelde parkeerkaart;

  • l.

    Houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens was ingeschreven, en die in het bezit is van een geldig rijbewijs op grond waarvan dat motorvoertuig mag worden bestuurd. Ook diegene die middels een lease overeenkomst of een houderschapsverklaring kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig, dat ten tijde van het parkeren op naam staat van de lease-maatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor genoemde register, wordt als houder aangemerkt, mits hij in het bezit is van een geldig rijbewijs op grond waarvan dat motorvoertuig mag worden bestuurd;

  • m.

    Houderschapsverklaring: schriftelijke verklaring, opgesteld door de werkgever, waarmee houder kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat ten tijde van het parkeren op naam staat van de lease maatschappij respectievelijk de werkgever;

  • n.

    Mantelzorgvergunning: een vergunning voor degene die mantelzorg ontvangt en woont in een gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van het voertuig van degene die mantelzorg verleent;

  • o.

    Motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • p.

    Parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische en/of elektronische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • q.

    Parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • r.

    Parkeervergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen binnen een daartoe vastgesteld vergunning-gebied;

  • s.

    Parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen, voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • t.

    POET-lijst: lijst waarop de adressen staan vermeld die niet in aanmerking komen voor bepaalde parkeerproducten, omdat de adressen voorzien in eigen parkeergelegenheid of omdat dit is overeengekomen bij het verlenen van de omgevingsvergunning. De bewuste lijst wordt vastgesteld door het college als bijlage van het Aanwijzingsbesluit Parkeren;

  • u.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • v.

    Tijdelijke parkeervergunning: een parkeervergunning die kan worden verstrekt aan de aanvrager ten behoeve van het (laten) uitvoeren van werkzaamheden of ten behoeve van een verhuizing. Deze tijdelijke vergunning wordt verleend onder de in artikel 8 vastgestelde voorwaarden;

  • w.

    Vergunning-gebied: een door het college aangewezen gebied, waarbinnen belanghebbendenplaatsen zijn gelegen dan wel waarbinnen parkeerapparatuurplaatsen zijn gelegen;

  • x.

    Vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • y.

    Wachtlijst: lijst die gebruikt inzake parkeervergunningen. De datum van aanvraag bepaalt de prioritering en de volgorde op de wachtlijst;

  • z.

    Woon-werk vergunningen: parkeervergunningen voor woon- en werkterreinen. Deze vergunningen worden verleend onder de in artikel 10 vastgestelde voorwaarden;

  • aa.

    Stadshart: het voetgangersdomein, gelegen binnen het historisch Stadshart van Breda, zoals aangeduid met bord G7 uit bijlage l van het RVV 1990;

  • bb.

    Standplaats: de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor autodate geparkeerd wordt;

  • cc.

    Zwerfvergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op alle parkeerterreinen en op alle daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen, met uitzondering van gehandicapten-parkeerplaatsen. De zwerfvergunningen worden onderverdeeld in zakelijke zwerfvergunningen en zwerfvergunningen maatschappelijke zorgorganisatie. Zwerfvergunningen worden conform de in artikel 9 vastgestelde voorwaarden verleend.

Artikel 2 Verlening vergunning

Binnen 6 weken nadat een aanvraag voor een vergunning is ontvangen, dient de gemeente hierop een beslissing te nemen.

Afdeling II Vergunning-gebieden, vergunningen en bezoekersregelingen

Artikel 3 Aanwijzen vergunning-gebieden, tijdstippen

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders op zowel belanghebbendenplaatsen als parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Het college kan individuele straten en gedeelten van het Stadshart aanwijzen, waarvan de bewoners onder nader te noemen voorwaarden een vergunning kunnen verkrijgen in hiertoe aangewezen vergunning-gebieden, zoals genoemd in lid 1.

  • 3.

    Het college kan een of meer parkeerterreinen aanwijzen die mede bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders en kort parkeren (parkeerapparatuurplaatsen) als bedoeld in artikel 10.

  • 4.

    Het college kan per gebied, zoals genoemd in lid 1, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

  • 5.

    Het college kan gebieden aanwijzen waarbinnen parkeren voor bezoekers van bewoners op straat is toegestaan.

  • 6.

    Het college kan gebieden aanwijzen waarbinnen parkeren voor bezoekers van bewoners in garages is toegestaan.

  • 7.

    Het college kan per gebied, zoals genoemd in lid 1, de tijdstippen vaststellen waarbinnen de mantelzorgvergunningen en de bezoekersregeling gebruikt kunnen worden.

  • 8.

    Het college duidt de als belanghebbendenplaats aangewezen gebieden uit het eerste lid aan met bord E9, met het opschrift zone, uit bijlage I van het RVV 1990;

Artikel 4 Eerste parkeervergunning bewoners

  • 1.

    Het college kan per (BAG-)adres maximaal één Eerste parkeervergunning bewoners verlenen, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunning-gebied, indien:

    • a.

      de aanvrager op dat adres in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente staat ingeschreven als bewoner en het adres binnen het betreffende vergunning-gebied is gelegen;

  • of

    • b.

      de aanvrager op dat adres in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente staat ingeschreven als bewoner en het adres in het gedeelte Stadshart is gelegen dat conform artikel 3, tweede lid, hiertoe door het college is aangewezen;

  • én

    • c.

      de aanvrager eigenaar of houder is van een motorvoertuig, op welk kenteken de vergunning afgegeven wordt, of eigenaar of houder is van een brommobiel;

  • én

    • d.

      het adres van de aanvrager een woning betreft waartoe geen eigen parkeergelegenheid behoort danwel wanneer deze aanvrager niet kan of had kunnen beschikken over eigen parkeergelegenheid (POET).

  • 2.

    Indien een aanvrager conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een Eerste parkeervergunning bewoners, kan het college deze vergunning verlenen indien de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college toelaat.

  • 3.

    Indien een aanvrager conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een Eerste parkeervergunning bewoners en deze vergunning niet verleend wordt omdat de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college niet toelaat, wordt deze aanvrager op een wachtlijst geplaatst.

Artikel 5 Tweede, Derde of Vierde Parkeervergunning bewoners

  • 1.

    Het college kan een Tweede, Derde of Vierde parkeervergunning bewoners verlenen, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunning-gebied, indien:

    • a.

      de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a,b en c.

  • én

    • b.

      op het adres van de aanvrager reeds een Eerste parkeervergunning bewoners is toegekend en op dit adres wordt beschikt over meer dan 1 motorvoertuig

  • óf

    • c.

      het adres van de aanvrager beschikt over een eigen parkeergelegenheid (POET) en men op dit adres beschikt over meer dan 1 motorvoertuig.

  • 2.

    Een Tweede, Derde of Vierde parkeervergunning bewoners wordt alleen afgegeven indien de beschikbare parkeerruimte dit naar het oordeel van het college toelaat.

  • 3.

    Indien een aanvrager conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een Tweede, Derde of Vierde parkeervergunning bewoners en deze vergunning niet verleend wordt omdat de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college niet toelaat, wordt deze aanvrager op een wachtlijst geplaatst.

  • 4.

    Een Tweede, Derde of Vierde parkeervergunning bewoners wordt afgegeven per kenteken van elk motorvoertuig waarvan de aanvrager op het adres eigenaar of houder is. Meer parkeervergunningen kunnen, ongeacht het aantal motorvoertuigen, niet worden verstrekt.

Artikel 6 Eerste parkeervergunning bedrijven

  • 1.

    Een bedrijf komt in aanmerking voor maximaal één Eerste parkeervergunning bedrijven op kenteken, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunning-gebied, indien aan de volgende voorwaarden voldaan wordt:

    • a.

      het bedrijf heeft een vestiging binnen het betreffende vergunning-gebied;

  • én

    • b.

      het bedrijf, dan wel een werknemer van het bedrijf, is eigenaar of houder van een motorvoertuig;

  • én

    • c.

      bij het bedrijf behoort geen eigen parkeergelegenheid danwel de situatie geldt dat het bedrijf niet kan of had kunnen beschikken over eigen parkeergelegenheid anderszins.

  • 2.

    Indien een bedrijf conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een Eerste parkeervergunning bedrijven, kan het college deze vergunning verlenen indien de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college toelaat.

  • 3.

    Indien een bedrijf conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een Eerste parkeervergunning bedrijven en deze vergunning niet verleend wordt omdat de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college niet toelaat, wordt dit bedrijf op een wachtlijst geplaatst.

Artikel 7 Tweede tot en met Zevende parkeervergunning bedrijven

  • 1.

    Een bedrijf komt in aanmerking voor een Tweede, Derde, Vierde, Vijfde, Zesde of Zevende parkeervergunning bedrijven, geldig binnen een conform artikel 3 aangewezen vergunning-gebied, indien:

    • a.

      het bedrijf voldoet aan het bepaalde in artikel 6, eerste lid aanhef en onder a en b;

  • én

    • b.

      het bedrijf reeds in het bezit is van een Eerste parkeervergunning bedrijven en tevens sprake is van bezit van meer dan 1 motorvoertuig, welke op naam staan van het bedrijf en/of werknemers van het bedrijf.

  • óf

    • c.

      het bedrijf beschikt over eigen parkeergelegenheid (POET) en tevens sprake is van bezit van meer dan 1 motorvoertuig, welke op naam staan van het bedrijf en/of werknemers van het bedrijf.

  • 2.

    Een Tweede, Derde, Vierde, Vijfde, Zesde of Zevende parkeervergunning bedrijven wordt alleen afgegeven indien de beschikbare parkeerruimte dit naar het oordeel van het college toelaat.

  • 3.

    Indien een aanvrager conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een Tweede, Derde, Vierde, Vijfde, Zesde of Zevende parkeervergunning bedrijven en deze vergunning niet verleend wordt omdat de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college niet toelaat, wordt deze aanvrager op een wachtlijst geplaatst.

  • 4.

    Een Tweede, Derde, Vierde, Vijfde, Zesde of Zevende parkeervergunning bedrijven wordt afgegeven op kenteken van elk motorvoertuig welke op naam staat van het bedrijf en/of de werknemers van het bedrijf. Meer parkeervergunningen kunnen, ongeacht het aantal motorvoertuigen, niet worden verstrekt.

Artikel 8. Tijdelijke parkeervergunningen

  • 1.

    Bewoners of bedrijven die tijdelijke activiteiten moeten uitoefenen in door het college conform artikel 3 eerste lid aangewezen vergunning-gebied en voor de uitoefening van de werkzaamheden naar het oordeel van het college een motorvoertuig nodig hebben, kunnen een tijdelijke vergunning krijgen voor één week of één maand. In dit verband geldt een maximum van 3 maanden.

  • 2.

    Indien een bewoner of bedrijf conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een tijdelijke parkeervergunning kan het college deze vergunning verlenen indien de beschikbare parkeerruimte dat naar het oordeel van het college toelaat.

Artikel 9 Zwerfvergunningen

  • 1.

    Een ieder kan in aanmerking komen voor een zakelijke zwerfvergunning.

  • 2.

    Een zwerfvergunning maatschappelijke zorg-organisatie kan worden verleend als de aanvrager een maatschappelijke of professionele zorg- en hulpinstelling is waarvan de betreffende werknemers als zorgverlener binnen het medisch of maatschappelijke werkveld regelmatig op huisbezoek moeten in het kader van de zorgverlening bij cliënten, en die verklaart geen gemeentelijke subsidies te ontvangen.

  • 3.

    De onder lid 1 en 2 genoemde vergunningen worden alleen toegekend indien de beschikbare parkeerruimte dit naar het oordeel van het college toelaat.

Artikel 10 Woon-werk vergunningen

  • 1.

    Eenieder komt in aanmerking voor een vergunning, geldig binnen een conform artikel 3, derde lid aangewezen parkeerterrein.

  • 2.

    Indien een aanvrager conform het bepaalde in lid 1 in aanmerking komt voor een vergunning en de beschikbare parkeerruimte naar het oordeel van het college onvoldoende is, wordt deze aanvrager op een wachtlijst geplaatst.

Artikel 11 Parkeervergunningen autodate

Bedrijven welke eigenaar en/of houder zijn van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de standplaats is gelegen in een vergunning-gebied, hebben recht op één parkeervergunning autodate per vergunning-gebied indien de beschikbare parkeerruimte dit naar het oordeel van het college toelaat.

Artikel 12 Mantelzorgvergunningen

  • 1.

    Het college kan een mantelzorgvergunning verlenen aan een bewoner die afhankelijk is van verzorging door mantelzorg. De noodzaak tot mantelzorg dient te worden aangetoond.

  • 2.

    Per adres kan slechts één mantelzorgvergunning worden verleend. Verder geldt dat:

    • a.

      de aanvrager op dat adres in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente staat ingeschreven als bewoner en het adres binnen het betreffende vergunning-gebied is gelegen;

  • of

    • b.

      de aanvrager op dat adres in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente staat ingeschreven als bewoner en het adres in het gedeelte Stadshart is gelegen dat conform artikel 3, tweede lid, hiertoe door het college is aangewezen;

  • 3.

    Het kenteken van het voertuig waarvoor de mantelzorgvergunnning wordt aangevraagd, moet op naam staan van de mantelzorgverlener; de mantelzorgverlener mag niet woonachtig zijn op het adres waar de aanvrager staat ingeschreven;

  • 4.

    De vergunning kan slechts voor één kenteken tegelijkertijd worden gebruikt.

Artikel 13 Bezoekersregeling straat

  • 1.

    Per adres in een door het college op grond van artikel 3, vijfde lid aangewezen gebied, bestaat in beginsel recht op één bezoekersregeling straat. Voorwaarde is dat de aanvrager van de bezoekersregeling straat staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente als bewoner van dat adres binnen het betreffende vergunning-gebied.

  • 2.

    Het college kan nadere regels en voorwaarden stellen aan het gebruik van de in lid 1 genoemde bezoekersregeling straat (waaronder tarief, venstertijd, geldigheidsduur, maximale bezoekuren per adres per tijdseenheid, etc.).

Artikel 14 Bezoekersregeling garage

  • 1.

    Per adres in een door het college op grond van artikel 3, zesde lid aangewezen gebied, bestaat in beginsel recht op een bezoekersregeling garage. Voorwaarde is dat de aanvrager van de bezoekersregeling garage staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens van de gemeente als bewoner van dat adres binnen het betreffende vergunning-gebied.

  • 2.

    Het college kan nadere regels en voorwaarden stellen aan het gebruik van de in lid 1 genoemde bezoekersregeling garage (waaronder tarief, venstertijd, geldigheidsduur, maximale bezoekuren per adres per tijdseenheid, etc.).

Artikel 15 Prioriteitstelling parkeervergunningverlening

Het college verleent de hiervoor genoemde vergunningen onder de volgende prioriteitsstelling:

  • a.

    Per gebied gaan per vergunning-type (d.w.z. Eerste parkeervergunning, Tweede parkeervergunning enz.) bewoners vóór bedrijven.

  • b.

    Vervolgens worden per gebied de Eerste parkeervergunningen uitgegeven, voor zover de beschikbare parkeercapaciteit in het door het college conform artikel 3 aangewezen gebied dit naar het oordeel van het college toestaat. De ontvangstdatum van aanvraag bepaalt de volgorde van uitgifte.

  • c.

    Nadat de onder b genoemde Eerste parkeervergunningen zijn verleend, worden, indien de beschikbare parkeercapaciteit het toelaat, vervolgens de Tweede parkeervergunningen uitgegeven, waarbij de ontvangstdatum van aanvraag de volgorde van uitgifte bepaalt.

  • d.

    Nadat de onder c genoemde Tweede parkeervergunningen zijn verleend, worden, indien de beschikbare parkeercapaciteit dit naar het oordeel van het college toelaat, vervolgens de Derde en daarna de volgende parkeervergunningen per categorie uitgegeven, waarbij de ontvangstdatum van aanvraag de volgorde van uitgifte bepaalt.

Artikel 16 Maximaal aantal vergunningen

  • 1.

    In ieder door het college conform het bepaalde in artikel 3 aangewezen vergunning-gebied wordt het aantal verstrekte parkeervergunningen in beginsel gemaximaliseerd op 120% van het aantal beschikbare parkeerplaatsen.

  • 2.

    Het college kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, in een op grond van artikel 3 aangewezen vergunning-gebied een ander maximum percentage vaststellen, waarbij zij ondermeer rekening houdt met specifieke gebiedsafhankelijke factoren.

Artikel 17 Geldigheid vergunningen

  • 1.

    Eerste, Tweede (en volgende) parkeervergunningen en tijdelijke vergunningen, zoals genoemd in de artikelen 4 t/m 8, zijn in beginsel geldig in het gehele door het college op grond van artikel 3 aangewezen vergunning-gebied.

  • 2.

    Zwerfvergunningen, zoals genoemd in artikel 9, zijn in beginsel geldig op alle parkeerterreinen en op alle daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen, met uitzondering van gehandicapten-parkeerplaatsen.

  • 3.

    Parkeervergunningen, zoals genoemd in de artikelen 4, 5 6, 7 en 9 worden verleend voor een jaar en worden daarna in beginsel weer verlengd met een jaar, met uitzondering van de gebieden waar een wachtlijst geldt. De verlenging vindt niet plaats als de aanvrager niet meer voldoet aan de vereiste criteria.

  • 4.

    Mantelzorgvergunningen zoals genoemd in artikel 12 worden verleend voor zolang de mantelzorg voortduurt.

  • 5.

    De bezoekersregeling straat, zoals genoemd in artikel 13 wordt verleend voor onbepaalde tijd, tenzij de aanvrager niet meer voldoet aan de vereiste criteria.

  • 6.

    De bezoekersregeling garage, zoals genoemd in artikel 14, wordt verleend voor één jaar en dient ieder jaar opnieuw aangevraagd te worden.

Artikel 18 Inhoud vergunningen

  • 1.

    Alle parkeervergunningen en tijdelijke parkeervergunningen van bewoners en bedrijven zoals genoemd in de artikelen 4 tot en met 11 worden op kenteken gesteld van de eigenaar of houder van het betreffende motorvoertuig of brommobiel.

  • 2.

    Mantelzorgvergunningen, bezoekersregeling straat en bezoekersregeling garage zoals genoemd in artikel 12, 13 en 14 worden gesteld op naam van de aanvrager.

  • 3.

    De vergunning bevat daarnaast in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het weggedeelte of gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning verbonden zijn.

Artikel 19 Handelaarskenteken

Aan voertuigen die zijn voorzien van een handelaarskenteken wordt geen parkeervergunning verstrekt.

Artikel 20 Intrekkings- en wijzigingsgronden

Het college kan in ieder geval een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    als de vergunninghouder niet voldoet aan de voor de vergunning verschuldigde betaling komt de vergunning van rechtswege te vervallen;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

  • e.

    indien blijkt dat bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag zou hebben geleid;

  • f.

    wanneer op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang van verkeersveiligheid of het gemeentelijk beleid betreffende parkeerregulering;

  • g.

    om redenen van openbaar belang;

  • h.

    wanneer blijkt dat een bedrijf de verleende bedrijfsvergunning gebruikt voor het parkeren van bezoekers.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 21 Verbodsbepaling parkeren

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan daar een (motor)voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder geldige vergunning;

  • of

    • b.

      in strijd is met de aan de vergunning verbonden beperkingen en/of voorschriften.

Artikel 22 Verbodsbepaling gebruik parkeerplaatsen

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats;

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan een ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1.

Artikel 23 Nadere regels

  • 1.

    Het college kan nadere (beleids)regels stellen ter uitwerking van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 14 kan het college in bijzondere gevallen vergunning verlenen aan andere dan de in deze artikelen genoemde categorieën.

  • 3.

    Voor het plaatsen van woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd, is geen aparte vergunning conform deze verordening nodig. De bepalingen in de Algemene plaatselijke verordening zijn onverkort van toepassing.

  • 4a

    Ten aanzien van de voertuigen zoals bedoeld onder lid 3 geldt het volgende. Het is verboden:

    • a.

      deze voertuigen langer dan gedurende 3 achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg (hieronder vallen ook parkeerplaatsen) te plaatsen of te hebben.

    • b.

      op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de omgeving.

  • 4b

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid onder a.

  • 4c

    Het genoemde verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Provinciale wegenverordening.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 22, lid 1 is het vierde lid van dit artikel van toepassing op voertuigen die uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden worden gebruikt (zoals caravans, magazijnwagens, aanhangwagens of keetwagens).

Artikel 24 Experimenteerartikel

  • 1.

    Het college kan, bij wijze van experiment, tijdelijk parkeervergunningen en parkeerregelingen toekennen die buiten de bepalingen van de gemeentelijke parkeerregelgeving vallen.

  • 2.

    Het experiment wordt toegekend voor een periode van minimaal drie maanden en maximaal één jaar, met de mogelijkheid om eenmalig met maximaal één jaar te verlengen.

  • 3.

    Bij aanvang van het experiment worden de maatstaven, op basis waarvan het experiment door het college zal worden geëvalueerd, schriftelijk vastgelegd. De bewuste maatstaven worden tevens kenbaar gemaakt bij de partij die, indien aan de orde, om het bewuste experiment heeft verzocht. Een voorbeeld in dit verband is de toetsing van de mate waarin de tijdelijk verstrekte parkeervergunningen/regelingen daadwerkelijk worden afgenomen tijdens de looptijd van het experiment.

  • 4.

    Na de onder 2. bedoelde periode vindt een evaluatie plaats. Indien het college in dit verband concludeert dat het experiment opgenomen kan worden in de parkeerverordening, doet zij daartoe een voorstel aan de gemeenteraad. In dit geval zal het experiment doorlopen tot het moment dat de gemeenteraad een beslissing heeft genomen.

  • 5.

    In geval van dringende omstandigheden heeft het college de bevoegdheid om het experiment eenzijdig en met onmiddellijke ingang te beëindigen.

Afdeling IV Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt bestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 26 Opsporingsambtenaren

  • 1.

    Met de opsporing van overtredingen van deze verordening, zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van strafverordening genoemde opsporingsambtenaren tevens de in artikel 142 van het Wetboek van strafverordening genoemde opsporingsambtenaren belast.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 27 Intrekking

De Parkeerverordening Breda 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 28 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Vergunningen verleend op grond van de “Parkeerverordening Breda 2013” blijven van kracht totdat de tijd waarvoor zij zijn verleend verstreken is of totdat zij worden ingetrokken of vervallen.

  • 2.

    Aanvragen waarop op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden behandeld met inachtneming van de bepalingen van de “Parkeerverordening Breda 2013”, tenzij toepassing van de onderhavige verordening voor de aanvrager gunstiger is.

  • 3.

    Bezwaarschriften, ingediend tegen beslissingen krachtens de “Parkeerverordening 2013”, worden behandeld met inachtneming van de “Parkeerverordening Breda 2013”, tenzij toepassing van de onderhavige verordening voor de bezwaarde gunstiger is.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Parkeerverordening Breda 2022".

Artikel 30 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 2 december 2021

, voorzitter.

, griffier.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1

1j Eigen parkeergelegenheid

Een parkeervergunning kan niet worden verstrekt wanneer kan worden beschikt over een eigen parkeergelegenheid. De reden hierachter is een goede parkeer-regulering. Als de mogelijkheid bestaat om de auto te parkeren buiten gebieden die zijn aangewezen voor vergunning-parkeren, dan is het van groot belang dat van deze mogelijkheid ook daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt. Vandaar dat dit in de Verordening als criterium is opgenomen.

De gemeente kan geen rekening houden met de eventuele kosten die zijn verbonden aan het huren of kopen van een parkeerplaats: zelfs als een bewoner financieel niet in staat is een beschikbare plaats te kopen of te huren, kan dit geen reden zijn om een uitzondering te maken.

Indien aan de afmetingen is voldaan en een motorvoertuig ter plaatse geparkeerd kàn worden, is de ruimte bruikbaar voor parkeren. De eventuele keuze om de parkeergelegenheid op een andere wijze te benutten (bijvoorbeeld gebruik als berging, stalling van fietsen/boot en hobbyruimte) kan hier niets aan afdoen.

De gemeente kan, indien sprake is van een elektrische auto, evenmin rekening houden met de afwezigheid van een oplaadmogelijkheid: als een parkeerplek qua afmetingen geschikt is om een auto op te kunnen parkeren kan het eventuele gebrek aan een laadpaal hier niets aan afdoen. Voor het opladen van de elektrische auto wordt dan verwezen naar de oplaadmogelijkheden op straat (waarbij na betaalde tijdstippen vaak niet meer betaald hoeft te worden voor parkeren).

 

 

1l Houder

Om van houderschap te kunnen spreken, moet het bewuste motorvoertuig volgens de RDW op naam staan van de aanvrager. Een andere mogelijkheid is dat het motorvoertuig een leaseauto is waarvan het leasecontract op naam staat van de aanvrager of dat de aanvrager een verklaring van de werkgever heeft dat hij/zij de dagelijkse bestuurder is van de auto. Eventuele andere varianten komen niet in aanmerking voor een parkeervergunning (zoals voertuigen die op naam staan van familieleden of vrienden/kennissen).

1m Houderschapsverklaring

Zie ook 1l. In dit verband is van belang dat alleen een schriftelijke verklaring van de werkgever onder deze definitie valt. Aan verklaringen van bijvoorbeeld familieleden en overige derden kan geen waarde worden gehecht.

1o Motorvoertuig

Volgens het RVV 1990 wordt onder motorvoertuigen verstaan: ‘alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen’. Een brommobiel is in het RVV 1990 gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. In artikel 2a van het RVV 1990 is echter bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen. Bestuurders van brommobielen moeten zich in het verkeer dus gedragen als een ‘gewone’ automobilist. Dit geldt ook voor het parkeren met een brommobiel. Daarom is ervoor gekozen de parkeerverordening ook van toepassing te verklaren op brommobielen.

 

Artikel 2 Verlening vergunning

De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen op een aanvraag voor een vergunning. Om voor de aanvrager duidelijkheid te verschaffen, is deze termijn in de verordening zelf opgenomen. In de verordening is een beslistermijn van zes weken opgenomen.

 

Artikel 3 Aanwijzen vergunning-gebieden, tijdstippen

Het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijdens waarop met een vergunning op belanghebbendenplaatsen geparkeerd kan worden, dient bij of krachtens deze verordening te worden geregeld. Het aanwijzen van de gebieden, plaatsen en tijden voor het parkeren bij parkeerapparatuur gebeurt op basis van de Verordening Parkeerbelastingen Breda. De aanwijzingsbevoegdheid is bij het college neergelegd.

 

Artikel 9 Zwerfvergunningen

Met zwerfvergunningen mag geparkeerd worden op alle parkeerterreinen en op alle daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen, met uitzondering van gehandicapten-parkeerplaatsen. De zwerfvergunningen worden onderverdeeld in zakelijke zwerfvergunningen en zwerfvergunningen maatschappelijke zorgorganisatie.

Met de term “maatschappelijke zorgorganisatie” worden de maatschappelijke/professionele zorg- en hulpinstellingen bedoeld waarvan de medewerkers regelmatig op huisbezoek moeten. De bewuste zorgverlening dient daadwerkelijk op het adres van de zorgontvanger plaats te vinden. Dit houdt in dat met name maaltijdbezorgers en apothekersdiensten niet in aanmerking komen voor deze vergunning.

 

Artikel 11 Parkeervergunningen autodate

Het gaat in dit artikel om een parkeervergunning voor professionele autodeelorganisaties , niet om autodelen binnen de privékring van familie, kennissen of anderszins. Per aanbieder kan maximaal één parkeervergunning autodate worden verstrekt (indien de beschikbare parkeerruimte dit toelaat).

 

Artikel 12 Mantelzorgvergunningen

Onder mantelzorg wordt verstaan het zorgen voor een chronisch ziek, gehandicapt of hulpbehoevend persoon. Degene die mantelzorg krijgt, vraagt de vergunning aan en gebruikt deze voor het aanmelden van de mantelzorger. Omdat deze vergunning is gekoppeld aan een concrete zorgbehoefte, zal deze zorgbehoefte aangetoond moeten worden. De gemeente heeft in haar Beleidsregels de regelgeving rondom dit product verder uitgewerkt.

 

Artikel 15 Prioriteitstelling parkeervergunningverlening

Per vergunning-type wordt voorrang gegeven aan bewoners ten opzichte van bedrijven. Dit betekent dat in het kader van de Eerste Parkeervergunning eerst de bewoners van een parkeervergunning worden voorzien en daarna de bedrijven. Indien ruimte is om Tweede Parkeervergunningen te verstrekken, wordt dezelfde werkwijze toegepast: de bewoners komen eerst aan bod en het eventuele restant wordt verstrekt aan bedrijven. Deze wijze van verdeling geldt ook voor de opvolgende vergunning-types (Derde Parkeervergunning enz ).

 

Artikel 16 Maximaal aantal vergunningen

Om te voorkomen dat er voor een bepaald gebied teveel parkeervergunningen worden uitgegeven, is het verstandig om direct bij de invoering van een belanghebbendengebied het maximum aantal uit te geven vergunningen te bepalen. Dit is de reden waarom de Parkeerverordening in beginsel de limiet kent van 120% van het aantal beschikbare parkeerplaatsen. Uitgangspunt is in dit verband namelijk dat de vergunninghouder er op moet kunnen vertrouwen dat hij zijn auto doorgaans kwijt kan in het betreffende gebied. Wanneer het maximum aantal uit te geven parkeervergunningen is bereikt, kan het college de parkeervergunning weigeren en de betreffende persoon of het betreffende bedrijf op een wachtlijst plaatsen. Het college kan van het genoemde percentage afwijken als daar concrete redenen voor zijn die doorgaans te maken hebben met de specifieke (parkeer-)situatie van het bewuste gebied.

 

Artikel 21 Verbodsbepaling parkeren

Deze bepaling is opgenomen voor situaties waarin er sprake is van een gebied waarbinnen geen betaald parkeerregime geldt, maar waarbinnen alleen met een parkeervergunning mag worden geparkeerd. Er kan namelijk geen fiscale naheffingsaanslag worden opgelegd bij het zonder vergunning parkeren in een belanghebbendengebied waar geen betaald parkeren geldt. De fiscale aanpak van het niet betalen van de parkeerbelasting is, gelet op artikel 234 van de Gemeentewet, alleen mogelijk bij parkeerapparatuurplaatsen . Daarom moet in de verordening een strafbepaling worden opgenomen, die alleen voor strafrechtelijke handhaving via de ‘Wet Mulder’ in aanmerking komt.

Alleen indien sprake is van een gecombineerd gebied voor betaald parkeren én belanghebbendenparkeren , kan wél een naheffingsaanslag worden opgelegd, wanneer iemand parkeert zonder geldige vergunning én zonder te betalen in de parkeerapparatuur.

Voor het parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur zonder (geldige) vergunning is geen strafbaarstelling nodig. Op die plaatsen kan immers wel het fiscale regime gehanteerd worden

 

Artikel 22 Verbodsbepaling gebruik parkeerplaatsen

Het eerste lid van dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen, op parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert namelijk het normale gebruik van de bedoelde parkeerplaatsen en doorkruist daarmee de beoogde parkeerregulering.

 

Artikel 24 Experimenteerartikel

Het college kan, bij wijze van experiment, tijdelijk parkeervergunningen en parkeerregelingen toekennen die niet in de parkeerverordening staan. Het college neemt in dit verband steeds de beslissing of met een experiment gestart zal gaan worden. Aan de hand van een dergelijk experiment kan o.a. worden getoetst of de tijdelijke, nieuwe parkeerproducten voldoen aan de verwachtingen en in hoeverre er vraag naar is. Op basis van de resultaten kan besloten worden of het experiment eventueel moet worden omgezet in een definitieve aanpassing van de parkeerverordening; dit besluit wordt genomen door de gemeenteraad.

 

Artikel 25 Strafbepaling

Deze bepaling is gebaseerd op de Gemeentewet. Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een straf kunnen stellen.

 

 

Naar boven