Verordening tot eerste wijziging van de Verordening Jeugdhulp Midden-Drenthe 2020

 

De Raad van de gemeente Midden-Drenthe;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 oktober 2021

 

gelet op:

  • artikel 147 en artikel 149 Gemeentewet

  • de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1. derde lid van de Jeugdwet,

 

overwegende dat

  • in de Noordmidden-Drentse samenwerking de handhaving van de regels van de Jeugdwet en de Wmo de laatste jaren in gezamenlijkheid is opgepakt;

  • dat handhaving onderdeel is van de samenwerking die per 1 januari wordt geformaliseerd.

  • voor het effectief handhaven het noodzakelijk is dat de regels in de gemeenten zoveel mogelijk gelijk zijn, en dat het handhavingsbeleid op elkaar wordt afgestemd.

  • de systematiek van de besluitvorming over het beleid zoals deze in de bestaande verordening is neergelegd in artikel 17 lid 3, namelijk dat de raad de prioriteiten voor wat betreft de handhaving bepaalt en daartoe een plan vaststelt, geen basis vindt in de wet, zodat de regels waarin deze systematiek is neergelegd kunnen worden vervangen door de regeling zoals in de samenwerking is afgesproken;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

Verordening tot eerste wijziging van de Verordening Jeugdhulp Midden-Drenthe 2020

 

 

Artikel I

De Verordening Jeugdhulp Midden-Drenthe 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A. In artikel 1, lid 2, worden de volgende definities toegevoegd:

 

s. fout: het onbedoeld onjuist handelen en daarmee oneigenlijk gebruik maken van een individuele voorziening of pgb als gevolg van onduidelijkheid, vergissing of onoplettendheid;

t. fraude: het opzettelijk onjuist handelen, en daarmee handelen in strijd met de regelgeving, met het oogmerk op eigen of andermans (financieel) gewin;

u. niet integer handelen: misbruik maken van voorkennis, persoonlijke en medische informatie van cliënten, zich laten beïnvloeden in zijn oordeel als gevolg van een persoonlijke relatie, sociale status, uiterlijk, sekse en bevolkingsgroep, iemand te bewegen door bedreiging, het aanbieden van geld of diensten of andere voordelen, door het uitoefenen van lichamelijke of psychische druk, dan wel het hanteren van listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels, met als doel een individuele voorziening of overeenkomst te verkrijgen op grond van de Jeugdwet;

v. pgb -aanbieder: een derde die in opdracht van een cliënt dan wel diens vertegenwoordiger diensten en andere maatregelen die tot een individuele voorziening (voorziening in de vorm van een pgb) behoren uitvoert;

w. pgb -beheerder: beheerder van de pgb, dit kan zowel de cliënt zelf zijn dan wel diens vertegenwoordiger.

x. zin-aanbieder: (rechts-)persoon die jegens het college op grond van de met de aanbieder gesloten (raam-)overeenkomst gehouden is een individuele voorziening te leveren.

 

 

B. Aan artikel 13 wordt, onder vernummering van het tweede lid het volgende lid toegevoegd:

 

2. De aanvraag wordt afgewezen indien opzettelijk onjuiste informatie wordt verstrekt of opzettelijk informatie wordt verzwegen, met het oogmerk om op oneigenlijke gronden een individuele voorziening te verkrijgen of te doen verkrijgen.

 

 

C. Het derde tot en met zevende lid van artikel 17 wordt geschrapt.

 

 

D. Het eerste lid van artikel 18 wordt vervangen door de volgende zin

 

1. De jeugdige en zijn ouders doen aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening als bedoeld in artikel 2.3 van de Jeugdwet of een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1. van de Jeugdwet.

 

 

E. In artikel 18 wordt onder het schrappen van de woorden “of terugvordering” uit het opschrift, het zesde en zevende lid geschrapt het derde lid vervangen door:

 

3. Het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van de herziening en/of intrekking af te zien.

 

 

F. Na artikel 18 worden nieuwe artikelen met opschrift ingevoegd die luiden:

 

Artikel 18a. Terugvordering

1. Als het college een beslissing op grond van artikel 18 lid 2 onder a van deze verordening heeft herzien of ingetrokken kan het college van de jeugdige en zijn ouders alsmede diegene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

2. Indien de pgb-aanbieder en/of zin-aanbieder aantoonbaar ondoelmatig en/of onrechtmatig ondersteuning heeft verleend, dan kan geheel of gedeeltelijk de geldswaarde gevorderd worden van de ten onrechte genoten voorziening bij de pgb-aanbieder en/of zin-aanbieder.

3. Het college kan tot terugvordering overgaan indien:

  • a.

    de jeugdige voor de einddatum van de pgb naar een andere gemeente verhuist of overlijdt. Dit naar rato van de resterende volle maanden tot aan de einddatum van het pgb;

  • b.

    voor zover de jeugdige of zijn ouders het budget of een deel daarvan niet kan verantwoorden;

  • c.

    de pgb- en/of zin-aanbieder geld heeft ontvangen voor zorg die (gedeeltelijk) niet is verleend of niet (geheel) conform de gestelde voorwaarden is verleend;

  • d.

    voor zover de jeugdige of zijn ouders wist of heeft kunnen weten dat het pgb ten onrechte is betaald, dan wel de individuele voorziening ten onrechte is verstrekt;

  • e.

    de individuele voorziening of pgb zonder toestemming van het college in het buitenland is ingezet.

4. Indien het toegekende pgb bedrag niet of niet geheel verantwoord kan worden, wordt het bedrag dat onvoldoende verantwoord kan worden, teruggevorderd.

5. Het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van de terugvordering dan wel invordering af te zien.

 

Artikel 18b. Toezicht en handhaving

  • 1.

    Het college bepaalt bij nadere regels op welke wijze toezicht wordt gehouden op de rechtmatigheid en integere uitvoering van de individuele voorzieningen.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nadere regels op welke wijze toezicht wordt gehouden op de kwaliteit en doelmatigheid van individuele voorzieningen.

  • 3.

    Voor de uitvoering van het toezicht als bedoeld in lid 1 en lid 2 wijst het college toezichthoudende ambtenaren aan.

  • 4.

    Een toezichthoudend ambtenaar belast met het toezichthouden op de rechtmatigheid kan tevens worden aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar.

  • 5.

    Het college bepaalt bij nadere regels op welke wijze wordt gehandhaafd indien er sprake is van niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen, onrechtmatigheid, niet integer handelen, fouten of fraude.

  • 6.

    Het college bepaalt bij nadere regels op welke wijze rapporten van bevindingen opgesteld door een toezichthoudend ambtenaar over de kwaliteit van voorzieningen openbaar wordt gemaakt.

 

 

Artikel 18c. Controle individuele voorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek – al dan niet op basis van een vooraf vastgesteld programma, signalen en/of steekproefsgewijs – het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en de recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 2.

    Het college monitort het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s en de behaalde resultaten in relatie tot de gestelde doelen.

 

 

Artikel 18d. Tegengaan oneigenlijk gebruik

Het college spant zich in om fouten bij het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s te voorkomen en fraude te bestrijden. Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:

  • a.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders, en aanbieders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen of uitvoeren van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • b.

    Het college zoekt waar mogelijk samenwerking met andere gemeenten, organisaties die zich ook bezighouden met het de kwaliteit, het tegengaan van niet integer handelen, fouten en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen.

  • c.

    Het college verricht zo nodig onderzoek bij zorgverleners die een subsidie- of contractrelatie met de gemeente hebben of die ondersteuning verlenen op grond van een pgb aan inwoners van Midden-Drenthe. Deze partijen zijn verplicht om (kosteloos) hun medewerking te verlenen.

  • d.

    Het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen, (accountants)controles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties.

  • e.

    Het college controleert, al dan niet steekproefsgewijs, of de gemaakte afspraken zoals genoemd in het voorgaande lid worden nagekomen.

 

Artikel 18e. Meldpunt kwaliteit en rechtmatigheid

Het college draagt zorg voor een meldpunt waar signalen over onvoldoende kwaliteit, oneigenlijk gebruik, niet integer handelen en fraude kunnen worden gemeld in het kader van uitvoering van de wet

 

Artikel II

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

 

Artikel III

Deze verordening kan worden aangehaald als: Eerste wijziging Verordening Jeugdhulp Midden-Drenthe 2020.

 

 

Besloten in de openbare vergadering van de raad,

gehouden op 16 december 2021.

de griffier, de voorzitter,

C.A.M. Bodewes C. Bijl

Toelichting op de wijzigingen

 

Algemeen

 

Afstemming van bevoegdheden Toezicht en Handhaving

in de Noordmidden-Drentse samenwerking van gemeenten Noordenveld, Aa en Hunze, Tynaarlo, Assen, en Midden-Drenthe is de handhaving van de regels van de Jeugdwet en de Wmo de laatste jaren in gezamenlijkheid is opgepakt. Was het eerst, in 2017, de gezamenlijke handhaving van de contracten met betrekking tot de door de gemeenten ingekochte zorg (contractmanagement), allengs is de samenwerking uitgebreid tot het adviseren over de kwaliteit van met PGB ingekochte zorg, afstemming van beleid en toezicht en handhaving op rechtmatige besteding van de gelden.

 

Voor het effectief uitoefenen van toezicht en handhaving is het noodzakelijk dat de regels in de gemeenten zoveel mogelijk gelijk zijn, en dat het handhavingsbeleid op elkaar wordt afgestemd.

 

De systematiek van de besluitvorming over het beleid van Toezicht en Handhaving is in de bestaande verordening neergelegd in artikel 17 lid 3 tot en met lid 7. Bepaald is dat de raad de prioriteiten voor wat betreft de handhaving bepaalt en daartoe een beleidskader vaststelt. Het college maakt hier vervolgens een uitvoeringsplan voor. In de andere vier gemeenten binnen NMD hebben de raden de beleidsvorming en de prioritering aan het college gelaten.

 

Handhaving en toezicht is bij uitstek een taak van uitvoering, en dus een taak van het college. Ook de Jeugdwet gaat impliciet bij toezicht en handhaving van deze normale rolverdeling uit. De toezicht op de aanbieders van Jeugdhulp is bij de Inspectie neergelegd.

 

Niettemin kan de gemeente regels stellen over het toezicht en handhaven op de beschikkingen die zij afgeeft, het gebruik van voorzieningen en pgb’s, en de uitvoering van de wet, ook bij Pgb’s. Ook kan de gemeente in de rol van partij bij de overeenkomsten met zin-aanbieders gebruik maken van de rechten uit de overeenkomst.

Het is de rol en de taak van de raad om het college taken en bevoegdheden te geven die de toezicht en handhaving mogelijk maken. De gemeente is in algemene zin verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorgverlening voor haar inwoners.

 

Binnen de samenwerking is daarom een wijziging van de verordeningen voorbereid om deze taken en bevoegdheden in de samenwerkende gemeenten gelijkelijk vorm te geven. Ook is er in gezamenlijkheid een toezichts- en handhavingsbeleid voorbereid, die aan de colleges ter vaststelling zal worden aangeboden. De bij deze wijziging in de verordening opgenomen taken en bevoegdheden zijn de basis voor dat beleid.

 

In die zin wordt met deze wijziging van de verordening uitvoering gegeven aan de opdracht in de huidige verordening dat de raad een kader stelt voor de handhaving. Het kader is dan niet een losstaand kader, maar wordt simpelweg in de verordening zelf opgenomen.

 

De bij deze wijziging opgenomen artikelen geven de basis voor terugvordering en de grondslag voor het beleid voor toezicht en handhaving. Ook krijgt het college opdracht voor:

controle van de kwaliteit en doelmatigheid van individuele voorzieningen;

controle van de kwaliteit, doelmatigheid en rechtmatigheid van de met pgb ingekochte voorzieningen,

het tegengaan van oneigenlijk gebruik en;

het inrichten van een meldpunt waar klachten ten aanzien van kwaliteit en rechtmatigheid kunnen worden ingediend.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I

onderdeel A

De begripsomschrijvingen fout, fraude en niet-integer handelen zijn gekozen om te kunnen differentiëren in de handhaving.

De begripsomschrijvingen voor pgb-aanbieder, zin-aanbieder en pgb-beheerder zijn opgenomen voor de duidelijkheid.

 

onderdeel B

Aan de afwijzingsgronden van artikel 14 lid 4 wordt toegevoegd de grond dat opzettelijk onjuiste informatie wordt verstrekt of opzettelijk informatie wordt verzwegen, met het oogmerk om op oneigenlijke gronden een voorziening te verkrijgen of te doen verkrijgen. Hiermee wordt het mogelijk om, als er in het onderzoek signalen van fraude worden gevonden, deze signalen te onderzoeken.

 

In het geval na het onderzoek een aanvraag wordt gedaan kan deze aanvraag op grond van artikel 14 lid 4 onder g afgewezen worden. Als na het onderzoek signalen van fraude blijven bestaan zonder dat hier duidelijkheid over komt, kan op deze grond een korte indicatietermijn worden gegeven, zodat de signalen verder kunnen worden onderzocht.

 

onderdeel C

De leden 3 tot en met 6 van artikel 17 kenden een regeling voor kaderstelling en beleidsvorming op het gebied van toezicht en handhaving. Het zevende lid bepaalde dat het college een toezichthoudend ambtenaar aanwijst.

 

Voor het nader willen regelen van toezicht en handhaving binnen de samenwerking was een dergelijke summiere regeling niet voldoende en ook niet passend binnen de NMD-samenwerking, zoals al is toegelicht in het algemene gedeelte.

 

Goed beschouwd hebben deze geschrapte bepalingen elders in de bij deze wijziging toegevoegde bepalingen een plek gekregen.

De opdracht aan de raad in het derde lid is goed beschouwd “vervuld” door het opnemen van de nieuwe artikelen in deze verordening.

De opdracht in het vierde lid om een handhavingsuitvoeringsplan vast te stellen is vervangen door de opdracht een beleid vast te stellen, zoals verwoord in artikel 18b lid 1 en 2.

De preventie van fraude en misbruik van het vijfde lid is uitgewerkt in artikel 18d.

De jaarlijkse verantwoording aan de raad uit het zesde lid is vervangen door de bepaling in artikel 18c dat het college de kwaliteit, rechtmatigheid en doelmatigheid van de voorzieningen beoordeelt en monitort.

De bepaling in artikel 18b lid 3 is overeenkomstig het oude zevende lid.

 

onderdeel D

De nieuwe tekst voor het eerste lid is bijna gelijkluidend aan de oude tekst. Toegevoegd is dat de inlichtingenplicht voor nieuwe omstandigheden niet alleen geldt voor degenen die individuele voorzieningen hebben toegekend gekregen, maar ook voor pgb houders

 

onderdeel E

Het derde zesde en zevende lid gaven regels over terugvorderen. Het onderdeel terugvorderen uit artikel wordt nu geregeld in de volgende artikelen. Artikel 18 gaat dan alleen nog over de inlichtingenplicht, herzien en intrekken. Het nieuwe derde lid geeft voor de duidelijkheid aan dat er een bevoegdheid is van het college om geheel of gedeeltelijk van de herziening en/of intrekking af te zien.

 

onderdeel F

De nieuwe artikelen 18a tot en met 18d geven in zo duidelijk mogelijke bewoordingen opdrachten, taken en bevoegdheden aan het college.

 

Artikel 18a. Terugvordering

 

lid 1

Als de jeugdige en/of zijn ouder onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid kan het college na de intrekking of herziening van de beschikking de geldwaarde van de onterecht genoten individuele voorziening of pgb terugvorderen van de cliënt, en degene daarbij betrokken is. Dit is vergelijkbaar met de hoofdelijke aansprakelijkheid uit het burgerlijk recht. Of sprake is van opzet bij het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens is niet van belang.

 

lid 2

Ook een aanbieder kan voor het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens worden aangesproken. Het tweede lid bepaalt dat de geldwaarde kan worden teruggevorderd van zowel de zin-aanbieder als de pgb-aanbieder.

 

De zin-aanbieder kan ook op grond van de overeenkomst worden aangesproken. Welke weg moet worden behandeld is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

 

De pgb-aanbieder heeft een overeenkomst met de cliënt, niet met de gemeente. En ook de bestuursrechtelijke relatie is met de cliënt, niet met de door de cliënt ingeschakelde aanbieder. Volgens jurisprudentie kan de gemeente in deze situatie terugvorderen (uitspraak van 22 augustus 2018 van de rechtbank Gelderland ECLI:NL:RBGEL:2018:3628) op grond van een derdenbeding die in de overeenkomst tussen pgb-houder en pgb-aanbieder moet worden opgenomen. De mogelijkheid wordt in de Verordening expliciet gemaakt.

 

lid 3

In het derde lid worden de mogelijkheden tot terugvordering opgesomd. De jurisprudentie over terugvordering van pgb’s is volop in ontwikkeling. Het is daarom logisch dat alvorens een besluit wordt genomen tot terugvordering de actuele stand van de jurisprudentie wordt nagegaan.

 

lid 4

De bepaling in het vierde lid dat indien het toegekende pgb bedrag niet of niet geheel verantwoord kan worden, het bedrag dat onvoldoende verantwoord kan worden, wordt teruggevorderd, heeft betekenis in die gevallen dat de SVB niet betrokken is in de verantwoording van de pgb.

 

lid 5

Het vijfde lid geeft het college de mogelijkheid geheel of gedeeltelijk van de terugvordering dan wel invordering af te zien, als de omstandigheden daarom vragen. Deze regel is voor de duidelijkheid opgenomen. In het algemeen moet een terugvorderingsbeschikking, en ook de invorderingsbeschikking altijd een afweging inhouden of de omstandigheden de terugvordering dan wel de invordering toelaten. Een omstandigheid is de vraag in hoeverre de betrokkene (nog) is aangewezen op de individuele voorziening. Ook terugvordering en invordering is wat dat betreft maatwerk.

 

Artikel 18b. Toezicht en handhaving

Het eerste, tweede en vijfde lid is de grondslag voor het toezicht- en handhavingsbeleid. Het vierde lid biedt de mogelijkheid om toezichthoudende ambtenaren die toezichthouden de rechtmatigheid ook als buitengewone opsporingsambtenaar aan te wijzen. De BOA heeft verdergaande onderzoeksbevoegdheden dan de toezichthouder. Ook heeft de BOA bevoegdheden op het gebied van het strafrecht.

 

Het zesde lid is de grondslag voor de regels voor het openbaar maken van rapporten van bevindingen ten aanzien van de kwaliteit van verleende zorg door zin-aanbieders en pgb-aanbieders. Het publiceren van bevindingen bij Jeugdhulpaanbieders kan als het gaat om kwaliteitseisen op grond van de overeenkomst. Afstemming met de IGJ is noodzakelijk voordat een rapport wordt gepubliceerd

 

Artikel 18c. Controle individuele voorzieningen en pgb’s

Dit artikel geeft een taak aan het college om periodiek toezicht te houden op recht- en doelmatigheid.

 

Artikel 18d. Tegengaan oneigenlijk gebruik

Dit artikel is een uitgewerkte opdracht om zich in te spannen om oneigenlijk gebruik van voorzieningen tegen te gaan. Deze opdracht wordt uitgewerkt in het toezichts- en handhavingsbeleid.

 

Artikel 18e. Meldpunt kwaliteit en rechtmatigheid

Het college draagt zorg voor een meldpunt waar signalen over onvoldoende kwaliteit, oneigenlijk gebruik, niet integer handelen en fraude kunnen worden gemeld in het kader van uitvoering van de wet. Dit loket is reeds binnen NMD-verband gerealiseerd.

 

Artikel II

dit artikel behoeft geen toelichting

 

Artikel III

dit artikel behoeft geen toelichting

 

Naar boven